Zoeken

woensdag 10 februari 2016

Van hard werken word je dus ook nog eens ongelukkig

Sinds het verschijnen van mijn boek De omgekeerde werkweek wordt mij vaak gevraagd hoe veel ik zelf nou eigenlijk werk. Het standaardantwoord dat ik daarop geef is: zo weinig mogelijk. Ik vind het heerlijk om af en toe een boek of een column te schrijven en een blog bij te houden, maar ik eet liever droog brood dan dat ik ooit weer de hele week van 9 tot 6 achter een bureau ga zitten op een kantoor. Wie gelukkig wil worden, kan zijn tijd ook beter besteden aan tuinieren, musea bezoeken, sporten en kletsen dan aan vergaderen, in de file staan en werken.

Die conclusie trekt Mathijs Bouman tenminste in zijn column in het FD. Het blijft lastig om geluk te meten en in harde cijfers uit te drukken, maar uit zijn verhaal blijkt overduidelijk dat je vooral een positief gevoel overhoudt aan zaken die je in je vrije tijd doet met seks als absolute uitschieter, Des te betreurenswaardiger en zorgwekkender is het dat veel tweeverdieners zo hard werken en zo druk met hun smartphone in de weer zijn dat ze 's avonds als een blok in slaap vallen en soms maanden achtereen niet aan vrijen toekomen.


Als ik in gesprek raak met mensen en iets vertel over mijn dagindeling (of mijn aanstaande plakbandpensioen) krijg ik vaak te horen dat "werk" toch ook leuk kan zijn of zinvol en bevredigend. Het is goed voor je zelfvertrouwen, biedt elke dag weer nieuwe uitdagingen en geeft je het gevoel deel uit te maken van de maatschappij. Mensen die hun baan zijn kwijtgeraakt en niet snel weer iets anders weten te vinden, klagen juist vaak over die "lange, lege dag" die zich als een onherbergzame woestijn voor hen uitstrekt.

Dat is allemaal waar. Tegelijk zijn er maar héél weinig mensen in de gelukkige positie dat ze objectief kunnen vaststellen of ze werken voor het geld of voor iets anders. In De omgekeerde werkweek noem ik dat het "Stockholm-syndroom": werk moet (want de hypotheek loopt nog 29 jaar door en de kinderen moeten nog studeren) en dus moet het ook wel een toegevoegde waarde hebben. Als werknemer houd je het immers niet vol als je je een paar decennia tegen je zin naar kantoor moet slepen in de wetenschap dat je een stuk vrolijker zou worden van wandelen, knutselen en uitslapen.

Bouman is verfrissend eerlijk in zijn column en vindt het een logische conclusie dat werken "negatief nut" heeft. Dat verklaart immers waarom je ervoor betaald krijgt, terwijl je voor de Efteling juist geld moet neertellen. In De omgekeerde werkweek noem ik werken het "verhuren van je vakkennis" (als je het positief wil uitdrukken), terwijl je het net zo goed kunt bestempelen als het "verkopen van je kostbare vrije tijd". Hoe je het definieert, mag iedereen zelf bepalen en ook tegen welke prijs je bereid bent dat te doen. Het gaat mij er alleen maar om dat de balans niet doorslaat en dat je geen keuzes maakt waar je aan het einde van je leven met spijt op terugkijkt.