Ruim een week geleden was ik te gast in het programma Dagwacht op NPO1. Dat is op zich niet zo bijzonder want ik ben wel vaker op de radio te horen geweest, maar deze uitzending was om twéé redenen heel speciaal. Om te beginnen was ik twee uur lang te gast, terwijl je normaal gesproken al blij mag zijn met zes minuten zendtijd. Verder vond de uitzending plaats op een onmogelijk tijdstip: tussen 4 en 6 uur in de ochtend. Toch bleken achteraf veel meer mensen het te hebben gehoord dan ik van tevoren gedacht had, want de dagen erop werd ik voortdurend aangesproken. Er was zelfs een kritische luisteraar de vond dat ik niet zomaar op de radio had mogen zeggen dat je na de eerstvolgende beurscrash bankaandelen moet inslaan.
Ik was uitgenodigd omdat het thema van deze maand "geld" was en bevond me in het gezelschap van besparingsdeskundige Marieke Henselmans. Grappig genoeg tekent zij voor het éérste citaat uit mijn boek Hypotheekvrij! dus ik wist vooraf al dat we redelijk op één lijn zitten. Terugluisterend vond ik dat we klonken als een soort ongehuwd vrekkenechtpaar en soms zelfs als een komisch duo. Niet alleen praat je iets losser dan gewoonlijk als het midden in de nacht is, er mag af en toen ook best gelachen worden als het om zoiets serieus als geld gaat. Vandaar dat ik opmerkte dat mijn familie na mijn dood natuurlijk geen doodskist hoeft te kopen van 2000 euro als ik bij leven op een tweedehands racefiets rijd van 150 euro.
Het was grappig om twee uur lang in de uitzending te zijn, waardoor het wel een radio-aflevering leek van het programma Zomergasten. Omdat het radio was (en ondanks het feit dat het midden in de nacht was) zat ik in mijn korte broek achter de microfoon, want het was die week tropisch warm en het koelde 's nachts ook niet verder af dan naar een graad of 20. Wel had ik even zitten puzzelen hoe ik het zou aanpakken qua bioritme, want om op tijd in de studio te zijn zou ik de wekker al om kwart over twee moeten zetten. Dus besloot ik de dag ervoor al om 5 uur op te staan en 's avonds om 9 uur weer naar bed te gaan.
Dat werkte wonderwel, want ik dommelde al om half tien weg zodat ik op het moment dat de wekker ging (of eigenlijk wekkers, want ik had er voor alle zekerheid drie gezet) bijna vijf uur had geslapen. De presentator had er juist voor gekozen om wakker te blijven, zodat het voor hem nog steeds woensdag was terwijl het voor ons allang donderdag was. Ondanks het tijdstip kwam ik voor mijn gevoel redelijk goed uit mijn woorden, zeker nadat ik een paar koppen koffie had gedronken. Ondertussen passeerden allerlei thema's de revue, waaronder pensioenen, hypotheken en goedkope budgetbegrafenissen (niet per se mijn lievelingsonderwerp, maar daar gaat het nieuwste boek van Marieke Henselmans over dat in september verschijnt).
De dagen erna bleek dat veel meer mensen de uitzending hadden gehoord dan ik vooraf gedacht had. In de bibliotheek werd ik spontaan aangesproken door een medewerkster die altijd de radio aanzet als ze niet kan slapen en midden in de nacht wakker word. Stomtoevallig had ze nét dat fragment gehoord, waarin ik vertelde dat je met een bibliotheekabonnement gratis alle boeken kunt lenen die je maar wilt lezen en je dus nooit hoeft te vervelen. Mijn boekhandelaar had een staartje meegepikt van de uitzending omdat hij altijd om half zes opstaat en dan meteen de radio aanzet (of misschien heeft hij zelfs wel een wekkerradio, dat kan natuurlijk ook).
Twee dagen na de uitzending werd ik zelfs op mijn vingers getikt door een kritische luisteraar die vond dat ik niet zomaar had mogen adviseren om na de eerstvolgende beurscrash aandelen in te slaan van banken en verzekeraars. Mocht er een herhaling komen van 2008, dan zullen de banken volgens hem namelijk niet gered worden met gemeenschapsgeld maar met ons eigen geld. In technische zin: er volgt dan geen bail-out, maar een bail-in,vergelijkbaar met wat er in 2013 op Cyprus is gebeurd. Dan kan het zomaar gebeuren dat iedereen met meer dan 100.000 euro op de bank de rest van zijn geld mag inleveren en kun je zelfs uitsluiten dat er banken omvallen die voorheen met staatssteun zouden zijn gered.
Mijn verweer was dat ik alleen maar had gezegd dat mijn jongste zoon (die wel eens belangstelling had getoond voor aandelen) na de volgende crash aandelen van banken mag kopen. Dat mag hij doen op mijn advies en mijn verantwoordelijkheid. Zelfs als hij daar ál zijn spaargeld insteekt, gaat het om een bedrag dat te overzien is (en dat ik hem ook kan terugbetalen als hij zijn lesje heeft geleerd en ik er helemaal naast blijk te zitten). Ik heb nadrukkelijk niet gezegd, en wil zeker ook niet niet gezegd hebben, dat iedereen straks als een blind paard zijn mandje vol moet laden met aandelen ING en Aegon als de bubbel is gebarsten. Dat kan achteraf best een goed advies zijn, maar je moet het wel in de context zien van het gesprek.
Zo weet iedereen dat ik een voorstander ben van "aflossen", maar dat wil niet zeggen dat je dat onder alle omstandigheden moet doen en ook niet zonder nadenken. Ik kan zo verschillende voorbeelden uit mijn mouw schudden waarbij versneld aflossen helemaal niet noodzakelijk is en extra aflossen zelfs helemaal geen goed idee. Financieel advies is maatwerk en afhankelijk van leeftijd, hypotheekvorm, toekomstverwachting én toekomstplannen. Je kunt daar wel een paar algemene leefregels uit destilleren (zoals het feit dat een hypotheekvrij huis een mooie aanvulling is op je pensioen en kopen op de lange duur altijd voordeliger is dan huren), maar het is zeker niet zo dat iedereen altijd alles moet aflossen en zéker niet alleen omdat om je heen iedereen dat doet of omdat ik het zeg.
Zoeken
vrijdag 30 juni 2017
vrijdag 23 juni 2017
Hoe "rijk" moet je precies zijn om eerder te kunnen stoppen met werken?
Eerder deze week viel in Trouw te lezen dat alleen rijke mensen het zich kunnen veroorloven om eerder te stoppen met werken dan de wettelijke AOW-leeftijd. In het artikel viel te lezen dat vroegpensioen een "luxegoed" aan het worden is waar alleen "vermogenden" aanspraak op kunnen maken. Zo ontstaat de wrange situatie dat laagopgeleiden, die vaak veel éérder zijn begonnen met werken, langer door moeten werken terwijl ze meer risico lopen op arbeidsgerelateerde klachten en ook eerder versleten zijn. Dat wringt en dat is wrang, dus je zou eens goed moeten kijken naar de mogelijkheid om een soort flexibele AOW in te voeren of een recht op pensioen na 45 gewerkte jaren. Tegelijk is het misschien goed om eens in te zoomen op de vraag hoe je begrippen als "rijk" en "vermogend" in dit geval precies moet definiëren.
Dat laagopgeleiden (die doorgaans veel eerder zijn begonnen met werken en gemiddeld ook nog eens minder lang leven) langer moeten doorwerken dan mensen met een hogere opleiding en een hoger inkomen, is natuurlijk oneerlijk. Onlangs sprak ik een hovenier van 28 die dat werk inmiddels al tien jaar doet en nu al last heeft van zijn rug. Hoe zo iemand zonder kleerscheuren de pensioengerechtigde leeftijd zou moeten halen, is me een raadsel. Wie vandaag 28 is, weet dat hij minstens tot zijn 72ste door zal moeten werken voor hij recht heeft op AOW. In zijn geval weet je nu dus al dat hij dat niet gaat halen zonder zich te laten omscholen of af te laten keuren, want je praat bijna over een halve eeuw. Eerlijker zou zijn om hem na 45 dienstjaren (dus op zijn 63ste) te laten afvloeien met een soort VUT-regeling.
Lastig is wel hoe je dat precies zou moeten berekenen, want ik ben al in 1983 gaan freelancen als journalist, terwijl ik pas in 1987 een fulltime baan kreeg. Tellen die eerste vier jaar dan mee als gewerkte jaren (terwijl ik nog studeerde) of begint de teller pas te lopen op het moment dat ik 36 uur per week begon te werken? Los daarvan ben ik een extreem voorbeeld van iemand met een hogere opleiding die pas op zijn 27ste in loondienst is getreden (dus acht jaar later dan die hierboven genoemde hovenier) en veel eerder is gestopt met werken. Op het moment dat er een einde kwam aan mijn loopbaan als journalist, had ik nét 25 dienstjaren achter de rug en was ik nog 17 jaar verwijderd van mijn AOW-datum.
In zekere zin bevond ik mij toen op een merkwaardige tweesprong, want er zijn in deze maatschappij heel veel dingen die als "scheef" of "oneerlijk" bestempeld kunnen worden. Op mijn leeftijd kun je een slimme 45-plusser zijn met een HBO-diploma of een universitaire graad die nooit meer aan de bak komt (en dan maar uit pure wanhoop post gaat bezorgen en alles aanpakt wat op zijn pad komt) of je bent een geluksvogel die met vroegpensioen gaat omdat hij "rijk" is. Zoals bekend val ik min of meer in die tweede categorie, hoewel ik me categorisch verzet tegen de term "rijk". Als ik rijk ben (of vermogend, of beter gesitueerd zoals De Volkskrant dat vandaag noemt) dan hadden al mijn oud-collega's, studiegenoten, vrienden en familieleden dat inmiddels óók moeten zijn.
Op Facebook merkte iemand terecht op dat je juist moet spreken van de omgekeerde situatie: je bent rijk omdát je eerder kunt stoppen met werken. Zelf heb ik al eens in een van mijn boeken geschreven dat het veel meer met vindingrijkheid te maken heeft dan met rijkdom, want als anderhalfverdieners (weekbladjournalist en parttime basisschoollerares) hadden wij helemaal geen exorbitant gezinsinkomen. Tot wij in 2008 het roer radicaal omgooiden hielden we elke maand helemaal niet zoveel geld over, terwijl we vanaf dat moment elk jaar tussen de 15.000 en 20.000 euro wisten af te lossen. Zo daalden onze vaste lasten gestaag, terwijl we zelf langzaam gewend raakten aan een veel lagere levensstandaard.
Je kunt als krant dus schrijven dat ik met vroegpensioen ben omdat ik "vermogend" ben, maar net zo goed dat ik blijkbaar het vermogen bezit om een bevredigend leven te leiden met een veel lager inkomen. Door te suggereren dat je "rijk" moet zijn om eerder te stoppen met werken, zet je mensen dus massaal op het verkeerde been en wek je de indruk dat het slechts voor een enkeling is weggelegd. Mijn voorbeeld laat juist zien dat er veel meer mogelijk is dan je denkt, zonder dat je een vermogen bezit of dat in je schoot geworpen krijgt. Tegelijk ben je als 50-plusser natuurlijk behoorlijk de pisang als je je goedbetaalde baan verliest, terwijl je nog een aflossingsvrije hypotheek met je mee torst van 4 ton.
In die zin bevinden we ons in een schizofrene samenleving, waarbij je als hooggeschoolde oudere werkloze niet meer aan de bak komt terwijl de oudere werknemer die de dans ontspringt flink kan sparen en zelf kan bepalen wanneer hij met vroegpensioen gaat. Nog niet zo lang geleden werkte er bijna niemand meer boven de 55, terwijl we nu compleet verbijsterd reageren als een Hollywoodacteur er op zijn zestigste uit eigen beweging een punt achter zet. Het lijkt wel of we, nu we steeds langer moeten doorwerken, automatisch denken dat langer doorwerken onontkoombaar is of zelfs weldadig. In werkelijkheid is het omgekeerde het geval, hoef je helemaal niet rijk te zijn om je eigen VUT in elkaar te sleutelen en heeft Daniel Day-Lewis wat mij betreft groot gelijk.
Dat laagopgeleiden (die doorgaans veel eerder zijn begonnen met werken en gemiddeld ook nog eens minder lang leven) langer moeten doorwerken dan mensen met een hogere opleiding en een hoger inkomen, is natuurlijk oneerlijk. Onlangs sprak ik een hovenier van 28 die dat werk inmiddels al tien jaar doet en nu al last heeft van zijn rug. Hoe zo iemand zonder kleerscheuren de pensioengerechtigde leeftijd zou moeten halen, is me een raadsel. Wie vandaag 28 is, weet dat hij minstens tot zijn 72ste door zal moeten werken voor hij recht heeft op AOW. In zijn geval weet je nu dus al dat hij dat niet gaat halen zonder zich te laten omscholen of af te laten keuren, want je praat bijna over een halve eeuw. Eerlijker zou zijn om hem na 45 dienstjaren (dus op zijn 63ste) te laten afvloeien met een soort VUT-regeling.
Lastig is wel hoe je dat precies zou moeten berekenen, want ik ben al in 1983 gaan freelancen als journalist, terwijl ik pas in 1987 een fulltime baan kreeg. Tellen die eerste vier jaar dan mee als gewerkte jaren (terwijl ik nog studeerde) of begint de teller pas te lopen op het moment dat ik 36 uur per week begon te werken? Los daarvan ben ik een extreem voorbeeld van iemand met een hogere opleiding die pas op zijn 27ste in loondienst is getreden (dus acht jaar later dan die hierboven genoemde hovenier) en veel eerder is gestopt met werken. Op het moment dat er een einde kwam aan mijn loopbaan als journalist, had ik nét 25 dienstjaren achter de rug en was ik nog 17 jaar verwijderd van mijn AOW-datum.
In zekere zin bevond ik mij toen op een merkwaardige tweesprong, want er zijn in deze maatschappij heel veel dingen die als "scheef" of "oneerlijk" bestempeld kunnen worden. Op mijn leeftijd kun je een slimme 45-plusser zijn met een HBO-diploma of een universitaire graad die nooit meer aan de bak komt (en dan maar uit pure wanhoop post gaat bezorgen en alles aanpakt wat op zijn pad komt) of je bent een geluksvogel die met vroegpensioen gaat omdat hij "rijk" is. Zoals bekend val ik min of meer in die tweede categorie, hoewel ik me categorisch verzet tegen de term "rijk". Als ik rijk ben (of vermogend, of beter gesitueerd zoals De Volkskrant dat vandaag noemt) dan hadden al mijn oud-collega's, studiegenoten, vrienden en familieleden dat inmiddels óók moeten zijn.
Op Facebook merkte iemand terecht op dat je juist moet spreken van de omgekeerde situatie: je bent rijk omdát je eerder kunt stoppen met werken. Zelf heb ik al eens in een van mijn boeken geschreven dat het veel meer met vindingrijkheid te maken heeft dan met rijkdom, want als anderhalfverdieners (weekbladjournalist en parttime basisschoollerares) hadden wij helemaal geen exorbitant gezinsinkomen. Tot wij in 2008 het roer radicaal omgooiden hielden we elke maand helemaal niet zoveel geld over, terwijl we vanaf dat moment elk jaar tussen de 15.000 en 20.000 euro wisten af te lossen. Zo daalden onze vaste lasten gestaag, terwijl we zelf langzaam gewend raakten aan een veel lagere levensstandaard.
Je kunt als krant dus schrijven dat ik met vroegpensioen ben omdat ik "vermogend" ben, maar net zo goed dat ik blijkbaar het vermogen bezit om een bevredigend leven te leiden met een veel lager inkomen. Door te suggereren dat je "rijk" moet zijn om eerder te stoppen met werken, zet je mensen dus massaal op het verkeerde been en wek je de indruk dat het slechts voor een enkeling is weggelegd. Mijn voorbeeld laat juist zien dat er veel meer mogelijk is dan je denkt, zonder dat je een vermogen bezit of dat in je schoot geworpen krijgt. Tegelijk ben je als 50-plusser natuurlijk behoorlijk de pisang als je je goedbetaalde baan verliest, terwijl je nog een aflossingsvrije hypotheek met je mee torst van 4 ton.
In die zin bevinden we ons in een schizofrene samenleving, waarbij je als hooggeschoolde oudere werkloze niet meer aan de bak komt terwijl de oudere werknemer die de dans ontspringt flink kan sparen en zelf kan bepalen wanneer hij met vroegpensioen gaat. Nog niet zo lang geleden werkte er bijna niemand meer boven de 55, terwijl we nu compleet verbijsterd reageren als een Hollywoodacteur er op zijn zestigste uit eigen beweging een punt achter zet. Het lijkt wel of we, nu we steeds langer moeten doorwerken, automatisch denken dat langer doorwerken onontkoombaar is of zelfs weldadig. In werkelijkheid is het omgekeerde het geval, hoef je helemaal niet rijk te zijn om je eigen VUT in elkaar te sleutelen en heeft Daniel Day-Lewis wat mij betreft groot gelijk.
vrijdag 16 juni 2017
Wat is eigenlijk precies de definitie van "werk" en van "pensioen"?
Toen in 2014 het boek Het nieuwe nietsdoen verscheen, kreeg ik regelmatig als reactie dat ik zelf veel te veel deed voor iemand die "nietsdoen" propageerde. Datzelfde ritueel herhaalde zich bij De omgekeerde werkweek en Het plakbandpensioen. Want hoe kun je nu zeggen dat je met pensioen bent als je wekelijks een column schrijft in de krant en stiekem alweer plannen aan het maken bent voor boek nummer 16? Misschien moeten we dus maar eens kijken naar een sluitende, of misschien wel passende definitie van "pensioen". Ondertussen ga ik elke week met opzet een paar keer overdág naar de bioscoop om te laten zien dat dat in elk geval een van de opties is met een zelfgekozen VUT.
In de reacties op dit blog zijn door sommige mensen heel interessante dingen opgemerkt over de definitie van "werk" en "pensioen". Voor de meeste mensen is het simpel: het heet werk als je ervoor betaald krijgt en anders is het een hobby of noem het vrijwilligerswerk. Wellicht kan een econoom daarmee uit de voeten (of een statistisch bureau dat stelt dat je niet werkloos bent als je tenminste één uur per week betaalde arbeid verricht), maar ik vind het een nogal povere en eendimensionale benadering. Qua tijd en inspanning (en arbeidsvreugde) maakt het voor mij niet uit of ik een betaalde column schrijf voor een krant of een gastblog voor een website waar ik niks voor krijg. Trek je dat in het belachelijke door, dan ben je met een 40-urige werkweek geen seconde aan het werk als je alles gratis weggeeft of voor niks publiceert.
Die definitie werkt dus niet, vandaar dat ik voor mezelf andere maatstaven ben gaan hanteren. Werk is wat mij betreft geen "werk" als je het voor je plezier doet, als je er lol aan beleeft en als je precies hetzelfde zou doen als je er geen cent voor kreeg. Ik ben nooit boeken gaan schrijven voor het geld (en gelukkig maar want de eerste vijf jaar leverden me precies 1000 gulden op) en beleefde net zoveel plezier aan mijn eerste ongepubliceerde manuscript als aan een bescheiden bestseller als Het nieuwe nietsdoen. Zo krijg je vanzelf de komische situatie dat ik nooit het gevoel heb dat ik werk als ik een boek schrijf, terwijl ik het tegelijk een potsierlijk idee zou vinden als iemand als Kluun zou zeggen dat hij de hele dag niets doet. Tegelijk snap ik niks van andere schrijvers die het in interviews hebben over een "worsteling" of die schrijven vergelijken met "ploeteren".
Fiscaal gezien ben ik een ZZP'er met een KvK-nummer, maar ik beschouw mezelf als een zelfstandige zonder verplichtingen. In september verschijnt Leven van de lucht, maar ik bepaal helemaal zelf wanneer ik weer aan een volgend boek begin (en ook waar dat nu weer eens over zal gaan). De grap van een zelfgefinancierd basisinkomen is namelijk dat je die keuze niet alleen zelf kunt maken, maar ook elke dag opnieuw. Vanmorgen schreef ik dit blog, maar straks ga ik lekker het gras maaien en daarna een boek lezen van Tom Lanoye. In eerdere boeken beschreef ik dus soms een situatie die ik nog aan het creëren was en waar ik naartoe aan het werken was (net zoals ik vijf jaar na Hypotheekvrij! nog steeds niet helemaal van mijn woningschuld af ben maar wel op een haar na).
Zo kon het ook gebeuren dat vorig voorjaar Het plakbandpensioen verscheen, terwijl ik strikt genomen pas op 1 mei van dat jaar daadwerkelijk met plakbandpensioen ging. Strikt genomen is ook dat slechts een kwestie van definitie, want met ingang van die datum geef ik mezelf elke maand een basisinkomen om te zien wat er gebeurt, en welke keuzes je maakt, wanneer geld niet langer de doorslaggevende factor is. Hoe je tegen het begrip "pensioen" aankijkt, hangt dus af van je eigen verwachtingspatroon maar ook van de vraag hoe je "werk" definieert en denkt over "nietsdoen" (want dat laatste is sowieso iets heel anders dan met je armen over elkaar achter de geraniums zitten).
Hoe lastig deze kwestie is (maar ook hoe leuk en inspirerend en uitdagend) laat het voorbeeld zien van een collega-auteur uit Barendrecht die op zijn 55ste zijn baan opzegde om boeken te gaan schrijven. Hij financierde dat plakbandpensioen zelf zonder er veel ruchtbaarheid aan te geven en schrijft nog steeds stug door. Wat ik náást mijn werk deed, doet hij ná zijn werk. Dus is hij nou gestopt met werken als leraar om schrijver te worden en heeft hij simpelweg een carrièreswitch gemaakt? Of is hij met vroegpensioen en gebruikt hij zijn oude dag om te doen wat hij écht wil? Beter gezegd: werkt hij nou ijverig door na zijn AOW-datum (want die is inmiddels achter de rug) of werkt hij allang niet meer?
Wat het antwoord ook is, het mag duidelijk zijn dat het niet zomaar een simpel antwoord is. Dat laat ook het hierboven afgedrukte voorbeeld zien. Voor mij is dat een perfect voorbeeld van een "plakbandpensioen", ook al heeft de man in kwestie van dat woord waarschijnlijk nog nooit gehoord. Hij bekostigt het door zijn afbetaalde huis in Amsterdam te verhuren en zelf goedkoop te wonen in Friesland. Daarnaast teren ze in op hun spaargeld en verdienen ze wat bij als postbesteller en financial coach. In de pensioenspecial van het FD worden ze opgevoerd als gepensioneerden (en wat mij betreft volkomen terecht), maar je kunt net zo goed zeggen dat ze nog steeds werken omdat ze elke dag de post rondbrengen. Het enige juiste antwoord luidt dan ook: je bent met pensioen als je dat zelf zo noemt en ook zelf zo ervaart.
In de reacties op dit blog zijn door sommige mensen heel interessante dingen opgemerkt over de definitie van "werk" en "pensioen". Voor de meeste mensen is het simpel: het heet werk als je ervoor betaald krijgt en anders is het een hobby of noem het vrijwilligerswerk. Wellicht kan een econoom daarmee uit de voeten (of een statistisch bureau dat stelt dat je niet werkloos bent als je tenminste één uur per week betaalde arbeid verricht), maar ik vind het een nogal povere en eendimensionale benadering. Qua tijd en inspanning (en arbeidsvreugde) maakt het voor mij niet uit of ik een betaalde column schrijf voor een krant of een gastblog voor een website waar ik niks voor krijg. Trek je dat in het belachelijke door, dan ben je met een 40-urige werkweek geen seconde aan het werk als je alles gratis weggeeft of voor niks publiceert.
Die definitie werkt dus niet, vandaar dat ik voor mezelf andere maatstaven ben gaan hanteren. Werk is wat mij betreft geen "werk" als je het voor je plezier doet, als je er lol aan beleeft en als je precies hetzelfde zou doen als je er geen cent voor kreeg. Ik ben nooit boeken gaan schrijven voor het geld (en gelukkig maar want de eerste vijf jaar leverden me precies 1000 gulden op) en beleefde net zoveel plezier aan mijn eerste ongepubliceerde manuscript als aan een bescheiden bestseller als Het nieuwe nietsdoen. Zo krijg je vanzelf de komische situatie dat ik nooit het gevoel heb dat ik werk als ik een boek schrijf, terwijl ik het tegelijk een potsierlijk idee zou vinden als iemand als Kluun zou zeggen dat hij de hele dag niets doet. Tegelijk snap ik niks van andere schrijvers die het in interviews hebben over een "worsteling" of die schrijven vergelijken met "ploeteren".
Fiscaal gezien ben ik een ZZP'er met een KvK-nummer, maar ik beschouw mezelf als een zelfstandige zonder verplichtingen. In september verschijnt Leven van de lucht, maar ik bepaal helemaal zelf wanneer ik weer aan een volgend boek begin (en ook waar dat nu weer eens over zal gaan). De grap van een zelfgefinancierd basisinkomen is namelijk dat je die keuze niet alleen zelf kunt maken, maar ook elke dag opnieuw. Vanmorgen schreef ik dit blog, maar straks ga ik lekker het gras maaien en daarna een boek lezen van Tom Lanoye. In eerdere boeken beschreef ik dus soms een situatie die ik nog aan het creëren was en waar ik naartoe aan het werken was (net zoals ik vijf jaar na Hypotheekvrij! nog steeds niet helemaal van mijn woningschuld af ben maar wel op een haar na).
Zo kon het ook gebeuren dat vorig voorjaar Het plakbandpensioen verscheen, terwijl ik strikt genomen pas op 1 mei van dat jaar daadwerkelijk met plakbandpensioen ging. Strikt genomen is ook dat slechts een kwestie van definitie, want met ingang van die datum geef ik mezelf elke maand een basisinkomen om te zien wat er gebeurt, en welke keuzes je maakt, wanneer geld niet langer de doorslaggevende factor is. Hoe je tegen het begrip "pensioen" aankijkt, hangt dus af van je eigen verwachtingspatroon maar ook van de vraag hoe je "werk" definieert en denkt over "nietsdoen" (want dat laatste is sowieso iets heel anders dan met je armen over elkaar achter de geraniums zitten).
Hoe lastig deze kwestie is (maar ook hoe leuk en inspirerend en uitdagend) laat het voorbeeld zien van een collega-auteur uit Barendrecht die op zijn 55ste zijn baan opzegde om boeken te gaan schrijven. Hij financierde dat plakbandpensioen zelf zonder er veel ruchtbaarheid aan te geven en schrijft nog steeds stug door. Wat ik náást mijn werk deed, doet hij ná zijn werk. Dus is hij nou gestopt met werken als leraar om schrijver te worden en heeft hij simpelweg een carrièreswitch gemaakt? Of is hij met vroegpensioen en gebruikt hij zijn oude dag om te doen wat hij écht wil? Beter gezegd: werkt hij nou ijverig door na zijn AOW-datum (want die is inmiddels achter de rug) of werkt hij allang niet meer?
Wat het antwoord ook is, het mag duidelijk zijn dat het niet zomaar een simpel antwoord is. Dat laat ook het hierboven afgedrukte voorbeeld zien. Voor mij is dat een perfect voorbeeld van een "plakbandpensioen", ook al heeft de man in kwestie van dat woord waarschijnlijk nog nooit gehoord. Hij bekostigt het door zijn afbetaalde huis in Amsterdam te verhuren en zelf goedkoop te wonen in Friesland. Daarnaast teren ze in op hun spaargeld en verdienen ze wat bij als postbesteller en financial coach. In de pensioenspecial van het FD worden ze opgevoerd als gepensioneerden (en wat mij betreft volkomen terecht), maar je kunt net zo goed zeggen dat ze nog steeds werken omdat ze elke dag de post rondbrengen. Het enige juiste antwoord luidt dan ook: je bent met pensioen als je dat zelf zo noemt en ook zelf zo ervaart.
dinsdag 13 juni 2017
Hoe kijken vrouwen eigenlijk aan tegen het kostwinnermodel?
Toen in 2015 het boek De omgekeerde werkweek verscheen, struikelden sommige vrouwelijke lezers over bepaalde passages die betrekking hadden op bestaande, of juiste ideale, M/V-verhoudingen. Emancipatie is al heel lang synoniem aan arbeidsparticipatie, dus dan is het even wennen als je leest dat mannen en vrouwen misschien beter allebei even weinig zouden kunnen gaan werken. Ook in mijn volgende boek kan ik niet om dat onderwerp heen, want met een basisinkomen van 1000 euro netto per persoon zijn vrouwen en mannen in principe allebei even verantwoordelijk voor de hoogte van het gezinsinkomen. Maar zitten vrouwen daar eigenlijk wel op te wachten?
In mijn volgende boek schrijf ik dat ik soms "nee" zeg tegen betaalde opdrachten, omdat ik er geen zin in heb of me er niet meer toe kan zetten. Op het moment dat je leeft van een soort basisinkomen - in welke vorm dan ook - maak je namelijk heel ander afwegingen en heb je de vrijheid om bepaalde keuzes maken. Zo kan het gebeuren dat je opdrachten laat schieten die een paar honderd euro kunnen opleveren met als voornaamste argument dat je je kostbare vrije tijd daar niet voor wil opofferen. Toen ik dat onlangs in gezelschap hardop zei, merkte een vrouw op dat mijn echtgenote misschien liever zou willen dat ik "ja" zei tegen alles wat op mijn pad kwam.
Dat soort opmerkingen hoor ik vaker en die zijn ook terecht. Zelf profiteer ik in de huidige situatie van veel meer keuzevrijheid en vrije tijd, terwijl mijn vrouw het totale gezinsinkomen de afgelopen jaren alleen maar heeft zien dalen. Als ik ijverig zou gaan freelancen, zou ik meer kunnen verdienen, maar daar heb ik simpelweg geen zin meer in omdat het voor mijn gevoel geen zin meer heeft. Anders gezegd: ik ga niet harder werken zodat mijn vrouw meer te besteden heeft, net zoals het niet in me op zou komen om aan haar te vragen of ze misschien dertig dagen extra wil gaan invallen op haar school zodat ik een nieuwe racefiets kan kopen.
Met een basisinkomen van 1000 euro netto per maand (een systeem dat nog nergens ter wereld bestaat, maar wel veel wordt besproken) ligt dat nog veel duidelijker, want vanaf dat moment zijn beide partners precies evenzeer verantwoordelijk voor de hoogte van het gezinsinkomen. Heb je genoeg aan 2000 euro netto en neem je genoegen met dat basisbedrag of ga je nog iets bijverdienen om er bijvoorbeeld 2500 euro van te maken of 3000? In mijn filosofie moeten beide partners elk afzonderlijk die afweging maken en is het niet langer vanzelfsprekend dat de man degene is die nog iets gaan bijverdienen.
Bij die afweging spelen heel veel factoren een rol, niet alleen de vraag wie zich liever bekommert om het huishouden en de opvoeding, maar ook wie graag werkt of met zijn talent en/of opleiding mákkelijker aan extra geld kan komen. Het is denkbaar dat de één in anderhalve dag net zoveel weet te verdienen als de ander in een hele week. Los daarvan moeten beide partners de afweging maken tussen inkomen en vrije tijd, terwijl het nu soms nog wel eens zo lijkt dat sommige vrouwen graag meer te besteden zouden willen hebben, maar er de voorkeur aan geven - of het als vanzelfsprekend beschouwen - dat de man daarvoor werkt.
Los van de discussie hoe je "werk" zou moeten definiëren, is dit een heel interessant onderwerp omdat het uithoeken van de emancipatie aftast die nu nog een beetje verborgen blijven. Het gebeurt al steeds vaker dat de vrouw hoofdkostwinner is, maar bij veel vrouwen van onze generatie zit dat oude, traditionele beeld nog steeds in hun hoofd verankerd. Zo ben ik nu een paar keer per week aan het koken, doe ik boodschappen, hang ik de was op en ruim ik de vaatwasser in en uit, zonder dat mijn vrouw ook maar één keer het gras heeft gemaaid of de vuilnisbak naar het begin van de straat heeft gereden. Waarmee ik alleen maar gezegd wil hebben dat het niet raar is - en in ieder geval bespreekbaar zou moeten zijn - om de rollen om te draaien als de man vijfentwintig jaar fulltime heeft gewerkt en de vrouw al die tijd maar twee dagen per week.
Nog niet zo lang geleden bevond ik mij opeens letterlijk in een soort omgekeerde wereld toen ik op een verjaardag ineens bedacht dat alle aanwezige mannen al met een soort vroegpensioen waren terwijl alle vrouwen nog (fulltime) werkten. Dat ontlokte me een schaterlach waarbij ik opmerkte dat dit blijkbaar was waar vrouwen al die tijd zo hard voor gestreden hadden: eerst kiesrecht, dan lekker de hele week werken. Het was een provocerende, niet ernstige en grappig bedoelde opmerking, maar het zorgde her en der wel voor wat zure gezichten. Met een basisinkomen bestrijd je dus niet alleen armoede en ongelijkheid, maar betreed je ook het mijnenveld van vrouwenrechten, emancipatie en seksegelijkheid.
In mijn volgende boek schrijf ik dat ik soms "nee" zeg tegen betaalde opdrachten, omdat ik er geen zin in heb of me er niet meer toe kan zetten. Op het moment dat je leeft van een soort basisinkomen - in welke vorm dan ook - maak je namelijk heel ander afwegingen en heb je de vrijheid om bepaalde keuzes maken. Zo kan het gebeuren dat je opdrachten laat schieten die een paar honderd euro kunnen opleveren met als voornaamste argument dat je je kostbare vrije tijd daar niet voor wil opofferen. Toen ik dat onlangs in gezelschap hardop zei, merkte een vrouw op dat mijn echtgenote misschien liever zou willen dat ik "ja" zei tegen alles wat op mijn pad kwam.
Dat soort opmerkingen hoor ik vaker en die zijn ook terecht. Zelf profiteer ik in de huidige situatie van veel meer keuzevrijheid en vrije tijd, terwijl mijn vrouw het totale gezinsinkomen de afgelopen jaren alleen maar heeft zien dalen. Als ik ijverig zou gaan freelancen, zou ik meer kunnen verdienen, maar daar heb ik simpelweg geen zin meer in omdat het voor mijn gevoel geen zin meer heeft. Anders gezegd: ik ga niet harder werken zodat mijn vrouw meer te besteden heeft, net zoals het niet in me op zou komen om aan haar te vragen of ze misschien dertig dagen extra wil gaan invallen op haar school zodat ik een nieuwe racefiets kan kopen.
Met een basisinkomen van 1000 euro netto per maand (een systeem dat nog nergens ter wereld bestaat, maar wel veel wordt besproken) ligt dat nog veel duidelijker, want vanaf dat moment zijn beide partners precies evenzeer verantwoordelijk voor de hoogte van het gezinsinkomen. Heb je genoeg aan 2000 euro netto en neem je genoegen met dat basisbedrag of ga je nog iets bijverdienen om er bijvoorbeeld 2500 euro van te maken of 3000? In mijn filosofie moeten beide partners elk afzonderlijk die afweging maken en is het niet langer vanzelfsprekend dat de man degene is die nog iets gaan bijverdienen.
Bij die afweging spelen heel veel factoren een rol, niet alleen de vraag wie zich liever bekommert om het huishouden en de opvoeding, maar ook wie graag werkt of met zijn talent en/of opleiding mákkelijker aan extra geld kan komen. Het is denkbaar dat de één in anderhalve dag net zoveel weet te verdienen als de ander in een hele week. Los daarvan moeten beide partners de afweging maken tussen inkomen en vrije tijd, terwijl het nu soms nog wel eens zo lijkt dat sommige vrouwen graag meer te besteden zouden willen hebben, maar er de voorkeur aan geven - of het als vanzelfsprekend beschouwen - dat de man daarvoor werkt.
Los van de discussie hoe je "werk" zou moeten definiëren, is dit een heel interessant onderwerp omdat het uithoeken van de emancipatie aftast die nu nog een beetje verborgen blijven. Het gebeurt al steeds vaker dat de vrouw hoofdkostwinner is, maar bij veel vrouwen van onze generatie zit dat oude, traditionele beeld nog steeds in hun hoofd verankerd. Zo ben ik nu een paar keer per week aan het koken, doe ik boodschappen, hang ik de was op en ruim ik de vaatwasser in en uit, zonder dat mijn vrouw ook maar één keer het gras heeft gemaaid of de vuilnisbak naar het begin van de straat heeft gereden. Waarmee ik alleen maar gezegd wil hebben dat het niet raar is - en in ieder geval bespreekbaar zou moeten zijn - om de rollen om te draaien als de man vijfentwintig jaar fulltime heeft gewerkt en de vrouw al die tijd maar twee dagen per week.
Nog niet zo lang geleden bevond ik mij opeens letterlijk in een soort omgekeerde wereld toen ik op een verjaardag ineens bedacht dat alle aanwezige mannen al met een soort vroegpensioen waren terwijl alle vrouwen nog (fulltime) werkten. Dat ontlokte me een schaterlach waarbij ik opmerkte dat dit blijkbaar was waar vrouwen al die tijd zo hard voor gestreden hadden: eerst kiesrecht, dan lekker de hele week werken. Het was een provocerende, niet ernstige en grappig bedoelde opmerking, maar het zorgde her en der wel voor wat zure gezichten. Met een basisinkomen bestrijd je dus niet alleen armoede en ongelijkheid, maar betreed je ook het mijnenveld van vrouwenrechten, emancipatie en seksegelijkheid.
maandag 5 juni 2017
Hoe belangrijk is een betaalde baan nou eigenlijk écht
Afgelopen weekend (en dat weekend is eigenlijk morgen pas echt afgelopen) stonden er in de diverse zaterdagkranten verschillende artikelen over het belang van betaald werk. Je kon interviews lezen met gepensioneerden die maar al te graag doorwerkten na hun AOW-datum en met gefrustreerde 55-plussers die wanhopig op zoek zijn naar een baan, maar ook met een Amerikaanse hoogleraar die voorspelt dat er straks echt geen werk meer is voor iedereen zodat we onvermijdelijk moeten gaan denken aan een soort basisinkomen. Ondertussen biechtte Peter R. de Vries op dat zijn huwelijk is stukgelopen door zijn werkdrift en las ik op een interessant blog over mezelf dat mijn kijk op betaald werk wellicht bepaald wordt door het feit dat ik op mijn leeftijd toch nergens meer wordt aangenomen.
Laten we eerst dus maar eens met dat laatste beginnen, al was het maar omdat het lastig (zo niet onmogelijk) is om dat tegen te spreken. In de tweedelige special van het programma Radar hebben we allemaal kunnen zien hoe lastig het is om als 55-plusser weer aan de slag te komen, dus dan kun je maar beter van de nood een deugd maken en van je gedwongen nietsdoen een vrijwillig vroegpensioen maken. Dus ben ik nu een 55-plusser met een soort zelfgefinancierde VUT of een moegestreden werkloze journalist die de moed heeft opgegeven en dan van ellende maar een beetje gaat zitten prutsen in zijn moestuin?
In mijn nieuwe boek ga ik in op die vraag, omdat het belangrijk is om vast te stellen of je met een basisinkomen op zak nog wel op zoek gaat naar een betaalde baan. Wat mijn bevindingen zijn, laat ik nog even in het midden maar ik kan alvast wel verklappen dat ik een serieuze kandidaat was voor een baan als hoofdredacteur bij een uitgeverij op fietsafstand. Het vooruitzicht dat ik dan van maandag tot en met vrijdag van 8 tot 6 op kantoor had moeten zitten, deed mij echter na het eerste gesprek al gillend op de vlucht slaan. Dat laatste kon ik me, door mijn zelf gefinancierde basisinkomen, ook veroorloven want met een hoge hypotheek maak je in een dergelijke situatie waarschijnlijk heel andere keuzes.
Tegelijk kan ik niet "bewijzen" dat ik echt niet op zoek ben naar werk, net zoals ik niet hardop kan zeggen dat ik Het Diner van Herman Koch maar een matig boek vond zonder de schijn te wekken dat ik jaloers ben op zijn succesformule. Interessant is daarom vooral het artikel uit het Volkskrant Magazine over zes gepensioneerden die uit vrije wil doorwerken na hun AOW-datum terwijl ze ook zouden kunnen gaan genieten. Waarom doen ze dat? In meer dan de helft van de gevallen blijkt het toch op de een of andere manier om het geld te gaan, dus die vallen af. Dan heb je mensen die "gek worden" als ze de hele dag thuiszitten of die het "puur doen omdat ze het leuk vinden" (al gaat het daarbij om een oppasmoeder en dat is toch iets anders dan een echte baan.
Uit die verschillende verhalen kun je afleiden dat iedereen een eigen verhaal heeft en dat er altijd van alles op de achtergrond meespeelt. Opvallend is wel dat de financiële beloning in bijna alle gevallen een rol speelt, soms uit noodzaak, soms om "leuke dingen" van te betalen. Omgekeerd kun je je dus afvragen welke keuzes de geïnterviewden zouden maken als ze datzelfde werk ook onbetaald zouden moeten doen (al kun je het antwoord wel bedenken). Ondanks alle vrome praatjes over het nut van betaald werk draait het bijna altijd toch om de bijbehorende financiële beloning. En los daarvan: zelfs als je je werk "leuk" vindt, dan betekent het nog niet dat je er per se 40 uur per week mee bezig wil zijn of precies tot je 68ste.
Vaak schieten dat soort artikelen ook tekort (of herhalen ze alleen maar wat je toch al weet) omdat journalisten niet doorvragen of niet de juiste vragen stellen. Zo las ik in NRC Weekend een interview met een 56-jarige ex-militair die al sinds 2013 tevergeefs naar werk op zoek is, terwijl hij tot zijn pensioen recht heeft op 70% van zijn laatstverdiende loon. Dat vind ik niet gek of verkeerd, maar ik zou wel eens een uitgebreid interview willen lezen met diezelfde man waarin uiteen wordt gerafeld waarom hij dan nog zo graag wil werken. Heeft hij een werkende partner? Is hij misschien alleen? Tel je zonder baan niet mee in de maatschappij? Kan hij niet stilzitten? Voelt hij zich schuldig als hij niets doet? Bepaalt betaald werk je identiteit?
Dat soort vragen worden steeds belangrijker als James Livingston gelijk krijgt met zijn voorspellingen over de toekomst van de arbeidsmarkt. Hij schreef het boek No More Work (dat ik morgen meteen ga bestellen bij de lokale boekhandel) en verwacht dat er straks echt geen werk meer is voor iedereen. Dat is om heel veel redenen interessant, al was het maar omdat we dan misschien niet meer om een basisinkomen heen kunnen. Ik ben er inmiddels alweer zo'n 4,5 jaar mee bezig, maar straks moeten we allemaal uit zien te vinden wie we nou precies zijn zonder werk, waar we onze dagen mee gaan vullen en wat we dan met ons leven moeten beginnen.
Laten we eerst dus maar eens met dat laatste beginnen, al was het maar omdat het lastig (zo niet onmogelijk) is om dat tegen te spreken. In de tweedelige special van het programma Radar hebben we allemaal kunnen zien hoe lastig het is om als 55-plusser weer aan de slag te komen, dus dan kun je maar beter van de nood een deugd maken en van je gedwongen nietsdoen een vrijwillig vroegpensioen maken. Dus ben ik nu een 55-plusser met een soort zelfgefinancierde VUT of een moegestreden werkloze journalist die de moed heeft opgegeven en dan van ellende maar een beetje gaat zitten prutsen in zijn moestuin?
In mijn nieuwe boek ga ik in op die vraag, omdat het belangrijk is om vast te stellen of je met een basisinkomen op zak nog wel op zoek gaat naar een betaalde baan. Wat mijn bevindingen zijn, laat ik nog even in het midden maar ik kan alvast wel verklappen dat ik een serieuze kandidaat was voor een baan als hoofdredacteur bij een uitgeverij op fietsafstand. Het vooruitzicht dat ik dan van maandag tot en met vrijdag van 8 tot 6 op kantoor had moeten zitten, deed mij echter na het eerste gesprek al gillend op de vlucht slaan. Dat laatste kon ik me, door mijn zelf gefinancierde basisinkomen, ook veroorloven want met een hoge hypotheek maak je in een dergelijke situatie waarschijnlijk heel andere keuzes.
Tegelijk kan ik niet "bewijzen" dat ik echt niet op zoek ben naar werk, net zoals ik niet hardop kan zeggen dat ik Het Diner van Herman Koch maar een matig boek vond zonder de schijn te wekken dat ik jaloers ben op zijn succesformule. Interessant is daarom vooral het artikel uit het Volkskrant Magazine over zes gepensioneerden die uit vrije wil doorwerken na hun AOW-datum terwijl ze ook zouden kunnen gaan genieten. Waarom doen ze dat? In meer dan de helft van de gevallen blijkt het toch op de een of andere manier om het geld te gaan, dus die vallen af. Dan heb je mensen die "gek worden" als ze de hele dag thuiszitten of die het "puur doen omdat ze het leuk vinden" (al gaat het daarbij om een oppasmoeder en dat is toch iets anders dan een echte baan.
Uit die verschillende verhalen kun je afleiden dat iedereen een eigen verhaal heeft en dat er altijd van alles op de achtergrond meespeelt. Opvallend is wel dat de financiële beloning in bijna alle gevallen een rol speelt, soms uit noodzaak, soms om "leuke dingen" van te betalen. Omgekeerd kun je je dus afvragen welke keuzes de geïnterviewden zouden maken als ze datzelfde werk ook onbetaald zouden moeten doen (al kun je het antwoord wel bedenken). Ondanks alle vrome praatjes over het nut van betaald werk draait het bijna altijd toch om de bijbehorende financiële beloning. En los daarvan: zelfs als je je werk "leuk" vindt, dan betekent het nog niet dat je er per se 40 uur per week mee bezig wil zijn of precies tot je 68ste.
Vaak schieten dat soort artikelen ook tekort (of herhalen ze alleen maar wat je toch al weet) omdat journalisten niet doorvragen of niet de juiste vragen stellen. Zo las ik in NRC Weekend een interview met een 56-jarige ex-militair die al sinds 2013 tevergeefs naar werk op zoek is, terwijl hij tot zijn pensioen recht heeft op 70% van zijn laatstverdiende loon. Dat vind ik niet gek of verkeerd, maar ik zou wel eens een uitgebreid interview willen lezen met diezelfde man waarin uiteen wordt gerafeld waarom hij dan nog zo graag wil werken. Heeft hij een werkende partner? Is hij misschien alleen? Tel je zonder baan niet mee in de maatschappij? Kan hij niet stilzitten? Voelt hij zich schuldig als hij niets doet? Bepaalt betaald werk je identiteit?
Dat soort vragen worden steeds belangrijker als James Livingston gelijk krijgt met zijn voorspellingen over de toekomst van de arbeidsmarkt. Hij schreef het boek No More Work (dat ik morgen meteen ga bestellen bij de lokale boekhandel) en verwacht dat er straks echt geen werk meer is voor iedereen. Dat is om heel veel redenen interessant, al was het maar omdat we dan misschien niet meer om een basisinkomen heen kunnen. Ik ben er inmiddels alweer zo'n 4,5 jaar mee bezig, maar straks moeten we allemaal uit zien te vinden wie we nou precies zijn zonder werk, waar we onze dagen mee gaan vullen en wat we dan met ons leven moeten beginnen.
Abonneren op:
Posts (Atom)