Zoeken

vrijdag 24 maart 2023

Toeval speelt bij alles in mijn leven een grote rol

Als het over 'toeval' gaat, heb ik altijd het gevoel dat ik aan het spitsroedelopen ben. Aan de ene kant geloof ik niet - zoals Huub Buijssen - dat maatschappelijk succes vooral het gevolg is van toeval en geluk, aan de andere kant laat ik me bij belangrijke beslissingen vaak op intuïtieve wijze leiden door ogenschijnlijke toevalligheden. Wie het toeval omarmt, laat de magie binnen in zijn leven en hoeft nooit lang te wachten op de eerstvolgende wonderbaarlijke gebeurtenis.

Voordat we het over muziek gaan hebben - en wel heel specifiek over de meneer hierboven - wil ik voor de aardigheid nog even ophalen hoe en waarom ik in het najaar van 2008 impulsief besloot mijn hypotheek versneld te gaan aflossen. Trouwe lezers weten dat het boek Deflatie in aantocht van Eric Mecking daarbij een belangrijke rol speelde, maar minder bekend is waarom ik juist dat boek meenam op die historische herfstvakantie die alles zou veranderen.

Destijds was ik nog fulltime in loondienst bij een uitgeverij en dus vulde ik de vrijdag voor vertrek een vakantiebriefje in met daarop de komende vijf herfstdagen. Op het secretariaat was niemand aanwezig, maar op het bureau lag wel een nieuwe, herziene editie van het boek van Mecking. Omdat ik hem een paar jaar eerder had geïnterviewd,  besloot ik het mee te nemen op vakantie én naast de vorige editie te leggen om te zien welke inhoudelijke aanpassingen hij had gedaan.

Dat ik in maart 2020 een doos met exemplaren in ontvangst mocht nemen van het boek Eindelijk hypotheekvrij! komt dus alleen maar doordat ik precies op dat moment een vakantiebriefje in ging leveren op het secretariaat waar precies op dat moment een ongeadresseerd boek was achtergelaten op een bureau dat precies op dat moment onbemand was zodat ik het boek zonder te vragen mee kon nemen. Geen idee hoe alles was verlopen als ik toen niet niet toevallig dat ene zinnetje over het aflossen van schulden had gelezen, maar zo'n keten van prachtige toevalligheden geeft mij soms het gevoel dat ik word gestuurd.

Datzelfde gebeurde op een veel bescheidener schaal toen ik via Marktplaats een cd had besteld van de Nederlandse jazz-zangeres Fay Claassen waarop ze met een Duits orkest allemaal Nederlandse liedjes zingt, soms zelfs in de eigen taal. Hoewel ik het gevraagde bedrag meteen overboekte, duurde het lang voordat de mevrouw in kwestie het pakketje verstuurde. Na een halve week kreeg ik bericht dat ze ziek was geweest en daardoor de deur niet uit kon om het op de post te doen.. Ik wenste haar beterschap en zei dat ze zich niet hoefde te haasten. Ook toen het nog langer duurde, mailde ik haar niet om te vragen waar mijn cd bleef.

Mijn geduld werd deze keer zelfs letterlijk beloond, want als dank had ze er een cd bijgedaan van een Franse artiest waar ik nog nooit van had gehoord. Even later zat ik met open mond te luisteren naar een saxofonist die dankzij een batterij elektronische pedalen, basversterkers en loops in z'n uppie een compleet album had volgespeeld. Niet alleen had ik nooit eerder zoiets gehoord (zijn saxofoon klonk vaak vervormd of zelfs onherkenbaar), vond ik het zo fascinerend dat ik meteen opzocht wat hij allemaal nog meer had uitgebracht. 

En zo ben ik inmiddels in het bezit van vier cd's van ene Guillaume Perret, waaronder de soundtrack van een film die ik niet ken. Het klinkt allemaal veel elektronischer dan gewone jazz, hoewel ik inmiddels heb geleerd dat het genre zo breed is dat je er helemaal niet in dat soort termen over kunt spreken. Het lijkt op niets wat ik al in de kast had staan, hoewel het tegelijk niet misstaat naast het werk van de eveneens Franse trompettist Érik Truffaz. De grap is dat ik hier oneindig veel vaker naar heb geluisterd dan naar de cd die ik eigenlijk had besteld, zodat je best kunt concluderen dat het ondoorgrondelijke toeval vaak veel beter weet wat je nodig hebt dan je nuchtere zelf. 

woensdag 22 maart 2023

Tachtig kilometer fietsen om een pakje op te halen

In de zomer verschijnt, twee jaar na Coronaproof, mijn nieuwe boek Geluk op twee wielen. Als mensen vragen waar het over gaat, zeg ik: over de zoektocht naar de beste fiets en een beter leven. Je kunt ook zeggen dat ik verhaal over waar de fiets me heeft gebracht, maar ook wát die me heeft gebracht. Onderweg doe ik indrukken op, mijmer ik over het leven en filosofeer ik over de meest uiteenlopende onderwerpen. En soms, zoals gisteren, speel ik gewoon voor fietskoerier.

Eigenlijk had ik al tegen de meneer op Marktplaats gezegd dat hij de cd's - zeven in totaal - mocht opsturen. Maar toen ik even later keek hoe ver het hier vandaan eigenlijk is naar Rijswijk, bedacht ik dat ik ze ook makkelijk zelf kon ophalen. En dus stelde ik voor om het bedrag vast vooruit te betalen zodat hij zeker wist dat ik daadwerkelijk langs zou komen en vervolgens te wachten op een redelijk droge dag. Dat laatste bleek nog niet eenvoudig, want tot nu toe is maart qua weer een uitgesproken tegenvallende  maand. Vaak loop ik in deze tijd van het jaar al in een korte broek, maar nu lijkt het soms wel herfst.

Gisteren bleek echter een ideale dag, met alleen in de vroege ochtend wat regen. Met drie boterhammen en een banaan in de fietstas toog ik naar Rijswijk. Dat klinkt verder dan het is, zeker als je bedenkt dat bijna alle bebouwing in dit deel van het land aan elkaar is gegroeid. Zo moest ik onderweg nog aan iemand vragen of ik nog in Delft was of al in Rijswijk, omdat de ene stad ongemerkt in de andere overgaat. Tussen Rotterdam en Delft heb je nog iets van de illusie van open gebied, maar echt pittoresk wordt het nergens.

Even later belde ik aan bij een huis uit de jaren twintig met een Te Koop-bord in de voortuin. De man die opendeed, noemde me meteen bij mijn voornaam en gaf me een doosje met daarin zeven cd's van Dave Brubeck. Hij bleek al fan sinds het nummer Take Five voor het eerst op single werd uitgebracht, al was zijn smaak gaandeweg verschoven van jazz naar klassiek. Met het oog op de verhuizing, was hij aan het opruimen want het volgende huis was nieuwer én kleiner. Zijn collectie had hij goeddeels gedigitaliseerd en verder luisterde hij vooral naar Spotify.

Het was dus een soort stuivertje wisselen tussen de man van 76 die jazz al meer dan een halve eeuw geleden liefdevol in de armen had gesloten - je kunt ook zeggen dat dit de muziek was uit zíjn jeugd - met de vijftien jaar jongere man die het genre pas recentelijk, en na veel omwegen had ontdekt. Zelf voelde ik me weer even het jochie van tien die met een tientje van Oom Frans op zak naar de dichtstbijzijnde platenzaak fietste om iets nieuws aan zijn collectie toe te voegen en misschien zelfs wel iets geheel nieuws te ontdekken. 

Een paar dagen eerder had ik ook al voor fietskoerier gespeeld door eerst even bij mijn ouders langs te gaan voor een kop thee en even later twee cd's af te geven bij een jeugdvriend. Toen we elkaar leerden kennen, luisterden we allebei naar punk en nu hebben we elkaar weer gevonden in onze voorliefde voor jazz. Het grappige is dat hij al véél langer op dit eindstation is aangekomen en zoveel dubbele exemplaren in zijn verzameling heeft, dat ik niet met lege handen huiswaarts keerde. Zo is mijn cd-collectie in een paar dagen tijd met bijna vijftien stuks gegroeid en heb ik weer ruim 130 fietskilometers extra toegevoegd op Strava. 

In mijn nieuwe boek zal het hier en daar dus ook éven over muziek gaan, al is het maar omdat veel mensen met oortjes in op hun racefiets zitten en met de juiste muziek nét even iets harder gaan (of denken te gaan). Bij mij liepen beide hobby's de afgelopen dagen mooi door elkaar heen, want ik was nooit op het idee gekomen om tachtig kilometer te gaan fietsen als ik mezelf niet had opgezadeld met deze missie. Het smaakte in elk geval naar méér, zodat ik mijn zoekgebied op Marktplaats makkelijk kan verruimen naar een denkbeeldige cirkel van vijftig kilometer om mijn eigen woonplaats.

vrijdag 17 maart 2023

Natuurlijk moet je niet beginnen met Miles Davis

De kop boven dit stuk is een beetje een instinker, want diezelfde Miles Davis tekent voor het jazz-abum dat bijna iedereen kent, zelfs als je niet van jazz denkt te houden. Het is bijna een cliché om Kind of Blue uit 1959 aan je collectie toe te voegen, maar tegelijk was dat een van de eerste echte jazzalbums die ik in mijn kast had staan. Omgekeerd was ik er afgelopen maandag pas aan toe om Bitches Brew eindelijk eens op te zetten, volgens een van mijn volgers 'experimentele jazz waarvan haar haar spontaan ging krullen'. 

De grap is dat ik dat bewuste album uit 1969 al een tijdje in mijn kast had staan. Sterker nog: ik was speciaal op zoek gegaan naar de The Complete Bitches Brew uit 1998, een alleen nog tweedehands leverbare 4 cd-box met daarop alle sessies uit die periode. Uiteindelijk vond ik een bijna nieuw exemplaar dat ik onbeluisterd in de kast zette nadat de postbode het had afgeleverd. Dat gebeurt wel vaker, maar deze kreeg het een mooi plaatsje in de boekenkast, niet ver van de autobiografie van Miles Davis die ik eveneens tweedehands had gekocht.

Het lijkt misschien raar om iets te kopen en vervolgens ongezien op te bergen, maar niet zelden valt mijn oog op iets waarvan ik vermoed dat ik het op een later moment wel weet te waarderen en op waarde weet te schatten. Dat kan soms jaren duren en het exacte moment valt onmogelijk te voorspellen, maar meestal blijk ik het achteraf juist te hebben ingeschat. In die zin kun je best stellen dat ik muziek aan het hamsteren ben, in dit specifieke geval zelfs exact twee jaar nadat de coronapandemie begon.

Dat weet ik nog zo precies, omdat mijn vrouw en ik een concert bezochten van de Franse trompettist Érik Truffaz op de dag dat alle theaters eindelijk weer open mochten. In de foyer ontmoetten wij een goede kennis die al veel langer naar jazz luistert en daardoor als een echte kenner mag worden beschouwd. Hij beschreef op een aanstekelijke manier het overdonderde effect dat het album Ascension van John Coltrane destijds op hem had gehad en merkte tegelijk op dat Truffaz wel erg nadrukkelijk schatplichtig is aan Miles Davis ten tijde van Bitches Brew.

Als puber reageerde ik altijd wat bokkig als mensen beweerden dat punkrock ijverig leentjebuur had gespeeld bij glamrock, pubrock, sixties-pop en nog wat, maar inmiddels weet ik dat je lievelingsmuziek doorgaans niet zomaar uit de lucht komt vallen en altijd wel ergens afstamt van een of andere vertakking van de stamboom. En dus nam ik me voor om Bitches Brew uit 1969 eens naast de muziek te leggen die Nils Petter Molvaer en Érik Truffaz veel later later hadden opgenomen. 

Dat moest echter nog even wachten, want ik ontdekte al snel dat Truffaz en Molvaer veel meer hadden uitgebracht in de tijd dat ik nauwelijks interesse toonde voor hun muziek. Inmiddels ben ik aardig bij, al kun je onmogelijk alle albums in huis hebben waarop ze soms maar één nummer hebben meegeblazen. Het grappige is dat ik al doende soms ook weer van het een op het ander kwam, want door Nordub van Molvaer had ik vorig jaar zomer bijna alleen maar reggae en dub meegenomen op zomervakantie. 

Telkens kwam ik echter weer terug bij jazz. En zo gebeurde het dat ik afgelopen maandag met die bewuste box van Miles Davis op schoot zat en ondertussen in zijn autobiografie las hoe Bitches Brew tot stand is gekomen. Met dat album wist Miles Davis de tijdgeest te vatten op een moment dat de 'cool jazz' een beetje aan glans verloor. Je kunt ook zeggen dat hij zich op tijd wist te vernieuwen en met deze onverwachte bestseller mede aan de basis stond van wat later jazzrock zou gaan heten.

Op Bitches Brew staan lange nummers die tot stand zijn gekomen door min of meer spontane jamsessies die hij later met knip-en-plakwerk tot composities heeft weten te smeden. Zo gebruikte hij al loops lang voordat de computer zijn intrede deed, met als gevolg dat je geen tel het gevoel hebt naar iets te luisteren wat ten tijde van het Woodstockfestival is opgenomen. Het is bepaald geen muziek die je opzet als je bezoek hebt en ook geen album dat je iemand zou laten horen als eerste kennismaking met jazz, maar het klinkt allemaal allesbehalve gedateerd.

Uiteraard heeft dat met mijn startpunt te maken, maar met name tussen de wat kortere bonustracks staat materiaal waarvan ik blindelings zou hebben geloofd dat het om outtakes gaat van Nils Petter Molvaer. De muziek van deze Noorse trompettist klinkt door zijn Scandinavische achtergrond vaak wat killer en ijziger, maar tegelijk ligt het rechtstreeks in het verlengde van wat Miles Davis daar in de studio produceerde. Zo weet iedere muzikant steeds weer zijn eigen draai te geven aan wat uiteindelijk één grote centrifuge is van stijlen en invloeden en zo ben je als luisteraar nooit klaar met leren en ontdekken.

                                                                                                          (wordt vervolgd)

woensdag 15 maart 2023

Je eigen kind voorlezen is géén 'werk'

Sinds het verschijnen van De omgekeerde werkweek (2015) zijn we als samenleving niet veel opgeschoten. Het Britse experiment met een vierdaagse werkweek mag dan een succes worden genoemd, daarmee zijn we nog steeds mijlenver verwijderd van een weekend dat maar liefst vijf dagen duurt. Op dezelfde manier wordt er ook nog steeds gesteggeld over de vraag wat nou precies onder 'werk' moet worden verstaan en waarom mannen nog steeds te weinig in het huishouden doen.


Afgelopen weekend stond er in De Volkskrant een interview met Lynn Berger (39) dat om begrijpelijke redenen mijn aandacht trok. Waar alles in ons geval ooit begon begon met versneld 'aflossen' ging het in mijn boeken al snel over een kortere werkweek en een vroegere pensioendatum. Niet alleen leidt het één automatisch tot het ander, je vergroot gaandeweg ook je opties en gaat radicaal anders tegen alles aankijken. Berger schreef al eerder een paar boeken en publiceerde onlangs Ik werk al, waarin de focus ligt op deeltijdwerk en het onderschatte nut van 'onbetaald werk'. 

Haar boek heb ik nog niet gelezen, maar wat me wel meteen opviel - of eigenlijk duidelijk werd - is dat ik mijn eigen boeken heb geschreven vanuit mannelijk perspectief. Dat wil niet zeggen dat ik geen oog heb voor de positie van de vrouw, maar bijvoorbeeld wel dat ik me niet persoonlijk aangesproken voel als het gaat om kritiek op 'verwende deeltijdprinsesjes'. Ook benadruk ik veel eerder wat je zelf allemaal anders aan zou kunnen pakken dan dat ik wijs naar de overheid, of zelfs wácht op maatregelen van diezelfde overheid. 


Hoewel er veel raakvlakken zijn tussen haar betoog en mijn boeken, verschillen we radicaal van mening als het gaat om de definitie van werk. Vrouwen wijzen er graag op dat huishoudelijk werk net zo goed 'werk' is, zij het onbetaald en ondergewaardeerd, terwijl ik het niet in mijn hoofd zou halen om het voorlezen van prentenboeken aan mijn jongste zoon als dusdanig te definiëren. Zelf besteed ik tegenwoordig een deel van de dag aan het doen van boodschappen, het inruimen en leeghalen van de vaatwasser, het ophangen van de was en stofzuigen, maar tegelijk heb ik geen seconde het gevoel dat ik aan het werk ben.

Ook hier draait alles dus weer om 'definitie', want ik beschouw het schrijven van blogs en boeken evenmin als 'werk'. Vroeger deed dat schrijfwerk in mijn vrije tijd naast een fulltime baan, nu in zekere zin ná een fulltime baan. Je kunt de stellig verdedigen dat ik toen een soort dubbele baan had, maar net zo goed dat het niet meer was dan een veredelde hobby. Op dezelfde manier ben ik niet aan het werk als ik buiten in de zon de was ophang of het gras maai en denk ik eerder in termen van al dan niet noodzakelijke of  vervelende 'klusjes'.


Verder moeten we echt eens rustig met elkaar om de tafel gaan zitten om te praten over de vraag waarom de taken thuis nog steeds niet eerlijk verdeeld zijn. Is dat nou onwil of zijn mannen van nature misschien toch iets minder zorgzaam en hebben ze een andere band met hun kind dan hun partner die het negen maanden bij zich droeg? Dat is bij veel onderwerpen de terugkerende vraag: komt het louter door verwachtingen van de samenleving of speelt biologie ook een rol? Je kunt ook zeggen: is het plooibaar of hardnekkig?

Berger schreef haar boek niet alleen vanuit vrouwelijk perspectief, ze is ook nog eens 39 jaar. Daardoor zou je bijna vergeten dat niet ieder gezin een spitsuurgezin met kleine kinderen is, want je loopbaan doorkruist verschillende levensfases. Op je veertigste kijk je dan ook heel anders naar 'werk' dan op je zestigste en denk je ook heel anders over vrije tijd. Dan gaat het bijvoorbeeld veel minder om persoonlijke ontwikkeling en  economische zelfstandigheid dan om de eigen gezondheid en de nog resterende levenstijd. 


In mijn nieuwe boek, dat deze zomer verschijnt, benadruk ik nog eens dat de werkelijkheid veel interessanter en flexibeler is dan de vaak starre uitgangspunten in de samenleving suggereren. Zo heb ik nog nooit een feministisch betoog gelezen waarin het door ons gekozen model wordt belicht: waar ik steeds minder ben gaan werken, is mijn vrouw steeds meer uren gaan draaien. Je kunt als stel dus ook besluiten om op elk gewenst moment de rollen om te draaien of de onderlinge verdeling te verschuiven. 

In ons geval leidt het ertoe dat we aan het einde van de rit precies even veel betaald werk hebben verricht en ook bijna exact zoveel aanvullend pensioen hebben opgebouwd. Dat lijkt me een heel eerlijk, en uiteindelijk ook behoorlijk geëmancipeerd eindresultaat, zeker als je bedenkt hoe vaak ik op sociale media ‘traditioneel’ wordt genoemd of ‘kleinburgerlijk’ en ‘conservatief’. Tegelijk is het ook een heel simpele, praktische oplossing, terwijl sommige activistische bewegingen juist meer gebaat zijn bij een eeuwigdurende jammerklacht.

In weer een andere krant las ik een verhaal over een Brits experiment met een vierdaagse werkweek (tegen 100% salaris) dat weer heel andere vragen oproept en de samenleving met nieuwe problemen confronteert. Terwijl Lynn Berger deeltijdwerk - of zelfs een basisinkomen - bepleit om meer tijd te kunnen besteden aan maatschappelijke zorgtaken, zijn er ook mensen die het aldus verkregen lange weekend meteen aangrijpen voor een paar dagen shoppen in Milaan. Als dat massaal gebeurt zijn we met z'n allen nog veel verder van huis.

maandag 13 maart 2023

Zonder blues geen jazz en omgekeerd

Het is misschien raar om zulke gedachtesprongen te maken, maar vanuit historisch perspectief is het interessant om eens stil te staan bij de vraag hoe de muziekwereld eruit zou hebben gezien zonder slavernij. Zowel jazz als blues ontstonden aan het einde van de 19e eeuw en vonden hun oorsprong in uit Afrika afkomstige tot slaaf gemaakten. Zonder blues waren The Rolling Stones er niet geweest en was ook de meest embryonale vorm van heavy metal nooit van de grond gekomen. 

Het is een 'wat als' waar onmogelijk een antwoord op kan worden gegeven, net zoals je hele boeken vol kunt schrijven over de vraag of jazz en blues nou geheel los van elkaar zijn ontstaan of deel uitmaken van hetzelfde oergenre. Vaak wordt gedacht dat jazz een voortbrengsel is van blues, of zelfs een subgenre, maar het is beter om te stellen dat ze uit dezelfde bron afkomstig zijn en grofweg in dezelfde periode zijn ontstaan. Je kunt ook zeggen - hoe ongepast dat misschien ook klinkt - dat slavernij onbedoeld ook iets goeds heeft voortgebracht, of in elk geval in muzikaal opzicht zijn stempel op de 20ste eeuw heeft gedrukt.

Dit is echter geen historische musicologische verhandeling, hooguit de slordige stamboom van mijn eigen speurtocht naar de roots van mijn voorliefde voor jazz. Met al die voorbeeld uit vorige blogs ben je er eigenlijk al, maar het verklaart niet waarom het na Amy Winehouse een beetje stil werd op dat front en ik jazz jarenlang geheel links liet liggen. Er kwam pas écht beweging in de zaak toen ik, na het herontdekken van de hierboven al genoemde Rolling Stones, me eens goed ging verdiepen in de man waaraan ze hun naam hadden ontleend.

Je kunt ook zeggen dat het begon op een zebrapad in Duitsland met de vraag aan mijn vrouw wat nou eigenlijk haar favoriete nummer is van de Rolling Stones. Ik weet niet meer hoe we op dat onderwerp kwamen, maar ik weet wel dat ik me ná die vakantie eens goed ben gaan verdiepen in deze band die ik na het album Some Girls niet meer had gevolgd. 'Verdiepen' betekent in mijn geval: al hun ontbrekende albums kopen, inclusief het solowerk van de diverse bandleden en zoveel boeken lezen dat ik tentamen zou kunnen doen. Je kunt dat overdreven noemen, maar ik ben nou eenmaal journalist en ik hou niet van halve maatregelen.

In al die biografieën kom je zo vaak de naam van Muddy Waters tegen, dat ik ook van die artiest alles wilde weten. Blues heb ik van huis uit meegekregen, dus ik was al helemaal thuis in het werk van John Lee Hooker, Big Bill Broonzy, Lightnin' Hopkins, Mississippi John Hurt, Fred McDowell, Robert Lockwood en noem maar op. Van Muddy Waters had ik wel een paar cd's, maar nu wilde ik alles van hem hebben vanaf de eerste primitieve field recordings uit 1941/1942 tot en met zijn werk uit de jaren zeventig met Johnny Winter achter de knoppen.

Op een van die cd's speelt hij samen met pianist Memphis Slim, hoewel het beter is om te stellen dat ze elkaar om beurten begeleiden. Waters komt er daarbij wat bekaaid vanaf, waardoor de focus ligt op de pianoblues van Memphis Slim. Het keerpunt begint precies daar, want op dat moment besefte ik dat ik wel veel blues in huis had, maar dan alleen met gitaarbegeleiding. Dit smaakte echter naar meer, en zo kom je vanzelf terecht bij zwarte pianisten als Otis Spann, Champion Jack Dupree, Pinetop Perkins, Little Brother Montgomery en Sammy Price. 

Die laatste vormt een sleutelrol in dit verhaal, want zijn oeuvre trekt zich niets aan van afgebakende genres. Hij begon eind jaren twintig als begeleider van bluesartiesten en bleef doorspelen tot ver in de jaren negentig van de vorige eeuw. Op de ene cd speelt hij klassieke blues, dan weer vooral (instrumentale) boogiewoogie en even later een onvervalst soort Dixieland, met als gevolg dat je ongemerkt al een tijdje naar jazz zit te luisteren voordat je zelf dat label erop heb geplakt. Zo zal het bij meer mensen gaan, want alleen het het noemen van de naam 'jazz' is vaak al voldoende om lange rijen richting nooduitgang te veroorzaken.

                                                                                                   (wordt vervolgd)

donderdag 9 maart 2023

Via Amy kwam ik uiteindelijk uit bij Ella, Sarah en Samara

Onlangs werd ik ervan beschuldigd dat mijn kijk op de wereld niks meer is dan een ordinair verdienmodel. Nu kan ik het de lezers van mijn boeken onmogelijk kwalijk nemen dat ze geen inzicht hebben in mijn boekhouding, maar feit is dat Een jaar in het donker nooit zou hebben geschreven als het mij in de eerste plaats om geld te doen was. Wie zich ook maar enigszins om zijn populariteit en zijn imago bekommert, schrijft ook geen vier blogs achter elkaar over zijn prille voorliefde voor jazz.

In het vorige blog beschreef ik hoe ik op zwoele avonden in Toscane met mijn koptelefoon op naar het nummer Vilderness luisterde, een bijna hallucinerende en in elk geval betoverende ervaring. Sinds 2001 huurden we elk jaar hetzelfde vakantieappartement in deze streek zodat het begrip 'zomervakantie' voor mijn jongste zoon lange tijd synoniem was aan Pistoia. Aan die traditie kwam een abrupt einde toen de kredietcrisis zich 2008 aandiende en we alles over een andere boeg gooiden, maar ik denk er met veel plezier aan terug.

Tijdens die vakanties luisterden we eindeloos naar dezelfde muziek, niet alleen naar de Italiaanse zanger Massimo Ranieri en de Spaanse rockband La Fuga, maar ook naar het debuut van een toen nog betrekkelijk onbekende Britse zangeres. Als journalist kreeg ik vaak recensie-exemplaren in mijn postvak en dat gebeurde ook met het debuut van Amy Winehouse. Niet zelden belandden die wegens tijdgebrek onbeluisterd op een grote stapel, met als gevolg dat ik Frank in het najaar van 2003 aanvankelijk over het hoofd zag.

In een opwelling nam ik hem de volgende zomervakantie mee op vakantie, niet beseffend dat haar muziek zich zou ontpoppen tot de ultieme soundtrack van deze gezinsvakanties. Eerlijk gezegd heb ik er járen niet naar kunnen luisteren, omdat haar muziek me weemoedig stemde. Dat had met haar voortijdige einde te maken, maar net zo goed met het feit dat er een einde was gekomen aan deze familietraditie. Dat had met zuinig leven te maken, maar ook met het feit dat ik er niet langer overheen zag om 1400 kilometer richting het zonnige zuiden te rijden.

De meeste mensen kennen Amy Winehouse vooral van haar hit Rehab en het album Back to Black dat meer soulinvloeden liet horen, maar op dit debuut liet ze zich vooral inspireren door jazz. Ik had nog nooit gehoord van namen als Sarah Vaughan en Betty Carter, maar werd door haar rauwe benadering van vocale jazz wel klaargestoomd voor al die grote namen, tot en met de pas 23-jarige Samara Joy die onlangs zo'n verpletterde indruk op me wist te maken.

Na het uitverkochte concert van Samara Joy dronken we nog wat in de foyer van LantarenVenster en daar werd op een gegeven moment een cover gedraaid van The Sound of Silence van Simon & Garfunkel die ik nog niet kende. Mijn vrouw stapte brutaalweg op de dj af en maakte een foto van het gelijknamige album van Carmen McRae. Die naam kende ik inmiddels wel, want van haar heb ik inmiddels een paar cd's in huis, inclusief een album waarop ze louter nummers zingt uit het repertoire van Sarah Vaughan.

Zo gebeurde het dat ik de afgelopen weken vaker naar Carmen McRae heb geluisterd dan ooit en ook veel aandachtiger. De in 1922 geboren zangeres was bijna zeventig, toen ze haar tribute voor Sarah Vaughan opnam, waardoor haar stem donkerder en doorleefder klinkt dan op haar oudere albums. Na een paar luisterbeurten kon ik me opeens voorstellen hoe een piepjonge Amy hier gefascineerd naar moet hebben geluisterd, zodat ik voor mijn gevoel weer een piepklein puzzelstukje in handen had van het totaalplaatje dat jazz heet.


                                                                                                            (wordt vervolgd)

maandag 6 maart 2023

Nietsdoen verschilt niet zo heel veel van chillen en loungen

Eigenlijk had er bij mij al een lampje moeten gaan branden toen dat ene familielid me toebeet dat hij absoluut niet van jazz hield, terwijl ik in de veronderstelling verkeerde dat ik toch echt naar 'lounge' aan het luisteren was. Daarmee blijkt maar weer eens dat je mensen alles kunt verkopen, zolang je er maar het juiste label op plakt en het juiste gevoel weet op te roepen. Zo is lounge vaak niks anders dan mellow jazz, net zoals het ouderwetse nietsdoen tegenwoordig meestal niksen heet.

Terwijl ik dit optik, ben ik naar een cd van Karl Denson uit 2001 aan het luisteren die ik al ruim twee decennia in mijn bezit heb maar die ik nu pas voor het eerst écht goed beluister. Net als Courtney Pine had hij een dj uitgenodigd voor de opnamen, zodat de jazz(rock) wordt opgeleukt met scratches. Heel erg toegankelijk klinkt Dance Lesson #2 nietmaar ik snap heel goed waarom dit destijds op mijn pad kwam. Zo rond de eeuwwisseling stikte het van de albums waarop oud jazz-repertoire werd geremixed door artiesten uit de hiphop- of dancescene.

Je had de knip-en-plak-jazz van Skalpel, de talloze verzamelaars waarop oud werk van de labels Verve en Blue Note in een hip jasje werd gegoten, jazzmusici die met samples en elektronica aan de slag gingen en  vervolgens hun eigen werk weer door derden lieten bewerken. Wie een beetje breed naar hiphop luisterde, kwam zo vanzelf terecht bij jazztrompettisten als Wallace Rooney, Érik Truffaz en Nils Petter Molvaer. Het is bijna alsof je iemand met een notenallergie om de tuin probeert te leiden met een pinda die is ondergedompeld in een dikke laag chocola.

Zo kocht ik in 2001 de albums Recoloured en Revisité zonder te beseffen dat ik daarmee niet alleen langzaam werd klaargestoomd voor de reguliere albums van beide artiesten, maar ook voor het genre waaruit ze afkomstig waren. Mijn vrouw had zelfs niet eens in de gaten dat ik hier naar luisterde, want voor deze albums ging steevast de discman mee op vakantie, waardoor het bloedhete Toscane voor altijd verbonden is met de ijskoude Vilderness van Nils Petter Molvaer.

Zelfs toen kon ik onmogelijk vermoeden dat ik bijna een kwart eeuw later op de eerste rij zou zitten bij een optreden van diezelfde Érik Truffaz dat om meer dan één reden gedenkwaardig was. Niet alleen was mijn echtgenote inmiddels zo gewend geraakt aan jazz dat ze best mee wilde, het concert vond plaats op de dag dat alles in 2022 weer openging na de laatste, achteraf gezien totaal overbodige lockdown: op vrijdag 25 februari. .

Na al dat gedwongen nietsdoen tijdens de pandemie, voelde deze wervelende show aan als een soort bevrijding. Datzelfde weekend bezocht ik nóg twee andere jazzconcerten en sindsdien ben ik gemiddeld één keer per week in het theater te vinden. Ik koester de handtekening van Truffaz, kijk reikhalzend uit naar zijn nieuwe album dat in april verschijnt en heb natuurlijk allang een kaartje gekocht voor het aangekondigde optreden van Nils Petter Molvaer in oktober.

Dat is hoe het uiteindelijk is afgelopen, maar dat verklaart nog steeds niet hoe ik via lounge uiteindelijk bij jazz ben uitgekomen en pas op mijn 61ste mijn abonnement op het hardrockblad Aardschok heb opgezegd. Op de albums van de band De-Phazz staan weliswaar nummers als Jazz Music en Cut the Jazz, maar in de cd-kast stond deze band gewoon tussen de lounge en de triphop. Om nóg een stapje dichterbij jazz te komen was een piepjonge Britse zangeres nodig waar op dat moment nog bijna niemand van had gehoord, maar die klonk als een straatschoffie dat was opgevoed door Sarah Vaughan.

                                                                                              (wordt vervolgd)

donderdag 2 maart 2023

Er zit een snufje jazz in bijna elke andere soort muziek

Tussen dat ventje van 10 dat bij zijn Duitse oom voor het eerst Count Basie hoorde en de schrijver van nu, zit ruim een halve eeuw. In die tijd heb ik stapsgewijs, en meestal ongemerkt, telkens een beetje jazz tot me genomen. Dat genre kent ontelbaar veel verschijningsvormen en heeft door de tijd heen zijn stempel gedrukt op bijna elke andere muzieksoort. Zo is er zelfs een band die Jazz Sabbath heet en een geheel eigen draai geeft aan de metal van Black Sabbath.

Op het moment zelf ben je je daar amper van bewust, maar zelfs in southern rock zit een flinke scheut jazz. Ik associeerde het destijds vooral met cowboyhoeden en country, maar al die eindeloze jams hebben alles met jazz-improvisaties te maken en bij de muziek van de Allman Brothers ligt het er zelfs tamelijk dik bovenop. Zo hoor je soms jazz zonder het als zodanig te herkennen of te benoemen, maar raak je er onwillekeurig steeds meer aan gewend.

Datzelfde geldt voor de experimentele funk van The Pop Group, een band in het kielzog van de punk die het tegenovergestelde produceert van toegankelijke pop. Ik zag ze in 1979 spelen in de foyer, een optreden dat zo schandalig kort was dat we eigenlijk ons geld terug hadden moeten krijgen. In plaats daarvan werden we door de manager van Vredenburg naar de grote zaal geleid waar we vanaf de eerste rij gratis naar pianist Chick Corea mochten kijken. In zekere zin was dat zelfs mijn eerste echte jazzconcert, hoewel me er verder niets van is bijgebleven.

Daarna hield ik me verre van dat genre met als gevolg dat mijn collectie uitpuilde van punk, new wave, metal, classic rock, blues en southern rock met slechts één zielig stapeltje jazz. Daar zat een cd van Cannonball Adderley tussen die ik kende van mijn Duitse oom, maar ook dat ene legendarische album van Miles Davis dat bijna iedereen in huis heeft of tenminste wel eens heeft gehoord, en een album van John Coltrane waarvan ik me niet eens kan herinneren het zelf te hebben gekocht, laat staan waarom. 

Wat ik nog wél heel goed weet is dat ik die cd draaide op de Duitse snelweg, nadat ik een autoshow in Zwitserland had bezocht. Ik reed door de donkere nacht in een testauto van Volvo die moeiteloos de 200 km/u aantikte, terwijl de fotograaf naast me lag te slapen. En ondertussen, op repeat, dat helemaal niet zo heel toegankelijke album Blue Train van John Coltrane, dat op de een of andere manier de perfecte soundtrack vormde voor dat moment en een schaduw vooruit wierp naar een verre toekomst waarin ik nog veel meer van hem in de kast zou hebben. 

Het interessante is dat ik, om jazz te ontdekken, eerst nog een ander genre moest ontdekken. Dat gebeurde in 1986, toen Run DMC een single opname met de hardrockband Aerosmith en ik op mijn 25ste een compleet nieuw genre omarmde. Ik luisterde dus al naar rap toen het nog in de kinderschoenen stond en herinner me de opwinding die het debuut van NWA veroorzaakte. In hiphop kwam je vooral samples uit funk en soul tegen, maar er waren ook bands die stukjes metal opknipten of flarden jazz gebruikten. Ik zag Stetsasonic in Utrecht optreden en All That Jazz spelen en ik kocht Gang Starr dat zo zwaar leunde op jazz dat rapper Guru er later zelfs een heel project aan wijdde onder de noemer Jazzmatazz.

Maar echt gegrepen werd ik pas door het album 3D Lifestyles van Greg Osby, geen rapper die zich door jazz liet inspireren, maar een jazzsaxofonist die precies het omgekeerde deed met hiphop en voor de gelegenheid een paar gastrappers inhuurde. Dat album heb ik op weg naar mijn werk oneindig vaak gedraaid, hoewel het opnieuw geen gemakkelijk in het gehoord liggende muziek is. Pas later zou ik beseffen dat juist dát zo aantrekkelijk is: dat je er als luisteraar moeite voor moet doen en dat het even duurt voordat de muziek zich gewonnen geeft. 

                                                                                                        (wordt vervolgd)