Zoeken

woensdag 30 november 2016

Iedereen wil stiekem met deeltijdpensioen, maar bijna niemand durft het

Afgelopen weekend werd ik er door verschillende lezers op geattendeerd dat er in NRC een artikel stond over "rentenieren voor beginners". Daarin werd uitgelegd hoe je, nu de VUT officieel is afgeschaft en alle prepensioenregelingen zijn gesneuveld, tóch eerder kunt stoppen met werken. Vandaag doet De Volkskrant dat nog eens dunnetjes over met een verhaal over "deeltijd niksen". Niet alleen beginnen mensen langzaam te beseffen wat het betekent om écht tot je 67ste door te moeten werken, het wordt ook steeds duidelijker dat er talloze ontsnappingsmogelijkheden zijn. 


Met mijn laatste boek lijkt het dus precies dezelfde kant op te gaan als met Hypotheekvrij! In 2008 moest ik aan iedereen uitleggen waarom wij aan het aflossen waren (en ook waarom we dat als een bezetene deden), nu kom ik vaak in discussies terecht over nut en noodzaak van betaald werk. Werk is leuk en bevredigend, het geeft energie en structuur aan het leven en soms wordt het zelfs gezien als een Bijbelse plicht. Dat bestrijd ik allemaal niet, maar tegelijk staat nergens geschreven dat je per se verplicht veertig uur per week moet werken of veertig jaar van je leven op een kantoor of en bouwplaats moet doorbrengen.

Om die reden is een deeltijdpensioen een uitstekend compromis: het voorkomt dat je in een zwart gat valt en je geen raad weet met je tijd en het is beter betaalbaarder dan van de ene dag op de andere je lease-auto inleveren en je baas voor de laatste keer een hand geven. Om die reden schrijf ik in De omgekeerde werkweek ook dat je in  het ideale geval vijf dagen per week werkt op je dertigste, vier dagen op je veertigste, drie op je vijftigste en twee op je zestigste. Met een deeltijdbaan houd je het veel langer vol en blijf je - als ik De Volkskrant van vandaag moet geloven - ook langer fysiek en geestelijk gezond.


Eerder stoppen is dus goed voor je (ik heb tegenwoordig geen spatje stress meer en nul kans op een burn-out), maar je moet het wel zelf organiseren en voor het grootste deel ook zelf betalen. Je kunt daarvoor spaargeld aanspreken, maar ook een deel van je pensioenaanspraken. Volgens NRC kun je met een ton op de bank drie jaar eerder stoppen met werken, volgens Het plakbandpensioen kun je jezelf daarmee 8 jaar lang een basisinkomen uitkeren van 1000 euro netto per maand. Zo moet iedereen dus zijn eigen rekensommetjes maken om te zien of het mogelijk is eerder te stoppen of langzaam af te bouwen.

Zo schrijft datzelfde NRC bijvoorbeeld dat je "honderden euro's per maand" kunt besparen door je hypotheek versneld aflossen, al kunnen ze het niet laten om daarbij als nadeel te vermelden dat je geld dan wel in stenen zit. In werkelijkheid is het rekensommetje nog veel mooier: wie nu 25% van zijn netto-inkomen kwijt is aan rente en aflossingen, kan meteen 25% aan fte inleveren (en vaak zelfs nog iets meer als je in een andere belastingschijf terechtkomt) zodra het huis helemaal is afgelost. Nog mooier wordt dat rekensommetje als je nu 35% van je inkomen kwijt bent aan je huis of meer. Vandaar ook mijn favoriete gezegde: eerst aflossen, dan afbouwen.


De Volkskrant combineert in de krant van vandaag meteen maar een paar van mijn boektitels (want laten we Het nieuwe nietsdoen vooral niet vergeten) en komt met vergelijkbare tips. Zo kun je vanaf je zestigste alvast een stukje aanvullend pensioen opnemen, zodat je minder dagen kunt gaan werken. Ook kun je ijverig gaan sparen en hopen dat de Tweede Kamer een beetje vaart maakt met die flexibele AOW-datum waar ik in mijn laatste boek ook voor pleit. De krant vergeet echter de belangrijkste tip (een hypotheekvrij huis) en noemt alleen even kort de mogelijkheid "minder uitgeven" zonder dat verder uit te diepen of uit te rekenen.

Toen ik Het plakbandpensioen schreef, wist ik al dat deze kentering eraan zat te komen. We hebben namelijk niet te maken met een verhoging van de pensioenleeftijd met twee jaar (of drie jaar als het straks echt 68 wordt), maar met zeven tot twaalf jaar. Nog niet zo heel lang geleden (namelijk in 2004) werkte slechts een kwart van de beroepsbevolking boven de 55. De rest zat thuis met een of andere regeling en wás dus al met pensioen. Langer doorwerken betekent in de praktijk dus véél langer doorwerken en voor heel veel mensen en beroepsgroepen gaat dat simpelweg niet werken.

dinsdag 29 november 2016

Als je constant loopt te rennen gaat je leven lekker snel voorbij

Binnenkort geef ik een lezing voor een gezelschap van medisch specialisten, notarissen, accountants, rechters, advocaten en uitgevers. Op verzoek zal ik het wankele evenwicht belichten dat loopt tussen het najagen van je ambities en - aan de andere kant - rustig nadenken en relaxed achterover leunen. Tijdens mijn verhaal zal ik zeker even verwijzen naar onderstaande artikelen die los van elkaar verschenen in verschillende kranten maar die allemaal in één richting wijzen. Wie constant loopt te rennen en voortdurend aan het multitasken is, loopt eigenlijk met zijn (of, vaker nog: haar) hoofd in de mist en mist van alles.


Bovenstaand citaat is afkomstig uit een interview met Chantal Janzen uit het Volkskrant Magazine van een paar weken terug. Ik las de woorden met een schok van herkenning, want in mijn eigen geheugen zitten ook van dat soort gaten. Soms lees ik een interview terug dat ik met iemand heb gedaan voor een tijdschrift, terwijl ik me daar helemaal niets meer van kan herinneren. Ik weet niet dat ik die persoon heb gesproken, weet niet meer waar het plaats heeft gevonden en ben net zo verrast over de vragen en antwoorden als een willekeurige lezer. Het is net alsof je recente foto's van jezelf ziet op een tropisch eiland, terwijl je zou zweren dat je al twintig jaar niet meer in een vliegtuig bent gestapt.

Natuurlijk kun je als mens niet alles onthouden en daarom is je brein voortdurend aan het schiften. Je éérste interview blijft je waarschijnlijk ook beter bij dan het duizendste, net zoals de eerste schrijver die je in het echt ontmoet meer indruk maakt dan de zoveelste bekende auteur die een paar dagen in het Ambassade hotel in Amsterdam logeert om daar de hele dag journalisten te woord te staan. Toch heeft mijn vergeetachtigheid volgens mij alles te maken met de hoge werkdruk, want in het begin van mijn loopbaan schreef ik twee artikelen per week terwijl dat aan het einde was opgelopen tot twee per dag. Het is zelfs wel eens gebeurd dat ik op één dag twee schrijvers achter elkaar heb gesproken en al moeite had om hun boeken uit elkaar te houden.


Het interview met Chantal Janzen kwam op de grote stapel terecht, zonder dat ik wist wat ik er verder mee zou doen en of het ooit van pas zou komen. Toch moest ik er meteen aan denken toen ik afgelopen zaterdag in het Algemeen Dagblad het verhaal las van een fulltime werkende vrouw die het roer radicaal had omgegooid en fulltime huisvrouw en moeder was geworden. In het interview maakt ze dezelfde, soms afschrikwekkende"rekensommetjes" als ik in mijn boeken doe. Zo stelt ze vast dat ze haar kinderen netto (dus na aftrek van werktijd en reistijd) maar twee uur per dag zag toen ze nog hard aan het werk was.

Het fulltime moederschap levert haar veel op: ze is minder gehaast (en daardoor minder moe en minder snel geïrriteerd) en heeft opeens veel meer oog voor haar omgeving. Wie de hele dag werkt, met oogkleppen op naar de volgende afspraak jakkert en de hele tijd naar het scherm van zijn smartphone staart, ontgaat van alles. Het is ronduit schokkend als ze constateert dat ze nu pas weer, voor het eerst in jaren, bewust opmerkt dat de bomen in de lente uitlopen. Je moet dus soms letterlijk stilstaan om bij de belangrijke dingen in het leven stil te staan. Wie in de hoogste versnelling door jakkert, lijkt nog het meest op de treinreiziger die het landschap waarneemt als een groene waas.


Dezelfde dag stond in de bijlage Vrouw van De Telegraaf dit citaat, dat zo naadloos aansluit op het voorgaande dat het alweer bijna voorspelbaar wordt. Als deelnemer aan het tv-programma Mijn tent is top probeerde deze 40-jarige vrouw samen met haar man uit alle macht een restaurant draaiende te houden. Het leidde niet alleen tot een faillissement, maar ook tot het besef dat ze zichzelf in die periode voorbij is gerend. Ze leefde volgens eigen zeggen "in een roes", was 24 uur per dag aan het werk of met haar werk bezig en kon niet genieten. In die periode is haar leven niet alleen voorbij gegaan, maar ook geheel aan haar voorbijgegaan.

Dat zal ik mijn gehoor over een week dus voorhouden: dat je kunt besluiten om hard te werken vanuit een soort roeping, om iets bij te dragen aan de maatschappij, om zin en structuur te geven aan het leven, om te woekeren met je talenten, om je gezin te onderhouden of omdat je het beschouwt als een morele plicht. Tegelijk zul je ervoor moeten waken dat je 'niet in volle vaart naar je eindbestemming reist (lees: racet) in een geblindeerde treincoupé en bij de laatste halte uitstapt op een leeg perron in een totaal onbekend landschap.

donderdag 24 november 2016

Wat gebeurt er met je leven als je eenmaal hypotheekvrij bent?

Toen wij in het najaar van 2008 begonnen met het versneld aflossen van onze (aflossingsvrije) hypotheek, stuitten we in elk gezelschap op vooroordelen en vragende gezichten. Hoewel de kredietcrisis al was uitgebroken, waren de huizenprijzen nog niet aan het dalen dus van onder water staan had nog niemand gehoord. Bovendien was de aflossingsvrije hypotheek nog razend populair, omdat hij zo lekker goedkoop was en niemand zich afvroeg wat er op de einddatum precies met die hypotheek gebeurde. Inmiddels is "hypotheekvrij" een ingeburgerd begrip en geldt versneld aflossen als een gouden tip. Zo'n snelle omslag is niet alleen interessant om mee te maken, maar roept als vanzelf de vraag op welke andere denkbeelden uit mijn boeken straks gemeengoed gaan worden.


Als iemand mij het hierboven afgebeelde artikel uit het Algemeen Dagblad in 2008 in mijn handen zou hebben gestopt, zou ik het waarschijnlijk vol ongeloof hebben gelezen. Het is nu nauwelijks meer voor te stellen, maar in die tijd werd er in de media met geen woord gerept over "aflossen". Ik volgde aandachtig alles wat werd gepubliceerd over huizenprijzen en hypotheken, maar daar zat welgeteld één knipsel tussen over dat onderwerp. Ik kende niemand die extra aan het aflossen was (hoewel ik inmiddels weet dat die mensen er wel degelijk waren) en kwam ook alleen maar op het idee om iets aan mijn hypotheekschuld te doen door de vooruitziende blik van Eric Mecking.

Inmiddels zijn we acht jaar verder en is het sentiment 180 graden gedraaid. Ik hoef op verjaardagen niet meer uit te leggen waarom we in 2008 fanatiek zijn gaan aflossen, hooguit hoe het mogelijk is dat we jaarlijks tussen de 15.000 en 20.000 euro bij elkaar wisten te sparen om onze hypotheekschuld omlaag te brengen. Dat leg ik altijd met veel plezier uit, al zie ik mensen vaak in elkaar krimpen als ik vertel dat ik in een tien jaar oude Alto rijd en we meestal maar één weekje op zomervakantie gaan naar Duitsland (in datzelfde boodschappenautootje).


De vraag waarom we zijn gaan aflossen, staat overigens geheel los van de vraag waarom we dat in zo'n krankzinnig tempo zijn gaan doen. Eigenlijk zijn dat dus twee geheel verschillende vragen, want wie op zijn 25ste een annuïteitenhypotheek afsluit, kan op zijn 55ste al helemaal van zijn schuld af zijn zonder tussendoor ook maar één extra storting te doen. In mijn geval had het er alles mee te maken dat ik zeker wist dat ik mijn pensioen niet zou halen in loondienst. Ik deed mijn eerste storting vlak voor een grote reorganisatie (die ik ternauwernood overleefde) en was dus niet zomaar aan het aflossen of mijn leven ervan afhing.

Inmiddels is het 2016, heb ik mijn aflossingsvrije hypotheek al lang en breed afgelost en lees ik in de krant dit soort bijna achteloze zinnetjes. Blijkbaar is het niet meer nodig om uit te leggen waarom mensen extra zouden moeten aflossen en óók niet waarom ze dat zo snel mogelijk zouden moeten doen. In deze wereld is niemand meer zeker van zijn baan of zijn pensioenuitkering en dat laatste geldt zeker als je ZZP'er bent. Wie zijn volledige hypotheek heeft afgelost, kan na zijn pensioendatum een heel eind komen met alleen AOW, zeker als je toch al gewend bent aan een iets bescheidener uitgavenpatroon. Dat is namelijk de grote truc: als je jarenlang leeft van de helft van het gezinsinkomen, heb je daarna - zeker zolang je gezond blijft - ook genoeg aan de helft.


Ook hoogleraar Henriëtte Prast beschouwt een hypotheekvrij huis als het beste, meest waardevaste pensioen dus daar heb ik verder niets meer aan toe te voegen. Wel rijst zo vanzelf de vraag welke denkbeelden uit mijn boeken nog meer gemeengoed gaan worden. Was dat "aflossen" een toevalstreffer of heb ik mensen ook op andere fronten wakker geschud? Dat weet je natuurlijk nooit, maar ik vermoed dat het de komende jaren nog héél vaak zal gaan over deeltijdpensioenen (al dan niet in de vorm van een omgekeerde werkweek) of over de mogelijkheid om op wat voor manier dan ook toch eerder te stoppen met werken dan de officiële AOW-leeftijd.

Volgens mij is het één onlosmakelijk verbonden met het ander. Wie gaat morrelen aan de einddatum van zijn hypotheek, gaat vanzelf ook kritisch kijken naar zijn pensioendatum. Dat is onvermijdelijk, net zoals je je gaat afvragen wat die andere helft van het gezinsinkomen eigenlijk toevoegt als je een paar jaar hebt geleefd van de helft. Wie het samen makkelijk redt met 2500 netto (of met 2000 netto of met nog veel minder), hoeft geen cent méér te verdienen dan dat bedrag om een goed leven te leiden. Bovendien kun je, zodra je klaar bent met aflossen, gewoon keihard doorgaan met sparen voor je eigen vroegpensioen.

maandag 21 november 2016

Herman Koch is dus feitelijk óók met plakbandpensioen

Afgelopen zaterdag stond er een interview met Herman Koch in het Volkskrant Magazine dat ik met veel plezier heb gelezen, ondanks het feit dat ik eerlijk moet bekennen nog nooit een boek van hem te hebben gelezen. Hoewel hij 8 jaar ouder is dan ik en minstens 20 keer zo rijk, blijkt hij er exact - maar dan ook echt tot op de komma nauwkeurig - dezelfde dagindeling op na te houden. Je hoeft dus helemaal niet in 43 talen vertaald te worden en in vijftig landen te zijn uitgegeven om te leven als een miljonair en je tijd zelf in te delen.


Mijn vrouw had afgelopen zomervakantie Het Diner meegenomen uit de bieb en was daar zo enthousiast over dat ik me heb voorgenomen ook eens iets van hem te lezen. Het was ook mijn vrouw die het interview als eerste las (ze begint op zaterdagochtend namelijk altijd in dat magazine) en meedeelde dat ik het beslist moest lezen. Om haar standpunt kracht bij te zetten had ze zelfs al een paar passages met potlood onderstreept. Één daarvan ging over zijn bewondering voor de Amerikaanse schrijver Stephen King, die ik volledig deel en die in zijn geval ook nog eens wederzijds is.

Zelf schoot ik pas overeind toen het interview bijna afgelopen was en de journalist informeerde hoe een gemiddelde werkdag van een "succesauteur" er uitziet. Het antwoord dat Herman Koch gaf heb ik van A tot Z onderstreept, omdat het voor honderd procent overeenkomt met mijn eigen dagindeling. Sterker, ik heb datzelfde rijtje al eens opgesomd in een radio-interview: 's ochtends een paar uur tikken achter de laptop (en dat kan net zo goed een column zijn als een blog of een stuk van een nieuw boek) en vervolgens boeken lezen, films kijken, fietsen, koken of naar de bios. Het enige verschil is dat hij gaat hardlopen in plaats van fietsen en vaker uit eten gaat.


Voor alle duidelijkheid: ik probeer mezelf daarmee niet op één lijn te zetten met Herman Koch, want hij is bekender, grappiger, succesvoller en rijker. Het opvallende is juist dat je helemaal niet rijk en succesvol hoeft te zijn om precies hetzelfde vrije leven te leiden. Er wordt niet expliciet naar gevraagd, maar in zijn geval moet het om "miljoenen" gaan, terwijl ik mezelf een basisinkomen uitkeer van 1000 euro per maand, waarmee we als gezin uitkomen op ongeveer 2500 euro netto in totaal. Dat is in ons geval ruim voldoende, maar het is tegelijk veel minder dan twee twintigers die net van school komen sámen verdienen met allebei een fulltime baan.

Rara, hoe kan dat? Ik denk dat mensen zich teveel blindstaren op de buitenkant, te vaak streven naar het perfecte plaatje en ook te vaak een ingewikkelde oplossing zoeken voor een simpel probleem of te snel denken dat iets "niet voor hen is weggelegd". Om een voorbeeld te noemen (uit een van mijn boeken): toen ik nog in loondienst was en elke dag in de file stond, vertelde een collega vaak jaloers over schrijver Ian Flemig die elke ochtend werkte aan een nieuw verhaal over James Bond en 's middags de zee indook om te snorkelen. Niet alleen leek ons dat ideaal, het leek vooral een onbereikbaar ideaal zolang je geen bestsellers schreef.


Daarom is het goed om te benadrukken dat er meer overeenkomsten zijn tussen Herman Koch en mij (en tussen Ian Fleming en mij) dan verschillen. Als het zomer is tik ik 's ochtends op mijn gemak een paar honderd woorden om vervolgens lekker een duik te nemen in de afgedamde rivier die door ons dorp stroomt. Weliswaar zwemmen hier geen tropische vissen en is het een stuk koeler, maar verder is het verschil slechts gradueel en misschien zelfs te verwaarlozen. Daarmee bedoel ik dat het verschil tussen mijn nieuwe en mijn oude leven oneindig veel groter is dan dat tussen de schrijver van James Bond en mij.

Datzelfde geldt voor het verschil tussen Herman Koch en mij. Hij rijdt in een Landrover die hem waarschijnlijk meer dan een ton heeft gekost, terwijl ik me verplaats in een tien jaar oude Suzuki Alto van 2900 euro. We komen allebei overal op tijd aan, zitten allebei droog, staan allebei net zo lang in de file, alleen ziet het plaatje er op het eerste gezicht veel minder gelikt uit. Het wordt zelfs nog grappiger als je bedenkt dat ik van de aanschafprijs van die Landrover al snel een jaar of tien kan leven zoals ik nu doe. Die man die je op een doordeweekse dag ziet fietsen op weg naar Cinerama op een minstens veertig jaar oude damesfiets kan dus best eens een miljonair zijn zonder een miljoen op de bank.

woensdag 16 november 2016

Worden we nu wel of niet gemiddeld steeds ouder?

De vraag of de gemiddelde levensverwachting stijgt, dreigt een soort welles/nietes-discussie te worden nu 50Plus hardop de officiële statistieken van het CBS in twijfel trekt. Dat was wellicht niet zo handig, niet alleen omdat hun bron niet heel betrouwbaar is maar ook omdat op deze manier de verkeerde discussie wordt gevoerd. Belangrijk is om onderscheid te maken tussen het rekensommetje dat de overheid maakt om de AOW betaalbaar te houden en de rekensommetjes die je als burger zelf zou moeten maken.


De overheid hanteert de vuistregel dat mensen na hun pensionering gemiddeld nog 17 jaar van hun welverdiende rust mogen genieten op kosten van de samenleving. Dus kijken ze naar de gemiddelde resterende levensverwachting (en daarbij nemen ze dan weer het gemiddelde van mannen en vrouwen) en trekken daar vervolgens 17 jaar van af om de gewenste pensioenleeftijd vast te stellen. Dat systeem werkt in het nadeel van mannen - die nog altijd gemiddeld een paar jaar korter leven - maar heeft als grootste nadeel dat de gemiddelde burger niets heeft aan gemiddelden. Vergeet niet dat een ongeoefende zwemmer makkelijk kan verdrinken in water dat gemiddeld 1 meter diep is.

De overheid kijkt dus louter naar de betáálbaarheid van het stelsel en heeft mijn schoonmoeder tandenknarsend AOW uitbetaald tot het moment dat ze vlak voor haar 98ste verjaardag haar laatste adem uitblies. Haar voorbeeld laat meteen een paar belangrijke dingen zien. Zo kun je vaststellen dat ze bovengemiddeld oud is geworden, net zoals er dus ook mensen zijn die ver op dat gemiddelde achterblijven en in het ergste geval de dag na hun pensionering dood neervallen. Verder zegt de leeftijd die je bereikt weinig over de kwaliteit van leven, want niemand droomt ervan om zijn laatste jaren te slijten in een verpleeghuis met een incontinentieluier aan.


Zelf zet ik in mijn boeken ook vraagtekens bij de "stijgende levensverwachting" zonder dat die bewering wordt ondersteund door cijfers. Je kunt dat dus makkelijk afdoen als "ook maar een mening" en dat vind ik prima. Het is echter zo dat de huidige levensverwachting is gebaseerd op die groep werknemers die vaak nog gebruik heeft kunnen maken van gunstige VUT-regelingen en veel minder last had van stijgende werkdruk en chronische stress. Zelf verwacht ik dat de stijging van de levensverwachting gaat afvlakken of zelfs dalen zodra mensen met zware beroepen en stressvolle banen op hun tandvlees door moeten werken tot hun 70ste. Die groep komt dus wellicht van een koude kermis thuis als ze zich blindstaart op de belofte van een "langer leven".

In de week van de werkstress mogen we wel vaststellen dat het er voor veel werknemers intussen niet leuker op wordt. Toen we onlangs nog even terug waren in het verpleeghuis van mijn overleden schoonmoeder voor een herdenkingsdienst, hoorden we dat de geestelijk verzorger dreigt te worden wegbezuinigd omdat ze geen rendement oplevert. Ze biedt een luisterend oor, geeft mensen steun, legt even haar hand op je arm als ze ziet dat je eenzaam bent en geeft je de kans om je verhaal te doen, maar haar bijdrage is nergens terug te vinden in de jaarcijfers en dus kan ze net zo goed van de loonlijst worden afgevoerd. Als dat haar al niet cynisch maakt, zorgt het er wel voor dat ze voortijdig opbrandt.


En weten we al precies wat de obesitasepidemie gaat doen met de gemiddelde levensverwachting? We slikken klakkeloos het sprookje dat "robots onze banen gaan inpikken" (wat misschien wel zo is, maar wat we eerst nog maar moeten zien) en besteden tegelijk weinig aandacht aan de vraag of we gemiddeld écht wel langer leven als we gemiddeld ook steeds zwaarder worden omdat we steeds ongezonder gaan leven. Ik zag vorige week toevallig een stukje van het programma Hoe word ik 100 en schrok me een ongeluk van de hoeveelheid medicijnen die (veel) te zware mensen elke dag moeten slikken terwijl ze vaak nog pas halverwege de veertig zijn.

Zelf weet ik zeker dat het bevorderlijk is voor mijn eigen levensverwachting en mijn stressniveau als ik in mijn ochtendjas rustig aan de keukentafel zit te werken in plaats van in de ochtendspits te staan. Los daarvan kan het geen kwaad om ook eens dit rekensommetje te maken: per 1 mei ben ik officieel met plakbandpensioen maar ik ben al vier jaar niet meer in loondienst. Gerekend vanaf een AOW-leeftijd van 68 ben ik nu in zekere zin dus al "72". Als ik die nieuwe pensioenleeftijd inderdaad haal (en niemand heeft die garantie of geeft me die garantie) dan betekent het dat ik die 17 jaar waar ik anders pas ná die datum recht op zou hebben er straks allang op heb zitten.

maandag 14 november 2016

Wat gebeurt er als je jezelf steeds maar voorbij rent?

Met onze drukke schema's, strakke deadlines, overvolle agenda's en onmogelijke wensenlijstjes weten we dat we grote kans hebben op een kwade dag geveld te worden door een burn-out. Maar er bestaat nog een ander, veel sluipender gevaar. Wie constant loopt te rennen en te vliegen en met oogkleppen voor op het einddoel af sjeest, staat op de finishlijn uiteindelijk met lege handen. Dat besefte ik afgelopen vrijdag weer eens toen ik een foto maakte van deze boom in een park waar ik nooit eerder was geweest en op een plek waar ik nooit eerder stil had gestaan.


Je hoort vaak dat stellen die al wat langer bij elkaar zijn, een beetje langs elkaar heen leven. Je woont nog wel onder één dak en wisselt wat beleefdheden uit of maakt praktische afspraken, maar van echt contact is geen sprake meer. Op papier heb je nog een verbintenis en misschien heb je samen ooit een samenlevingscontract ondertekend, maar er is geen verbinding meer, geen echte relatie. Op precies dezelfde manier gaan veel mensen ook met het leven om: alsof het een vanzelfsprekendheid is, iets waar nooit een einde aan komt en wat je straffeloos voor lief kunt nemen.

Om dat ten volle te beseffen moet je waarschijnlijk iets ouder zijn, want toen ik een jaar of vijfentwintig was waande ik mezelf onkwetsbaar en onsterfelijk - als ik überhaupt al over dat soort kwesties nadacht. Op die leeftijd ligt alles nog open, heb je zeeën van tijd en lig je niet wakker van het besef dat er ooit een einde aan komt of dat een ziekte roet in het eten kan gooien. Nu ben ik 55 en lijkt het soms wel of er elke week iemand uit je omgeving wordt getroffen door rampspoed. Mijn vrouw heeft de telefoon nog niet neergelegd na een gesprek met iemand die onlangs een lichte tia heeft gehad of ze hoort van een andere kennis dat die getroffen is door borstkanker.



Maar zelfs als je geluk hebt met je gezondheid en alles verder ook een beetje meezit, moet je ervoor waken om niet als een blind paard door te sjezen richting eindstreep. Doe je dat wel, dan zul je op de finishlijn het gevoel hebben dat het hele leven een beetje langs je heen is gegaan, alsof je al die tijd alleen maar functioneerde op adrenaline en nergens echt aandacht aan hebt geschonken. Al die dingen schoten door mijn hoofd toen ik afgelopen vrijdag op wereldreis ging door mijn eigen woonplaats. Normaal gesproken kijk ik hoe ver ik op die dag vanuit mijn woonplaats kan komen op een gewone fiets (niet zelden 140 kilometer), nu wilde ik eens kijken hoeveel er in mijn eigen  gemeente eigenlijk te zien is.

Uiteindelijk is dat namelijk pure armoe: elke dag in de file staan op weg naar kantoor, zonder ooit de moeite te nemen of de tijd te hebben om op je gemak door je eigen omgeving te dwalen of te fietsen. Zo had ik mijn vrouw wel eens horen vertellen over de Donckse Velden zonder dat ik er ooit was geweest of wist waar dat was. Die vergissing heb ik afgelopen vrijdag ruimschoots goedgemaakt, want ik heb op mijn gemak elk park en recreatiebos in Ridderkerk doorkruist en onderweg zoveel mooie foto's gemaakt dat het voor buitenstaanders lastig is te geloven dat je gewoon tussen Rotterdam en Dordrecht woont. Onderstaande foto had ik bijvoorbeeld ook kunnen maken toen ik in de herfstvakantie in Garderen was.


Misschien is dat uiteindelijk wel het geheim: dat je niets voor lief moet nemen en dat je naar je huis, je partner en je naaste omgeving moet kijken alsof je het voor het eerst ziet. Wie zo leeft (en dat is nog lastiger dan "in het nu" proberen te leven, hoewel het er zijdelings ook wel iets mee te maken heeft) geniet intens en kijkt vanzelf naar de wereld met een frisse blik. Bij een goed leven hoort dankbaarheid en tevredenheid, maar ook verbazing en verwondering. Uiteindelijk hebben die wekelijkse fietstochtjes daar alles mee te maken, want elke keer weer ben ik op zoek naar mooie schelpen op een zandstrand. Om die reden rijd ik ook op een oude fiets, want zo ben je vanzelf meer aan het reizen dan aan het racen.

Niet alleen is het elke keer weer een verrassing wat ik onderweg tegenkom, ik besluit ook pas op het laatste moment welke richting ik op zal gaan. Dat heeft te maken met de windrichting (op de terugweg wil je niet de wind pal tegen hebben), maar ook met vrijheid. Nog niet zo lang geleden stond ik elke vrijdag in de file en zat ik de hele dag op kantoor, nu kan ik bij elke splitsing besluiten welke kant ik op ga, doe ik alles in mijn eigen tempo en neem ik pauze wanneer ik maar wil. Zo maak je van elke vrijdag niet alleen een vrije dag, maar vier je ook elke week de vrijheid.

donderdag 10 november 2016

Zelfgemaakte appeltaart eten in de atoomschuilkelder

Een paar weken geleden reed ik op maandagmiddag op mijn fiets naar een verscholen stukje snippergroen tussen een fietspad en een woonwijk in mijn woonplaats. Daar zou ik een dorpsgenoot ontmoeten die in meer dan één opzicht een soort tegenvoeter is (of, zo je wil, een virtuele tweelingbroer). Op het 500 vierkante meter grote en met een hek omheinde stuk grond probeert deze vijftiger vruchten, bessen en noten te verbouwen op basis van "permacultuur". Het leek hem leuk om mij te laten zien wat ik met het eveneens precies 500 m2 grote stuk grond achter mijn huis zou kunnen doen. Bovendien zou zo'n voedselbron nog wel eens goed van pas kunnen komen als de pleuris écht uitbreekt.


Het was niet de eerste keer dat ik het woord "permacultuur"hoorde, maar wel de eerste keer dat ik in het echt iets zag wat er op leek. Het is niet eenvoudig om volgens dit principe te werken, maar hij deed zijn best en leerde gaandeweg met vallen en opstaan steeds meer bij. Op het stuk grond stond al een walnotenboom toen hij het kocht en een paar fruitbomen, maar veel begroeiing bestond uit jonge aanplant. Of het allemaal zou gaan lukken, weet hij ook niet, maar in het gunstigste geval levert zijn grond straks ook truffels en pistachenoten.

Over permacultuur zijn hele boeken en websites volgeschreven, dus ik vertrok later die middag niet alleen met een zak noten en appels richting huis, maar ook met een lijstje titels en sites die mij verder zouden kunnen helpen. Toevallig verscheen er een week later ook een artikel in een regionale krant over het voedselbos (sorry: VoedselBos) in Dordrecht dat volgens hetzelfde principe wordt opgezet. Volgens datzelfde artikel zijn er in ons land maar vier of vijf mensen die zo'n systeem kunnen ontwikkelen. Dat is dus de angel: als het allemaal werkt heb je een ecosysteem dat zichzelf in stand houdt, maar het is nog niet zo heel makkelijk om dat voor elkaar te krijgen.


Dat was ook zijn uitgangspunt: creëren, leren, uitproberen. Op het stuk grond stonden verder twee bijenkasten die verzorgd werden door een vrouwelijke dorpsgenoot. Dankzij haar ontbeten wij thuis de afgelopen weken elke dag met een snee brood met roomboter en honing (hoewel het potje nu helaas al weer leeg is). In het ideale geval levert een dergelijk perceel gedurende het hele jaar iets op, zonder dat je er veel meer aan hoeft te doen dan opbinden en snoeien. Je moet dan echter niet te beroerd zijn om brandnetelthee te drinken en knollen te eten, al vermeldt de plantenlijst van mijn dorpsgenoot ook munt, aalbessen, pruimen, bramen, moerbei en cranberry's.

Door een rij bomen te planten aan de westzijde, kun je volgens hem een "microklimaat" creëren doordat je de wind tegenhoudt. Dat principe ken ik, want ons perceel heeft precies dezelfde zonligging als het zijne. Vaak genoeg zitten we daar - uit de wind - in onze hemdsmouwen te lezen om vervolgens te ontdekken dat we minimaal een jas nodig hebben als we de straat uit lopen of fietsen. Wellicht denken sommige mensen dat ik gek ben als ik in het vroege voorjaar (of in deze tijd van het jaar) buiten zit te lezen, maar in werkelijkheid zit ik in een soort cocon achter een boom en een haag met klimop.


Ik beloofde hem om een foto te mailen van de taart die mijn vrouw van de appels zou maken (wat zij inderdaad heeft gedaan) en ik beloofde ook om nog een keer terug te komen als de tuin in het voorjaar in bloei staat (wat ik zeker ga doen). Niet alleen is het een paradijsje op een perfecte verstopplek, het is ook een oase van rust in een hectische wereld. Zelf zit hij elke dag uren in de auto op weg naar en van zijn werk en snakt hij naar een ander leven dat dichter bij hemzelf ligt en dichter bij de natuur staat. Niet alleen vond hij het leuk zijn ervaringen en zijn kennis met mij te delen, hij benadrukte ook het belang van "delen".

Want natuurlijk kwamen we daar ook over te spreken. Zo'n stukje grond is het biologische equivalent van een atoomschuilkelder, een virtuele voorraadkast voor het moment waarop de schappen in de supermarkt leeg zijn en de paniek losbarst. Zo'n Walking Dead-achtig scenario is niet ondenkbaar bij een meltdown van het financiële stelsel of een wereld waarin mensen als Trump het tot president weten te schoppen. Maar ook dan is dit niet alleen bedoeld als veilige haven voor hem en zijn gezin. In het ergste geval wil hij de oogst bewaken met de hele buurt en vervolgens met zijn kennis de hele buurt vol zetten met bomen en planten. Zo krijgt zelfs een rampscenario ineens het karakter van een gezellig straatfeest en zou je je bijna gaan verheugen op de saamhorigheid die vanzelf ontstaat wanneer de wal het schip keert.

dinsdag 8 november 2016

Waar bewaart de eekhoorn zijn wintervoorraad?

Afgelopen herfstvakantie brachten we door op een kleinschalig bungalowpark in Garderen waar ik al mijn halve leven kom. Deze keer besloot ik echter om er niet met de auto naartoe te rijden, maar op de fiets. Zo reisde ik met een paar gedetailleerde routekaarten in mijn fietstas naar de Veluwe en deed ik bijna de hele dag over de reis in plaats van de gebruikelijk anderhalf uur. De eerste vraag die ik kreeg toen ik 's avonds moe maar voldaan op de bank neerplofte, was of dit nou "leuk "was. Dat is een understatement, want de heen- en terugreis bleken het hoogtepunt van de hele vakantie en ook nog eens verreweg het meest memorabel. Bovendien weet ik nu precies waar de eekhoorn zijn wintervoorraad bewaart...


Dus ja, het was zeker leuk, en dat antwoord gaf ik ook aan mijn schoonzusje die met haar gezin op hetzelfde park verbleef. Het grote voordeel van mijn huidige leven is juist dat ik steeds minder tegen mijn zin hoef te doen of met tegenzin en steeds makkelijker en vaker "nee" kan zeggen tegen klussen waar ik niets voor voel. Bovendien zit ik liever een hele dag op de fiets dan dat ik - zoals het jaar ervoor gebeurde - op weg naar mijn vakantie-adres in de avondspits terechtkom en ik toch weer een hele tijd in de file sta.

Echt leuk werd het overigens pas toen ik op onbekend terrein kwam, want op de racefiets was ik al vaak genoeg in de buurt van Lexmond geweest. Vanwege de harde oostenwind leek het me handig om eerst een heel stuk richting Duitse grens te rijden en pas later naar boven te gaan. Dus reed ik onder Nieuwegein door en pakte ik pas in Culemborg de pont. Daarna reed ik via Doorn en Maarn naar Scherpenzeel en snapte ik opeens waarom die een oud-collega ervan droomde om op de Utrechtse heuvelrug te gaan wonen. Wie het een beetje uitkient, hoeft het bos niet eens meer uit als hij van Utrecht naar Garderen peddelt.


Ik kwam op talloze plaatsen waar ik nooit eerder geweest was, ontdekte nu pas dat er zoiets bestaat als de "Grebbelinie" en zag het landschap steeds mooier worden naarmate ik mijn bestemming naderde. Onderweg stopte ik bij een zuivelboerderij om daar een fles zelfgemaakte advocaat te kopen en verder hield ik regelmatig halt om op mijn gemak de mooiste route uit te stippelen of een foto te maken van een fraai vergezicht of een leuk kronkelpaadje. De reis was dus niet alleen relaxed, maar zat ook vol aangename verrassingen. Het werd echter pas echt bijzonder toen ik in Scherpenzeel stopte om voor de zoveelste keer op ANWB Fietskaart nummer 11 te spieken.

Terwijl ik de kaart inspecteerde zag ik, terwijl ik me al binnen de bebouwde kom bevond, vanuit mijn ooghoek een eekhoorn de weg oversteken met een noot in zijn bek en over een gemetseld tuinhek springen. Daar verdween hij achter een plant in een enorme pot om er vervolgens zonder noot weer achter vandaan te komen. Ik stond zo doodstil te kijken dat hij bijna ónder mijn fiets doorrende op zoek naar nog meer voedsel, tot hij besefte dat er iets niet aan het plaatje klopte en hij vlak voor mijn voorwiel langs het stuikgewas in vluchtte. Dat zag ik allemaal op deze late vrijdagmiddag, terwijl om me heen iedereen zich naar van werk of school naar huis haastte.


Daar ga ik verder geen moralistische boodschap aan verbinden, behalve de bijna obligate vaststelling dat je meer opmerkt wanneer je niet de hele tijd aan het rennen en vliegen bent en zelfs op de fiets je mail checkt. Ik had die eekhoorn niet gezien als ik in de auto had gezeten en ook niet als ik de reis op mijn racefiets had gemaakt en van tevoren alle fietsknooppunten had genoteerd zodat ik niet onnodig hoefde te stoppen. In een van mijn laatste boeken constateer ik juist dat je, om bij dingen stil te kunnen staan, eens wat vaker letterlijk stil moet staan. Dat deed ik ik in Scherpenzeel en dat deed ik op de terugweg toen ik alsnog in de file terechtkwam omdat de koeien van het land moesten en via mijn fietsroute naar de stal sjokten.

Het is vermoeiend en zwaar om van Rotterdam naar Garderen te fietsen, zeker als je dat doet op een oude damesfiets met twee zware fietstassen. Maar pas toen ik voor de tweede keer naar een van de afleveringen keek van Grand Designs: Escape to the Wild snapte ik waarom dat ook "leuk" is. Daarin komt een Brits stel voor dat in the middle of nowhere in Zweden woont en elke dag een eind moet lopen naar een snelstromende rivier om twee jerrycans van elk 15 liter te vullen met drinkwater. Zelfs na vier jaar doen ze dat liever dan dat het simpelweg uit de kraan zou komen. Niet alleen hebben ze zo de tijd om even rustig na te denken en tot zichzelf te komen, wanneer je bij een temperatuur van min 30 graden twee volle jerrycans de besneeuwde heuvel op torst heb je elke keer weer het gevoel dat je lééft.

maandag 7 november 2016

Mensen hébben het niet alleen druk, ze erváren ook steeds meer druk

Afgelopen zaterdag stond er een interessant opiniestuk in NRC Weekend over de toename van stressgevoelens onder jongeren. In het stuk komt minstens tien keer het woord "druk" voor, maar niet op de manier zoals je zou verwachten. We hebben het allemaal "drukdrukdruk" en rennen amechtig met onze volle agenda's onder de arm richting burn-out, maar onderhuids speelt er nog iets heel anders. Volgens de vier eerstejaarsstudenten die het stuk schreven lijden mensen namelijk vooral onder sociale druk, studiedruk en prestatiedruk. Misschien wordt het tijd voor een overkoepelende analyse waarbij beide definities van het begrip "druk" eens duidelijk belicht worden?


In het stuk snijden de vier studenten sociologie een interessant thema aan en geven ze - geheel onbedoeld - ook aan waar de schoen wringt. Volgens hen ervaren studenten steeds meer druk en dat is te wijten aan de politiek, de samenleving, de ouders en het schoolsysteem. Om die reden doen zij ook een dringend beroep op ouders, opvoeders en beleidsmakers om deze druk serieus te nemen, want je kunt een tentamen overdoen, maar je studentenleven niet. Hoe dat zou moeten gebeuren en waar we da zouden moeten beginnen, valt echter nergens te lezen en dat terwijl er over dit onderwerp nog wel meer te melden valt.

Zo is "druk" (als in: hete adem in je nek) net zo subjectief als een antwoord op de vraag of tien kilometer hardlopen "zwaar" is en een kamertemperatuur van 18 graden "koud". Dat jongeren steeds meer druk ervaren, betekent niet automatisch dat dat objectief te meten zou zijn of zelfs maar of dat wáár zou zijn. Zo kun je moeilijk volhouden dat het erg onredelijk is om van studenten te verwachten dat ze een studie waar 4 jaar voor staat in maximaal 10 jaar afronden. Maar het klopt dat werkgevers tegenwoordig verwachten dat je als 22-jarige al een aardig CV hebt opgebouwd en in staat bent jezelf goed te verkopen. Zelfs studeerde ik af toen ik 27 was en begon ik toen pas echt te werken, nu moet je feitelijk al vijf jaar eerder volwassen zijn.


Het zou interessant zijn om te kijken wat hun bevindingen over vier jaar zijn, wanneer ze hun studie sociologie bijna hebben afgerond en hun afstudeerscriptie hebben ingeleverd. Zelf kan ik namelijk nog wel een paar voorbeelden noemen waar zij in hun betoog geheel aan voorbij gaan. Zo was het in de jaren zeventig prima om borsthaar te hebben en een ongetraind lichaam als je een popster was met en muur vol gouden platen (ABBA), terwijl je als voetballer ook niet over het veld rond hoefde te rennen alsof je net bij de coiffeur vandaan kwam. Bij het bekijken van de serie Marlijn: De Dolende Dertiger op NPO3 valt me vooral op dat zowel advocaten als wetenschappers er tegenwoordig uit (moeten?) zien alsof ze deelnemen aan Holland's Next Topmodel.

Recentelijk stond er een artikel in de krant over smartphones met camera's die automatisch al oneffenheden en sproeten wegpoetsen en apps die je foto's dusdanig bewerken dat het lijkt alsof je al een paar keer op de stoel hebt gezeten van de plastisch chirurg. Zo creëren we een samenleving waarin onvolkomenheden niet meer worden geaccepteerd, iedereen net zo lang op zijn tenen moet lopen tot hij overal kramp krijgt en achterblijvers onherroepelijk aan de anti-depressiva moeten. Voor sociologen is dit daarom bijna net zo'n boeiend tijdperk als voor economen en psychologen, maar dan moet je uiteindelijk wel iets verder komen dan alleen met de beschuldigende vinger wijzen.


Wanneer ik mijn jongste zoon een enkele keer naar school breng met de auto, valt het me op dat bijna alle meisjes lang haar hebben, een strakke broek met scheuren op kniehoogte en een transportfiets met een rieten mand voorop. Dat is helemaal niet erg, maar je vraagt je wel af op welk moment en op welke leeftijd ze een eigen smaak gaan ontwikkelen. Je kunt namelijk alleen maar gelukkig worden in het leven als je weet wat je wil en in staat bent geheel je eigen gang te gaan, zelfs als dat afwijkt van de norm en nul likes oplevert op Facebook of zelfs alleen maar afkeurende reacties. In die zin is het jammer dat de vier studenten sociologie het in hun stuk wel hebben over sociale druk, prestatiedruk en studiedruk, maar niet over groepsdruk.

Verder niets dan lof, want nu pas legde ik in mijn hoofd een verband tussen de beide definities van het woord "druk" en besef ik dat we niet alleen problemen hebben met werkstress en overvolle agenda's, maar ook met met aanpassingsproblemen in bredere zin. Is het waar dat jongeren minder intrinsiek gemotiveerd zijn en zich dus veel meer aan anderen spiegelen en aan onrealistische verwachtingen proberen te voldoen? Stellen wij (als ouders, ouderen en maatschappij) te hoge eisen aan hen of stellen ze juist te hoge eisen aan zichzelf, leggen ze de lat te hoog en hebben ze veel te hooggespannen verwachtingen van het leven dat in het verschiet ligt?

In Het plakbandpensioen schrijf ik daarover het volgende (overigens zonder de pretentie te hebben dat ik daarmee antwoord geef op alle vragen): "Gevolg daarvan is dat ze (lees: jongeren) het leven zijn gaan zien als een combinatie van een soap en een sprookje, en volstrekt onrealistische verwachtingen koesteren als het om hun eigen toekomst gaat. Vandaag denk je misschien nog dat je bent voorbestemd voor een groots en meeslepend leven, morgen zit je in een hoekhuis in een naamloze nieuwbouwwijk en zoek je op zondagmiddag tevergeefs naar een parkeerplekje voor de deur van IKEA. Dat is helemaal niet erg. Erg – of in ieder geval erg jammer – is het wel als je op je 25ste paniekaanvallen krijgt en bij de psycholoog terechtkomt vanwege iets wat feitelijk slechts een reality check is."

donderdag 3 november 2016

Moet je om te ontsnappen echt naar het andere eind van de wereld?

Sinds ik onder druk van de rest van het gezin toch maar weer een kabelabonnement heb afgesloten (hoewel we nu strikt genomen tv kijken via de telefoonaansluiting), kijk ik op gezette tijden naar programma's die ik overdag heb gemist of die zo laat worden uitgezonden dat ik ze heb opgenomen op de harde schijf. Bizar genoeg zit mijn favoriete show zo goed weggestopt op de late avond dat zelfs de trouwste fans van Floortje Dessing het waarschijnlijk nog niet hebben ontdekt. Dat is jammer, want ook in Grand Designs: Escape to the Wild gaat de presentator op bezoek bij mensen die zijn verhuisd naar uithoeken van de wereld om te ontsnappen aan de ratrace en de regeltjes.


Het door SBS6 uitgezonden De Grote Verbouwing wás altijd al mijn favoriete (woon)programma, hoewel de titel doet vermoeden dat het om een geflopt klusprogramma gaat dat door Daphne Bunskoek wordt gepresenteerd. In werkelijkheid heet het Grand Designs en is het van Channel 4 aangekocht. De meeste afleveringen heb ik al gezien, maar ik neem elke herhaling op en kijk dan op mijn gemak nog een keer.

De charme van het programma zit hem vooral in presentator Kevin McCloud, die niet alleen veel gevoel voor humor heeft, maar ook verstand van zaken. Bovendien heeft hij oog voor de filosofische aspecten van het bouwen van een huis, de ecologische implicaties en de complicaties die optreden wanneer je besluit om het ook echt helemaal zelf te doen. Een huis is niet alleen een verlengstuk van je persoonlijkheid en je persoonlijke voorkeuren, maar bepaalt ook of je gelukkig wordt en soms zelfs of je (geestelijk) gezond blijft.


Grand Designs: Escape to the Wild is een spin-off van dat programma, met als grote verschil dat de mensen die hij bezoekt soms ook gewoon hun intrek nemen in een bestaand huis. Wat ze met elkaar gemeen hebben is dat ze willen ontsnappen aan de westerse consumptiemaatschappij en de ratrace door zo ver mogelijk van hun vaderland weg te vluchten. Zo bezocht hij landgenoten op een atol, maar ook een stel dat 200 kilometer onder de poolcirkel woont in een boswachtershuis omringd door besneeuwde bossen waar het zeven maanden per jaar winter is.

Het format lijkt heel erg op dat van Floortje Dessing, maar ook hier is McCloud filosofischer en laat hij zich niet afschepen met een half antwoord. Niet alleen informeert hij waarom ze de maatschappij de rug hebben toegekeerd, hij wil ook precies weten waar hun voedsel vandaan komt en hoe ze aan stroom en drinkwater komen. Ik heb nu twee afleveringen gezien en kan er voorlopig nog geen genoeg van krijgen. Tegelijk onderstreept elke aflevering dat al die mensen - net als bij Ik Vertrek - op zoek gaan naar een ingewikkeld antwoord voor een simpel probleem.


Natuurlijk ziet die azuurblauwe zee bij dat subtropische eiland er adembenemend uit, maar de kijker heeft dan al vernomen dat presentator Kevin McCloud 's nachts lek is gestoken door muskieten omdat zijn klamboe niet helemaal goed dicht zat. Ook in Zweden deed hij de eerste nacht geen oog dicht omdat hij om de anderhalf uur een houtblok op het haardvuur moest leggen om niet te bevriezen. Aan de andere kant van de wereld zijn geen files, geen prikklokken, geen kantoorkolossen en - zoals in Zweden - zelfs geen rekeningen in de brievenbus, maar er zit ook altijd een andere kant aan. Die man in Zweden mist zijn kinderen en dat stel op dat eiland ziet hun kinderen één voor één naar Nieuw-Zeeland vertrekken wanneer ze in de puberteit komen.

Hun bezwaren tegen onze stressmaatschappij zijn terecht en hun motieven te begrijpen (zo ben ik het hartgrondig eens met die Britse vrouw in Zweden die zegt dat ze niet op deze wereld is gezet om drie uur per dag te forenzen). Tegelijk denk ik dat je hetzelfde resultaat kunt bereiken door te verhuizen naar een uithoek in eigen land, waar de huizen goedkoper zijn, de natuur mooier en de bevolkingsdichtheid lager. Nog een stap verder en je besluit om mentáál te emigreren. Zo woon ik nog steeds op dezelfde plek als toen ik nog in loondienst was en elke dag in de file stond, maar leid ik tegelijk een totaal ander leven. Misschien lastig om daar een format van te maken, maar eigenlijk heb je zo automatisch het beste van twee werelden.

woensdag 2 november 2016

Ah, dus dáárom heb ik een blanco bucketlist

In Het nieuwe nietsdoen uit 2014 (waarvan begin volgend jaar een voordeeleditie verschijnt), schreef ik dat "tijd" de nieuwe luxe is. Het gaat niet om meer spullen, maar om meer gaten in je agenda. Iedereen heeft het druk en rent amechtig van de ene afspraak naar de andere zodat je leven wordt gedicteerd door deadlines en to do-lijstjes en je dus eigenlijk niet eens echt leeft. Vandaar dat ik een boek later concludeerde dat échte luxe bestaat uit een leeg verlanglijstje, een lege agenda en een blanco bucketlist. Groot was dan ook mijn verrassing toen Thomas van Luyn afgelopen zaterdag in zijn column in het Volkskrant Magazine precies hetzelfde constateerde.


In zijn column (die ik elke week lees en die altijd leuk is) schrijft de 48-jarige Van Luyn dat hij er niet over droomt om ooit nog eens de Mont Ventoux op te fietsen of de Himalaya te beklimmen, maar dat hij verlangt naar een kalm en overzichtelijk bestaan waarin niet alleen plaats is voor voldoende rustmomenten en bezinning maar ook voor familie en vrienden. Zijn grootste wens is om, al is het maar één jaar lang, regelmatig te leven. Hij wil op tijd naar bed, op vaste tijden eten, zijn dag opdelen in overzichtelijke werkblokjes, paar keer per week hardlopen en 's avonds in bed lekker nog even een paar bladzijden lezen. Verder wil hij elke vrijdag echt vrij zijn, hoewel hij zich niet op die dag wil vastpinnen als het toevallig op maandag mooi weer is. Eigenlijk zegt hij dus dat hij het liefst met mij zou willen ruilen.

Niet zo lang geleden had ik het rare gevoel dat Annemarie van Gaal in de aantekeningen van mijn  nieuwe boek over het "basisinkomen" had zitten neuzen, maar nu leek het wel of Thomas van Luyn mijn agenda achterover had gedrukt om zich te verlekkeren aan al die lege pagina's zonder afspraken, vergaderingen en deadlines. Ik moet weliswaar elke donderdag een nieuwe column aanleveren voor het RD, maar dat is meer een richtpunt dan een vervelende verplichting of een stressfactor. Nadat ik die heb gemaild naar de redactie (meestal op donderdag 12.00 uur) ben ik ook echt vrij en begint mijn vrije weekend eigenlijk al.


Ik doe niet alleen elke week precies hetzelfde, ik doe ook precies waar Van Luyn naar snakt. Ik ga om elf uur slapen en wordt meestal om 7 uur uit mezelf uitgerust wakker. Daarna drink ik drie koppen koffie, terwijl ik in bed (of buiten als de zon schijnt) twee kranten lees. Daarna kijk ik iets terug wat ik van televisie heb opgenomen, waarna ik achter mijn laptop ga zitten om aan een blog te werken of een column. Vervolgens lunch ik, werk ik nog wat aan mijn boek, doe ik boodschappen op de fiets, kook ik of kijk ik nog wat tv (zo zag ik gisteren bijvoorbeeld pas die fantastische documentaire van Michael Moore over Clinton vs Trump). Na het eten lees ik nog wat met de kat op schoot, luister naar muziek, klets met mijn vrouw en ga naar bed.

Voor wie dat saai vindt: het levert geen stress op, geen haast, geen gejaagd gevoel, geen ergernis, geen hoofdpijn, geen hartkloppingen, geen getwijfel, geen burn-out, geen depressie en geen schuldgevoel. Bovendien doe ik tussendoor genoeg leuke dingen die de moeite waard zijn en voor voldoende afwisseling zorgen. Op vrijdag ga ik sinds kort de hele dag fietsen (hoewel ik dat deze week waarschijnlijk naar donderdag verplaats omdat ik vrijdagavond naar een concert ga van de Toy Dolls) en verder gaan we regelmatig bij familie en vrienden langs, naar het theater of naar de bioscoop. Zo kijk ik bijvoorbeeld érg uit naar de voorstelling van Theo Nijland in de schouwburg van Gouda in december.


Het zou natuurlijk kunnen dat Van Luyn mijn boek De omgekeerde werkweek heeft gelezen (want tussen al die tienduizenden lezers zullen ook best een paar BN'ers zitten), maar veel waarschijnlijker is het dat hij muurvast zit in diezelfde ratrace (lees: rattenval) waar ik voor mijn gevoel nog maar net, en ook maar net op tijd, uit ontsnapt ben. Mijn verhaal laat zien dat het kan en ook dat het net zo weldadig is als Van Luyn zich voorstelt.

Mooier dan zijn vaststelling dat een dergelijke weekindeling zijn leven "zou veranderen en verrijken" kan ik het eigenlijk niet zeggen. Ik ben wat Marianne Zwagerman in haar boek Kluitjesvolk een "miljonair in tijd" noemt (al zijn dat niet haar eigen woorden, maar citeert ze een geluksvogel op een zeewaardig zeiljacht). Je kunt in het leven niet alles hebben en dat geeft ook helemaal niet, zolang je maar alle tijd heb.

Of, zoals het in De omgekeerde werkweek staat: "De omgekeerde werkweek schetst de overgang van een jachtige 24 uursmaatschappij naar een werkweek van maximaal 24 uur, al dan niet aangevuld met een basisinkomen voor iedereen en een blanco bucketlist als hoogst bereikbare ideaal. Het is een
boek vol gewetensvragen en vragen waar niemand nog het antwoord op heeft. Want het draait allang niet meer om het aloude cliché of je werkt om te leven of leeft om te werken, maar om devraag of je leeft of wordt geleefd."

dinsdag 1 november 2016

Blijf je écht langer gezond als je langer doorwerkt?

Het "nieuws" dat de pensioengerechtigde leeftijd met nog eens drie maanden omhoog gaat voor iedereen die na 1954 geboren is, zorgde gisteren voor veel ophef én voor een bezoek van het programma Een Vandaag aan mijn tuin (waar het toevallig zulk zonnig weer was dat ik in hemdsmouwen buiten kon zitten). Het gesprek ging helaas weer meer over mijn zuinige levensstijl dan over zin en onzin van de vaststelling dat we allemaal langer zouden leven en er netto dus geen dag op achteruit gaan als we wat langer doorwerken. Volgens de NOS is langer doorwerken zelfs goed voor je gezondheid (en daarbij citeren ze dezelfde wetenschapper die ook op de radio komt opdraven als het gaat over de vraag hoe het nu moet als we allemaal 200 worden).


Ik ga op deze plek niet iedere keer herhalen wat ik vind van de belofte dat "we allemaal langer leven". Wat de cijfers ook mogen zeggen, je ruilt een vaststaand feit (drie maanden later AOW) in voor een statistisch gemiddelde waaraan totaal geen rechten kunnen worden ontleend. Vraag maar aan Val Kilmer of aan Phaedra Werkhoven die gisteren in haar laatste column voor de Telegraaf nog een aanhaalde hoe haar vader twee jaar na zijn VUT (en dus nog ruim voor de nieuwe pensioendatum) kwam te overlijden. Mijn schoonmoeder is 97 geworden, maar eigenlijk tellen die laatste zeven jaar niet mee en zou je moeten stoppen met tellen op haar 85ste verjaardag.

Ik noem ouderdomsdeskundige Olde Rikkert met naam en toenaam in mijn laatste boek en wil niets afdoen aan zijn deskundigheid, maar ik geloof helemaal niets van de bewering dat mensen ongezonder gaan leven wanneer ze met pensioen gaan en "dus" maar beter zo lang mogelijk door kunnen blijven werken. Het maakt me niet uit met hoeveel internationale onderzoeken hij wappert, uit mijn eigen verhaal (en uit sommige reacties onder mijn  blog van gisteren) kun je totaal andere conclusies trekken. Sinds ik niet meer werk voel ik me energieker, fitter, uitgeruster en minder gestrest. Ik slaap beter, beweeg meer, eet regelmatiger en gezonder en fiets véél meer.


Natuurlijk is het niet ondenkbaar dat mensen die pas op hun 68ste stoppen met werken, uitgeput op een stoel ploffen en alleen nog een beetje in hun gelijkvloerse appartement rond schuifelen omdat ze versleten zijn en geen puf meer hebben om nu nog lange reizen te gaan maken. Op 65-jarige leeftijd heeft iedereen (als we dan toch met gemiddelden gaan strooien) twee chronische ziekten onder de leden. Dat kan iets onschuldigs zijn waar je weinig last van hebt in het dagelijks leven, maar net zo goed iets wat al je plannen in  de war gooit. Dat kan gelden voor jou, maar net zo goed voor je partner wanneer die dezelfde leeftijd heeft.

Ik weet ook niet hoe je dat blije verhaal van Olde Rikkert moet opvatten, als je net in de krant hebt gelezen dat de helft van de politiemensen teveel werkdruk en stress ervaart. Stress is een grote sloper en een sluipmoordenaar. Ik heb geen wetenschappelijk bewijs nodig om vast te stellen dat ik in mijn laatste jaar in loondienst gevaarlijk dicht tegen een burn-out aan zat, terwijl de kans dat ik nu nog een burn-out krijg nihil is. Als ik tot mijn pensioen in dienst was gebleven had ik netto 6 ton verdiend, maar was ik waarschijnlijk dood neergevallen voor de eindstreep. Nu bevindt die eindstreep zich ergens in de verte aan het einde van een heel lang fietspad.


Al deze aspecten krijgen nauwelijks aandacht in de hele AOW-discussie en ik kreeg gisteren ook niet echt de kans ze op televisie onder de aandacht te brengen (hoewel dat voorbeeld dat ik noemde van die man die de dag na zijn pensionering dood bleef in bed echt is gebeurd en uit mijn laatste boek afkomstig is). Terecht merkte iemand vanmorgen op dat de gemiddelde levensverwachting sterk vertekend wordt doordat het aantal rokers afneemt. Anders gezegd: jij leeft zelf geen dag langer, maar wel je buurman die op tijd zijn laatste sigaret heeft uitgedrukt of die in een ander tijdperk zou zijn gaan roken en dat nu niet heeft gedaan. Het gemiddelde klopt, maar het zijn tegelijk gemiddelden waar je helemaal niets aan hebt en die alleen maar tegen je kunnen worden gebruikt.