Zoeken

zondag 8 december 2013

Voor sommige mensen is zondag een droevige chanson-dag

Beetje off-topic, maar voor Sinterklaas schreef ik een gedicht bij het heerlijke wegdroomboek Altijd Zondag van Liesbeth Paardekooper. Net zoals het glas halfvol is voor de één en altijd half leeg voor de ander, zo zijn er mensen die zondagen háten vanwege hun eindeloze saaiheid, maar ook genoeg mensen die vinden dat ze op die dag pas echt helemaal vrij zijn. Daar weet het rijmwoordenboek natuurlijk wel raad mee ;-)

Voor jou is de zondag,
Eigenlijk een soort lelijke ondag,
Een vage, non-descripte non-dag,
En als het koud en donker is 
soms zelfs een “ik spring van het balkon”-dag,
Een “ik kruip weg in een cocon”-dag,
een “ik voel me net een leeggelopen ballon”-dag,
een sombere spanningsbrondag,
een weggedoken in je capuchondag,
een nare regentondag,
eenzaam en alleen als Robinsondag,
een droevige chansondag,
eigenlijk al een beetje maandag,
maar nog meer een vuurpelotondag,
een eindstationdag,
een “mijn balkon is te laag, dus ik spring voor de treinwagon”-dag.

Maar voor de Sint is het juist:
Een strapless trouwjapondag,
Een “ik maai fluitend het gazon”-dag,
Een mierzoete kersenbonbondag,
Een broodje uit de magnetrondag,
Een lekker kopje thee uit Ceylondag,
Een verrassende grabbeltondag,
Een “ga mee naar de ijssalon”-dag,
Een sneller dan het pelotondag,
Whiskey in een flacondag,
Een onbegrensde horizondag,
Een gebraden kip met champignondag,
Een sportieve badmintondag,
Een spannende feuilletondag,
Ontbijt op het balkondag,
Een dans de charlestondag,
Een vrolijke carillondag,
O, wat het maar ALTIJD zondag…




Sinterklaas

woensdag 27 november 2013

Al die keuzestress hebben we zelf gecreëerd

Afgelopen weekend constateerde Haroon Ali in de Volkskrant-bijlage Vonk terecht dat keuzestress eigenlijk niet bestaat. Maar hij vergat daarbij de misschien wel belangrijkste reden te noemen: het feit dat we tegenwoordig overal een drama van maken. Eerst vertelt Francine Oomen hoe je de brugklas moet overleven en als je dan eindelijk die felbegeerde baan hebt komt Ronald van de Buld vertellen hoe je heelhuids al die werkdruk en informatiestress kunt doorstaan. Zo verandert het leven vanzelf in één lange, barre survivaltrip.

De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik tot die generatie behoor die is opgegroeid zonder ooit een quarterlifecrisis of dertigersdip te hebben meegemaakt. Sterker nog: op mijn 25ste stond ik onverwacht voor de keuze om wel of niet een huis te kopen, terwijl ik mijn vriendin pas een jaar kende en zelf nog niet eens was afgestudeerd. In plaats van tijden te blijven tobben (en ook zonder ook maar iemand om advies te vragen), hakte ik na een week bedenktijd de knoop door. Niemand uit mijn vriendenkring woonde in een koophuis en ik had inmiddels een studieschuld van ruim 20.000 gulden opgebouwd, maar toch waagde ik de sprong in het diepe.

Soms moet je dingen gewoon dóen. Haroon Ali stelt terecht dat keuzestress een mooi excuus is om je achter te verschuilen. Je kunt er je existentiële twijfels mee verhullen en je besluiteloosheid mee verbloemen. Al dat getob leidt echter alleen maar tot nog meer twijfels, terwijl het resoluut nemen van beslissingen je het gevoel bezorgt dat je zelf richting geeft aan je eigen leven. Waar denk je anders dat het woord daadkracht vandaan komt? Bij elke kruising ga je simpelweg een bepaalde kant op, zonder voortdurend achterom te kijken en je af te vragen of je wel op de juiste weg bent.

In mijn boek Hypotheekvrij! uit 2012 constateerde ik al dat sommige jongeren niet zozeer moeite hebben met het nemen van beslissingen en het maken van keuzes als wel met de onvermijdelijke en onlosmakelijke gevólgen van diezelfde keuzes. In dat verband haalde ik de Zweedse schrijfster Maria Sveland aan die in haar boek Bitterbitch haarfijn - zij het geheel onbedoeld - aangeeft waar de schoen wringt.

Wie kiest voor het krijgen van een baby, kan voorlopig niet meer uitslapen. Wie begint aan een vaste relatie, kan niet langer zomaar iemand oppikken in een kroeg voor een spannende onenightstand. En wie na het afstuderen een baan weet te vinden, heeft voortaan nog maar vijf weken vakantie per jaar in plaats van vier maanden. Het lijkt logisch, maar voor Maria Sveland is het reden genoeg om cynisch en depressief te worden en uiteindelijk zelfs haar man de bons te geven.

Je kunt als mens niet vroeg genoeg leren dat je nu eenmaal niet alles kunt hebben in het leven, maar veel jongeren willen dat juist wél: een spannend uitgaansleven, de ideale partner, een uitdagende baan, slimme kinderen, een perfect lichaam en een mooi huis. In plaats daarvan hangen er ineens donkere wolken boven wonderland en zien ze zich geconfronteerde met structurele jeugdwerkloosheid, flexibele arbeidscontracten, strenge hypotheekeisen, hoge studieleningen en wankelende pensioenen.

Dat is schrikken, zeker als al die keuzevrijheid eerst vooral ging om de vraag of je vandaag naar die ene hippe kroeg zou gaan met je vrienden of lekker de hele dag in bed dvd’s zou gaan liggen kijken. Tegelijk verschilt de huidige realiteit niet of nauwelijks met de grimmige buitenwereld die mijn generatie aantrof, toen we in de jaren tachtig afstudeerden. Er was geen werk en er was volgens de bands waar we naar luisterden ook geen toekomst. De bom kon ieder moment vallen en de kernreactor in Tsjernobyl was net ontploft en had onze spinazie vergiftigd.

Op persoonlijk vlak had ik toen ook al het nodige achter de kiezen, want mijn vader overleed toen ik acht was. Prompt kreeg ik last van nachtmerries en kwam met psychosomatische darmklachten bij de internist terecht. Tegelijk had die tragische gebeurtenis geen zichtbaar effect op mijn schoolresultaten en verdwenen de darmkrampen als bij toverslag toen mijn moeder me omkocht met een langspeelplaat die ik dolgraag wilde hebben maar onmogelijk van het zakgeld van een 8-jarige kon kopen. Ik heb me later vaak genoeg afgevraagd of ik als kind beter af was geweest in een wereld waarin op elke straathoek een hulpverlener, psycholoog of remedial teacher klaarstaat.

Nu lijkt het soms wel of elke nieuwe fase in je leven een ingrijpende gebeurtenis is waarvoor je troost en begeleiding nodig hebt. Er zijn boeken voor moeders die het er maar moeilijk mee hebben dat hun vierjarige naar school gaat en als diezelfde vierjarige eenmaal kan lezen struikelt ze in de bieb over boeken waarin staat hoe je de brugklas, de vakantie, je ouders en de puberteit moet zien te overleven. Op zich leuk en leerzaam allemaal, maar zo wordt impliciet de indruk gewekt dat alles op je pad een lastig te nemen hindernis is.

Eenmaal volwassen krijg je in het boek Prioritijd! van Ronald van de Buld te lezen hoe je vergaderingen, werkstress, e-mails en sociale media kunt overleven. Zo maak je van het leven een soort moeizame survivaltocht waar pas een einde aan komt als je je laatste adem uitblaast. Want straks kun je vast ook wel ergens lezen hoe je als hoogbejaarde het verzorgingshuis of de keukentafelgesprekken met de gemeente kunt overleven. Als je alles zo bekijkt (of misschien moet ik in dit verband zeggen: als we daar met z’n allen voor kiezen), verliest het leven vanzelf z’n glans en wordt het menselijk bestaan slechts een kwestie van óverleven.

woensdag 9 oktober 2013

Waarom zou je wachten met aflossen tot de bank het zegt?

Soms snap ik mensen niet. Zo moest ik gisteren op Radio 2 reageren op een persbericht van Deloitte dat opende met het volgende citaat: "Twee op de drie woningbezitters voelen zich door de hypotheekverstrekkers niet of te laat geadviseerd over de gevolgen van de crisis en tasten daarmee in het duister over de impact hiervan op hun financiële situatie." 

In mijn reactie op de radio merk ik op dat het niet de schuld van banken is dat de huizenprijzen al een paar jaar aan het dalen zijn en dat het ook niet de schuld is van de bank dat mensen een te duur huis hebben gekocht. Er zijn twijfelachtige hypotheekproducten verkocht en mensen zijn soms slecht geadviseerd, maar je kunt niet alles op het bordje leggen van financiële adviseurs en hypotheekverstrekkers. Ik ben al eens een "bankenlobbyist" genoemd (wat tamelijk ironisch is), maar zo denk ik erover.

Zelf zijn wij gaan aflossen in november 2008, toen de kredietcrisis in ons land net was losgebarsten en ik het sterke gevoel had dat dit niet zomaar een economisch dipje was dat na twee kwartalen van krimp weer achter de rug zou zijn. Maar als ik twee van de drie Nederlanders was geweest, had ik daar dus mee gewacht tot iemand me dat vertelde. En als ik toen zo dom was geweest om mijn bank om advies te vragen, zouden ze het me dat versneld aflossen waarschijnlijk ook weer even snel uit mijn hoofd hebben gepraat.

De conclusie van dit verhaal is dan ook dat je zelf je conclusies moet trekken. De bank weet niet of jij (of je partner) het risico loopt je baan te verliezen. De bank weet ook niet of je van plan bent om binnenkort te gaan scheiden of tegen een burn-out aan zit en het risico loopt arbeidsongeschikt te raken. En de bank weet al helemaal niet of de bodem op de huizenmarkt is bereikt en of we op het gebied van economische tegenspoed het ergste achter de rug hebben.

Maak dus zelf de balans op en schat alle risico's in. De vraag of je versneld moet gaan aflossen (en zeker of je dat in het krankzinnige tempo zou moeten doen waarin wij dat hebben gedaan) is máátwerk. Iedere situatie is anders, maar je weet zelf het beste wat op jouw situatie van toepassing is. Je weet zelf waarschijnlijk ook het beste waarop je eventueel nog zou kunnen bezuinigen en waarop absoluut niet (zo rijd ik in een piepkleine auto maar heb ik tegelijk wel drie abonnementen op een krant).

Zeg echter nooit dat het allemaal de schuld is van de bank of dat je geen geld hebt om af te lossen. Iedereen die alle tips uit mijn boek Hypotheekvrij! opvolgt, houdt maandelijks geld over en méér dan je voor mogelijk houdt. Het is nu officieel Buy Nothing New-maand. Ik zou zeggen: koop in ieder geval niks onnodigs meer tot de hypotheekschuld  is gehalveerd. En zeur pas over de "boetes" die banken soms nog berekenen als je jaarlijks meer dan 20.000 euro overhoudt om af te lossen.

Twee op de drie woningbezitters voelen zich door de hypotheekverstrekkers niet of te laat geadviseerd over de gevolgen van de crisis en tasten daarmee in het duister over de impact hiervan op hun financiële situatie - See more at: http://actueel.deloitte.nl/newsroom/persberichten/woningbezitter-negeert-restschuld-als-probleem/#sthash.Ped0nL5O.dpuf
Twee op de drie woningbezitters voelen zich door de hypotheekverstrekkers niet of te laat geadviseerd over de gevolgen van de crisis en tasten daarmee in het duister over de impact hiervan op hun financiële situatie - See more at: http://actueel.deloitte.nl/newsroom/persberichten/woningbezitter-negeert-restschuld-als-probleem/#sthash.Ped0nL5O.dpuf
Twee op de drie woningbezitters voelen zich door de hypotheekverstrekkers niet of te laat geadviseerd over de gevolgen van de crisis en tasten daarmee in het duister over de impact hiervan op hun financiële situatie - See more at: http://actueel.deloitte.nl/newsroom/persberichten/woningbezitter-negeert-restschuld-als-probleem/#sthash.Ped0nL5O.dpuf

maandag 7 oktober 2013

Waarom een WW-er goedkoper is dan iemand in de bijstand

Toen ik vorige week naar deze uitzending keek van Zembla, kon ik mijn jongste zoon meteen uitleggen hoe cynisch het systeem soms werkt. In die bewuste aflevering - over werkloosheid in crisistijd - werd een wethouder geïnterviewd die mensen uit de bijstand aan een baan hielp ten koste van mensen met een vast contract (die vervolgens dus de WW in moesten). Dat kun je water naar de zee dragen noemen of misschien zelfs wel een zinloze exercitie, maar er is meer aan de hand.

Voor gemeenten is het namelijk goedkoper om mensen uit de bijstand aan een baan te helpen (omdat de bijstandsuitkering door diezelfde gemeente moet worden betaald), ook al gaat dat ten koste van mensen die daardoor in de WW belanden (omdat die door de overheid worden betaald). Het is dus niet zomaar een raar rouleersysteem, maar een tamelijk perverse manier om het gemeentelijke budget te bewaken. Jammer alleen dat de wethouder in kwestie dat niet openlijk toegeeft en nog jammerder dat de verslaggeefster er niet expliciet naar vraagt.

Mijn zoon van 13 weet het nu in elk geval wel.

zondag 22 september 2013

Zijn die 60-plussers nou ten onrechte boos of niet?

Met haar open brief over pensioenmythes en andere misverstanden heeft economieredacteur Yvonne Hofs de boze 60-plusser waarschijnlijk nog bozer gemaakt dan hij al was. In het vuur van de discussie wordt echter vergeten dat eigenlijk maar één groep echt aan de ellende is ontsnapt: dat zijn de gepensioneerden met een goudgerande eindloonregeling en een hypotheekvrij huis. Ook veel 60-plussers hebben hun VUT-regeling zien verdampen of zitten als sinds hun 57ste werkloos thuis.

Zijn boze 60-plussers egoïstisch? Het is een interessante discussie nu de pensioenen onder druk komen te staan en het erop lijkt dat de jongeren veel langer moeten werken voor een lager of onzekerder pensioen. Het zou me niks verbazen als deze knuppel in het hoenderhok zoveel reacties heeft losgemaakt dat je er een complete maandagkrant mee kunt vullen zonder extra kopij. Misschien is het onderwerp daar zelfs wel belangrijk genoeg voor.

Het is in ieder geval een ruzie die hoognodig uitgevochten moet worden en vooral uitgepraat. Want vooralsnog overheersen de emoties. Tegenover de 60-plussers die “boos” en “egoïstisch” zouden zijn, staan jongeren die “zeuren” of tweeverdieners met een tophypotheek die alleen maar “jaloers” zijn op ouderen omdat ze niet meer hoeven te werken of af te lossen. Met dat soort argumenten kom je geen steek verder, dus het is goed dat de feiten een keer op een rij worden gezet.

Daarom had ik een beetje moeite met de aanhef. Want waarom zou je je specifiek tot de 60-plusser richten? Strikt genomen is iemand van 86 natuurlijk óók ouder dan zestig, maar in feite ben je dan alweer een complete generatie verder. Die groep kun je dus helemaal niet op één hoop gooien, zeker niet omdat iemand van 61 die zijn baan heeft weten te behouden (wat op zich al een wonder is) de VUT voor zijn ogen heeft zien verdampen en gewoon door moet werken tot hij bijna 66 is. Wordt hij dankzij de voorgenomen versoepeling van het ontslagrecht alsnog op straat gezet, dan wacht hem straks niet alleen een pensioenbreuk maar ook een lagere gouden handdruk en een kortere WW.

De enige groep gepensioneerden die echt bovengemiddeld heeft geprofiteerd van de naoorlogse welvaart, is die kleine categorie die inderdaad op het juiste moment een huis heeft gekocht (dus niet in 1978 of 1979, vlak voordat de markt instortte) en vervolgens kon rekenen op een solide eindloonpensioen. Vaak zijn deze mensen ook nog eens eerder gestopt met werken en verkeren ze in goede gezondheid. Dit is echter een kleine groep, die in werkelijkheid ook eerder 70-plus is en tegelijk allerlei uitzonderingen kent. Want je hebt ook mensen die hun hele leven hebben gehuurd en in al die jaren maar een paar honderd euro aanvullend pensioen per maand hebben opgebouwd.

Met mijn geboortejaar bevind ik me precies in de vuurlinie tussen de 44-jarige Yvonne Hofs en de boze 60-plusser op wie ze haar pijlen richt. In die zin ben ik redelijk neutraal en onpartijdig en kan ik alleen maar concluderen dat beide partijen een beetje gelijk hebben. De boosheid van sommige ouderen kan ik me in ieder geval voorstellen, al was het alleen maar omdat hun standpunten in de media nauwelijks gehoor vinden. In plaats daarvan krijg je steeds maar te horen hoe “rijk” ouderen zijn (terwijl dat geld meestal in de overwaarde van hun woning zit) en hoe “oneerlijk” het is dat ze in een hypotheekvrij huis wonen (niet zo raar als je je hele leven hebt afgelost en ook nog eens niet waar want 6 van de 10 mensen heeft op 65-jarige leeftijd nog een hypotheek).

In zekere zin is er ook eerder sprake van een glijdende schaal dan een generatieconflict, want we hebben allemaal reden om bang of boos te zijn: de dertigers met hun hypotheek die onder water staat, de veertigers die niet weten of er straks nog wel zoiets als AOW bestaat en de vijftigers die kansloos zijn op de arbeidsmarkt als ze ontslagen worden. Ouderen blijven doorgaans gevrijwaard van deze problemen om de simpele reden dat ze oud zijn: ze kunnen niet ontslagen worden, ze hebben overwaarde op hun huis en krijgen elke maand netjes hun AOW uitbetaald. Tegelijk kunnen ze geen kant op en zien ze de solidariteit tussen generaties afbrokkelen op het moment dat we ons juist meer om elkaar zouden moeten bekommeren.

Het verhaal van Yvonne Hofs klopt grotendeels (al noemt ze de huizencrash van 1979 niet) en is even prikkelend als goed gefundeerd. Maar wie het een beetje hapsnap leest of niet verder kijkt dan de kop, ziet alleen maar het eeuwige misverstand bevestigd dat ouderen helemaal niet arm en zielig zijn maar juist rijk en zelfzuchtig. Dat geluid hoor je toch al tot vervelens toe in de media en de politiek omdat die sectoren worden gedomineerd door dertigers en veertigers.

Mag ik dan nog één keertje, ook tot vervelens toe, herhalen dat de kans groot is dat die boze 60-jarige helemaal geen “mazzel heeft gehad” toen hij in 1979 op zijn 26ste zijn eerste koophuis betrok omdat de woningmarkt vervolgens met 40% daalde? Ook hij kocht met een beetje pech dus “op de top van de markt” en heeft die schade alleen maar in kunnen lopen door hard te sparen, braaf af te lossen en oud genoeg te worden. Niet alleen wordt dat feit meestal maar een beetje weggemoffeld, het zorgt er ook voor dat sommige ouderen inderdaad boos worden als jongeren net doen alsof zij de enige zijn die wel eens pech hebben.

woensdag 24 juli 2013

Zomaar weer een wijze levensles

Mijn tweede boek over aflossen en afbouwen is inmiddels alweer aan een tweede druk toe (sterker: we zijn er alweer bijna doorheen), maar toch las ik ergens de kritiek dat het bij de inhoud leek te gaan om "een stel aan elkaar geplakte tweets". Nu weet ik niet hoe krankzinnig vaak je zou moeten twitteren om 60.000 woorden de wereld in te slingeren, maar ik snap wel waar die kritiek vandaan komt. Soms, als ik zit te werken aan een nieuw boek, markeer ik een mooie of veelbetekenende zin en knip & plak die vervolgens op Twitter. Logisch dus dat mensen gaan denken dat ze dat al eens ergens hebben gelezen of - erger nog - dat ik mijn wijze woorden van iemand anders heb geleend.

Dat doen we dus maar niet meer. Zodra ik aan een nieuw boek begin, zet ik dit weblog op een laag pitje en komt er niks uit de tekst op Twitter.

Toch kreeg ik gisteren, geheel onverwacht, zomaar weer een belangrijke levensles in de schoot geworpen die naadloos aansluit op de belangrijkste boodschap uit Helemaal Vrij! Op marktplaats had ik een mooie, rode racefiets gezien (maat 53) die heel geschikt zou zijn voor mijn jongste zoon als hij uit zijn huidige rijwiel (maat 48) was gegroeid. Na een paar biedingen werden we het eens over de prijs en kon ik hem komen ophalen in Oostvoorne.

De racefiets bleek eigendom geweest te zijn van een man die nu met de ziekte van Alzheimer in een verpleeghuis zat. Zijn echtgenote, die hem trouw elke dag bezocht, vertelde dat fietsen zijn lust en zijn leven was. Zelfs toen hij al in de war begon te raken, was het het blijven doen. Een vriend ging vaak met hem op stap, zodat hij alleen maar in zijn wiel hoefde te blijven. Tot de man op een keer een verkeerde afslag nam en ze hem, na veel zoeken, op het strand aantroffen, ploeterend door het rulle zand.

Het was zijn laatste fietstocht en nu, drie jaar later, was het moment gekomen om de fiets weg te doen. Omdat mijn zoon er nog (nét) niet op paste, maakte ik zelf een korte proefrit. Ondertussen vroeg ze hem op welke school hij zat en hoe vaak en ver hij fietste. Een halfuur later reden we weg uit Oostvoorne, met niet alleen een racefiets op de achterbank, maar ook een doos vol reserve-onderdelen en stapels kleding, waaronder een mooi wollen vintage koerstrui met het logo van Campagnolo.

Het was een tragisch moment maar de vrouw leek er enige troost uit te putten dat er straks een jochie van veertien op de fiets van haar man rondreed. We namen dan ook pas afscheid, nadat mijn jongste zoon de belofte had gedaan om over een paar jaar nog eens terug te komen zodra hij op die fiets paste én in staat was om ruim negentig kilometer af te leggen.

Je kunt hier talloze levenslessen uit trekken, maar wat mij vooral bijbleef is deze: als iets je lust en je leven is, kun je het niet vaak genoeg doen.Wees dankbaar voor elke dag en doe liefst elke dag al die leuke dingen waar je van droomt. Je kunt je lot niet ontlopen en ook de dood geen loer draaien, maar je kunt wel alles uit het leven halen wat er in zit. Geen wereldschokkende conclusie misschien en niets nieuws onder de zon (zeker niet als je mijn laatste boek inderdaad hebt gelezen), maar tegelijk vergeten we het te makkelijk en stellen we dingen ook veel te vaak uit tot "later".

Niet doen. Want wat op dit moment ook allemaal je lust en je leven is, je hebt maar één leven.

maandag 8 juli 2013

Aflossen is een soort sport

Gisteren was de pagina gesloten vanwege de zondagsrust, maar ik was op zaterdag al in alle vroegte naar Alblasserdam gereden om daar een papieren versie te kopen van het Reformatorisch Dagblad om te zien hoe het interview met mij er uit zou zien (en welke kop er boven zou staan). Het bleek een joekel van een spread met - heel toepasselijk - een piepkleine advertentie van het tijdschrift Genoeg.

Je kunt het raar vinden dat de website van het RD op zondag offline is of er lacherig over doen, maar zelf verlang ik wel eens terug naar die landerige zondagen van vroeger die eeuwig leken te duren. Mijn motto is dan ook: maak van elke koopzondag weer een ouderwetse rustdag. Of zijn we de kunst van het niks doen voorgoed kwijtgeraakt? In het bovengenoemde interview kun je lezen wat mijn definitie is van een geslaagd weekend: als mijn auto geen meter van zijn plek is geweest...




vrijdag 5 juli 2013

Deze "opa" heeft nog een kind van 12

Na mijn laatste bijdrage aan de opiniepagina van De Volkskrant regende het negatieve reacties. Opeens was ik een “opa” die niet verder komt dan de constatering dat “vroeger alles beter was”. Dat krijg je natuurlijk als je braaf je geboortejaar vermeldt en al in 1987 je eerste huis kocht (al moet ik daar meteen bij vermelden dat het helemaal niet de bedoeling was omdat ik pas 25 was en nog studeerde).

Laten we voorop stellen dat ik helemaal niet vind dat vroeger alles beter was. Ik heb twee scripties geschreven op een typemachine en daar heb ik nog steeds nachtmerries over (en schrijfkramp). Verder ben ik erg gehecht aan de uitvinding die compact disc heet, gebruik ik zelfs mijn TomTom als ik een brief ga posten en zou ik niet meer weten hoe je het beroep van journalist kunt uitoefenen zonder internet. En zo kan ik nog wel even doorgaan.

Dat neemt natuurlijk niet weg dat sommige dingen vroeger inderdaad beter waren, of beter geregeld. De welvaartsstaat kalft in een razend tempo af en veel leeftijdgenoten zouden helemaal geen bezwaar hebben tegen een riante VUT-regeling of een WW-duur van negen jaar. Het was in mijn jeugd ook minder druk en vol en het was magisch om op je transistorradio een krakend liedje op te vangen van Radio Caroline: alsof je onder de dekens naar radio Oranje zat te luisteren of een levensteken opving van ET.

Strekking van mijn betoog is dan ook in de eerste plaats dat het nog niet zo vreselijk lang geleden is (namelijk: vlak voor de exuberant nineties) dat mensen braaf spaarden voor hun eigen huis en netjes aflosten. Ik ben nog helemaal geen “opa”, maar heb nog een kind op de basisschool. Het is juist griezelig hoe snel we van bescheidenheid en calvinisme zijn overgeschakeld op een soort schaamteloos kijk-mij-nou-eens-kapitalisme. In die zin bestaat de wereld uit een periode van Voor en Na de film Wall Street. Ik ben niet oud, maar wel oud genoeg om me nog een andere, en in sommige opzichten bétere wereld te herinneren.

Daarom valt het me op, en stoort het me ook een beetje, dat je zoveel jongeren hoort klagen en zeuren over een potentiële studieschuld van 20.000 euro. Nou én? Ik had destijds, na het behalen van mijn universitaire diploma, ook een schuld van 20.000 gulden en maakte daar juist grapjes over. Mijn vrouw was degene met 20 mille op de bank, dus ze kon onmogelijk met mij zijn getrouwd vanwege mijn geld. We konden dat eerste huis ook alleen maar kopen omdat zij net haar eerste baan had.

Sowieso snap ik niet dat jongeren over hun pensioen nadenken en zeuren dat het niet eerlijk is dat babyboomers het veel beter hebben. Op die leeftijd gingen we de straat op als we ergens tegen waren, maar tegelijk hadden we het gevoel dat de wereld aan onze voeten lag en dat alles mogelijk was. We luisterden weliswaar naar sombere post-punk van bands als The Sound en Joy Division, maar tegelijk vonden we het leven hartstikke leuk. En dat terwijl er midden jaren 80 eveneens een enorme (jeugd)werkloosheid was en ik behoor tot wat ze later de Verloren Generatie zijn gaan noemen.

Hoe dat komt (en hoe het komt dat jongeren tegenwoordig soms al op hun 23ste een burn-out hebben) is voer voor sociologen en psychologen. Zelf probeer ik alleen maar aan te geven dat je vroeger weliswaar allemaal de mazelen kreeg (en dat daar inderdaad wel eens iemand aan dood ging) maar dat je tegelijk een veel onbezorgder leven leidde. Ik ben absoluut niet tegen inentingen, net zoals ik ook niet tegen internet ben, maar het is zorgwekkend om te zien hoe snel de verzorgingsstaat wordt uitgehold en hoeveel zorgen sommige jongeren zich maken terwijl ze het leven juist zouden moeten omarmen.

donderdag 4 juli 2013

Van televisiekijken word je dom

Laat ik meteen maar even hiermee beginnen: volgende week dinsdagavond, om 22.00 uur (dat wil zeggen: 21.00 uur Britse tijd) ben ik onbereikbaar voor wie of wat dan ook. Dan zit ik ademloos te kijken – in Engeland zouden ze zeggen: glued – naar de tweede aflevering van het derde seizoen van de politieserie Luther. Na vier afleveringen is het weer gedaan en zit je gemangeld en verbijsterd voor je uit te staren.

Wie afgelopen dinsdag heeft gekeken (en beter nog: wie seizoen 1 en 2 al heeft gezien) snapt waar ik het over heb. Diezelfde mensen zullen beamen dat je de laatste vijf minuten van diezelfde aflevering nóóít meer van je netvlies krijgt. Luther is geen brave Britse plattelandscrime of de zoveelste Scandinavische misdaadserie, maar genadeloos hard en grimmig. Hoofdrolspeler Luther is voor niets of niemand bang, behalve voor zijn eigen demonen en zijn opgekropte agressie.

Televisiekijken kan dus fantastisch zijn en wie regelmatig naar Tegenlicht kijkt, wordt daar niet alleen een stuk slimmer van, maar ook kritischer. En zo zijn er ook fantastische documentaires op televisie over muziek (deze week zowel Lou Reed als Karsu, a.s. zaterdag gevolgd door The Who) waardoor je zomaar ineens fan kunt worden van een bepaalde artiest en al zijn of haar cd’s wilt hebben.

Geweldige uitvinding dus, maar gisteren zat mijn jongste zoon zomaar te zappen tot hij bleef hangen bij De Lijf Show op SBS. De eerste vraag die ik hoorde ging over welke twee organen (van de zes) je NIET kunt transplanteren. Hoornvlies stond tussen de mogelijke antwoorden, darmen, hart en ik meen lever. Die waren dus allemaal goed. Fout was: hersenen en penis. Die eerste is logisch, die tweede stond ertussen voor het broodnodige gegniffel.

De kandidaten moesten er even over nadenken, maar hadden uiteindelijk alle antwoorden goed. Tot ik met mijn zoon aan de praat raakte over dit onderwerp en me opeens herinnerde dat iemand ooit twee donorarmen had gekregen. Waarom zou je dan ook geen penis kunnen transplanteren (zeker aangezien ze een afgesneden penis er soms ook weer kunnen aannaaien, zoals destijds bij John Wayne Bobbitt). Snel dus even naar google en daar “penis” + “transplant” ingetikt, omdat je dan meer kans hebt op hits dan bij een Nederlandstalige zoekopdracht.

En jawel hoor, daar stond het: de eerste succesvolle penistransplantatie werd in 2006 uitgevoerd en bij dieren bleek het zelfs mogelijk om een nieuw, goed werkende geslachtsdeel op te kweken uit stamcellen. Dat roept meteen de vraag op welke retard de vragen bedenkt voor deze quiz (waarschijnlijk de schoonmaakster uit het Ruwaard van Puttenziekenhuis) en welke eindredacteur ze vervolgens nog even goed nakijkt.

Mijn zoon zapte in ieder geval meteen weg richting Comedy Central toen ik hem uitlegde dat er dus ook informatieve programma’s zijn waar je dómmer van wordt als je er te lang naar kijkt. Het was meteen een mooi moment voor een wijze les: niet klakkeloos alles geloven wat er wordt verteld en vooral zelf blijven nadenken. Met logisch denken en gezond verstand kom je een heel eind en kom je vaak ook tot andere antwoorden en betere conclusies dan zogenaamde “deskundigen”.

maandag 1 juli 2013

Eerst aflossen, dan afbouwen

Vorige week sprak ik met een journalist die niet precies wist wat hij nou met mijn laatste boek aan moest. En dat bedoel ik letterlijk. Niet alleen had hij ze in de verkeerde volgorde gelezen (eerst blauw, dan geel), hij kon de onderliggende boodschap van Helemaal Vrij! ook niet direct omzetten in iets concreets. Na Hypotheekvrij! weet iedere lezer wat hem of haar te doen staat (namelijk: alles zo snel mogelijk aflossen, waarbij elk middel geoorloofd is), maar de boodschap van mijn vorige maand verschenen boek is iets minder grijpbaar.

Dat komt vooral doordat je ze in het ideale geval niet meteen na elkaar zou moeten lezen, maar met een tussenpauze van een jaar of tien. Wat beide boeken verbindt, behalve een grappige verwijzing in de titel, is dat ze tezamen een strategie vormen om je eigen plan te trekken en zelfstandig keuzes te maken. Dus je gaat eigenwijs aflossen (ook al zegt de adviseur iets anders) en stopt vervolgens eerder met werken (ook al wil de overheid dat liever niet). In die zin doorbreekt mijn tweede boek in de reeks ook een tweede taboe.

Pas na dat gesprek begon ik het verband helder te zien. In feite laat het zich net zo simpel samenvatten als de kop boven dit stukje: eerst aflossen, dan afbouwen. Dus eerst 10 kilo kwijt zien te raken en dan pas een trouwjurk gaan passen. Het spreekt voor zich dat daar enige tijd tussen zit, want iemand van 34 die net zijn eerste storting naar de bank heeft gedaan, kan niet de volgende dag zijn ontslag indienen en in de achtertuin gaan zitten luieren. Behalve discipline is er voor deze strategie ook tijd nodig. De fase van aflossen kan gemakkelijk tien of vijftien jaar in beslag nemen, waarna je minder kunt gaan werken of plannen kunt gaan smeden voor een wereldreis op je 61ste.

Natuurlijk kan het geen kwaad om Helemaal Vrij! alvast te lezen om te weten wat de volgende stap is. En waar je het allemaal voor doet. Want gisteren heb ik dat, op een verjaardag waar veel mensen waren van rond de zestig die liever vandaag zouden willen stoppen dan morgen, nog eens duidelijk uitgelegd. De winst van onze aanpak is in feite een dubbele winst. Allereerst dáált de rente die je maandelijks aan de bank betaalt steeds verder zodra je gaat aflossen (wij betalen inmiddels bruto minder dan destijds netto), dus je bent steeds minder kwijt aan woonlasten. Dat spreekt voor zich en dat hadden we van tevoren ook al wel kunnen bedenken.

De extra winst – ik zou bijna zeggen: de échte winst – is dat we gaandeweg gewend zijn geraakt aan een zeer bescheiden bestedingspatroon en ontdekt hebben dat we daar net zo gelukkig en tevreden mee zijn (of zelfs nog veel gelukkiger, maar dat snappen de meeste mensen toch niet). Straks staat de hypotheek op nul en blijken we tegelijk rond te kunnen komen van een inkomen dat je kunt vergelijken met dat van twee gepensioneerden die alleen AOW ontvangen. Dat geeft je bijna nog meer vrijheid dan de titels van mijn beide boeken doet vermoeden.

Op diezelfde verjaardag keken mensen me overigens heel erg waterig en wantrouwend aan toen ik zei dat ik tegenwoordig al fluitend in een korte broek loop als het buiten 15 graden is. Want dat is nóg een extra winstpuntje dat ik nooit had voorzien. Als je er eenmaal gewend bent om in de wintermaanden de CV niet hoger te zetten dan 16 graden, ben je in juli al blij met een veel te koele zomerdag. Niet alleen zijn we straks dus helemaal hypotheekvrij, ik vind het ook veel vaker “lekker weer” dan de meeste andere mensen. Anders gezegd: dan zit ik er niet alleen warmpjes bij, maar heb ik het ook helemaal niet koud meer...

vrijdag 28 juni 2013

Wij gebruikten het spaarloon óók al om af te lossen

Vaak weet ik ’s ochtends, als ik in mijn ochtendjas naar de brievenbus slenter, nog helemaal niet dat ik die dag een opiniestuk ga schrijven. Soms loop ik weken op een onderwerp te broeden (zoals nu bijvoorbeeld, over de come-back van de kluizenaar), maar soms komt de inspiratie je ineens aanwaaien. Soms is die geboren uit verbazing – bijvoorbeeld omdat je iets bedacht hebt waar nog niemand het over heeft gehad – maar vaak ook uit ergernis.

Zoals afgelopen dinsdag, toen  ik op de voorpagina van De Volkskrant een stuk las over Diederik Samsom die burgers wilde gaan “verleiden” om geld uit te geven. Alleen dat woord al. Dat zal in de praktijk wel een soort “dwingen” worden of in ieder geval “mensen om de tuin leiden”. Politici mogen van mij naar hartenlust goed gedrag belonen en mensen stimuleren met belastingvoordelen, maar er is een hemelsbreed en onoverbrugbaar verschil tussen het stimuleren van aflossen zoals Den Haag dat ziet en het fiscaal belonen van aflossen waar ik persoonlijk meer in zou zien.

Ergerlijk is dat Samsom nu zijn oog heeft laten vallen op de stamrecht-BV’s waarin mensen hun ontslagvergoeding in hebben ondergebracht. Bij het woord “gouden handdruk” wordt vaak gedacht aan topmannen die na wanbeleid met een zak geld naar huis worden gestuurd, maar meestal gaat het om werknemers die na twintig of dertig jaar trouwen dienst de laan uit worden gestuurd en als pleister op de wonde een ton mee naar huis krijgen. Dat beschrijf ik uitvoering in mijn stuk op de site van De Volkskrant, dus daar hoef ik hier verder niet op in te gaan.

Wat erger is – ik zou bijna zeggen: verfoeilijk – is dat Samsom suggereert dat er iets onoorbaars is aan dergelijke constructies, terwijl het in de praktijk alleen maar betekent dat mensen uiteindelijk geen 52% belasting over hun ontslagvergoeding betalen maar 37% of 42%. Maar Samsom zegt dat mensen dat geld “hebben weggezet om hoge belasting te voorkomen”, alsof het om zwart geld gaat dat ze stiekem wegsluizen naar de Kaaimaneilanden of witwassen in het casino. Veel ontslagen werknemers reserveren dat geld alleen maar voor “later” omdat ze minder pensioen opbouwen als ze niet meer aan de slag komen of een doorstart maken als ZZP-er.

Uiteindelijk zit het Diederik Samsom ook alleen maar dwars dat al deze mensen belasting over hun beëindigingsvergoeding gaan betalen, als dit kabinet allang geschiedenis is. Met andere woorden: Rutte 2 heeft er niks aan, want het kan er geen gaten mee dichten. Als dát dus de manier is om beleid uit te stippelen  en geldstromen te genereren, dan staat ons land er nog slechter voor dan gevreesd. Want kunnen we ons nog herinneren wat er in 2010 gebeurde met al het spaarloon dat eerder vrijkwam? Wij hebben dat toen in ieder geval gebruikt om - je raadt het - weer een stukje van onze hypotheek af te lossen…

donderdag 27 juni 2013

Wie gaat aflossen moet ook B zeggen


Nu wij inmiddels meer dan de helft van onze hypotheek hebben afgelost en helemaal verlost zijn van het aflossingsvrije deel, krijg ik steeds vaker de vraag wat we daarná gaan doen. Vaak kijken mensen daar een beetje verlekkerd bij, alsof ze zelf al precies weten wat ze allemaal zouden gaan doen of gaan kopen als ze het bedrag dat ze nu aan woonlasten kwijt zijn opeens vrij konden besteden.

Meestal moet ik ze teleurstellen, want het antwoord dat ik geef is niet wat ze verwachten en al helemaal niet wat ze willen horen. Zuinig leven om versneld af te lossen is nog steeds iets wat mensen beschouwen als iets tijdelijks. Je trekt een tijdje de broekriem stevig aan om daarna de teugels weer te laten vieren en het er flink van te nemen. Op papier klopt dat plaatje, maar in de praktijk werkt het anders. Er is namelijk geen weg terug.

Of eigenlijk moet ik zeggen; wie gaat aflossen, slaat een straat in met eenrichtingsverkeer die zo smal is dat je nergens kunt keren. En áls je dan eindelijk op een rotonde bent aangekomen, wil je niet meer terug. Het aflossen van de hypotheek zorgt ervoor dat je alles met andere ogen gaat bekijken. Zoals de een verslaafd is aan schoenen, zo ben ik inmiddels verslaafd geraakt aan de vrijheid die een lage hypotheek oplevert en de hoeveelheid vrije tijd waarover ik kan beschikken.

In de proloog van Hypotheekvrij! waarschuw ik voor het scenario waar we nu middenin zitten: als niemand meer spullen koopt, komt de economie piepend en knarsend tot stilstand en neemt het aantal lege etalages in snel tempo toe. Geen wereldschokkende conclusie misschien, maar vergeet niet dat ik die woorden in iets andere vorm al opschreef toen ik in 2006 overwoog om een boek te schrijven dat Back To Basics heet.

Die titel laat al zien dat er – in mijn geval tenminste – geen weg terug is. Er komt geen moment waarop ik het geld weer ouderwets laat rollen. Integendeel: in de toekomst werk ik niet meer dan strikt noodzakelijk is om de BV Hormann te laten draaien op een soort bestaansminimum. Zuinig leven, en dan bedoel ik nadrukkelijk zuinig leven uit vrije wil, leidt al snel tot de verbijsterende conclusie dat je gelukkiger wordt van een zomerzonnetje, de nieuwste thriller van Lars Kepler en een koud glas water dan van gadgets, een grote auto en  allerhande gewichtigdoenerij.

Wie zelf nog geen cent heeft afgelost, wil ook nog wel eens denken dat aflossen een “obsessie” wordt. Begrijpelijk, want ik praat er veel en vaak over, niet in de laatste plaats omdat ik er een boek (of eigenlijk: twee) over heb geschreven. Maar dat effect heeft het onderwerp en de bijbehorende lifestyle en levensinstelling. Op Twitter lees ik regelmatig dat mensen Hypotheekvrij! inmiddels al twee of zelf drie of vier keer hebben herlezen. Logisch, want het wegwerken van je hypotheek doe je niet in dezelfde tijd waarin je 10 kilo kwijt kunt raken. Aflossen is een meerjarenplan en dus is het zaak om gemotiveerd te blijven en te weten waarom je er ook alweer aan begonnen bent.

Aflossen is dus geen obsessie (zelfs niet als je obsessief aan het bezuinigen bent) , maar eerder een sport, een gezonde verslaving of zelfs een soort spelletje waarbij je zelf alle spelregels mag bedenken. Dat laatste kan ik niet vaak genoeg benadrukken, want je maakt zelf uit of je gaat aflossen, hoe vaak en hoeveel. Je moet alleen wel goed weten waar je aan begint, want als je gaat aflossen (en als je je woonlasten eenmaal ziet dalen) is er werkelijk geen houden meer aan.

vrijdag 21 juni 2013

Een cadeau hoeft wat mij betreft niks te kosten

Over de vraag of je wel leuk kunt leven zonder de hele tijd geld uit te geven, zou ik elke dag wel iets kunnen schrijven want die vraag staat bij iedereen (of dat nou een journalist is of zomaar iemand) bovenaan het lijstje. Ik kan dan ook niet vaak genoeg benadrukken dat zuinigheid bij ons in eerste instantie een middel was en niet een dóel. We leefden niet sober uit principe, maar simpelweg om de aflossingsvrije hypotheek zo snel mogelijk af te lossen.

Dat zuinig leven en weinig geld uitgeven een wijze les is en al snel een lifestyle wordt (of misschien moet ik wel zeggen: een tweede natuur) is een heel ander verhaal. De belangrijkste reden om mijn boek Hypotheekvrij! te schrijven, was om te vertellen dat je van aflossen een ander mens wordt en ook heel andere dingen belangrijk gaat vinden. Toen ik voor het eerst een flink bedrag naar de bank overmaakte, wist ik zelf ook nog niet dat er vanaf dat moment geen weg meer terug was.

Inmiddels ziet de wereld er heel anders uit dan in november 2008, toen wij de boel radicaal omgooiden en schoon schip begonnen te maken. Mensen worden werkloos, zitten opeens met een pensioengat of komen niet meer rond door de lastenverzwaringen die deze regering ons probeert te verkopen als “bezuinigingen”. Om die reden was ik al van plan om een plafond in te bouwen voor elk verjaardagscadeau dat ik vanaf nu vroeg of weggaf. Kan makkelijk, want voor een tientje koop je tegenwoordig al twee cd’s als je een beetje slim shopt.

Maar ook dat is alweer een achterhaalde gedachte, nu er ook op verjaardagen een soort informele ruileconomie aan het ontstaan is. Zo kreeg mijn vrouw vorig jaar van de buurman een tegoedbon voor 5 te vangen mollen (we wonen nogal landelijk moet je weten) en bakte zij zelf voor de andere buurman een rabarbertaart toen hij 62 werd met daarbij de uitnodiging om straks op een warme zomerdag gezellig zelfgemaakte parmigiana te komen eten aan de slootkant in onze achtertuin.

Goed voor de portemonnee én goed voor de sociale contacten. Bovendien krijgen attenties zo vanzelf weer iets terug van wat het woord eigenlijk al belooft en wordt het iets écht attents: het is gemaakt met aandacht en er is over nagedacht. Op vaderdag werd ik dan ook aangenaam verrast door mijn oudste zoon (die inderdaad alweer veel te oud is om op school knutselwerkjes te maken) die een zelfgemaakte cartoon af had laten drukken op een schort. Hij zit op de kunstacademie in Breda en onderstreept op deze manier nog eens dat dat niet voor niks is én dat koken inderdaad een kunst is… 


woensdag 19 juni 2013

Back to basics: Lenny Kur live in de huiskamer...

Gisteren hebben we iets gedaan – ik zou eigenlijk moeten zeggen: meegemaakt – wat op verschillende manieren onderstreept wat ik in mijn laatste twee boeken duidelijk probeer te maken (hoewel het er tegelijk ook een beetje mee in strijd is). Maar nogmaals: ik ben niet iemand die je op een fout kunt betrappen, want dit is geen godsdienst of politieke partij. Als er al regels zijn, dan zijn ze rekbaar en bespreekbaar.

Maar sinds gisteren weet ik zeker dat minder inderdaad meer is en dat kleiner ook beter is. Niet alleen heb ik voor het eerst van mijn leven een concert van Lenny Kuhr bijgewoond, het was ook nog eens een huiskamerconcert: inderdaad, precies zoals het woord al zegt, gewoon bij iemand thuis. Nou is dat “gewoon” in dit geval óók redelijk rekbaar, want in de lege huiskamer was plek voor 75 man (lees: vooral oudere vrouwen) en er lag een tuin achter het huis die minimaal twee keer zo groot was als die van ons.

De familie Klaasen organiseert wel vaker dit soort optreden tussen de schuifdeuren, maar als ik het goed begrepen heb was dit voor Lenny Kuhr de eerste keer. En het beviel haar zichtbaar zo goed, dat ze dit vast en zeker vaker zal doen. Een huiskamer is het tegenovergestelde van een stadionconcert, want als artiest sta je niet eens op een podium en tijdens het zingen heb je met iedereen oogcontact. Het optreden kreeg, mede door het warme weer, de prachtige tuin, de pauze en de witte wijn, bijna iets van een bruiloft waar je niemand van de gasten kent en waar het bruidspaar ontbreekt. Maar wát een prachtige muziek.

En dat brengt me op puntje twee. De meeste mensen aan wie ik vertelde dat we naar Lenny Kuhr zouden gaan, reageerden raar en in verwarring gebracht. Niet alleen zit deze artiest ergens in de periferie van de popmuziek, ze vonden het ook helemaal niet bij ons passen. Zo zitten de meeste mensen hun hele leven lang gevangen in hun eigen vooroordelen en in het verwachtingspatroon van anderen. Terwijl je een veel leuker en verrassender leven kunt hebben als je af en toe gewoon eens iets anders en onverwachts doet. Ik heb nul cd’s van Lenny Kuhr, maar het leek me gewoon een hele belevenis. En ik hoef aan niemand uit te leggen waarom ik de ene week naar een hardrockconcert ga en de andere week naar de beste chansonniere die ons land heeft.

Het was een avond om nooit te vergeten met wonderschone liedjes en prachtige teksten (dat begon al bij het eerste nummer Op de snelweg). Alleen jammer dat we er - en daarmee kom ik meteen op het wat tegenstrijdige puntje – helemaal voor naar Limburg moesten rijden. Driehonderd kilometer rijden voor een zangeres die je niet écht kent is in ieder geval niet erg zuinig of ecologisch te noemen, maar maakte het avondje uit wel tot een soort mini-avontuur. Want ineens zaten we in de tuin van wildvreemde (maar supergastvrije) mensen in Helden een glas witte wijn te drinken naast een klaterende fontein.

Dit soort dingen doen we veel vaker (net zoals ik Lenny Kuhr vanaf nu ook veel vaker wil zien) en meestal vertel ik mijn vrouw van tevoren niet eens waar we precies heengaan en wie we gaan zien. Zo val je van de ene verrassing in de andere en verras je soms ook jezelf. Al voelde ik me na afloop ook een beetje beschaamd, want Lenny Kuhr zou wel eens een van de meest onderschatte artiesten van ons land kunnen zijn. Waar dat precies aan ligt, kan ik niet zeggen want ik heb de hele avond ademloos zitten luisteren en kijk nu al uit naar haar nieuwe theatershow die in september van start gaat. Binnenkort te zien in een huiskamer bij u om de hoek?

Want dat dit een nieuwe trend is, is wel duidelijk. We hebben de Amerikaanse singer/songwriter Vanessa Peters inmiddels al drie keer bij iemand thuis zien optreden (en dat kan net zo goed een villa in Utrecht zijn als een flat in Capelle a/d IJssel) en ik verwacht dat dit relatief nieuwe fenomeen een enorme vlucht gaat nemen. Organisator Hans Jacobs vertelde enthousiast dat het, buiten de officiële kanalen en theaters om, juist heel goed gaat met de cultuursector. Zolang er muziekliefhebbers zijn en vrijwilligers die iets van de grond willen tillen, zal er altijd aanbod blijven. In zekere zin was Lenny Kuhr ook weer helemaal terug bij het begin, want opeens bleek ze zelf het hoofdonderwerp van het lied waar ze onvermijdelijk mee eindigde: een troubadour op doortocht…

maandag 17 juni 2013

Hoe ziet de ideale vaderdag eruit?

Dat zal voor iedereen verschillen, maar dit was de mijne. En hij kwam vervaarlijk dicht in de buurt van de ideale vaderdag, al had het net zo goed zomaar een heerlijke zondag kunnen zijn.

Het begint met wakker worden om zeven uur en zien dat de zon schijnt. Dan met een kop koffie in de hand de tuin inlopen om de mollenklemmen te inspecteren (wat meteen een minpuntje opleverde want ze waren dichtgeklapt én leeg) en daarna nog even terug naar bed voor een innige omhelzing die je eraan helpt herinneren hoe je eigenlijk vader bent geworden.

Vervolgens nog meer koffie in de tuin, bakje muësli, aankleden en een omelet bakken (spek, eieren van de buren, plakjes geitenkaas, peper). Daarna weer omkleden (in een shirt en broek van Vacansoleil) voor een rondje op de racefiets door de Hoeksche Waard met zoveel harde wind op de terugweg dat ik moeiteloos de 35 haalde. Wéér omkleden en bij de thee een kleinigheidje en drie roomsoesjes van mijn twee zoons die eindelijk ook uit bed waren.

Daarna nog een uurtje zitten lezen in De Steigerberg van Marcel van Dam, die ik in het kader van deze prachtige dag maar even zal bestempelen als mijn geestelijk vader. Met sommige passages was ik het zo roerend eens, dat het bijna leek of ik ze woord voor woord had geschreven (of dat hij, omgekeerd, letterlijk iets citeerde uit mijn laatste boek Helemaal Vrij!). Natuurlijk is dat onzin. Misschien denken we ongeveer hetzelfde over bepaalde dingen en waarschijnlijk zijn we deels door dezelfde denkers beïnvloed. Ik lees zijn column in de Volkskrant trouw met een pen in de aanslag en hij zal vast wel iets hebben gelezen van Dirk de Wachter, Guy Standing of Jaap Peters & Judith Pauw.

Bovendien hebben we allebei een stuk land, al is dat van mij 600 vierkante meter en dat van hem iets van 13 hectare. Maar ik veer meteen op als hij zegt dat “uitzicht inzicht geeft”, niet alleen omdat ik die zin zelf bedacht had willen hebben, maar ook omdat ik aan den lijve heb ondervonden dat het zo is. Vorige week nog ontmoette ik iemand die beweerde dat je geen psychiater nodig hebt als je in een tuin kunt wroeten. Ik kan dat niet bevestigen, maar kan wel vaststellen dat ik nog nooit met een psychiater gesproken heb, behalve als ik er eentje moest interviewen.

Mensen beginnen meteen te steigeren als ze horen waar dit boek over gaat en noemen Marcel van Dam een verrader of een salonsocialist, maar ik kan het iedereen aanraden. Van Dam raakt in De Steigerberg de kern van het bestaan en heeft een soortgelijke ontwikkeling doorgemaakt als ik: hij is van een avondmens en een langslaper veranderd in een ochtendmens en heeft in de natuur rust gevonden. Ook in de auto rijdt hij nu in een sukkeldraf en kijkt hij lekker om zich heen als hij langs een mooi landschap rijdt.

Daarna nog even op bezoek bij mijn échte vader, hoewel mijn biologische vader overleed op zijn 33ste, zoals mijn trouwe lezers hebben kunnen lezen en ik hier eigenlijk de sprookjesnaam stiefvader zou moeten hanteren. Van alle vier de (stief)kinderen was ik de enige aanwezige, want de andere drie hadden het te druk, waren een weekend weg, wonen te ver weg of vinden vaderdag te commercieel. Kan zijn, maar ik wil later nog wel eens zien hoe leuk ze deze dag ervaren als ze met hun neus tegen het glas gedrukt voor het raam zitten en er echt he-le-maal niemand komt.

Het was gezellig, we hebben ’s avonds heerlijk gegeten, naar de Stones en de Golden Earrings geluisterd (met een s, ja, geen tikfout), heel even buiten gezeten en over van alles en nog wat gepraat. Enige smet op de dag, was het feit dat ik mijn gewone bril thuis had laten liggen en ’s avonds om half elf met een geslepen zonnebril mijn weg naar huis moest zien te vinden. Zo zag ik het toch nog even somber in voor ik thuis aankwam, met mijn jongste zoon nog snel even de stamboom vanaf 1750 doornam met allemaal Duitse namen als Cord en Heinrich erin, en tenslotte volmaakt tevreden in slaap viel.

zaterdag 15 juni 2013

Mark Rutte is in de eerste plaats het Mérk Rutte

Op de achterflap van mijn nieuwe boek staat deze keer niet vermeld dat ik aan het einde van een doodlopend weggetje woon (wat overigens nog steeds zo is). In plaats daarvan heeft mijn uitgever de aansporing afgedrukt om tussendoor af en toe - zeker als mijn nieuwe boek lang op zich laat wachten - mijn "spraakmakende stukken" te lezen op de sites van De Volkskrant en follow the money. Helemaal mee eens natuurlijk, al had ik voor die laatste al heel lang niets meer gedaan. Vanaf vandaag staat er echter weer een kersvers stuk op, dat ik op deze plek integraal afdruk. Simpel leven kun je namelijk niet los zien van politieke keuzes, net zoals aflossen en consuminderen in de kern ook een vorm van protest is en zelfs gezien kan worden als een daad van verzet. In ieder geval zorg ik zo weer voor wat meer hits op de zoekterm "poppenkastmaatschappij" ;-)

Komt-ie:

Je kunt er bijna niet eens meer boos over worden. Na het kabinet “met een Dreesiaanse uitstraling” en het zoveelste “historische akkoord” zou het kabinet Rutte 2 volgens eigen zeggen wel eens “een van de beste ministerraden kunnen zijn sinds de Tweede Wereldoorlog”. Je vraagt je onwillekeurig af met welke superlatieven ze na de zomer op de proppen komen als ze alle aanbevelingen van Olli Rehn hebben uitgevoerd en nog eens voor 6 miljard extra hebben bezuinigd. Zonder precedent? Uniek? Baanbrekend? Visionair? Toekomstgericht? Of opnieuw historisch?

De persconferenties van dit kabinet verschillen nauwelijks van een gemiddelde post op Facebook. Mark Rutte staat zo mogelijk nog vaker lachend op de foto dan ex-minister Zalm, en dat terwijl er in werkelijkheid meestal helemaal niets grappigs of hoopgevends te melden valt. Je kunt het jongensachtig noemen – en in gedoseerde vorm heeft het ook wel iets – maar op den duur begint het niet alleen op te vallen maar ook te irriteren. Want hoe vaak kun je jezelf een schouderklopje geven en op een voetstuk zetten, voordat het belachelijk wordt?

Dat is niet alleen bedoeld als kritiek op premier Rutte en zijn ministersploeg, maar net zo goed op onszelf. We leven nu eenmaal in een maatschappij waarin vorm gaat boven inhoud en waarin het belangrijker is om jezelf goed te presenteren dan om goed te presteren. Vandaar dat we ons in het stemhokje steeds vaker laten leiden door de vraag wie de sterkste oneliners heeft en de beste spindoctors. Dat dit kabinet in de peilingen inmiddels nog maar een schamele minderheid heeft van 40 virtuele zetels, is onze eigen schuld. Kiezers zijn per definitie zwevende kiezers geworden en wisselen bijna net zo makkelijk van partijvoorkeur als van onderbroek.

Op scholen lees je geen boeken meer, maar leer je de perfecte PowerPoint-presentatie maken. Het is niet voor niks zo dat werkloze journalisten bijna alleen nog kans maken om ergens aan de bak te komen als “communicatieadviseur”. Alles draait om de schone schijn: van het koophuis dat tot de nok toe gefinancierd is tot aan de avatar op je sociale media waarop alle schoonheidsfoutjes zijn weggepoetst. Laatst las ik dat zelfs recreatieve hardlopers soms sjoemelen met de tijd waarin ze een marathon hebben afgelegd. Mensen houden dus niet alleen elkaar massaal voor de gek, maar ook zichzelf.

Een bezuiniging heet in een dergelijke wereld al snel een “ombuiging” of een “modernisering”, net zoals een universitaire studie “oude stijl” anderhalf jaar langer duurde dan de uitgeklede variant die vanaf dat moment door het leven ging als “nieuwe stijl”. Want je denkt toch niet dat al die moderne masters bijna zes jaar ouderwetse lesstof in vier jaar weten te proppen? Welnee: je haalt tegenwoordig gewoon hetzelfde diploma met veel minder verplichte vakken. Het is in zekere zin dus onze eigen schuld als we straks geregeerd worden door holle vaten met een fopdiploma van InHolland.

We leven nu eenmaal in een soort poppenkastmaatschappij waarin reclamemakers ons er voortdurend aan helpen herinneren dat onze levens niet perfect zijn, maar dat we net zo gelukkig kunnen worden als die blije mensen in hun commercials mits we maar de juiste producten aanschaffen. We kijken naar realitysoaps die van A tot Z gescript zijn en kopen massaal boeken van een thrillerschrijfsters (Suzanne Vermeer) die eerst een man bleek te zijn en tegenwoordig zelfs iederéén kan zijn. In dat universum, waarin niets is wat het lijkt, is ook premier Mark Rutte in de eerste plaats het Merk Rutte met als beeldmerk een grijns van oor tot oor.

Misschien ontdek je pas echt dat we in een soort schijnwereld leven als je – zoals Sascha Meyer op bittere toon beschrijft in De Nieuwe Arme – genadeloos door de kieren van de consumptiemaatschappij bent gevallen en je je opeens overal buitengesloten voelt. In zekere zin zijn al die mensen in ons land die zich alleen nog overeind weten te houden met behulp van angstremmers, slaapmiddelen en antidepressiva óók niet helemaal zichzelf. Ze lijken in balans en functioneren ogenschijnlijk normaal, maar zijn regelrecht weggelopen uit de Brave New World van Aldous Huxley.

De Vlaamse psychiater Dirk de Wachter constateerde onlangs dat zelfs de succesvollen in onze maatschappij zich moeten drogeren om het vol te houden constant op hun tenen te moeten lopen en voortdurend de schijn op te houden. Willen we eigenlijk wel leven in een dergelijke, op Amerikaanse leest geschoeide prestatiemaatschappij waarin bluf belangrijker is dan brains en waarin grote woorden steeds vaker helemaal niets meer te betekenen hebben? Want dat is de tragiek van onze immer goedgeluimde minister-president: al die superlatieven kunnen uiteindelijk niet verhullen dat hij steeds meer begint te lijken op een afgevallen Idols-kandidaat die in de wandelgangen mompelt dat hij toch echt beter is dan de Beatles.


 

vrijdag 14 juni 2013

Wat is de definitie van "luxe"?

Gisteren heb ik – redelijk op de valreep, want de uiterlijke inzendtermijn is morgen – een essay ingestuurd over het onderwerp (of eigenlijk: de vraag): wat is luxe? Elke zaterdag zag ik een oproep voor die prijsvraag voorbij komen in NRC Weekend, maar deze week ben ik er eindelijk eens goed voor gaan zitten. Wat sowieso dus al een soort luxe is: met de tuindeuren open achter de laptop filosoferen over een luxe-onderwerp.

Over de inhoud kan ik natuurlijk niks verklappen, want het is een echte wedstrijd met een heuse jury. Geen idee hoeveel inzendingen ze binnenkrijgen, maar volgens mij is het een onderwerp dat heel veel mensen aanspreekt. In mijn nieuwe boek Helemaal Vrij! probeer ik een (nieuwe) definitie te bedenken voor termen als “armoede” en “welvaart” (en natuurlijk ook “vrijheid") en "luxe" hoort zeker in dat rijtje thuis. Alles zal de komende jaren draaien om de vraag wat we moeten verstaan onder het goede leven en hoeveel luxe je eigenlijk nodig hebt om dat te bereiken.

In zijn algemeenheid kun je stellen dat de definitie van luxe afhangt van plaats en tijd, maar ook van jouw eigen plaats in de tijd. Wie ziek wordt, heeft ineens een ultrakort verlanglijstje en wil nog maar één ding: beter worden. Omgekeerd heeft de rijkste mens op aarde geen enkele garantie dat hij ook de oudste mens wordt (of de meest gelukkige of wat dan ook). Vandaar dat ook dit essay aan het slot een beetje de allure kreeg van een preek, ook al omdat ik ergens de naam Lazarus laat vallen.

Maar genoeg daarover. Zodra de uitslag bekend is (en dat duurt nog tot 11 oktober) zal ik het essay hier in zijn geheel plaatsen. Of anders gebruik ik misschien delen eruit voor mijn eerstvolgende boek (en dát duurt nog zeker tot volgend jaar). De definitie van “luxe” zal de komende jaren in ieder geval behoorlijk gaan veranderen, zolang de recessie voortduurt. Wie mijn boeken gelezen heeft, weet dat we misschien wel te maken krijgen met een verloren decennium. Volgens Edin Mujagic (schrijver van Geldmoord) houdt de crisis aan tot 2020, terwijl Richard Heinberg in zijn boek Einde aan De Groei zelfs uitgaat van een definitief einde aan de groei.

Is dat erg? Dat hangt er maar net vanaf wat je eigen definitie is van luxe en wat de dingen zijn waar je als mens van geniet. Boeken lezen, muziek luisteren, fietsen, in de tuin bezig zijn, buiten eten, kamperen op een boerencamping, etentjes met vrienden, kanovaren, om zeven uur opstaan om de krant te lezen in het ochtendzonnetje: het zijn allemaal zaken die (bijna) niks kosten, maar die tegelijk uiterst waardevol zijn en soms zelfs onbetaalbaar. Dat staat allemaal in mijn essay, al staat tegelijk bijna niks uit dat essay in dit stuk.

Goed weekend!

woensdag 12 juni 2013

Je bent net zo rijk als je rijdt

Als schrijver moet je eigenlijk niet aan een blog beginnen. Wil je het een beetje serieus bijhouden, dan kom je niet meer aan iets anders toe. En als dat nieuwe boek dan eindelijk tóch een keer verschijnt, loop je het risico dat je lezers alles al weten omdat ze het hier allemaal al hebben gelezen. Tegelijk weet ik op dit moment nog niet precies waar mijn vólgende boek over zal gaan en betwijfel ik of iets ga doen met wat me gisteren opeens te binnen schoot toen ik voor de verandering weer eens een paar uur in de auto zat. Want opeens besefte ik dat je rijgedrag - veel meer nog dan de auto waarin je rijdt - van alles vertelt over wie je bent en hoe je leeft.

Vandaar de wat cryptische kop boven dit stukje: je bent niet zozeer wat je rijdt (zoals ze altijd zeggen), maar je bent waarschijnlijk net zo gestresst als je rijdt. Of gehaast. Of voorzichtig. Of overmoedig. Ooit las ik het verhaal van een personeelsfunctionaris die met sollicitanten altijd een stukje ging rijden om te zien wat voor vlees hij in de kuip had. Nu snap ik dat, want je rijgedrag verklapt méér over je persoonlijkheid dan je kledingkeuze, je muzieksmaak en je Facebookpagina bij elkaar.

Hoe je rijdt zegt alles over de vraag hoe je met geld omgaat. In die zin kun je een rood stoplicht in de verte (of desnoods knipperende matrixborden boven de snelweg die een opstopping aankondigen) heel goed vergelijken met de einddatum van je hypotheek. Zelf laat ik mijn auto in dat soort situaties altijd netjes uitrollen om geen brandstof te verspillen en ook omdat ik vind dat autorijden (d.w.z.: góed autorijden) in de eerste plaats te maken heeft met anticiperen.

Meestal word ik dan links en rechts ingehaald door mensen die, vaak zichtbaar geïrriteerd door mijn gedrag, snel nog even vol gas geven om vervolgens heel hard te moeten remmen bij datzelfde rode stoplicht of die stilstaande file. Zo gaan mensen ook met geld om: impulsief en kortzichtig. Ze zetten klakkeloos hun handtekening onder een aflossingsvrije hypotheek zonder zich af te vragen hoe ze die dertig jaar later gaan aflossen als het stoplicht opeens op rood staat. Hebben ze dan een spaarpotje waar ze op terug kunnen vallen of knallen ze keihard op die stilstaande file?

Zonder enig wetenschappelijk bewijs durf ik daarom de stelling aan dat al die mensen die zich netjes houden aan de regels van Het Nieuwe Rijden (en dat zijn er niet zo verschrikkelijk veel kan ik je uit ervaring vertellen), in dubbel opzicht verstandig met hun geld omgaan. Niet alleen kijken ze vooruit en denken ze na over de gevolgen van hun gedrag, ze verspillen ook geen druppel brandstof. Als ik met mijn auto net zo zou gaan rijden als ik de meeste mensen zie doen, rijdt hij hooguit 1 op 16 en kan ik luidkeels gaan klagen dat de fabrieksopgave van de fabrikant niet klopt. Maar als ik het een beetje met beleid doe, haal ik moeiteloos 1 op 21 en haal ik ook zonder een cent hypotheekschuld de eindstreep.

vrijdag 7 juni 2013

Puur natuur

Toen hadden de meerkoeten in de sloot achter ons huis nog 7 kuikens in plaats van 2...


Laten we het eens over leuke dingen hebben

Er is geen enkele woordcombinatie die ik de afgelopen jaren zo vaak te horen heb gekregen (meestal in vragende vorm, vaak in verwijtende zin) als “leuke dingen”. Laten we het daarom maar eens uitgebreid over leuke dingen hebben.

In mijn nieuwste boek Helemaal Vrij! schrijf ik, enigszins provocerend maar verder helemaal naar waarheid, dat mijn leven de laatste tijd een “aaneenschakeling is van alleen maar leuke dingen”. Toch kon dat niet voorkomen dat ik deze week op internet opnieuw een “wedergeboren calvinist” werd genoemd. Dat komt doordat mensen het niet snappen. Ze snappen niet dat leuke dingen niets hoeven te kosten en ook niet dat je een heel leuk leven kunt hebben terwijl je op van alles en nog wat beknibbelt. Maar ze snappen vooral niet het verband tussen oorzaak en gevolg en ook niet dat het doel soms de middelen heiligt.

Wij zijn gaan bezuinigen om de hypotheek versneld af te lossen en wij zijn dat ook nog eens heel fanatiek gaan doen omdat we supersnel van de schuld afwilden. Ik ben dus geen dominee die vanaf de kansel roept dat consumeren zondig is of dat de weg naar de hel geplaveid is met aflossingsvrije hypotheken. Als je me ergens mee zou kunnen vergelijken, dan is het met een wielrenner: ik ben aan een zware klim bezig en verheug me nu al op de café au lait met taart die boven op me wacht.

Na vijf jaar aflossen, zijn we niet alleen van meer dan de helft van onze tophypotheek verlost, de top van de berg is inmiddels ook in zicht. Nog heel eventjes en dan beginnen we aan de afdaling. Daar gaat mijn nieuwste boek ook over: de teugels laten vieren en het leven vieren. We hebben niet alleen met veel pijn en moeite een aflossingsvrije hypotheek afbetaald, we hebben onszelf door heel hard te sparen ook nog eens een mooie prijs in de loterij cadeau gedaan. Lijkt me op zich al leuk genoeg voor een ereplaats in de categorie “leuke dingen”.

Wat mensen leuk vinden, hangt ook niet van mij af, maar meer van hun eigen levensfase en hun eigen leven. Iedereen mag dat lekker zelf bepalen, want ik kan niet vaak genoeg herhalen dat er geen regels zijn. Wie gaat aflossen, gaat anders tegen heel veel dingen aankijken en wordt in zekere zin zelfs een ander mens, maar er zijn geen normen en waarden waaraan je moet voldoen. Als ik je al een soort “hiernamaals” beloof, dan is dat een heerlijk leven ná je hypotheek. Maar verder bemoei ik me helemaal nergens mee.

Wat me opvalt, is dat lezers me soms zo letterlijk nemen. Niet alleen schaffen ze in navolging van ons een zuinige auto aan, ze kopen vaak ook hetzelfde model van hetzelfde merk. Nu ben ik heel happy met mijn gele Fiat Panda diesel, maar je mag van mij gerust een Volkswagen UP! kopen of een Suzuki Alto. Het gaat om het idee en het is ook maar een tip. Iedereen moet zelf bepalen of hij wil gaan aflossen en ook wat hij of zij daar allemaal voor wil laten. Je kunt leven zonder hypotheek, maar het is wel jóuw leven.

En die leuke dingen? Ik las in het boek Borderline Times van Dirk de Wachter dat het lezen van een boek in je eigen achtertuin het meest “pathetische” (lees: sneue) is wat je kunt doen. In deze rusteloze pretparksamenleving moet je altijd ergens heen en ook altijd iets aan het doen zijn. Mijn weekend is echter pas écht geslaagd, als mijn auto twee dagen lang niet van zijn plek is geweest. En als ik op zaterdagmorgen om 7 uur de zon door het raam van de badkamer zie schijnen, zit ik vijf minuten later in mijn ochtendjas in de tuin met een kop koffie en een krant.

Iedereen kan voor zichzelf het rekensommetje maken: hoeveel geld heb je nog nodig als je huis eenmaal helemaal is afgelost, er een paar zonnepanelen op het dak liggen en er voor de deur een piepklein autootje staat met nul wegenbelasting? Ben je dan met 1500 euro al niet heel erg rijk? En hoe hard moet je dan nog werken om dat met z’n tweeën bij elkaar te verdienen? Aflossen is niet alleen afzien, maar ook tijd kopen. Je krijgt niet alleen meer vrije tijd, maar ook meer vrijheid. De titel van mijn boek Helemaal Vrij slaat dus op álles wat het leven leuk maakt.

Leuk was in ieder geval afgelopen maandag, toen de zon volop scheen en mijn zoon van 12 na schooltijd vroeg of ik soms zin had om te gaan fietsen. We vertrokken om vier uur, aten onderweg ergens op een bankje in de zon een bak friet en kwamen na veel omzwervingen pas weer thuis om kwart over acht. Ondertussen hadden we zijn opa en oma dag gezegd, met eigen ogen gezien hoe een reiger een mol opat en ook hoe een politiebusje met loeiende sirenes een opgevoerde scooter achtervolgde.

Voor mijn jongste zoon veranderde deze doodgewone maandag ineens in een onvervalste vakantiedag en voor mij in een soort supervroege VUT. Aflossen hoeft namelijk helemaal niet te betekenen dat je af moet zien van leuke dingen, zeker niet als de druk van de ketel is en je aan rente niet meer betaalt dan een student voor zijn kamer. In zekere zin léven we zelfs weer net als in onze studententijd en is alles – net als toen – één groot avontuur. Als dat de moraal is van mijn preek van de week, kan toch niemand daar bezwaar tegen hebben?