Zoeken

maandag 31 oktober 2016

Die AOW-leeftijd van 68 jaar komt niet als een verrassing

Veel lezers van de Volkskrant zullen zich vanmorgen in hun koffie hebben verslikt, toen ze op de voorpagina lazen dat de pensioengerechtigde leeftijd met nog eens drie maanden wordt verhoogd. Lezers van Het plakbandpensioen hielden daar waarschijnlijk al rekening mee, want in alle rekenvoorbeelden ga ik (1961) uit van een AOW-leeftijd van 68. Voor de aardigheid heb ik zelfs al eens het geboortejaar van mijn jongste zoon ingevoerd, zodat hij bij voorbaat weet dat hij pas recht heeft op een staatspensioen als hij 71,5 jaar is of ouder. 


Geen idee hoeveel ophef dit bericht gaat veroorzaken, maar in zekere zin is het "oud nieuws". Wie de wetgeving rond de verhoging van de AOW-leeftijd aandachtig gevolgd had, wist al dat het niet zou ophouden bij 67 jaar. De pensioengerechtigde leeftijd is vanaf nu namelijk rechtstreeks gekoppeld aan de gemiddelde levensverwachting, dus zolang die op papier blijft stijgen gaat ook de AOW-leeftijd steeds verder omhoog. In mijn geval betekent het dat ik waarschijnlijk pas recht heb op een "basispensioen" (want zo heet het in de krant) als ik 67 jaar ben en 9 maanden. Voor het gemak ga ik bij al mijn berekeningen daarom uit van 68 jaar.

Dat deed ik dus al lang en breed voordat vanmorgen de krant op de mat plofte, met als gevolg dat ik niet schrok van het bericht. In mijn boek verbaas ik me er juist over dat zelfs bezoekers van de Pensioen3daagse niet goed op de hoogte bleken van alle verwikkelingen rondom dit onderwerp. Volgens mij kun je namelijk geen goede planning maken als je niet goed op de hoogte bent van alle plannen van de overheid. Het bericht uit de krant van vandaag zorgt er alleen maar voor dat ik nóg meer geniet van mijn zelfgefinancierde vroegpensioen, want op deze manier duurt mijn VUT bij voorbaat drie maanden langer.


Het echt belangrijke nieuws van de afgelopen week was volgens mij dan ook dat mensen niet goed weten op hoeveel geld ze na hun pensionering netto kunnen rekenen. In de praktijk blijkt dat ze veel meer op hun bankrekening gestort krijgen dan ze gedacht hadden en ook dan ze nodig hebben. Dat is natuurlijk een leuke meevaller, maar het is jammer - en onomkeerbaar - als je pas op dat moment bedenkt dat je best eerder had willen stoppen met werken als je dat rekensommetje wat eerder had gemaakt. Om die reden zeg ik altijd dat je nooit te jong bent om met pensioen te gaan.

Toevallig werd ik , terwijl ik dit blog aan het schrijven was, gebeld door het programma Een Vandaag met de vraag hoe het mogelijk is dat ik dertien jaar eerder ben gestopt terwijl de pensioengerechtigde leeftijd met nog eens drie maanden omhoog gaat. Als het goed is staat er over drie kwartier een verslaggever voor de deur en mag ik voor de camera nog eens uitleggen dat ik werk zie "als het verkopen van je vrije tijd in ruil voor geld" (en als je de vijftig bent gepasseerd ook nog eens als het verkopen van je gezondheid).


Heel vaak krijg ik te horen dat werken toch ook "leuk" is. Ja natuurlijk is het leuk en zinvol en bevredigend en misschien zelfs wel essentieel voor je geestelijke evenwicht en je geluk, zeker als je columns en boeken schrijft. Dat is allemaal waar. Maar als werken alleen maar leuk was en ook door iedereen zo werd ervaren, zou het bericht in de Volkskrant met gejuich zijn begroet in plaats van met luid gezucht en gepiep. Zelf begin ik het juist steeds leuker te vinden om niet te werken en geniet ik steeds meer van het leven. Vergeet ook niet dat ik al vier jaar niet meer in loondienst ben, dus op papier zou ik nu alweer 72 zijn als ik pas op mijn 68ste echt was gestopt met werken.

Of je eerder kunt stoppen met werken, hangt van heel veel factoren af. Belangrijk is dat je bereid bent je dromen en wensen bij te stellen (ik ga nooit meer ver op reis, maar maak wel elke vrijdag een soort wereldreis op mijn fiets) en kritisch te kijken naar je uitgaven. Wij leven tegenwoordig van de helft van ons oude gezinsinkomen en dat betekent dus automatisch ook dat je vanaf dat moment nog maar de helft van de tijd hoeft te werken. Wie minder uitgeeft kan vaak per direct met deeltijdpensioen en wie ZZP'er is hoeft daarvoor zelfs niet eens een moeilijk gesprek te voeren met zijn werkgever.

woensdag 26 oktober 2016

Wacht niet te lang met het najagen van je dromen

Gisteren was collega-schrijver Sjaak Zonneveld te gast bij RTLZ om daar te vertellen over wat hij een tussenpensioen noemt. In plaats van te sparen en te wachten tot je eindelijk met pensioen kunt, zou je af en toe een sabbatical moeten opnemen van een half jaar of langer om te reizen, een boek te schrijven of desnoods om alles nog eens op een rijtje te zetten en jezelf om te scholen. Dat laat zien dat er nog veel meer tussenoplossingen zijn tussen een werkweek van 60 uur en een plakbandpensioen op je 51ste. Maar in alle gevallen is de boodschap hetzelfde: wacht niet te lang met alles wat je nog van plan bent of graag zou willen doen. 


Ook Sjaak Zonneveld herhaalde dat in de uitzending van gisteren nog eens: 1 op de 5 mensen háált zijn pensioendatum niet eens. Of dat percentage precies klopt weet ik niet, maar hij heeft groot gelijk als hij zegt dat je beter je risico's kunt spreiden dan alles in te zetten op het vakje 67 en daarná pas al je plannen te gaan verwezenlijken en "eindelijk" leuke dingen te gaan doen. In Het plakbandpensioen komt niet voor niks zeven keer het woord "levensverwachting" voor. Het gaat er namelijk niet alleen om hoe lang je denkt te leven, maar ook wat je precies van het leven verwácht.

Afgelopen maandag las ik in De Telegraaf een interview met de bijna vergeten stemimitator Robert Paul die in 1999 uit beeld  verdween. Volgens het onderschrift leeft hij "teruggetrokken" in Spanje, terwijl hij er rond zijn vijftigste vrijwillig voor heeft gekozen om in dat land aan een nieuw leven te beginnen. Over zijn werk op televisie praat hij ook in termen als een "vorig leven", net zoals ik in mijn boek herhaaldelijk opmerk dat ik voor mijn gevoel nu pas echt ben gaan leven. Als je hard werkt, gaat alles niet alleen snel voorbij maar gaat alles ook een beetje langs je heen.


Aanleiding om het roer om te gooien was een gesprek dat hij had met Robert Long, waarvan ik de belangrijkste conclusie hierboven heb onderstreept. Long drukte Robert Paul op het hart om niet te wachten met het kopen van een tweede huis (of vul je eigen wensen daar maar in) tot je 65ste. De kans is namelijk groot dat je er niet meer bent of niet meer in staat bent om er optimaal van te genieten. Niet alleen heeft Robert Long daar gelijk in, het bleek ook van toepassing op zijn eigen leven. Ik heb het even moeten nazoeken, maar de zanger overleed in 2006 op 63-jarige leeftijd, precies vier jaar voor de pensioendatum van morgen.

Iedereen moet zelf maar uitmaken welke conclusies hij daaraan verbindt en hoe hij zijn leven verder inricht. Het kan in elk geval geen kwaad om op zoek te gaan naar het boek Country Roads dat nét bij mijn uitgever is verschenen. Ik heb het zelf nog niet gelezen, maar hij heeft me uitvoerig over de inhoud verteld en me enthousiast gemaakt. Hij weet dat ik graag fiets, dus een tocht van 10.820 kilometer van Miami naar Alaska moet me aanspreken. Lotte Stegeman (1979) en Peter Smolders (1970) deden er precies zes maanden over en schreven er een boek over van 256 pagina's waar ik heel nieuwsgierig naar ben.


Onderweg kwamen Lotte (37) en Peter (46) twee vijftigers tegen die ongeveer dezelfde route volgden en verzuchtten dat het vanwege hun leeftijd eigenlijk te zwaar was. Hoe de twee hun tocht ook hebben beleefd en hoe ze er in hun boek ook op terugkijken, ze hoeven in elk geval niet het gevoel te hebben dat ze er te lang mee hebben gewacht en te laat aan zijn begonnen. In Het plakbandpensioen schrijf ik niet voor niets dat de meeste mensen van zestig niet eens meer een sprintje kunnen trekken als ze de bus dreigen te missen. Ga dus op tijd met pensioen, of boek met enige regelmaat een tussenpensioen, om te voorkomen dat je daarnaast ook nog eens de boot mist.

maandag 24 oktober 2016

Is carrière maken een vorm van castratie?

Wie mijn boeken heeft gelezen (en dan met name de laatste twee), weet dat ik werk steeds meer ben gaan zien als het "verkopen van je vrije tijd in ruil voor geld". Je kunt het natuurlijk ook van een positieve kant bekijken en het beschouwen als het verhuren van je vakkennis, of zelfs als het het leveren van een maatschappelijke bijdrage waar een financiële vergoeding tegenover staat. Zelf had ik echter nog niet gedacht aan de mogelijkheid dat het werken in loondienst ook je gevoel van mannelijkheid aantast. 


Hoe dat precies werkt, snap ik waarschijnlijk pas als ik het boek Waar is mijn speer (zonder vraagteken) van Tim Samuels heb gelezen. Wat hij over zijn schrijfdebuut zegt in de zaterdagbijlage van De Volkskrant is echter dermate intrigerend dat ik er in mijn volgende boek nog dieper op in zal gaan. Dat werk - en dan met name een betaalde baan van 40 uur - je vrijheid inperkt, ligt voor de hand want dan is automatisch een belangrijk deel van je agenda vooraf ingevuld. Maar Samuels gaat nog een stap verder en noemt het werkende leven een vorm van "ontmannelijking". Dat is natuurlijk een subjectieve beleving, maar wel een fascinerende observatie.

Zelf moest ik meteen denken aan het moment waarop ik van een mevrouw van P&O te horen kreeg dat ik mijn lease-auto moest inleveren. Net als later tijdens een grote ontslagronde, werden we één voor één naar beneden geroepen. Daar overhandigde ze me met triomfantelijk gebaar een uitdraai waaruit bleek dat ik zelfs in het gunstigste geval twee uur en een kwartier onderweg zou zijn met het openbaar vervoer om op mijn werk te komen (terwijl ik er zonder files 55 minuten over deed met de auto). Op de vraag hoe dat dan moest als ik 's ochtends een interview had in Den Haag en 's middags in Den Bosch, kreeg ik te horen dat ik dat ook makkelijk met de trein kon doen.


Tim Samuels heeft het er helemaal niet over hoe het is om als man onder een vrouw te moeten werken, maar ik kon me niet aan de indruk onttrekken dat deze mevrouw van P&O (die zelf ook weer mocht vertrekken nadat ze dit vervelende klusje had geklaard) zichtbaar genoot van de macht die ze had. Ik snap best dat het op een gegeven moment te duur wordt (of niet marktconform is of wat dan ook) om elke verslaggever een auto van de zaak te geven, maar je hoeft daar niet aan toe te voegen dat je "door de mazen van het net bent geglipt" als je nét een nieuwe lease-auto hebt gehad en daarin mag doorrijden tot het maximale aantal kilometers is bereikt.

Een collega van mij reageerde op deze behandeling door vreselijk kwaad te worden, ik door mijn poot stijf te houden en te kiezen voor optie 2: een vast maandelijks reiskostenforfait en een kilometervergoeding voor elke afspraak buiten de deur. Zo hield ik de eer aan mezelf en bespaarde ik mezelf een vernederende dagelijkse bus- en treinreis van in totaal meer dan 4,5 uur. Op dezelfde manier vertikte ik het om van 9 tot 5 achter mijn bureau te gaan zitten, zoals opeens de opdracht was, omdat het filetechnisch gezien veel handiger was om van 10 tot 6 te werken. Daarmee riskeerde ik ontslag, maar behield ik ook nog iets van mijn mannelijke trots (hoewel ik pas een paar dagen in dat soort termen denk).


Dat er nog veel meer facetten aan dit verhaal zitten, blijkt wel uit bovenstaande foto die afgelopen zondag is gemaakt. Betaald werk mag dan "ontmannelijkend" zijn (ook omdat bijna elke baas wel weer een baas boven zich moet dulden), maar dat zegt nog helemaal niets over de situatie waarin je als man terechtkomt wanneer je steeds minder werkt. Ga je dan stoer kickboksen, jagen, karten en mountainbiken, of wordt een toenemend aantal uren in beslag genomen door koken, boodschappen doen, was ophangen en strijken? Zit mannelijkheid hem vooral in autonomie en zelfbeschikking of ook in de aard van je activiteiten?

Sinds zondag ben ik dus degene die vanaf nu het strijkwerk doet en vanavond maak ik weer een pastagerecht voor mijn vrouw die vanmorgen al om zes uur opstond om naar haar werk te gaan en op z'n vroegst pas om zes uur weer thuis is. Dat maakt me extra benieuwd naar de inhoud van zijn boek en naar een antwoord op de vraag wat "mannelijkheid" nu precies inhoudt én of dat verder ook maar iets te maken heeft met je gevoelens van tevredenheid en geluk.

donderdag 20 oktober 2016

Financiële planning heeft alles te maken met gezinsplanning

Toen ik vorige week naar de eerste aflevering zat te kijken van het programma Marlijn: de dolende dertigers, moest ik onwillekeurig denken aan dat stel dertigers dat een paar dagen eerder in de rubriek Geld & Geluk van het AD figureerde. Die krant ligt al bij het oud papier, maar ik herinner me nog haarscherp dat de vrouw zei "voorlopig niet aan kinderen te willen beginnen" terwijl ze al 36 was. Op zo'n moment vraag ik me een paar dingen af, waarvan de eerste natuurlijk vooral van biologische en medische aard is. Maar de belangrijkste vraag die onbeantwoord boven het programma zweeft is deze: denken al die vertwijfelde twintigers en dertigers soms dat het leven veel leuker en makkelijker wordt als ze eenmaal boven de veertig zijn?


Laat ik echter beginnen met de vaststelling dat ik natuurlijk niet weet hoe ik nu in het leven zou staan als ik 35 was in plaats van 55. Ik weet niet of ik net zo'n boekenwurm was geweest als ik op mijn zestiende had moeten kiezen tussen Stephen King en Call of Duty. Op dezelfde manier kan ik geen antwoord geven op de vraag of ik misschien verslaafd zou zijn aan mijn smartphone of verlamd zou zijn door al die keuzemogelijkheden. Terugkijkend kan ik alleen maar vaststellen dat ik vroeger gewoon dingen dééd en knopen doorhakte zonder achterom te kijken of me van alles af te vragen.

Kijkend naar dit programma (dat zo aardig is dat ik alle aflevering wil zien) verbaasde ik me een beetje wel over al dat tobberige gedoe. Zonder iets lelijks te willen zeggen over dertigers die bij de psycholoog terecht komen, kun je toch wel vaststellen dat we nu de gevolgen meemaken van het feit dat het al heel lang geen oorlog meer is geweest. Zodra de achterbankgeneratie eindelijk uit de auto stapt en het echte leven begint, wordt elk kruispunt in het leven een bron van zorg en geestelijke nood, terwijl je ook gewoon kunt proberen om je eigen ellende iets meer te relativeren (bijvoorbeeld door af en toe aan de mensen in Aleppo te denken).


Want er wordt wel aan een echtpaar dat al 45 jaar getrouwd is, gevraagd hoe dat vroeger ging (en hoe ze dat zo lang hebben volgehouden) zonder dat ooit de vraag wordt gesteld of diezelfde dolende dertigers straks wel opgewassen zijn tegen baanverlies op hun 45ste, kaalheid, de menopauze, een legenestsyndroom, een aftakelend lichaam, langer doorwerken en allerhande ouderdomskwalen. Anders gezegd: denken ze soms dat het leven alleen maar leuker en makkelijker wordt naarmate ze ouder worden? Komen ze gelouterd uit die dertigersdip tevoorschijn of constateren ze op latere leeftijd alleen maar dat ze zich vroeger wat vaker gelukkig hadden moeten prijzen?

Als ik op magische wijze ineens weer dertig jaar oud zou zijn, zou ik me niet depressief op de bank laten ploffen maar de hele dag gelukzalig in de spiegel kijken naar al die bruine krullen. Als ik me vervolgens van mijn spiegelbeeld los had kunnen rukken, zou ik ongetraind de Stelvio opfietsen en bovenop die berg genieten van het uitzicht en van mijn lichamelijke kracht. Het is lastig als je nog geen partner/huis/kind/werk hebt en dat allemaal nog moet uitvogelen en invullen, maar de vraag is of en wanneer (en waarvan) diezelfde dolende dertigers dan wél gelukkig worden.


Ironisch genoeg heeft al dat getwijfel (en dan heb ik het vooral over het getwijfel over wel/geen kinderen waar de uitzending van deze week over ging) effect op hun geluk op latere leeftijd. In statistieken zie je dat het geluksgevoel van mensen boven de vijftig langzaam opkrabbelt en aanhoudt tot het lichaam ze echt in de steek laat. Dat is geen toeval, want je leven wordt anders (lees: leuker) wanneer de kinderen uitvliegen en je weer samen leuke dingen kunt gaan doen. Wie echter pas op zijn veertigste aan kinderen begint zit op zijn 55ste met een lastige puber en op zijn 65ste met een boemerangkind dat gebukt gaat onder keuzestress. Wanneer het laatste kind dan eindelijk uitvliegt, is het te laat om nog van die herwonnen vrijheid te genieten.

In mijn laatste boek schrijf ik niet zonder reden dat financiële planning alles te maken heeft met gezinsplanning. Het scheelt namelijk nogal wat of je op je 55ste je huis hebt afgelost en geen studerende kinderen meer hebt (wat heel goed mogelijk is als je op je dertigste je eerste kind krijgt) of dat je op die leeftijd nog voor een paar kinderen collegegeld moet betalen terwijl de hypotheek als een molensteen om je nek hangt. In het gunstigste geval ben je op die leeftijd hypotheekvrij en vrij van zorgen, maar met een beetje pech kun je je dertigersdip midden tussen de mokkende kinderen nog eens dunnetjes overdoen in de vorm van een midlifecrisis van jewelste.

dinsdag 18 oktober 2016

Wat doet een hypotheekvrij huis met je uitgavenpatroon?

Als ons oudste stukje hypotheek in februari 2017 is afgelost, scheelt ons dat maandelijks 150 euro bruto. De echte klapper volgt echter pas in maart 2020 als we echt helemaal hypotheekvrij zijn en onze woonlasten nog eens met 500 euro extra dalen. Dat roept automatisch de vraag op of we dan ook anders gaan leven (of zelfs: of we dan eindelijk weer beginnen met leven). Want wat doe je als je opeens 650 euro extra te besteden hebt? Ga je dan meer uitgeven en ruil je die oude Alto spoorslags in voor iets anders of ga je nóg minder werken? Zo bekeken verschilt deze vraag dus niet zoveel van de discussie rondom het basisinkomen.


In een van mijn eerder boeken heb ik een hypotheekvrij huis al eens vergeleken met een basisinkomen. Niet iedereen snapt meteen wat ik daarmee bedoel, tot ik ze herinner aan het feit dat huishoudens vaak 35% van hun inkomen (of zelfs meer) kwijt zijn aan woonlasten. Strikt genomen ben je elke maand dus sowieso de eerste week aan het werk voor je huis. Betaal je nu 1000 euro aan rente en aflossing, dan houd je opeens 1000 euro over op het moment dat je hypotheekvrij hebt. Je inkomen stijgt niet, maar je hebt wel ineens veel meer te besteden.

Een huis is een basisbehoefte en een hypotheekvrij huis is een basisinkomen. Die eerste 700 of 900 euro hoef je vanaf dat moment immers niet meer bij elkaar te verdienen. Op dezelfde manier kun  je een afgelost huis ook beschouwen als een aanvullend pensioen of vaststellen dat je met een hypotheekvrije woning zelfs aardig rond zou kunnen komen met alleen AOW. Dat laat zien dat je er op heel veel verschillende manieren naar kunt kijken en dat er meer facetten aan dit onderwerp zitten dan de dooddoener dat "je geld dan in stenen zit".


Zo denken sommige mensen nog steeds dat we straks tien jaar lang op een houtje hebben moeten bijten en pas in 2020 weer beginnen met leven. In het verlengde daarvan ligt de verwachting dat we staan te trappelen om dat uitgespaarde bedrag (op jaarbasis bijna 8000 euro bruto) uit te geven aan luxe en "leuke dingen". Mensen die in een huurhuis wonen of al die jaren geen cent hebben afgelost, troosten zich waarschijnlijk graag met de gedachte dat wij de afgelopen jaren bibberend onder een fleecedeken droog brood hebben zitten eten en eigenlijk geen leven hebben gehad om onze levenhypotheek af te kunnen lossen.

In werkelijkheid is het omgekeerde gebeurd. Door minder te consumeren ben ik ongemerkt een minimalist geworden die heeft ontdekt dat je geen spat gelukkiger wordt van spullen, maar wél van meer vrije tijd en minder stress. Vandaar dat ik elke uitgespaarde cent meteen heb omgezet in meer lege plekken in mijn agenda en een lager levenstempo. Ik geef niet alleen minder geld uit, maar ga ook langzamer door het leven en sta meer bij dingen stil. Dat bevalt zo goed dat ik dat hypotheekvrije huis straks vooral ga gebruiken om nog meer dagen vrij te nemen.


De kans dat ik mijn auto inruil voor een cabrio is stukken kleiner dan de kans dat ik kies voor een robuuste trekkingbike waarmee ik écht op reis kan of een hi-speed pedelec waarmee ik vanuit huis op één dag naar mijn oudste broer in Drenthe kan fietsen. Op dit moment verlang ik er alleen maar naar om nog minder auto te rijden en met nog minder tijdsdruk door het leven te gaan. In die zin kun je je dus afvragen wat er zou gebeuren als je iedere volwassen Nederlander 1000 euro per maand netto op zijn rekening zou storten (of zelfs 1500 euro netto als de Basisinkomen Partij haar zin krijgt). Dan gebeurt er namelijk precies hetzelfde als wanneer je iedereen in één klap zijn hele hypotheek kwijt zou schelden.

Met twee bij elkaar opgetelde basisinkomens en een hypotheekvrij huis (wat dus feitelijk een derde basisinkomen is), ontbreekt iedere impuls om te gaan werken voor je geld. Natuurlijk ga je dan niet de hele dag duimen zitten draaien, maar de kans dat je tegen je zin of met tegenzin van 9 tot 5 iets gaat zitten doen omdat de rekeningen nu eenmaal betaald moeten worden, is nihil. De uitstroom bij de Belastingdienst laat zien dat er nog steeds grote behoefte is aan een soort VUT, zodat je er niet raar van moet staan te kijken als een basisinkomen door die groep zou worden aangegrepen als een soort staatspensioen. Het is dus niet zo dat ik pas weer ga leven als we met veel pijn en moeite alles hebben afgelost, maar eerder zo dat ik voor mijn gevoel pas echt ben gaan leven sinds ik niet meer in loondienst ben, zelf mijn werktijden bepaal en zo weinig mogelijk werk.

donderdag 13 oktober 2016

Waarom fiets ik eigenlijk op een veertig jaar oude fiets?

Toen ik op Facebook meldde dat ik 133 kilometer had gereden op een minstens veertig jaar oude fiets zonder versnellingen (beter gezegd: met drie versnellingen waarvan maar eentje het doet), dook in de reacties meteen het woordje "crisis" op. Iemand anders informeerde weer welk statement ik hiermee probeerde te maken, terwijl het helemaal niet zo bedoeld is. Vaak genoeg wordt mijn gedrag door toeval ingegeven en is het niet meer dan een impulsieve actie of een interessant experiment. Onbedoeld had ik die fietstocht door West- Brabant zelfs nog zwaarder gemaakt dan de bedoeling was.


Voor alle duidelijkheid: ik zou mezelf best zo'n professionele trekkingbike kunnen veroorloven als Marica van der Meer die in Weg van de wereld verslag doet van een fietstocht van 28.000 kilometer. In dat boek trapt ze helemaal van Nederland naar Australië en daarmee vergeleken was mijn rondje West-Brabant natuurlijk niet meer dan een comfortabel plezierritje dat de benaming "avontuur" helemaal niet verdient. Ik heb ook een handgemaakt (weliswaar tweedehands) racefiets in de garage staan en een mountainbike van dezelfde maker die zo soepel loopt dat een afstand van 100 kilometer een fluitje van een cent is.

Waarom ging ik dan op stap op een minstens veertig jaar oude Batavus die je op Marktplaats alleen nog kwijt zou kunnen raken als je hem voor een prikkie zou aanbieden als "stationsfiets"? Wel, om te beginnen is dit een fiets die je makkelijk ergens kunt stallen zonder bang te hoeven zijn dat iemand zijn begerige oog erop laat vallen. Dus zet ik hem rustig aan een paal voor de bioscoop en knal ik er ook zonder pijn in mijn hart een stoep mee op of af. Ik heb hem inmiddels geclaimd als "mijn" fiets en ben er ook heel blij mee, maar in werkelijkheid was hij van mijn schoonvader en stond hij in een hoek van de garage te verstoffen.


Het grappige is dat hij ook nog eens heel lekker fietst. Er zit een sticker op het frame waarop dat feit wordt toegeschreven aan de gebruikte "kogellagers" en inderdaad trapt hij heerlijk weg voor een fiets die jaren heeft stilgestaan en al in gebruik was toen de Sex Pistols nog op school zaten. Maar het belangrijkste verschil is dat je met een fiets als deze meer aan het reizen bent dan aan het racen. Ik heb totaal geen haast, stop met regelmaat voor een kop koffie of een blik op de kaart, en heb meer aandacht voor het landschap om me heen dan het achterwiel van mijn voorganger of mijn kilometerteller.

Daarnaast wilde ik het mezelf ook bewust moeilijk maken en laten zien dat je op een ouwe brik zelfs nog verder kunt komen dan op een e-bike met de grootste actieradius. Dat ik strikt genomen op een dámesfiets reed, was ik al bijna vergeten tot iemand me daarop attendeerde. Mijn schoonvader kocht hem toen hij al een beetje in de war begon te raken en niet meer goed wist hoe hij zijn been over die stang moest zwiepen. Daarmee pas ik onbedoeld binnen een trend waarvan ik het bestaan niet kende, al kan ik nu wel verklaren waarom ik vind dat deze fiets "lekker rijdt". Daar betaal je overigens wel een prijs voor, want omdat het frame van een damesfiets minder stijf is gaat er bij elke pedaalslag energie verloren.


De bottomline is dat mijn lezers zich pas zorgen hoeven te gaan maken als ze mij over de Moerdijkbrug zien rijden op een rijwiel uit de negentiende eeuw. Want zelf wil ik vooral uittesten of mijn vage plan om elke vrijdag een monstertocht te maken niet meer is dan een bevlieging. Pas als ik dat echt de hele winter vol weet te houden, heb ik een betere fiets verdiend dan die oude Batavus. Tegelijk bestaat natuurlijk de kans dat ik dan inmiddels zo aan dat ding gewend ben (en er ook al zoveel avonturen mee heb beleefd), dat ik niks anders meer wil en hem pas afdank als hij ergens op de hei opeens doormidden breekt.

woensdag 12 oktober 2016

Toch nog een piepklein beetje restschuld

Gisteren lag er ineens een zeer welkome brief op de deurmat. Natuurlijk wist ik al dat ons oudste stukje hypotheek af zou lopen in februari 2017 (waardoor onze bruto woonlasten in één klap met 150 euro bruto dalen), maar het is leuk om zwart op wit te lezen dat je hypotheek "binnenkort de einddatum bereikt". Daarmee zijn we overigens nog niet helemaal hypotheekvrij, want die mijlpaal bereiken we pas (of al) over drie jaar. Ook blijkt dat we in februari nog eens 1900 euro moeten bijstorten om dit hoofdstuk definitief te kunnen afsluiten.


Wie mijn boek Hypotheekvrij! heeft gelezen, weet dat onze eerste hypotheek gekoppeld is aan een soort woekerpolis. Het gaat om een traditionele levenhypotheek, zeg maar een soort primitieve versie van de later zo populair geworden spaarhypotheek. Ook wij losten gedurende de gehele looptijd niets af, maar betaalden elk kwartaal een premie waarmee we een eindkapitaal opbouwden dat op de einddatum gebruikt zou kunnen worden om alles in één klap af te lossen. Niet alleen was de kans volgens onze adviseur groot dat we op deze manier méér kapitaal bij elkaar zouden sparen dan het geleende bedrag, we profiteerden zo ook maximaal van de hypotheekrenteaftrek.

Dat laat zien dat je een 25-jarige die nog maar net het ouderlijk huis heeft verlaten, echt álles kunt wijsmaken. Dat het een polis was met "winstdeling" klonk goed, maar bleek een wassen neus. Volgens onze adviseur zou ons kapitaal met name de laatste jaren sterk groeien (net als bij een spaarhypotheek), zodat we ons geen zorgen hoefden te maken als het in het begin wat langzaam ging. In werkelijkheid zouden we op de einddatum 30% tekort komen, omdat we op deze manier maar 70% van het benodigde bedrag bij elkaar spaarden. Maar dat ontdekte ik pas toen ik in oktober 2008 besloot om onze aflossingsvrije hypotheek, die we in de jaren negentig hadden afgesloten als tweede hypotheek, versneld te gaan aflossen.


In de brief valt te lezen dat de polis in februari 2017 precies 27.935 euro uitkeert, terwijl de oorspronkelijke schuld iets meer dan 40.000 euro bedroeg. Zonder het te beseffen hadden we destijds dus onze handtekening gezet onder een hypotheek die feitelijk voor een deel aflossingsvrij was. Dat is op zich geen ramp, ware het niet dat we daar geen benul van hadden en daar in de loop der jaren ook door niemand op waren geattendeerd. Sterker nog: ik moest begin 2009 zélf naar mijn adviseur bellen met de vraag hoeveel we op de einddatum tekort zouden komen. Om dat gat van 12.000 euro te dichten, hadden we gelukkig nog negen jaar de tijd. Dat klinkt riant, maar betekende feitelijk dat we vanaf dat moment elke maand 111 euro zouden moeten bijstorten.

In plaats daarvan maakte ik om de zoveel tijd een flink bedrag over, zodat we straks nog maar één netto modaal maandsalaris verwijderd zijn van knallende champagnekurken. Je kunt ook zeggen dat we pas in februari 2018 écht gaan profiteren van de 150 euro die we maandelijks besparen door het wegvallen van deze hypotheek (want 12 keer 150 is precies 1900 euro). Hoe dan ook is dit een belangrijke mijlpaal en in zekere zin zelfs de laatste tussenstop voordat we definitief de eindstreep bereiken. In maart 2020 zijn we helemaal hypotheekvrij, zonder dat we in de tussentijd extra aflossingen hoeven te doen.


Omdat ik een boek heb geschreven dat Hypotheekvrij! heet, denken veel mensen (en schrijven veel journalisten) dat we nu al nul woonlasten hebben en gratis wonen. In werkelijkheid betalen we bruto nog best een aardig bedrag, zeker in vergelijking met mensen die recent een nieuw rentevoorstel hebben ontvangen van hun bank. Onze resterende hypotheekschuld is relatief laag, maar voor onze spaarhypotheek betalen we het naar huidige maatstaven gemeten astronomische bedrag van 6,9% procent rente. Bovendien heb ik de maandpremie voor die hypotheek eerder dit jaar juist met 150 euro verhóógd om vijf jaar eerder van de schuld verlost te zijn (anders zou die namelijk nog hebben doorgelopen tot 2025).

Het aardige is echter dat onze bruto woonlasten in maart 2020 in één klap met een kleine 500 euro bruto dalen, terwijl mijn experiment met een basisinkomen dan nog in volle gang is. Zoals je weet keer ik mezelf iedere maand 1000 euro uit, afkomstig van een spaarpotje dat speciaal voor dat doel is aangelegd. Vanaf maart 2020 zou ik dus ook kunnen besluiten om mezelf nog maar 500 euro uit te keer, zonder dat dat ten koste gaat van onze koopkracht (waardoor ik twee jaar langer doe met dezelfde hoeveelheid spaargeld). In plaats daarvan kunnen we elke maand ook een week op vakantie gaan of besluiten om echt helemaal niks meer te doen en alleen nog maar te genieten.

maandag 10 oktober 2016

Langs de snelweg naar stressland loopt een fietspad

Tijdens lezingen vertel ik altijd dat ik in het najaar van 2008 niet alleen begonnen ben met versneld aflossen, maar zonder het te beseffen ook een totaal andere afslag heb genomen. Afgelopen vrijdag heb ik dat in de meest letterlijke zin gedaan door op de fiets heel even langs een drukke snelweg te rijden en vervolgens honderd kilometer over verlaten fietspaadjes te tuffen. Pas dan besef je dat je niet alleen op elk moment in je leven kunt kiezen voor een ander bestaan, maar ook dat beide werelden nauwelijks verenigbaar zijn en elkaar alleen even raken als je toevallig dezelfde rivier moet oversteken.


In zijn boek Ontspullen doet James Wallman erg zijn best om te benadrukken dat minimalisten - mensen die weinig spullen kopen en hun geld liever uitgeven aan ervaringen - niet met hun rug naar de maatschappij staan. Het zijn een soort eigentijdse hippies, maar bepaald geen drop-outs omdat ze volop in het leven staan en meedraaien in de maatschappij. Boodschap: je hoeft geen kluizenaar te zijn om "experiëntalist" te zijn en ook niet erg af te wijken van de norm om andere keuzes te maken en te stoppen met shoppen.

Ik snap waarom Wallman dat zegt, want hij wil lezers niet van zich vervreemden en de drempel zo laag mogelijk houden. Tegelijk denk ik dat je, als je heel andere keuzes maakt, op een gegeven moment vanzelf een beetje náást de samenleving komt te staan, ergens in de marge van de consumptiemaatschappij en in zekere zin zelfs in een parallelle wereld. Dat bedacht ik allemaal toen ik afgelopen vrijdag op de fiets richting het zuiden reed en op de Moerdijkbrug heel even op een paar meter afstand van het voortrazende verkeer reed.


Even later (en dan praat ik echt over een paar minuten) reed ik langs de rivier die ik net over was gestoken op een doodstil weggetje dat vervolgens overging in verlaten fietspaden die door een schilderachtig landschap kronkelden. Op de snelweg was het druk, lawaaierig en hectisch, terwijl ik met 15 kilometer per uur door het landschap toerde, af en toe stopte om van het uitzicht te genieten of een foto te maken. Want opnieuw kwam ik op allerlei plekken waar ik nooit eerder was geweest, zodat ik niet alleen genoot van de rust en de stilte maar ook van al die verrassende doorkijkjes en vergezichten.


Van een doordacht of uitgewerkt plan was geen sprake. Ik reed richting het zuiden met het vage voornemen om in Breda te gaan kijken naar de fotoserie Scrublands van Antoine Bruy die daar tot eind van de maand te zien is, maar ik wilde tegelijk testen hoeveel kilometer ik op een dag met een gewone fiets zonder versnellingen kan afleggen. In de fietstas aan mijn bagagedrager zaten vier boterhammen met pindakaas, twee flesjes water en een kaart met fietsknooppunten die ik onderweg tientallen keren zou raadplegen.


Breda zou ik nooit bereiken (om de simpele reden dat ik er met een brede boog onderlangs ben gereden), maar het was een verpletterende ervaring. Onderweg zag ik uitgestrekte polders, bossen, heidevelden, meertjes, dorpjes, beekjes en rivieren. Ik reed in zekere zin door héél Nederland, maar dan in het klein en allemaal op fietsafstand van mijn voordeur. Terwijl het verkeer op de A16 ergens in de verte onmerkbaar doordenderde, stond ik stil op een heideveld en at ik een pistoletje dat ik bij een benzinestation had gekocht.

 
Want dat gebeurt er als je pas onderweg bedenkt dat je voortaan - in plaats van elke droge dag een stuk te gaan fietsen - elke vrijdag een monstertocht wil gaan maken van meer dan 100 kilometer: je neemt te weinig eten mee. Als je 133 kilometer wegtrapt op een gewone fiets, verbruik je veel meer calorieën dan thuis achter de computer en blijken vier boterhammen veel te weinig. Niet alleen kocht ik een pistoletje met tonijnsalade, ik haalde bij een bakker ook nog een zak met krentenbollen die ik allemaal op had voordat ik de voordeursleutel weer in het slot stak. Zo zou ik volgende keer ook niet vertrekken zonder een thermoskan thee en fietslampjes voor het geval ik pas na donker weer thuis ben.


Hoe vaak ik dit ga doen en hoe lang ik dit ga volhouden, weet ik nog niet. Wel weet ik dat het een onvergetelijke dag was die absoluut voor herhaling vatbaar is en die zijn schaduw vooruit werpt. Op de terugweg bleek er zelfs een flinke file voor de Moerdijkbrug te staan die het contrast nog vergrootte. Je kunt je vrijdag dus op totaal verschillende manieren doorbrengen: ontspannen en in totale vrijheid, maar ook tandenknarsend en opgejaagd. Evenwijdig aan de snelweg naar stressland loopt niet alleen een fietspad, maar ligt ook een parallelle wereld verscholen vol bomen, bankjes en beekjes.

woensdag 5 oktober 2016

Ineens ging het gisteren in het nieuws weer overal over "aflossen"

Ik had nét een column geschreven over het feit dat het in de landelijke media nog maar zelden over "aflossen" gaat (alsof het geen enkel probleem is dat de helft van die ongeveer 650 miljard geheel aflossingsvrij geleend is) of dat woord dook gisteren ineens weer in mijn timeline op. Klaas Knot had het namelijk niet alleen over de historisch lage rente, maar voegde daaraan toe dat aflossen op dit moment misschien wel de beste beleggingstip is. Vanmorgen merkte iemand terecht op dat de NOS bij het bijbehorende bericht gekozen had voor een huis dat in de verte aan het mijne deed denken (zeker als we buiten de tafel gedekt hebben en je die tent even wegdenkt).


Deels is dat bedrieglijk, want aflossen zorgt er natuurlijk niet automatisch voor dat er achter je huis ineens een tuin ligt van 500 vierkante meter. Je kunt dan wel hypotheekvrij zijn en voortaan misschien wat vaker vrij nemen van je werk, maar daarmee woon je natuurlijk niet ineens in een vrijstaand huis met vrij uitzicht. Het illustreert echter wel op treffende wijze het bijbehorende gevoel, want met een afgelost huis kun je ook in een rijtjeshuis de champagne ontkurken en zie je in het kielzog van de kurk je koopkracht omhoog schieten. Aflossen is in die zin niet alleen een prima beleggingstip, maar vooral ook een investering in vrijheid en geluk.

In mijn geval speelde "beleggen" geen enkele rol, want toen ik in 2008 als een gek ging aflossen kon je je geld net zo goed op een spaarrekening laten renderen. Door de extreem lage rente loont aflossen (of oversluiten) nu bijna altijd, al zijn er natuurlijk ook andere opties. Zo heb ik bijvoorbeeld een flink bedrag bijgestort in het spaardeel van mijn laatste stukje hypotheek waarvan ik de rente ooit had vastgezet op 6,9%. Dat spaargeld levert dus óók bijna 7% rente op en dat is precies 23 keer zoveel als op een gewone spaarrekening. Je leest het goed: ik behaal in één klap net zoveel winst als met een kwart eeuw sparen. Dat is niet alleen absurd, het laat ook zien dat de huidige economische situatie krom is en penibel.


Ook op de website van HP/De Tijd viel gisteren te lezen dat het misschien verstandig is om extra te gaan aflossen. Dat vond ik wel grappig, al was het alleen maar omdat Jan Smit (1962) een generatiegenoot is en ik vijf jaar geleden op de redactie van datzelfde HP/De Tijd uitgebreid heb staan vertellen over mijn nieuwe boek (en over het feit dat ik al vanaf 2008 fanatiek aan het aflossen was). Alle mensen die daar toen bij aanwezig waren, werken er overigens niet meer en Jan Smit is een freelancer die ik nooit heb ontmoet. Zijn verhaal laat vooral zien dat iedereen op zijn eigen manier en op een ander moment tot een bepaald inzicht kan komen. Vergeet niet dat er ook genoeg mensen zijn die al kláár waren met aflossen toen ik mijn eerste overboeking deed.

Het is ook niet zo dat aflossen in elke situatie de allerbeste oplossing is, al menen mensen dat wel eens uit mijn boeken af te kunnen leiden. Ergens anders kreeg ik zelfs voor mijn voeten geworpen dat ik zelf al gestopt was met aflossen toen Hypotheekvrij! in de winkel lag. Dat klopt, want we hebben een aflospauze ingelast nadat het hele aflossingsvrije deel was weggewerkt. Dat adviseer ik in mijn boek ook: om jezelf elke vijf jaar af te vragen waarom je ook alweer was begonnen met aflossen en je ook af te vragen of al die argumenten nog steeds geldig zijn. Je moet nooit als een blind paard een bepaalde richting inslaan en vervolgens niet meer nadenken.


Nadat we gestopt waren met aflossen, zijn we doorgegaan met sparen (zodat ik nu vijf jaar lang kan leven van mijn spaargeld en niet meer hoef te werken) en daarna hebben we de draad weer opgepakt door een extra storting te doen in de spaarhypotheek én meteen de einddatum vijf jaar naar voren te halen. Wat ik heb gedaan is dus niet inconsequent, onwaar of in strijd met mijn eigen verhaal, maar simpelweg een op maat gesneden strategie die tot nu toe geheel volgens plan verloopt. In maart 2020 ben ik 58 en - ondanks die aflospauze - helemaal hypotheekvrij. Dan begint, twaalf jaar nadat we het roer radicaal omgooiden, eindelijk de echte Ruhepause.

dinsdag 4 oktober 2016

Goed voornemen voor 2017: elke droge dag een stuk fietsen

Het is nog een beetje vroeg voor goede voornemens (en in  mijn geval ook een beetje onzinnig aangezien ik niet hoef af te vallen en alles al bijna heb afgelost), maar onlangs dook er in mijn hoofd ineens een zinnetje op dat een onweerstaanbare aantrekkingskracht op me uitoefent. Normaal gesproken vind ik het in de winter al snel te koud, te donker of te nat om te fietsen, zodat er van lichaamsbeweging weinig terecht komt en ik pas in maart weer voorzichtig begin te trainen. Maar hoe zou het zijn als je je voorneemt om op een gewóne fiets elke droge dag een rondje te trappen? Inmiddels heb ik daar al een aardig begin mee gemaakt, want gisteren reed ik ineens weer op de Van Brienenoordbrug richting Rotterdam.


Zoals dat wel vaker gaat, speelde toeval een belangrijke rol bij dit goede voornemen (dat helemaal geen goed voornemen is in de zin dat er niets van afhangt en ik me dus ook nergens aan hoef te houden). Zo had ik een paar weken geleden een rondje van zestig kilometer gefietst door de Alblasserwaard op de racefiets, toen mijn vrouw vroeg of ik zin had om die avond nog een keer dezelfde kant op te fietsen richting Kinderdijk. Dat deed ik met frisse tegenzin, maar het was een heel leuke avond en ik bleek ondanks dart trainingsrondje moeiteloos nog eens een kilometer of vijfentwintig te kunnen afleggen op een oude fiets zonder versnellingen (beter gezegd: met drie versnellingen waarvan maar eentje het doet).

Een paar dagen later herhaalde ik dat experiment nog eens door eerst op mijn mountainbike van Ridderkerk heen en weer naar De Lier te fietsen en meteen daarna op een gewone fiets naar Rotterdam. Zo bleek niet alleen dat honderd kilometer helemaal niks is als je een beetje geoefend bent, maar ontdekte ik eveneens dat niets je ervan weerhoudt om hard te rijden op een gewone fiets of om lange afstanden af te leggen op een een minstens veertig jaar oude Fongers met terugtraprem. Het lijkt zelfs wel of dat tot in korte tijd tot méér spierkracht leidt dan al die rondjes door de polder op smalle, soepele bandjes.


Toen ik vorige week een lezing gaf in Hellevoetsluis, legde ik de zaal de volgende vraag voor. Stel, er staan aan de voet van een brug vier mensen: twee zestigers in vol ornaat met een racefiets, een jonge vrouw met een elektrische fiets en een man van 55 op een oude herenfiets met een paarse fietstas aan de bagagedrager. Op wie zou je dan je geld inzetten als je moest gokken wie het eerst bovenop die brug was? Het antwoord laat zich in dit verband raden, maar ligt tegelijk zo weinig voor de hand dat het de moeite waard zou zijn om van een dergelijke wedstrijd eens een filmpje op YouTube te plaatsen.

Inmiddels ben ik zover dat ik allerlei excuses en excursies ga zoeken om maar op de fiets te kunnen stappen. Zo ben ik gisteren naar Rotterdam gereden omdat het noordenwind was (en ik dan meteen ook een plaat van Graham Parker kon kopen bij De Plaatboef) en heb ik 's middags boodschappen gedaan op diezelfde fiets. Daarna ben ik nog even rond het in ontwikkeling zijnde Waalbos gereden om te zien hoe ver ze inmiddels zijn met de aanleg van het fietspad. Dat bleek "afgesloten" te zijn met een dwars over de weg gelegde boomstam, maar is inmiddels wel voorzien van een splinternieuw bord en een bijbehorend fietsknooppunt (nummer 26).


Goed beschouwd is bovenstaande foto heel symbolisch, want ik kan bij voorbaat allerlei omstandigheden en factoren bedenken die mijn plannen kunnen dwarsbomen (al was het alleen maar dat je meestal in je gewone kleren op een gewone fiets stapt en irritant begint te zweten als je wat harder fiets dat gemiddeld). Tegelijk ben ik benieuwd wat dit allemaal gaat opleveren, hoe ver het me brengt en in hoeverre het leidt tot structurele veranderingen en verschuivingen. Doe ik straks helemaal niks meer met de auto of gaat de lol vanzelf van al dat fietsen af als ik elke vierkante meter uit mijn naaste omgeving heb verkend?

Voorlopig heb ik er in elk geval heel veel plezier in, al zorgde een tocht langs de Drechtsteden vorige week voor een schokkende ontdekking. Op zich is het al tamelijk schokkend dat ik voor het eerst op plekken kwam waar ik nooit eerder geweest was, maar zittend op een bankje langs de rivier bedacht ik opeens dat ik nu heerlijk drie uur achter elkaar aan het fietsen was, terwijl ik vroeger elke werkdag meestal drie uur in de auto zat op weg naar en van mijn werk (met uitschieters naar vier, en een enkele keer zelfs vijf uur). Dat laat de waanzin zien van mijn "vorige leven", maar zorgt er tegelijk voor dat ik tegenwoordig intens kan genieten van dit soort ogenschijnlijk simpele dingen.

maandag 3 oktober 2016

Zo maak je van elke vrijdag een lekker vroege VUT-dag

Toen ik afgelopen donderdag een lezing gaf in Hellevoetsluis over mijn laatste boek, herhaalde ik daar nog eens dat je nooit te jong bent om met pensioen te gaan. Ook verwees ik naar ouderdomsprofessor Rudi Westendorp die in interviews vaak aangeeft dat de gemiddelde levensverwachting zó snel stijgt dat we er elke week een weekend bij krijgen. Dat kan best zo zijn, maar als je er écht elke week een weekend bij wil krijgen, moet je op donderdag met deeltijdpensioen gaan en op vrijdag met de VUT. De volgende dag voegde ik de daad bij het woord door samen met mijn vrouw naar Venlo af te reizen waar we voor één nacht een hotel hadden geboekt.


Voor alle duidelijkheid: dat is niet iets wat we elke week doen, niet alleen omdat dat iets te begrotelijk zou zijn maar ook omdat het er makkelijk bij inschiet. Nu hadden we echter een stok achter de deur, omdat we van mijn ouders voor ons 25-jarige huwelijk een tegoedbon hadden gekregen van 100 euro voor een hotelovernachting, die we in elk geval op wilden maken voordat we alweer 26 jaar getrouwd waren. Dat het Venlo werd, had niets te maken met een voorliefde voor Limburg maar met het simpele feit dat ik kaartjes had gekocht voor een concert in die stad.

Zo vertrokken we op vrijdag rond het middaguur richting een van de vijf hotels in deze stad waaruit we hadden kunnen kiezen. Het bleek een idyllisch, kleinschalig hotel in een parkachtige setting met een grote visvijver voor de deur en een kamer op de begane grond die uitkeek op een herfstbos. Even later posteerden we ons op op het zonnige terras met een stapel kranten en een alcoholvrije Radler om daar een paar uur lang heerlijk te gaan zitten lezen en kletsen. Daarna vertrokken we naar Venlo, waar we de auto net buiten het centrum parkeerden en over de boulevard naar de zaal te wandelen waar het optreden zou plaatsvinden en waar ze ook heerlijke pizza's verkochten.


Na een heerlijke maaltijd (met tiramisu na, want de dunne pizza's smaakten goed, maar vulden niet voldoende), liepen we de zaal in om het voorprogramma te bekijken. Er traden drie bands op, waarvan ik eigenlijk alleen de laatste per se wilde zien dus tussendoor slenterden we nog even door het centrum van Venlo waar de terrassen vol zaten. Om tien uur dronken we nog een kop verse muntthee in het theater en daarna bekeken we de show van dezelfde Zweedse hardrockband die ik een paar maanden eerder al in mijn eentje in Tilburg had gezien. Tegen twaalven liepen we terug naar de auto en op dat moment hadden we onze hersenen al zó gereset dat we allebei zouden durven zweren dat het zaterdag was.

Dat gevoel ging daarna niet meer weg, ook niet nadat we de volgende dag de zaterdagmarkt in Venlo hadden bezocht en ik mezelf zelfs even in een drukke, rommelige vestiging van Primark had gewaagd om te demonstreren dat ik definitief ben hersteld van de bijna-burnout aan het einde van mijn journalistieke loopbaan. Vervolgende stapten we in de auto om over de grens in Duitsland nog een stuk te gaan wandelen. Op de bonnefooi tikte ik een plaatsnaam in en zo kwamen we terecht in een wonderschoon, moerasachtig gebied in de buurt van Brüggen waar ik voor het eerst in mijn leven een beverrat in het wild zag.

 
Op de terugweg pauzeerden we in Tilburg om onszelf nogmaals te trakteren op een pizza en aan den lijve te ondervinden wat ik in mijn boeken ook al constateer: dat de kosten aanzienlijk dalen als de kinderen het huis uit zijn of - zoals nu - thuisblijven. Opeens konden we twee keer uit eten voor de prijs van één, waarmee je feitelijk in één klap twee keer zoveel te besteden hebt. Dat is geen schokkende of verrassende vaststelling, maar het was de eerste keer dat we het bewust merkten. Zo weet ik nu verstandelijk ook wel dat we over ruim drie jaar onze hele hypotheek hebben afgelost, maar pas dan ervaar je hoe het is om "ineens" 500 euro per maand méér te besteden te hebben.

Zo zijn we we ruim anderhalve dag weggeweest, terwijl het wel een week leek en kregen we er een nog een eindeloze zondag bij cadeau. Op deze manier kun je dus niet alleen je pensioen naar voren halen en rekken, maar kun je ook je brein voor de gek houden en de kalendertijd veel langer laten duren. Eigenlijk zou je dit dus elke week moeten doen, of elke maand minstens één keer, tot je écht met pensioen bent en je er met je camper de hele tijd op uit kunt. Wie reist, voortdurend nieuwe indrukken opdoet en elke dag weer een ander uitzicht heeft, geniet niet alleen meer van het leven maar leeft in zekere zin ook veel langer dan al die gewoontedieren die hun dagen slijten volgens een vaste routine en pas aan het weekend beginnen op vrijdagmiddag vijf uur.