Een paar dagen geleden zag ik de fascinerende documentaire 'En nu verandert er langzaam iets' in de bioscoop. Op een doordeweekse dag, na eerst vijftig kilometer te hebben gefietst en een half uur op een bankje te hebben gezeten met een ijsje. Dat was een ideaal voorprogramma, omdat een dergelijke levensstijl volstrekt haaks staat op het eindeloze getob met coaches en rollenspelen dat je in deze film krijgt voorgeschoteld.
Het mooie van deze documentaire (die waarschijnlijk binnenkort al een keer op de buis te zien zal zijn bij KRO/NCRV) is dat regisseur Menna Laura Meijer alle interventies, sessies, praatgroepen en groepsgesprekken klinisch in beeld brengt, zonder te duiden of te oordelen. Het is aan de kijker om er al dan niet iets van te vinden, al zal het haar waarschijnlijk niet verbazen dat de beelden in de bioscoop soms tot enig gegniffel leiden.
Grote vraag is natuurlijk hoe het kan dat zoveel mensen in deze maatschappij vastlopen, vertwijfeld raken en vol opgekropt verdriet blijken te zitten. Het coachen van werknemers kun je dan nog wel plaatsen - zeker als ze zich bezig houden met sales en klantencontact - en datzelfde geldt voor agressietraining voor handhavers. Opvallender is dat steeds meer mensen een uitgestoken hand zoeken als het gaat om werk, liefde en ouderschap.
Ergens middenin de documentaire spreekt een van de coaches het verlossende woord. De ontkerkelijking en de ontzuiling hebben ons weliswaar uit een keurslijf bevrijd, maar ons tegelijk ontheemd en verweesd achtergelaten. Zonder het gevoel ergens bij te horen, zonder de troostende aanwezigheid en geborgenheid van een grotere groep of een liefhebbende God, gedragen we ons als bange, onzekere kinderen vol levensvragen en existentiële angst.
Daar kun je hele boeken over volschrijven - en daar zíjn al hele boekwerken aan gewijd - maar nog niemand heeft een pasklare oplossing uit de hoge hoed getoverd. Dat gevoel blijft ook over na het zien van deze film: je kunt met varkens knuffelen tot je er zelf bij in slaap valt, maar van binnen blijft het knagen en het maakt ook geen einde aan de keuzestress, de faalangst en die voortdurend op de loer liggende uitputting. Steeds meer mensen voelen zich overvraagd en overspannen en dreigen overboord te vallen.
Zelf heb ik daar natuurlijk ook geen kant en klaar antwoord op, behalve de nogal voor de hand liggende vaststelling dat je in elk geval geen last hebt van werkstress wanneer je niet meer werkt (of alleen maar dingen doet die je heel erg leuk vindt en die je energie bezorgen). Sinds ik niet meer in loondienst ben en bijna mijn hele hypotheek heb afgelost slaap ik elke nacht als een roos en is het risico op een burn-out gereduceerd tot nul. Als 'aflosgoeroe' heb je zelf natuurlijk ook geen enkele behoefte meer aan coaches, hulpverleners, psychologen of zelfhulpboeken.
Toevallig kreeg ik deze week een mail van enthousiaste lezers die 'aflossing' omschreven als een vorm van 'verlossing'. Je bevrijdt jezelf niet alleen uit de greep van de bank (en verlost je van je schulden), maar je maakt gaandeweg ook een bijna spirituele ontwikkeling door. Wat begint met een administratieve handeling is vaak de aanzet tot een veel ingrijpender verandering in je gedrag en je kijk op het leven. Maar daarover volgende week waarschijnlijk meer als ik in de bioscoop gekeken heb naar een andere interessante documentaire waar ik erg naar uitkijk.
Zoeken
vrijdag 29 maart 2019
vrijdag 22 maart 2019
Doorgeslagen identiteitspolitiek is een vorm van politieke zelfmoord
In de media buitelen deskundigen over elkaar heen om te verklaren hoe de partij van Baudet van niets op één terecht is gekomen. Misschien is het nog te vroeg voor een sluitende analyse, maar ik denk dat het te maken heeft met lastige thema's al immigratie en klimaat, maar ook met doorgeslagen identiteitspolitiek. Zelfs weldenkende mensen zullen vertwijfeld naar hun hoofd grijpen als je een straat niet eens meer naar een onschuldig blaasinstrument mag vernoemen vanwege de mogelijke kwetsende bijklank.
Vandaag mocht columnist Asha ten Broeke in haar column tekeer gaan tegen FvD, terwijl ze indirect medeverantwoordelijk is voor het succes van deze nieuwe partij. Naast Randstedelijke arrogantie, politiek gekleurde berichtgeving in de media (met als voorlopige dieptepunt het beschamende optreden van Prem afgelopen dinsdag in DWDD) ergeren mensen zich in toenemende mate aan doorgeslagen identiteitspolitiek, politieke correctheid en het gemakzuchtige, klakkeloze gebruik van woorden als 'fascist', 'racist' en 'seksist'.
Voor alle duidelijkheid: ik heb afgelopen woensdag niet op FvD gestemd (in de Stemwijzer eindigde hij in mijn geval zelfs helemaal onderaan), maar als politicoloog zou ik deze partij niet meteen willen vergelijken met de NSDAP. Ook heeft Baudet wel een punt met zijn suggestie dat je op universiteiten tegenwoordig niet alleen je kennis kunt verbreden en verdiepen, maar ook welbewust een bepaalde politieke richting op wordt gestuurd. Mijn aversie tegen doorgeslagen feminisme is ook geheel terug te voeren op de periode waarin ik politicologie studeerde aan de UvA in Amsterdam.
Toen ik daar in 1980 mijn eerste werkcolleges bijwoonde, kreeg ik te horen dat álle verschillen tussen mannen en vrouwen zijn terug te voeren op opvoeding, reclame, Hollywoodfilms en socialisatie. Dat leek me niet alleen onwaarschijnlijk, ik vond het ook een beetje een onwetenschappelijke benadering van een op zich boeiend en veelomvattend onderwerp. Deze stellingname suggereert namelijk ook dat je baby's (M/V) op een geïsoleerd eiland zó zou kunnen opvoeden dat de meisjes zich enthousiast aansluiten bij de Hells Angels, terwijl de mannen blij over de Huishoudbeurs slenteren.
Toen - als 19-jarige - leek me dat wat al te kort door de bocht en dat vind ik nog steeds. Het enige verschil is dat ik nu het risico loop om een bange, boze of gefrustreerde (oude) witte man te worden genoemd. Het gebruik van het woord 'wit' vind ik geen enkel probleem en een kleine moeite, maar tegelijk denk ik dat de fixatie op huidskleur juist een averechts effect heeft. Voorheen beschouwde ik Surinamers en Antillianen zonder erbij na te denken als Nederlanders, maar nu zie ik in de eerste plaats gekleurde mensen en potentiële Zwarte Piet-activisten.
Ook wat dat betreft gaat mijn persoonlijke historie terug tot de schoolbanken, want ik studeerde politicologie in het gezelschap van weer een andere Volkskrant-columnist. De grap is dat ik wel wist dat Stephan Sanders homoseksueel is (omdat hij het verteld had of omdat ik het had opgemerkt), maar ik heb al die jaren geen tel het gevoel dat hij een andere huidskleur had of roots die heel ergens anders lagen dan in zijn geboorteplaats Haarlem. Door dat feit voortdurend te benadrukken en aan te halen in zijn column, plaatst hij zichzelf nadrukkelijk in die categorie en moest ik mijn beeld met terugwerkende kracht bijstellen.
Dat is de ironie: iemand als Gloria Wekker signaleert geen racisme, maar hanteert jargon dat speciaal bedacht lijkt om onverdacht gedrag in een kwaad daglicht te zetten en te voorzien van een flinterdun wetenschappelijk sausje. Op dezelfde manier leidt het steeds weer terugkerende Zwarte Piet-debat niet automatisch tot minder discriminatie in de samenleving (ook niet wanneer morgen wordt besloten om die hulpjes helemaal af te schaffen of groen te schminken), maar ook tot wrevel en aversie.
Zo kun je ook vraagtekens zetten bij het gemak waarmee Saskia Noort het in haar column in het AD steeds maar heeft over 'wij vrouwen', terwijl zij zelf juist in allerlei specifieke subcategorieën valt. Zo valt haar standpunt niet los te zien van het feit dat ze een gescheiden vrouw is, een financieel onafhankelijke vrouw, een vrouw uit de Randstad, een moeder, een schrijver (en dan ook nog een heel succesvolle), een witte vrouw, een vrouw van middelbare leeftijd en ga zo maar door. Juist door in hokjes te denken en bij alles te hameren op huidskleur, geslacht en seksuele voorkeur vecht je tegen windmolens en bevorder je het hokjesdenken.
Vandaag mocht columnist Asha ten Broeke in haar column tekeer gaan tegen FvD, terwijl ze indirect medeverantwoordelijk is voor het succes van deze nieuwe partij. Naast Randstedelijke arrogantie, politiek gekleurde berichtgeving in de media (met als voorlopige dieptepunt het beschamende optreden van Prem afgelopen dinsdag in DWDD) ergeren mensen zich in toenemende mate aan doorgeslagen identiteitspolitiek, politieke correctheid en het gemakzuchtige, klakkeloze gebruik van woorden als 'fascist', 'racist' en 'seksist'.
Voor alle duidelijkheid: ik heb afgelopen woensdag niet op FvD gestemd (in de Stemwijzer eindigde hij in mijn geval zelfs helemaal onderaan), maar als politicoloog zou ik deze partij niet meteen willen vergelijken met de NSDAP. Ook heeft Baudet wel een punt met zijn suggestie dat je op universiteiten tegenwoordig niet alleen je kennis kunt verbreden en verdiepen, maar ook welbewust een bepaalde politieke richting op wordt gestuurd. Mijn aversie tegen doorgeslagen feminisme is ook geheel terug te voeren op de periode waarin ik politicologie studeerde aan de UvA in Amsterdam.
Toen ik daar in 1980 mijn eerste werkcolleges bijwoonde, kreeg ik te horen dat álle verschillen tussen mannen en vrouwen zijn terug te voeren op opvoeding, reclame, Hollywoodfilms en socialisatie. Dat leek me niet alleen onwaarschijnlijk, ik vond het ook een beetje een onwetenschappelijke benadering van een op zich boeiend en veelomvattend onderwerp. Deze stellingname suggereert namelijk ook dat je baby's (M/V) op een geïsoleerd eiland zó zou kunnen opvoeden dat de meisjes zich enthousiast aansluiten bij de Hells Angels, terwijl de mannen blij over de Huishoudbeurs slenteren.
Toen - als 19-jarige - leek me dat wat al te kort door de bocht en dat vind ik nog steeds. Het enige verschil is dat ik nu het risico loop om een bange, boze of gefrustreerde (oude) witte man te worden genoemd. Het gebruik van het woord 'wit' vind ik geen enkel probleem en een kleine moeite, maar tegelijk denk ik dat de fixatie op huidskleur juist een averechts effect heeft. Voorheen beschouwde ik Surinamers en Antillianen zonder erbij na te denken als Nederlanders, maar nu zie ik in de eerste plaats gekleurde mensen en potentiële Zwarte Piet-activisten.
Ook wat dat betreft gaat mijn persoonlijke historie terug tot de schoolbanken, want ik studeerde politicologie in het gezelschap van weer een andere Volkskrant-columnist. De grap is dat ik wel wist dat Stephan Sanders homoseksueel is (omdat hij het verteld had of omdat ik het had opgemerkt), maar ik heb al die jaren geen tel het gevoel dat hij een andere huidskleur had of roots die heel ergens anders lagen dan in zijn geboorteplaats Haarlem. Door dat feit voortdurend te benadrukken en aan te halen in zijn column, plaatst hij zichzelf nadrukkelijk in die categorie en moest ik mijn beeld met terugwerkende kracht bijstellen.
Dat is de ironie: iemand als Gloria Wekker signaleert geen racisme, maar hanteert jargon dat speciaal bedacht lijkt om onverdacht gedrag in een kwaad daglicht te zetten en te voorzien van een flinterdun wetenschappelijk sausje. Op dezelfde manier leidt het steeds weer terugkerende Zwarte Piet-debat niet automatisch tot minder discriminatie in de samenleving (ook niet wanneer morgen wordt besloten om die hulpjes helemaal af te schaffen of groen te schminken), maar ook tot wrevel en aversie.
Zo kun je ook vraagtekens zetten bij het gemak waarmee Saskia Noort het in haar column in het AD steeds maar heeft over 'wij vrouwen', terwijl zij zelf juist in allerlei specifieke subcategorieën valt. Zo valt haar standpunt niet los te zien van het feit dat ze een gescheiden vrouw is, een financieel onafhankelijke vrouw, een vrouw uit de Randstad, een moeder, een schrijver (en dan ook nog een heel succesvolle), een witte vrouw, een vrouw van middelbare leeftijd en ga zo maar door. Juist door in hokjes te denken en bij alles te hameren op huidskleur, geslacht en seksuele voorkeur vecht je tegen windmolens en bevorder je het hokjesdenken.
vrijdag 15 maart 2019
Bestaat er ook zoiets als tevéél pensioen?
Als het om pensioenen gaat, hebben bijna alle berichten in de krant een onheilspellende ondertoon. Het huidige stelsel is verouderd en niet toekomstbestendig, jongeren subsidiëren ouderen terwijl ze zelf door moeten werken tot ver na hun zeventigste en gepensioneerden hangt opnieuw een korting boven het hoofd. Al dat gesomber verhult dat er een grote groep is - naar schatting gaat het om een kwart van alle mensen in loondienst - die te véél pensioen opbouwt en dus eigenlijk onnodig lang doorwerkt.
Nu kun je erover twisten of er zoiets bestaat als 'te veel' pensioen, want het is een luxeprobleem als er elke maand zo veel op je rekening staat dat je nergens rekening mee hoeft te houden. Er zijn 65-plussers voor wie het al een onoverkomelijk probleem is als de energierekening met een paar tientjes omhoog gaat, dus die vliegen meteen in de gordijnen als ze de kop boven dit blog lezen en zouden dolgraag wat meer te besteden hebben.
Tegelijk sprak ik vorige week een leeftijdgenoot (en dat bedoel ik letterlijk want we schelen maar een paar maanden) die zijn ABP-pensioen laat uitkeren vanaf zijn 60ste en eigenlijk ook van plan was op die leeftijd te stoppen met werken. Hij deed zijn werk de laatste jaren echter met zoveel tegenzin, dat hij besloot om het bijltje er al een paar jaar eerder bij neer te gooien. Van het woord 'plakbandpensioen' had hij nog nooit gehoord, maar die term lijkt precies te zijn bedacht voor zijn situatie.
Met een hypotheekvrij huis had hij niet veel meer dan 500 euro per maand nodig om van te leven, vertelde hij voordat hij begon aan een opsomming die me heel bekend voorkwam. Voor de deur stond een bijna vijftien jaar oud boodschappenautootje en vakantie interesseerde hem niet. In plaats daarvan luisterde hij de hele dag lekker naar muziek, precies zoals hij deed toen hij zeventien was. Om zijn vroegpensioen aan te vullen, verkocht hij via Marktplaats elpees die hij (drie)dubbel had en zo redde hij het prima.
Toen ik onlangs in het RTL Nieuws vertelde dat ik me uitstekend weet te vermaken met een bioscoopabonnement van 20 euro per maand, een oude fiets en een paar boterhammen met kaas voor tussen de middag, reageerden veel mensen in de trant van: 'Ja, zo kan ik het ook'. Blijkbaar wordt het gezien als een vorm van vals spelen, wanneer je jezelf veroordeelt tot een vroegpensioen op bijstandsniveau. Dat klinkt erger dan het is (want in werkelijkheid krijgen we helemaal geen toeslagen of uitkeringen en leven we van ongeveer 2500 netto per maand), maar in mijn boeken noem ik het de Grote Verdwijntruc.
Toen ik mijn baan kwijtraakte, was ik 52 zodat ik opgescheept zit met een pensioengat van een kleine 16 jaar. Daar staat tegenover dat mijn vrouw een parttime baan heeft in het onderwijs en voorlopig van plan is door te werken tot haar AOW-datum. Bij elkaar opgeteld komen we straks uit op een netto pensioen dat aanmerkelijk hóger ligt dan het bedrag waar we nu elke maand al van rondkomen. Natuurlijk is dat maar een schatting, maar je moet niet uitsluiten dat zelfs wij uiteindelijk nog te veel aanvullend pensioen hebben opgebouwd.
Vanaf volgende week ga ik opnieuw 'vals spelen', want dan belooft het eindelijk echt lenteweer te gaan worden. Als het KNMI het bij het juiste eind heeft, posteer ik me in een luie stoel in de achtertuin en ga ik heerlijk zitten lezen in een bibliotheekboek. Op zo'n dag geef ik bijna niets uit, maar ik hoef ook niet in de file te staan, te vergaderen of me te haasten. Misschien denk jij bij 'pensioen' wel aan verre reizen, dure campers en eindeloos veel citytrips, maar ik geniet vooral van het feit dat er niets meer van me gevraagd wordt en dat er ook helemaal niets meer moet.
Nu kun je erover twisten of er zoiets bestaat als 'te veel' pensioen, want het is een luxeprobleem als er elke maand zo veel op je rekening staat dat je nergens rekening mee hoeft te houden. Er zijn 65-plussers voor wie het al een onoverkomelijk probleem is als de energierekening met een paar tientjes omhoog gaat, dus die vliegen meteen in de gordijnen als ze de kop boven dit blog lezen en zouden dolgraag wat meer te besteden hebben.
Tegelijk sprak ik vorige week een leeftijdgenoot (en dat bedoel ik letterlijk want we schelen maar een paar maanden) die zijn ABP-pensioen laat uitkeren vanaf zijn 60ste en eigenlijk ook van plan was op die leeftijd te stoppen met werken. Hij deed zijn werk de laatste jaren echter met zoveel tegenzin, dat hij besloot om het bijltje er al een paar jaar eerder bij neer te gooien. Van het woord 'plakbandpensioen' had hij nog nooit gehoord, maar die term lijkt precies te zijn bedacht voor zijn situatie.
Met een hypotheekvrij huis had hij niet veel meer dan 500 euro per maand nodig om van te leven, vertelde hij voordat hij begon aan een opsomming die me heel bekend voorkwam. Voor de deur stond een bijna vijftien jaar oud boodschappenautootje en vakantie interesseerde hem niet. In plaats daarvan luisterde hij de hele dag lekker naar muziek, precies zoals hij deed toen hij zeventien was. Om zijn vroegpensioen aan te vullen, verkocht hij via Marktplaats elpees die hij (drie)dubbel had en zo redde hij het prima.
Toen ik onlangs in het RTL Nieuws vertelde dat ik me uitstekend weet te vermaken met een bioscoopabonnement van 20 euro per maand, een oude fiets en een paar boterhammen met kaas voor tussen de middag, reageerden veel mensen in de trant van: 'Ja, zo kan ik het ook'. Blijkbaar wordt het gezien als een vorm van vals spelen, wanneer je jezelf veroordeelt tot een vroegpensioen op bijstandsniveau. Dat klinkt erger dan het is (want in werkelijkheid krijgen we helemaal geen toeslagen of uitkeringen en leven we van ongeveer 2500 netto per maand), maar in mijn boeken noem ik het de Grote Verdwijntruc.
Toen ik mijn baan kwijtraakte, was ik 52 zodat ik opgescheept zit met een pensioengat van een kleine 16 jaar. Daar staat tegenover dat mijn vrouw een parttime baan heeft in het onderwijs en voorlopig van plan is door te werken tot haar AOW-datum. Bij elkaar opgeteld komen we straks uit op een netto pensioen dat aanmerkelijk hóger ligt dan het bedrag waar we nu elke maand al van rondkomen. Natuurlijk is dat maar een schatting, maar je moet niet uitsluiten dat zelfs wij uiteindelijk nog te veel aanvullend pensioen hebben opgebouwd.
Vanaf volgende week ga ik opnieuw 'vals spelen', want dan belooft het eindelijk echt lenteweer te gaan worden. Als het KNMI het bij het juiste eind heeft, posteer ik me in een luie stoel in de achtertuin en ga ik heerlijk zitten lezen in een bibliotheekboek. Op zo'n dag geef ik bijna niets uit, maar ik hoef ook niet in de file te staan, te vergaderen of me te haasten. Misschien denk jij bij 'pensioen' wel aan verre reizen, dure campers en eindeloos veel citytrips, maar ik geniet vooral van het feit dat er niets meer van me gevraagd wordt en dat er ook helemaal niets meer moet.
vrijdag 8 maart 2019
Vrijwilligerswerk zou verplicht moeten worden gesteld
De kop boven dit stuk is natuurlijk met zichzelf in tegenspraak, want zodra iets verplicht wordt is van vrijwilligheid geen sprake meer. Op dezelfde manier voelt uit eigen wil extra aflossen op je hypotheek totaal anders aan dan wanneer je daar door de bank toe wordt aangezet of door de overheid toe wordt verleid. Toch zou het voor de meeste mensen goed zijn om een paar uur per week 'íets' te doen voor een minder bedeelde landgenoot, al was het maar omdat je dan even niet alleen maar met jezelf bezig bent.
Eerlijk gezegd heb ik lang geaarzeld om iets te schrijven over dit onderwerp, al was het maar omdat ik helemaal niet vind dat je als vroeggepensioneerde opeens vrijwilligerswerk zou moeten gaan doen. In een van de eerste hoofdstukken van mijn nieuwe boek schrijf ik zelfs dat ik er hélemaal geen zin in had om mijn tijd op die manier te vullen. Toen wist ik echter nog niet dat ik daar amper een halfjaar later heel anders over zou denken.
De tweede reden voor mijn terughoudendheid, is dat ik me daar helemaal niet op voor wil laten staan. Vrijwilligerswerk is iets wat je bij voorkeur onder de radar doet, zonder het van de daken te schreeuwen of jezelf op de borst te kloppen. Probleem is dan wel dat mensen een wat vertekend beeld van je krijgen, omdat ze denken dat je alleen maar bezig bent met het op orde brengen van je eigen financiën en het bijspijkeren van je filmkennis.
Toen ik een paar maanden geleden werd gebeld door het RTL Nieuws voor een item over eerder stoppen met werken, wás ik zelfs bezig met vrijwilligerswerk. Toen ze me een paar uur later vroegen hoe ik mijn dagen sleet, vertelde ik dan ook als eerste dat ik die ochtend een kleine 30 kilometer had gefietst op een tandem met een visueel gehandicapte man. De kijker kreeg die avond echter alleen maar te horen dat ik al meer dan 200 films in de bioscoop had gezien.
In mijn boek leg ik uit hoe het mogelijk is dat ik op 1 januari met grote stelligheid beweerde dat ik geen vrijwilligerswerk ging doen, terwijl ik amper zes maanden later voor het eerst aanbelde bij een blinde man in een flat in Ommoord met wie ik sindsdien elke week een paar uur ga fietsen. Al met al kost me dat niet meer dan een halve dag, met aan het einde van de rit als beloning een bioscoopbezoek (aangezien ik dan toch al in Rotterdam ben).
In hetzelfde flatgebouw woont ook een zwaar autistisch meisje dat elke week alleen maar een stuk kan gaan wandelen omdat een aardige, heel geduldige Surinaamse mevrouw zich als vrijwilliger heeft aangemeld. Ik heb haar nooit gesproken, maar ik kom haar vaak in het voorbijgaan tegen in de hal bij de lift.Op dezelfde manier is er iemand die elke week met 'mijn' blinde man gaat wandelen en weer een ander die boodschappen voor hem doet.
Ik heb al eens geschreven dat je, als je fanatiek gaat aflossen, op moet passen dat je jezelf niet gaat beschouwen als het enige goede doel op aarde. Dit is een heel goede manier om dat besef in daden om te zetten, hoewel ik van mening blijf dat iedereen zelf moet beslissen of vrijwilligerswerk iets voor hem is. De grap is dat mijn bioscoopjaar indirect aan die ommezwaai heeft bijgedragen, wat nog eens onderstreept dat je soms maar één film hoeft te zien om jezelf een andere rol aan te meten in de maatschappij.
Eerlijk gezegd heb ik lang geaarzeld om iets te schrijven over dit onderwerp, al was het maar omdat ik helemaal niet vind dat je als vroeggepensioneerde opeens vrijwilligerswerk zou moeten gaan doen. In een van de eerste hoofdstukken van mijn nieuwe boek schrijf ik zelfs dat ik er hélemaal geen zin in had om mijn tijd op die manier te vullen. Toen wist ik echter nog niet dat ik daar amper een halfjaar later heel anders over zou denken.
De tweede reden voor mijn terughoudendheid, is dat ik me daar helemaal niet op voor wil laten staan. Vrijwilligerswerk is iets wat je bij voorkeur onder de radar doet, zonder het van de daken te schreeuwen of jezelf op de borst te kloppen. Probleem is dan wel dat mensen een wat vertekend beeld van je krijgen, omdat ze denken dat je alleen maar bezig bent met het op orde brengen van je eigen financiën en het bijspijkeren van je filmkennis.
Toen ik een paar maanden geleden werd gebeld door het RTL Nieuws voor een item over eerder stoppen met werken, wás ik zelfs bezig met vrijwilligerswerk. Toen ze me een paar uur later vroegen hoe ik mijn dagen sleet, vertelde ik dan ook als eerste dat ik die ochtend een kleine 30 kilometer had gefietst op een tandem met een visueel gehandicapte man. De kijker kreeg die avond echter alleen maar te horen dat ik al meer dan 200 films in de bioscoop had gezien.
In mijn boek leg ik uit hoe het mogelijk is dat ik op 1 januari met grote stelligheid beweerde dat ik geen vrijwilligerswerk ging doen, terwijl ik amper zes maanden later voor het eerst aanbelde bij een blinde man in een flat in Ommoord met wie ik sindsdien elke week een paar uur ga fietsen. Al met al kost me dat niet meer dan een halve dag, met aan het einde van de rit als beloning een bioscoopbezoek (aangezien ik dan toch al in Rotterdam ben).
In hetzelfde flatgebouw woont ook een zwaar autistisch meisje dat elke week alleen maar een stuk kan gaan wandelen omdat een aardige, heel geduldige Surinaamse mevrouw zich als vrijwilliger heeft aangemeld. Ik heb haar nooit gesproken, maar ik kom haar vaak in het voorbijgaan tegen in de hal bij de lift.Op dezelfde manier is er iemand die elke week met 'mijn' blinde man gaat wandelen en weer een ander die boodschappen voor hem doet.
Ik heb al eens geschreven dat je, als je fanatiek gaat aflossen, op moet passen dat je jezelf niet gaat beschouwen als het enige goede doel op aarde. Dit is een heel goede manier om dat besef in daden om te zetten, hoewel ik van mening blijf dat iedereen zelf moet beslissen of vrijwilligerswerk iets voor hem is. De grap is dat mijn bioscoopjaar indirect aan die ommezwaai heeft bijgedragen, wat nog eens onderstreept dat je soms maar één film hoeft te zien om jezelf een andere rol aan te meten in de maatschappij.
vrijdag 1 maart 2019
Krijgt de selfie-generatie het écht slechter dan hun ouders?
Over precies een jaar zijn we eindelijk hypotheekvrij. Met ingang van die datum kan ik de meest recente WOZ-waarde van onze woning in zijn geheel optellen bij mijn spaargeld en sta ik ineens in de statistieken als 'rijke' oudere. Uit de diverse reacties op de laatste cijfers van het CBS over de vermogens in Nederland zou je af moeten leiden dat ik - hoewel helemaal geen echte babyboomer - behoor tot de laatste generatie die nog heeft kunnen profiteren van de na-oorlogse welvaart. Is dat echt zo of is het veel te vroeg voor millennials om nu al te te gaan lopen mekkeren?
Hoewel het CBS de cijfers over de vermogens in Nederland neutraal presenteerde, had de bijbehorende berichtgeving in de media meteen een zorgelijke ondertoon. Daarbij werd - net als in voorgaande jaren - vastgesteld dat vermogens vooral te vinden zijn bij oudere generaties. Dat feit lijkt me nauwelijks nieuwswaardig en bovendien een joekel van een open deur, net zoals je onder 25-jarigen nog maar weinig kandidaten zult aantreffen voor een nieuwe heup.
Een 30-jarige met een studieschuld van 25.000 euro die morgen zijn handtekening zet onder zijn eerste annuïteitenhypotheek van twee ton, staat vanaf dat moment een kleine kwart miljoen in de min en heeft volgens de statistieken een negatief vermogen. Blijft hij echter in datzelfde huis wonen, dan zien de zaken er over dertig jaar ineens een stuk rooskleuriger uit en mag hij de volledige overwaarde van zijn afbetaalde huis bij zijn vermogen optellen.
In de media heette het dat de vermogens 'scheef' zijn verdeeld, met in het verlengde daarvan de vraag hoe 'erg' en hoe 'zorgelijk' dit is. Die vraagstelling sluit aan bij het breed gedragen sentiment dat de jongste generatie het - voor het eerst in de geschiedenis - niet automatisch beter gaat krijgen dan hun ouders. De vraag is of dat werkelijk zo is, hoe je dat precies meet en ook of het zo vreselijk erg zou zijn als dat inderdaad zo is.
Laten we voorop stellen dat het nog veel te vroeg is om te bepalen of dat zo is. Zelf ben ik van 1961 en maak ik deel uit van de zogeheten Verloren Generatie die medio jaren 80 midden in een zware economische crisis afstudeerde (met in mijn geval ook nog eens een studieschuld van meer dan 20.000 gulden op zak). Voor mijn generatie zag het er destijds dus allesbehalve rooskleurig uit, terwijl ik inmiddels min of meer met pensioen ben en alles op een haar na heb afgelost.
Hoe de millennials er over dertig jaar precies voorstaan, weten we dus pas echt over dertig jaar. Met dat in het achterhoofd is het kortzichtig om je alleen blind te staren op het eindresultaat (lees: een hypotheekvrij huis), zonder in ogenschouw te nemen in wat voor wereld die 'rijke' ouderen zijn opgegroeid en wat ze zichzelf allemaal hebben moeten ontzeggen. Dat je vroeger een huis kon kopen op één inkomen klopt, maar je mag daarbij nooit vergeten dat de meeste gezinnen ook rond moesten zien te komen van dat ene inkomen.
Een babyboomer uit 1946 die op zijn 32ste een huis kocht, deed dat vlak voordat de huizenmarkt met veel kabaal instortte en betaalde voor zijn hypotheek een torenhoge rente. Vervolgens zou het, inflatie meegerekend, nog tot halverwege de jaren 90 duren voordat de huizenprijzen weer op het oude niveau waren. Diezelfde babyboomer is nu natuurlijk allang weer boven Jan, maar heeft wel een hobbelige weg afgelegd en echt niet alleen maar mazzel gehad.
In werkelijkheid zijn de verschillen binnen één generatie veel groter en schrijnender. De millennial die in 2013 een huis kocht, betaalde daarvoor een stuk minder dan een generatiegenoot die nu pas voor het eerst op Funda kijkt. Op dezelfde manier is iemand die op zijn 57ste in een hypotheekvrij huis woont veel voordeliger uit dan een leeftijdgenoot die altijd is blijven huren. Zo maskeert dat generatiedenken de échte verschillen tussen kopers en huurders, tweeverdieners en kostwinners, hoog- en laagopgeleiden, zzp'ers en werknemers in loondienst, gezonde mensen en chronisch zieken en ga zo maar door.
Hoewel het CBS de cijfers over de vermogens in Nederland neutraal presenteerde, had de bijbehorende berichtgeving in de media meteen een zorgelijke ondertoon. Daarbij werd - net als in voorgaande jaren - vastgesteld dat vermogens vooral te vinden zijn bij oudere generaties. Dat feit lijkt me nauwelijks nieuwswaardig en bovendien een joekel van een open deur, net zoals je onder 25-jarigen nog maar weinig kandidaten zult aantreffen voor een nieuwe heup.
Een 30-jarige met een studieschuld van 25.000 euro die morgen zijn handtekening zet onder zijn eerste annuïteitenhypotheek van twee ton, staat vanaf dat moment een kleine kwart miljoen in de min en heeft volgens de statistieken een negatief vermogen. Blijft hij echter in datzelfde huis wonen, dan zien de zaken er over dertig jaar ineens een stuk rooskleuriger uit en mag hij de volledige overwaarde van zijn afbetaalde huis bij zijn vermogen optellen.
In de media heette het dat de vermogens 'scheef' zijn verdeeld, met in het verlengde daarvan de vraag hoe 'erg' en hoe 'zorgelijk' dit is. Die vraagstelling sluit aan bij het breed gedragen sentiment dat de jongste generatie het - voor het eerst in de geschiedenis - niet automatisch beter gaat krijgen dan hun ouders. De vraag is of dat werkelijk zo is, hoe je dat precies meet en ook of het zo vreselijk erg zou zijn als dat inderdaad zo is.
Laten we voorop stellen dat het nog veel te vroeg is om te bepalen of dat zo is. Zelf ben ik van 1961 en maak ik deel uit van de zogeheten Verloren Generatie die medio jaren 80 midden in een zware economische crisis afstudeerde (met in mijn geval ook nog eens een studieschuld van meer dan 20.000 gulden op zak). Voor mijn generatie zag het er destijds dus allesbehalve rooskleurig uit, terwijl ik inmiddels min of meer met pensioen ben en alles op een haar na heb afgelost.
Hoe de millennials er over dertig jaar precies voorstaan, weten we dus pas echt over dertig jaar. Met dat in het achterhoofd is het kortzichtig om je alleen blind te staren op het eindresultaat (lees: een hypotheekvrij huis), zonder in ogenschouw te nemen in wat voor wereld die 'rijke' ouderen zijn opgegroeid en wat ze zichzelf allemaal hebben moeten ontzeggen. Dat je vroeger een huis kon kopen op één inkomen klopt, maar je mag daarbij nooit vergeten dat de meeste gezinnen ook rond moesten zien te komen van dat ene inkomen.
Een babyboomer uit 1946 die op zijn 32ste een huis kocht, deed dat vlak voordat de huizenmarkt met veel kabaal instortte en betaalde voor zijn hypotheek een torenhoge rente. Vervolgens zou het, inflatie meegerekend, nog tot halverwege de jaren 90 duren voordat de huizenprijzen weer op het oude niveau waren. Diezelfde babyboomer is nu natuurlijk allang weer boven Jan, maar heeft wel een hobbelige weg afgelegd en echt niet alleen maar mazzel gehad.
In werkelijkheid zijn de verschillen binnen één generatie veel groter en schrijnender. De millennial die in 2013 een huis kocht, betaalde daarvoor een stuk minder dan een generatiegenoot die nu pas voor het eerst op Funda kijkt. Op dezelfde manier is iemand die op zijn 57ste in een hypotheekvrij huis woont veel voordeliger uit dan een leeftijdgenoot die altijd is blijven huren. Zo maskeert dat generatiedenken de échte verschillen tussen kopers en huurders, tweeverdieners en kostwinners, hoog- en laagopgeleiden, zzp'ers en werknemers in loondienst, gezonde mensen en chronisch zieken en ga zo maar door.
Abonneren op:
Posts (Atom)