Toen ik eind december een Cinevillepas bestelde voor 19 euro per maand, had ik geen idee hoe dat zou gaan uitpakken. Ik wist dat ik er minstens drie maanden aan vast zat, maar ik had er geen rekening mee gehouden dat ik al snel niet meer zonder zou kunnen. De eerste drie weken van april zag ik zelfs zoveel films dat ik me bijna af begin te vragen hoe ik vroeger eigenlijk mijn vrije tijd doorbracht. Als ik in dit tempo doorga, staat de teller na 365 dagen op meer dan 100 films en ben ik in één jaar vaker in de bioscoop geweest dan in alle voorgaande jaren bij elkaar opgeteld. Het grappige is dat die bioscoopverslaving niet alleen mijn kijkgedrag heeft veranderd en mijn kijk op de wereld, maar ook mijn leesgedrag
De laatste film die ik zag (maar zeker niet de láátste) was 20-th Century Women. Eerlijk gezegd twijfelde ik er een beetje aan of ik die aan mijn lijstje zou toevoegen want op de Internet Movie Database kreeg hij van verschillende recensenten het rapportcijfer 2. Er zou geen verhaal in zitten en het zou allemaal veel te langdradig en eentonig zijn. Daar stond tegenover dat hij in de Volkskrant vier sterren kreeg en ook elders goed werd besproken. Het feit dat de film zich in 1979 afspeelt sprak me op voorhand wel aan, net als de wetenschap dat de vrouwelijke hoofdpersoon net zo oud is als ik en een zoon heeft van ongeveer dezelfde leeftijd als onze jongste.
Dus ging ik eerst op woensdag naar Their Finest (drie sterren) en op donderdag naar Get Out (ook drie sterren) voordat ik op vrijdag als derde keus een kaartje "kocht" voor 20-th Century Women en compleet van mijn stoel geblazen werd. Dat gebeurt natuurlijk vooral bij films waar je het minst van verwacht, maar wat mij betreft klopte in dit geval alles: het acteerwerk, het decor, de muziek, de psychologie. Niet alleen vind ik hem de volle 5 sterren waard, de kans is groot dat ik hem zelfs nóg een keer ga bekijken. Dat doe je namelijk ook veel makkelijker als je voor een vast bedrag per maand onbeperkt naar de film mag. Eerder zag ik Arrival al dubbel en naar A Monster Calls ging ik zelfs twee keer in dezelfde week.
Ik heb geen idee hoe dit alles zich verder gaat ontwikkelen, want straks wordt het mooi weer en dan heb je wel wat beters te doen dan jezelf een paar uur opsluiten in een donkere bioscoopzaal. Maar misschien fiets ik dan wel op mijn gemak na het avondeten naar de bioscoop in plaats van op klaarlichte dag. Get Out bijvoorbeeld zag ik zo vroeg op de dag dat ik al om kwart voor negen 's ochtends op mijn fiets stapte en tussen de scholieren en forenzen naar Rotterdam peddelde. Ik kom op deze manier niet alleen veel frequenter in de bioscoop, maar ook oneindig veel vaker in mijn geboortestad. Nu al verheug ik me erop om in de zomermaanden in mijn korte broek door de stad te sjezen en onderweg ergens een ijsje te kopen.
Waar dit allemaal toe gaat leiden, weet ik dus nog niet maar het zou zomaar kunnen dat ik straks 100 films in één jaar heb gezien (en dus ook 100 van de 365 dagen naar de film ben geweest). Dat is natuurlijk absurd, maar het is tegelijk zo'n radicale breuk met mijn vorige leven (en zelfs met vorig jaar) dat het tegelijk ook aanvoelt als één groot, opwindend avontuur. Zo bekeken is die 19 euro per maand een koopje, al ving ik ook een gesprek op aan de kassa van Kino waarin iemand ter sprake kwam die een Cinevillepas voor zijn verjaardag had gekregen en er tot op heden nul keer gebruik van had gemaakt. Het zal me dus benieuwen of de nieuwigheid er voor mij ook afgaat of dat dit een verslaving is voor de rest van mijn leven.
Het leuke is wel dat je op deze manier steeds weer iets hebt om je op te verheugen. Niet alleen bekijk ik elke dinsdag welke film ik die vrijdag ga zien, ik kijk soms ook reikhalzend uit naar titels die pas over een paar maanden in roulatie gaan. Daar komen steeds weer nieuwe bij, net zoals je voor elk hoofdprogramma wel weer een trailer voorgeschoteld krijgt van een andere film die er óók best interessant uitziet. Dat kan soms tegenvallen, maar na een paar redelijke of middelmatige films zit er altijd wel weer een knaller of een klassieker tussen. Bovendien geeft het niks als een film een tikje teleurstelt, want dan ga je gewoon de volgende dag weer naar een andere.
Eerder schreef ik al dat ik na het zien van elke film die gebaseerd is op een boek, naar de bibliotheek ga om een andere titel te lenen van dezelfde schrijver. In afwachting van Alone in Berlin (die deze donderdag in première gaat) haalde ik uit de bieb niet alleen het boek Alleen in Berlijn van Hans Fallada, maar ook Een waanzinnig begin dat hij vijf jaar later publiceerde. Ik moet ze allebei nog lezen, maar verheug me nu al op zowel beide titels als op de bijbehorende film (en op al die andere films over WO2 die deze meidagen allemaal nog moeten uitkomen).
Zoeken
maandag 24 april 2017
maandag 17 april 2017
Journalist in de voltooid verleden tijd
Vorige week werd ik geïnterviewd door een journalist die mij vroeg waarom ik in mijn boeken wel vertel welk werk ik voorheen heb gedaan maar niet precies bij welke werkgever en welk tijdschrift. Daar kan ik een heleboel antwoorden op geven (die ook allemaal waar zijn), maar waar het vooral op neerkomt is dat voor het verhaal dat ik wil vertellen niet belangrijk genoeg is. Als ik achterom kijk - en dat doe je vanzelf als je oude plakboeken doorbladert en je knipselarchief opruimt - dan lijkt mijn werk steeds minder een levensvervulling en steeds meer een hinderlijke onderbreking tussen mijn studententijd en mijn huidige bestaan. In een van mijn boeken vergeleek ik mijn werk met een zandkasteel dat je ingespannen en aandachtig hebt opgebouwd en dat vervolgens met één golf wordt weggevaagd.
Mijn ervaring is dat gesprekken over mijn laatste boek (en daarmee bedoel ik Het plakbandpensioen want Leven van de lucht verschijnt pas in september) een beetje heen en weer zwalken tussen twee onderwerpen. Aan de ene kant kun je mij het hemd van het lijf vragen over de vraag hoe ik mijn pensioengat van ruim vijftien jaar hoop te overbruggen - en ook hoe andere mensen van mijn leeftijd dat proberen te doen of zouden kunnen doen - aan de andere kant kun je heel veel focus leggen op het belang van betaald werk en de vraag waarom je daar überhaupt voortijdig en vrijwillig mee zou willen stoppen. Werk kan immers ook leuk zijn, geeft energie, zorgt ervoor dat je iets bijdraagt aan de maatschappij en ga zo maar door.
Zo ben ik dus aan het uitleggen uit welke potjes ik de dagelijkse boodschappen betaal, terwijl ik me ook moet verdedigen voor het feit dat ik ik het al op mijn 55ste voor gezien hield. Heel vaak zeggen mensen een tikje verwijtend dat ik "maar" 25 jaar in loondienst gewerkt heb, terwijl ik van mening ben dat daar geen regels voor bestaan en ik achteraf gezien best nog wel wat eerder had willen stoppen. Bovendien werkte ik al als journalist in 1983, toen ik nog aan het studeren was zodat ik meer dan dertig jaar lang mensen heb geïnterviewd, platen heb gerecenseerd en reportages heb geschreven. Het was leuk werk en een afwisselend bestaan, maar ik heb het tegelijk lang genoeg gedaan.
In mijn volgende boek vertel ik dat ik mezelf erop betrap dat ik steeds vaker zeg dat ik journalist "ben geweest". Strikt genomen ben je als vaste columnist (van een krant en een tijdschrift) óók een soort journalist, maar ik ben geen razende reporter meer die vragen stelt met een memorecorder op tafel. Met een basisinkomen op zak kún je die keuze ook maken, omdat je elke maand toch al genoeg geld hebt om alle vaste lasten te betalen en in je basisbehoeften te voorzien. Mijn stelling (en mijn stellige overtuiging) is dan ook dat je pas écht kunt zeggen of je werkt voor het geld of niet op het moment dat geld geen rol meer speelt of in elk geval geen doorslaggevende rol.
Afgelopen week ben ik begonnen met het opruimen van mijn knipselarchief. Daar had ik eerder al een begin mee gemaakt, maar deze keer ben ik twee keer op en neer gereden naar de papiercontainer met in totaal minstens een meter aan dossiermappen (als je op elkaar zou stapelen). Je kunt dat beschouwen als een soort voorjaarsschoonmaak, hoewel het meer te maken had met het feit dat de eerste ruwe versie van mijn nieuwe boek af is. Pas op zo'n moment heb je weer ruimte in je hoofd voor dit soort zaken, omdat het verhaal zo goed als af is en je brein min of meer blanco. Tussen die mappen vond ik ook twee plakboeken terug met daarin mijn eerste schrijfsels uit de periode 1983 en 1987.
Hoewel het leuk was om die artikelen (uit De Groene Amsterdammer) terug te lezen, bezorgde het me ook een gevoel van intense vermoeidheid. Door die jaartallen besef je namelijk opeens weer hoe lang je het werk al doet en hoe ontzettend vaak je al met een vragenlijstje op zak naar een artiest, een schrijver, een BN'er of een buitenlandse beroemdheid bent gesjokt. In mijn geval schommelt het antwoord tussen "vaak genoeg" en "veel te vaak", zodat ik niet alleen ijverig doorga met het dumpen van mijn knipsels maar ik ook de aanduiding "journalist" in mijn Twitterprofiel heb geschrapt. In zekere zin ben ik altijd al in de eerste plaats een schrijver geweest en was dit gewoon een ontzettend leuke en interessante surrogaatbaan.
Maar - en nu komt het - het was ook een beetje een surrogaatleven, een tweedehands en tweederangs bestaan waarin veel te veel kostbare tijd werd opgeslokt door files, het voorbereiden en uittikken van interviews en het uitknippen en sorteren van knipsels. Als je jong bent, maakt dat geen lor uit want dan denk je dat je onkwetsbaar bent en onsterfelijk. Op deze leeftijd begin je echter te beseffen dat je leven eindig is en dat tijd een kostbaar goed is. Aan de ene kant bent ik de laatste tijd dus vooral tijd aan het inhalen (bijvoorbeeld door dit jaar minstens 80 keer naar de bioscoop te gaan) aan de andere kant maak ik elke keer weer, en ook elke dag opnieuw, een bewuste afweging waaraan ik mijn tijd het liefst wil besteden.
Mijn ervaring is dat gesprekken over mijn laatste boek (en daarmee bedoel ik Het plakbandpensioen want Leven van de lucht verschijnt pas in september) een beetje heen en weer zwalken tussen twee onderwerpen. Aan de ene kant kun je mij het hemd van het lijf vragen over de vraag hoe ik mijn pensioengat van ruim vijftien jaar hoop te overbruggen - en ook hoe andere mensen van mijn leeftijd dat proberen te doen of zouden kunnen doen - aan de andere kant kun je heel veel focus leggen op het belang van betaald werk en de vraag waarom je daar überhaupt voortijdig en vrijwillig mee zou willen stoppen. Werk kan immers ook leuk zijn, geeft energie, zorgt ervoor dat je iets bijdraagt aan de maatschappij en ga zo maar door.
Zo ben ik dus aan het uitleggen uit welke potjes ik de dagelijkse boodschappen betaal, terwijl ik me ook moet verdedigen voor het feit dat ik ik het al op mijn 55ste voor gezien hield. Heel vaak zeggen mensen een tikje verwijtend dat ik "maar" 25 jaar in loondienst gewerkt heb, terwijl ik van mening ben dat daar geen regels voor bestaan en ik achteraf gezien best nog wel wat eerder had willen stoppen. Bovendien werkte ik al als journalist in 1983, toen ik nog aan het studeren was zodat ik meer dan dertig jaar lang mensen heb geïnterviewd, platen heb gerecenseerd en reportages heb geschreven. Het was leuk werk en een afwisselend bestaan, maar ik heb het tegelijk lang genoeg gedaan.
In mijn volgende boek vertel ik dat ik mezelf erop betrap dat ik steeds vaker zeg dat ik journalist "ben geweest". Strikt genomen ben je als vaste columnist (van een krant en een tijdschrift) óók een soort journalist, maar ik ben geen razende reporter meer die vragen stelt met een memorecorder op tafel. Met een basisinkomen op zak kún je die keuze ook maken, omdat je elke maand toch al genoeg geld hebt om alle vaste lasten te betalen en in je basisbehoeften te voorzien. Mijn stelling (en mijn stellige overtuiging) is dan ook dat je pas écht kunt zeggen of je werkt voor het geld of niet op het moment dat geld geen rol meer speelt of in elk geval geen doorslaggevende rol.
Afgelopen week ben ik begonnen met het opruimen van mijn knipselarchief. Daar had ik eerder al een begin mee gemaakt, maar deze keer ben ik twee keer op en neer gereden naar de papiercontainer met in totaal minstens een meter aan dossiermappen (als je op elkaar zou stapelen). Je kunt dat beschouwen als een soort voorjaarsschoonmaak, hoewel het meer te maken had met het feit dat de eerste ruwe versie van mijn nieuwe boek af is. Pas op zo'n moment heb je weer ruimte in je hoofd voor dit soort zaken, omdat het verhaal zo goed als af is en je brein min of meer blanco. Tussen die mappen vond ik ook twee plakboeken terug met daarin mijn eerste schrijfsels uit de periode 1983 en 1987.
Hoewel het leuk was om die artikelen (uit De Groene Amsterdammer) terug te lezen, bezorgde het me ook een gevoel van intense vermoeidheid. Door die jaartallen besef je namelijk opeens weer hoe lang je het werk al doet en hoe ontzettend vaak je al met een vragenlijstje op zak naar een artiest, een schrijver, een BN'er of een buitenlandse beroemdheid bent gesjokt. In mijn geval schommelt het antwoord tussen "vaak genoeg" en "veel te vaak", zodat ik niet alleen ijverig doorga met het dumpen van mijn knipsels maar ik ook de aanduiding "journalist" in mijn Twitterprofiel heb geschrapt. In zekere zin ben ik altijd al in de eerste plaats een schrijver geweest en was dit gewoon een ontzettend leuke en interessante surrogaatbaan.
Maar - en nu komt het - het was ook een beetje een surrogaatleven, een tweedehands en tweederangs bestaan waarin veel te veel kostbare tijd werd opgeslokt door files, het voorbereiden en uittikken van interviews en het uitknippen en sorteren van knipsels. Als je jong bent, maakt dat geen lor uit want dan denk je dat je onkwetsbaar bent en onsterfelijk. Op deze leeftijd begin je echter te beseffen dat je leven eindig is en dat tijd een kostbaar goed is. Aan de ene kant bent ik de laatste tijd dus vooral tijd aan het inhalen (bijvoorbeeld door dit jaar minstens 80 keer naar de bioscoop te gaan) aan de andere kant maak ik elke keer weer, en ook elke dag opnieuw, een bewuste afweging waaraan ik mijn tijd het liefst wil besteden.
donderdag 6 april 2017
Liever een tuin zonder huis dan een huis zonder tuin
In een van mijn boeken schrijf ik dat ik liever een klein huis zou willen hebben met een grote tuin dan omgekeerd. Dat is niet zomaar een woordspelletje, maar een prima manier om in kaart te brengen wat je nou eigenlijk écht wil en écht belangrijk vindt in het leven. Zo zou ik best bereid zijn om vanaf nu nooit (als in: echt nooit meer) op vakantie te gaan als dat de enige manier was om 365 dagen per jaar een soort vakantiegevoel te hebben. In mijn volgende boek ga ik nog een klein stapje verder door de vraag op te werpen of je meer hebt aan een tuin zonder huis dan aan een huis zonder tuin. Geen theoretisch dilemma, want in mijn eigen woonplaats staat momenteel 1000 m2 tuin te koop waarop je nog geen hondenhok mag plaatsen.
In mijn volgende boek (dat gepland staat voor september) haal ik comedian Pieter Derks aan die in een interview in het blad Buitenleven aangaf - of misschien wel grapte - dat je meer hebt aan een tuin zonder huis dan aan een huis zonder tuin. Vervolgens vraag ik me hardop af wat ik zou doen als ik écht voor die keuze stond. Zou ik liever als een god in Frankrijk leven in een tent op een halve hectare grond ergens in de natuur dan in een appartement ergens op zes hoog met alleen een Frans balkon? In de wintermaanden heb je natuurlijk het meest aan die laatste optie (omdat het dan sowieso weinig uitmaakt waar je woont), maar zodra het mooi weer is wil ik op elk willekeurig moment naar buiten kunnen stappen.
Hoewel ik het alleen maar noem als theoretische optie omdat je met een basisinkomen op zak allerlei onverwachte en verrassende keuzes kunt maken, keek ik toch met een andere blik naar bovenstaande advertentie. Zo vaak gebeurt het namelijk niet dat er hier in de buurt een stuk tuin te koop staat, zeker niet op zo'n schitterende plek aan het water. Dat de makelaar spreekt van een "unieke kans" is dus niet meer dan terecht, maar de vraag is natuurlijk wat je vervolgens gaat doen met een stuk grond waarop niet gebouwd mag worden. Ga je zoeken naar listige manieren om er tóch te kunnen overnachten of rijd je op elke mooie dag op je fiets naar je eigen privé-park? En wat mag dat eigenlijk kosten per vierkante meter?
Die laatste vraag heb ik hierboven meteen maar beantwoord, hoewel ik hem voor de aardigheid ook aan vrienden en familie heb gesteld (die meestal gokten dat het perceel 50.000 euro moest kosten). In werkelijkheid betaal je omgerekend 200 euro per vierkante meter en voor dat bedrag kun je elders in ons land waarschijnlijk nog wel ergens een perceel bóuwgrond kopen. Het aankoopbedrag zal ook uit eigen zak moeten worden betaald, want geen enkele bank leent jou zomaar twee ton voor een stuk gras met een paar bomen en bloemperkjes erop. Vraag is ook of er mensen zijn die dit als een goede investering zien.
Zelf zag ik meteen wel een paar mogelijkheden. Zo ligt de tuin aan het water, dus je kunt er vast wel een bootje kwijt dat groot genoeg is om in te slapen. Verder zou je er in de zomer kunnen kamperen en is het maar de vraag hoe moeilijk de gemeente doet als je er een tiny house op zet of een camper (of een soort blokhut in de vorm van een schuurtje of misschien zelfs wel een volwassen boomhut in een van die bomen). Ideaal is het niet, maar hou bij dat alles dat eerder genoemde appartement zonder balkon in gedachten. Hier kun je niet alleen zonnebaden, tuinieren en luieren, maar ook elke dag pootjebaden in de rivier.
Wat de gedachte achter de advertentie precies is, weet ik niet want het stuk grond maakt nu nog deel uit van een tuin die hoort bij een villa die elders in dezelfde folder te koop staat voor meer dan een miljoen. Zijn er misschien mensen die graag aan het water wonen zonder een enorme tuin om te onderhouden (en dus liever kiezen voor een groot huis met een kleine tuin) of is er iets anders aan de hand? Persoonlijk zou ik dan toch liever dat huis hebben én die lap grond, al was het maar omdat je je waarschijnlijk ook wel een tuinman kunt veroorloven als je in deze prijsklasse zoekt en buitenruimte een garantie is voor rust en privacy.
Zelf heb ik geen interesse, omdat ik al een heerlijk tuin heb op een schitterende plek, maar anders was ik er zeker even langs gefietst en was ik ijverige verder gaan fantaseren. Want je kunt ook zelf in een bootje gaan wonen, terwijl je kinderen in een boomhut slapen of desnoods in een daktent op een auto. Het is allemaal wat onorthodox, en het is soms letterlijk een kwestie van kamperen en improviseren, maar het klinkt allemaal even avontuurlijk en zorgt gegarandeerd voor dat permanente vakantiegevoel waar ik inmiddels helemaal verslaafd aan ben geraakt.
In mijn volgende boek (dat gepland staat voor september) haal ik comedian Pieter Derks aan die in een interview in het blad Buitenleven aangaf - of misschien wel grapte - dat je meer hebt aan een tuin zonder huis dan aan een huis zonder tuin. Vervolgens vraag ik me hardop af wat ik zou doen als ik écht voor die keuze stond. Zou ik liever als een god in Frankrijk leven in een tent op een halve hectare grond ergens in de natuur dan in een appartement ergens op zes hoog met alleen een Frans balkon? In de wintermaanden heb je natuurlijk het meest aan die laatste optie (omdat het dan sowieso weinig uitmaakt waar je woont), maar zodra het mooi weer is wil ik op elk willekeurig moment naar buiten kunnen stappen.
Hoewel ik het alleen maar noem als theoretische optie omdat je met een basisinkomen op zak allerlei onverwachte en verrassende keuzes kunt maken, keek ik toch met een andere blik naar bovenstaande advertentie. Zo vaak gebeurt het namelijk niet dat er hier in de buurt een stuk tuin te koop staat, zeker niet op zo'n schitterende plek aan het water. Dat de makelaar spreekt van een "unieke kans" is dus niet meer dan terecht, maar de vraag is natuurlijk wat je vervolgens gaat doen met een stuk grond waarop niet gebouwd mag worden. Ga je zoeken naar listige manieren om er tóch te kunnen overnachten of rijd je op elke mooie dag op je fiets naar je eigen privé-park? En wat mag dat eigenlijk kosten per vierkante meter?
Die laatste vraag heb ik hierboven meteen maar beantwoord, hoewel ik hem voor de aardigheid ook aan vrienden en familie heb gesteld (die meestal gokten dat het perceel 50.000 euro moest kosten). In werkelijkheid betaal je omgerekend 200 euro per vierkante meter en voor dat bedrag kun je elders in ons land waarschijnlijk nog wel ergens een perceel bóuwgrond kopen. Het aankoopbedrag zal ook uit eigen zak moeten worden betaald, want geen enkele bank leent jou zomaar twee ton voor een stuk gras met een paar bomen en bloemperkjes erop. Vraag is ook of er mensen zijn die dit als een goede investering zien.
Zelf zag ik meteen wel een paar mogelijkheden. Zo ligt de tuin aan het water, dus je kunt er vast wel een bootje kwijt dat groot genoeg is om in te slapen. Verder zou je er in de zomer kunnen kamperen en is het maar de vraag hoe moeilijk de gemeente doet als je er een tiny house op zet of een camper (of een soort blokhut in de vorm van een schuurtje of misschien zelfs wel een volwassen boomhut in een van die bomen). Ideaal is het niet, maar hou bij dat alles dat eerder genoemde appartement zonder balkon in gedachten. Hier kun je niet alleen zonnebaden, tuinieren en luieren, maar ook elke dag pootjebaden in de rivier.
Wat de gedachte achter de advertentie precies is, weet ik niet want het stuk grond maakt nu nog deel uit van een tuin die hoort bij een villa die elders in dezelfde folder te koop staat voor meer dan een miljoen. Zijn er misschien mensen die graag aan het water wonen zonder een enorme tuin om te onderhouden (en dus liever kiezen voor een groot huis met een kleine tuin) of is er iets anders aan de hand? Persoonlijk zou ik dan toch liever dat huis hebben én die lap grond, al was het maar omdat je je waarschijnlijk ook wel een tuinman kunt veroorloven als je in deze prijsklasse zoekt en buitenruimte een garantie is voor rust en privacy.
Zelf heb ik geen interesse, omdat ik al een heerlijk tuin heb op een schitterende plek, maar anders was ik er zeker even langs gefietst en was ik ijverige verder gaan fantaseren. Want je kunt ook zelf in een bootje gaan wonen, terwijl je kinderen in een boomhut slapen of desnoods in een daktent op een auto. Het is allemaal wat onorthodox, en het is soms letterlijk een kwestie van kamperen en improviseren, maar het klinkt allemaal even avontuurlijk en zorgt gegarandeerd voor dat permanente vakantiegevoel waar ik inmiddels helemaal verslaafd aan ben geraakt.
Abonneren op:
Posts (Atom)