Zoeken

maandag 28 augustus 2023

Laten we het nog eens hebben over het fenomeen toeval

Trouwe lezers weten dat 'toeval' een belangrijke rol speelt in mijn leven. Daarmee bedoel ik niet dat sommige gebeurtenissen geheel willekeurig of stomtoevallig plaatsvinden, maar juist dat het vaak lijkt of het zo bedoeld is of zelfs voorbestemd. Je kunt daarin een vingerwijzing van hogerhand zien, al is het vaak al voldoende om te wijzen op de symboliek of de synchroniciteit. Ook recentelijk overkwam me weer iets dat totaal ongeloofwaardig zou zijn geweest als ik het in een van mijn romans had verwerkt.

In mijn laatste boek, getiteld Geluk op twee wielen, blik ik terug op bijna vier jaar vrijwilligerswerk met een blinde man die bij onze kennismaking 78 was. Je zou bijna kunnen zeggen dat de titel van het boek vooral slaat op die laatste twee hoofdstukken, want in zijn laatste levensfase noemde hij 'muziek' en 'fietsen' de twee belangrijkste bronnen van geluk. Vier jaar lang fietste ik bijna elke week een flink stuk met hem op een tandem, die sprekend leek op een verlengde versie van mijn eigen oude stadsfiets. Dat is op zich al tamelijk toevallig, maar dat bedoel ik niet in dit verband.

Ik kwam op het idee vrijwilligerswerk te gaan doen nadat ik tijdens een fietstocht twee mannen had zien hardlopen - met elkaar verbonden via een koord om hun pols - waarvan er eentje blind of slechtziend was. Op datzelfde moment bedacht ik dat er ergens dus waarschijnlijk ook een blind medemens zat te wachten tot iemand een stuk met hem of haar ging fietsen. Thuisgekomen tikte ik wat zoektermen in en zo kwam ik terecht bij een Rotterdamse vrijwilligersorganisatie die me in contact bracht met een blinde man uit de wijk Ommoord die qua leeftijd mijn vader had kunnen zijn.

Dat voor mijn vrijwilligerswerk een verplichte VOG (verklaring omtrent gedrag) nodig bleek, stond mij zo tegen, dat ik alle benodigde papieren bijna in de eerste de beste papierbak had gepropt ware het niet dat ik op de terugweg opnieuw twee mannen zag hardlopen met een koordje om hun pols. Best toevallig, want zo vaak gebeurt dat nou ook weer niet en sindsdien is het mij ook nooit meer overkomen. Hoe dan ook: dit was het begin van vier jaar vrijwilligerswerk dat langzaam maar zeker uitmondde in een vorm van vriendschap.

Na vier jaar kwam door zijn overlijden een onvrijwillig einde aan dit vrijwilligerswerk. In december werd ik nog even gekoppeld aan een man die prima kon zien maar minder goed was in het onderhouden van contacten en vriendschappen. Met hem heb ik één keer samen gefietst, maar daarna verdween hij compleet van de radar, met als gevolg dat ik hem niet eens meer persoonlijk heb kunnen vertellen dat hij óók in mijn boek voorkomt. 

Zo eindigde dit verhaal bijna op het moment dat ik besloot de dochter van die blinde man te verrassen met een exemplaar van mijn laatste boek. Uitgerekend op de ochtend dat ik naar haar toe zou fietsen, werd ik gebeld door de vrijwilligersorganisatie met de mededeling dat zij een nieuwe kandidaat voor me hadden: een 64-jarige blinde vrouw uit de wijk Zevenkamp. Dat was op zich al toevallig, want zo voelde het net of zij het estafettestokje overnam op het moment dat ik dit hoofdstuk afsloot met het overhandigen van mijn boek.

Toen ik ruim een maand later haar adres opzocht in het stratenboek van Rotterdam (want eerst was ik nog op zomervakantie geweest), zag ik dat ze vlak naast een wijk woonde waarin alle straatnamen zijn vernoemd naar beroemde jazzmuzikanten. Dat is op zich al toevallig, want ik luister pas sinds kort naar dat genre en zou een paar jaar geleden écht niet hebben geweten wie Fats Waller precies was, terwijl ik nu letterlijk ál zijn muziek in huis heb.

Nog frappanter is dat de Art Tatumstraat haaks staat op de straat waar die blinde vrouw woont en vernoemd is naar de favoriete pianist van 'mijn' blinde man. Sterker nog: we hebben samen regelmatig naar zijn muziek geluisterd, nadat ik op zijn aandringen een cd van hem in huis had gehaald. Qua windrichting wijst die straat in een rechte lijn - bijna als een met een liniaal getrokken pijl - vanaf zijn oude woning naar dit adres, waarmee alle onderliggende symboliek zo suikerzoet en sentimenteel is dat het bijna ongeloofwaardig wordt - of misschien moet ik wel zeggen: bijna té toevallig.

dinsdag 4 juli 2023

Opeens moet ik 100 jaar muziekgeschiedenis inhalen

Sinds ik naar jazz ben gaan luisteren, sta ik voor een bijna onmogelijke opgave. Kreeg ik popmuziek met de paplepel ingegoten, nu dwaal ik opeens door een soort niemandsland waar alles nog in kaart moet worden gebracht. Je kunt ook zeggen dat ik hoogstpersoonlijk getuige was van de geboorte van deathmetal, terwijl ik nu als een archeoloog op zoek moet naar alles wat zich buiten mijn blikveld en niet zelden ver voor mijn geboorte heeft afgespeeld. 

In mijn hoofd zit een tijdbalk met daarop de complete ontstaansgeschiedenis van pop en rock. Die begint een kleine honderd jaar geleden in 1928 met de eerste 78-toerenplaten van Mississippi John Hurt en eindigt ergens bij het meest recente album van de thrashmetal-band Kreator. Begin en einde zijn arbitrair en smaakgebonden, maar er loopt een rechte lijn van prille blues naar rock & roll, sixties pop, vroege metal, glamrock, punk, gothic, hiphop en grunge. Het is mijn hoogstpersoonlijke muzikale stamboom, maar ook die van de moderne muziek in het algemeen.

Alle jaartallen van na mijn geboorte hebben 'iets' te maken met muziek. Bij 1976 denk ik aan de oprichting van de Sex Pistols, bij 1986 aan die ene single van Run DMC die mij op het spoor zette van rap en hiphop. Dat gaat zo door tot ergens in de jaren negentig, toen ik mijn interesse in recente ontwikkelingen langzaam begon kwijt te raken, daarmee nog eens bevestigend dat je zeker als popjournalist op tijd moet stoppen, zodat je niet steeds hoeft te huichelen dat je net zo enthousiast wordt van Beyoncé als van de Beach Boys of de Beastie Boys.

Om te snappen waar jazz vandaan komt, wat het is, wie precies wie is en wat alle onderlinge verbanden zijn, heb ik inmiddels een plank vol boeken en biografieën waarvan ik de meeste nog moet lezen. In feite moet ik in korte tijd honderd jaar muziekgeschiedenis zien in te halen, waarvan ongeveer de helft zich voor mijn geboorte heeft afgespeeld. Je zou ook kunnen zeggen dat de geschiedenis van jazz een soort parallel universum is waarvan ik het bestaan nu pas heb ontdekt en dat ik voorzichtig probeer te betreden en te ontwarren. Wat daarbij niet helpt is dat ik al die boeken best kan begrijpen - zelfs als ze in het Duits zijn geschreven - maar dat er op deze leeftijd weinig van blijft hangen.

Strikt genomen is jazz een stuk óuder dan honderd jaar, maar de prilste geluidsopnamen zijn ongeveer een eeuw oud. In mijn steeds verder uitdijende collectie bevinden zich de eerste opnamen van Louis Armstrong uit 1925, maar ook gedigitaliseerde 78 toerenplaten van zangeres Bessie Smith uit 1924. De oudste opname die ik kon vinden in mijn cd-kast is Sounds of Africa van Eubie Blake, opgenomen in New York in 1921, een instrumentaal pianostuk dat maar met moeite de bijbehorende ruis overstemt en net zo goed van een versleten wasrol afkomstig had kunnen zijn die iemand op zolder heeft gevonden.

In feite ben ik bezig met een enorme legpuzzel die bestaat uit ontelbaar veel stukjes die me steeds een stapje vooruit helpen. Op de ontstaansgeschiedenis van jazz zal ik later nog eens uitgebreid terugkomen, maar je stuit bij die zoektocht op stride - dat klinkt als de voorloper van boogiewoogie - blues, ragtime en marsmuziek. Zo is er maar weinig fantasie voor nodig om je voor te stellen hoe de traditional 1919 Rag, te vinden op een album van de Dutch Swing College Band uit 1995 - zou kunnen worden gespeeld door de plaatselijke fanfare. 

Soms levert de zoektocht naar prille jazz verrassende ontdekkingen op die je gevoel voor tijd en ruimte even totaal op zijn kop zetten en je doen beseffen dat jazz altijd al een veel belangrijker deel uitmaakte van je leven dat je ooit hebt beseft. Zo zette ik een cd op met daarop twaalf rags van de in 1917 overleden pianist Scott Joplin, een goedkope uitgave die weinig meer verhult over de herkomst dan dat gebruik is gemaakt van 'heel oude en zeldzame masters'. Meteen bij het eerste nummer zit je rechtop en luister je opeens niet naar instrumentale pianomuziek uit de jaren 20 maar naar de soundtrack van een film van een halve eeuw later.

Scott Joplin heeft honderdduizenden exemplaren verkocht van de bladmuziek van het door hem gecomponeerde Maple Leaf Rag, maar leeftijdgenoten en filmfreaks zullen vooral opveren bij The Entertainer uit The Sting uit 1973. Die film, met Robert Redford en Paul Newman, zag ik destijds als 12-jarige in de bioscoop, met als gevolg dat dit vrolijke nummer niet stokoud en vooroorlogs klinkt maar als iets uit mijn eigen jeugd. Dus ook als het om dit onderwerp gaat, wordt alles bepaald door je perspectief, je persoonlijke voorkeuren en ervaringen en je voortdurend van positie veranderende plaats in de tijd.



maandag 26 juni 2023

Kán deze journalist eigenlijk wel met pensioen?

Morgen treedt de Oostenrijkse percussionist Manu Delago met zijn band op in Rotterdam om daarna door te reizen naar Amsterdam voor een laatste optreden in ons land. Niet iedereen zal hem kennen, maar het interessante is dat hij deze Europese tournee  per fiets (!) doet. Volgens mij niet eerder vertoond en hartstikke duurzaam. Nu maar hopen dat journalistiek Nederland niet zit te suffen en hem voor hij weer vertrekt een interview afneemt.

Toen ik nog journalist was, stond ik 24 uur per dag 'aan' en was ik altijd op zoek naar nieuwe onderwerpen. Dat maakte het werk leuk en afwisselend, maar ook intens en vermoeiend want feitelijk kijk je altijd met een beroepsmatige blik naar de wereld. Nu ben ik inmiddels al geruime tijd met 'pensioen' maar deze oude gewoonte is lastig af te leren. Zo begon ik bij dat veelbesproken beeld in Rotterdam automatisch voorbijgangers te interviewen en veerde ik op toen ik las dat Manu Delago naar Nederland zou komen in het kader van zijn zogeheten 'Recycling Tour'.

Nu ben ik toevallig gek op muziek én op fietsen, vandaar dat ik al zo vroeg wist van zijn plannen, dat ik er zelfs in mijn nieuwe boek aandacht aan kon besteden. Vervolgens zat ik met mijn armen over elkaar te wachten tot een van mijn oud-collega's op het idee kwam hem te interviewen. Sowieso heeft hij pech dat ik mijn oude beroep niet meer uitoefen, want anders zou ik een eindje met hem mee zijn gefietst en zeker drie of vier pagina's voor zijn verhaal hebben ingeruimd in het tijdschrift waar ik voor werkte (of desnoods een freelancer opdracht hebben gegeven dat artikel te schrijven).

Stiekem hoop ik nog steeds dat ik vandaag of morgen ergens een verslag lees van zijn tournee door Nederland, maar het valt niet uit te sluiten dat al mijn vakbroeders zitten te suffen. Dat laat zien dat nieuws niet alleen met nieuwsselectie te maken heeft, maar ook met nieuwsgierigheid. Duurzaamheid is een hot item en dit zou een even verfrissende als verrassende insteek zijn om aandacht aan dat onderwerp te besteden. Extra leuk is dat hij zijn publiek ook heeft opgeroepen om op de fiets, of lopend, naar zijn optredens te komen.

Normaal gesproken (als in: als ik nog fulltime aan het werk was geweest als verslaggever of chef redacteur) zou ik direct na het schrijven van dit verhaal zijn afgereisd naar Ter Apel om daar een paar nachten te logeren in B&B 'De Tuinkamer'. Volgens een artikel in De Telegraaf laten toeristen het massaal afweten nu dat Groningse dorp vaak op negatieve wijze in het nieuws is, dus het zou interessant kunnen zijn om een sfeerverhaal te schrijven met die geplaagd Bed & Breakfast als tijdelijk adres.

Zo zie je dat het nieuws op straat ligt, dat je als journalist op een bepaalde - lees: nieuwsgierige en open - manier naar de wereld moet kijken en steeds vrijelijk moet associëren. Toen ik afgelopen weekend over de Maasboulevard in Spijkenisse reed, zag ik daar bijvoorbeeld een zwarte vrouw die aan het trainen was met een sparringpartner (misschien wel haar eigen partner), terwijl haar jonge kind toekeek. Als journalist zou ik meteen zijn afgestapt om haar om haar telefoonnummer te vragen, zelfs voordat ik enig idee had van het verhaal dat ik wilde schrijven.

Het ging mij in dit geval vooral om het beeld van die zwarte vrouw die aan het kickboksen was met de Oude Maas en de Spijkenisserbrug op de achtergrond. Ik zou een fotograaf naar die plek sturen om op een zonnige dag die foto te reconstrueren en vervolgens kijken wat ik daarbij zou schrijven en wat ik haar precies zou vragen. Zo kan een artikel dus ontstaan vanuit een bijzin in een artikel, een standbeeld op straat of een mooi beeld dat je in het voorbijgaan je hoofd ziet en meteen vertaalt naar een twee pagina's brede spread.

woensdag 7 juni 2023

Nu pas heb ik een goed beeld van dat Rotterdamse beeld

Omdat ik gisteren iets te vroeg was voor de film die ik wilde zien en wat tijd over had, fietste ik op mijn gemak door het zonovergoten Rotterdam richting dat ene metershoge beeld dat amper een paar dagen na de feestelijke onthullingen al een richtingenstrijd heeft ontketend. Na drie kwartier op die plek te hebben rondgekeken en met een paar mensen te hebben gesproken, hoop ik dat het na de proefperiode van vijf jaar eeuwig op deze plek mag blijven staan.

Als geboren Rotterdammer speel ik wel vaker toerist in eigen stad. Dat is belangrijk om vooraf vast te stellen: ik ben op mijn vijfde verhuisd, maar kom er graag terug voor een bezoek aan het theater of de bioscoop. Ook fiets ik er op zonnige dagen als gisteren graag rond in mijn korte broek, om eerst een meegebrachte boterham te verorberen op een bankje in een park en even later een ijsje voor de deur van de IJssalon. Ik voel me er thuis, maar mijn huis staat elders. Ik ben een geboren Rotterdammer, maar geen stadsmens.

Stomtoevallig at ik mijn boterham deze keer in een park waar ook een beeld staat van Erasmus, volgens wikipedia het oudste bronzen standbeeld van Nederland. Er waren aardig wat (Aziatische) toeristen die het beeld fotografeerden, maar zelf vond ik het wat klein en bescheiden vergeleken bij dat vier meter hoge beeld waar ik straks heen wilde fietsen. Dat was ook deels de kritiek van Rosanne Hertzberger in haar veelbesproken column in NRC: veel te veel eer voor iemand die nog niks heeft gepresteerd en ook niets bijzonders van plan is gezien haar nonchalante houding.

Even later reed ik langs De Doelen recht op het gemoderniseerde Centraal Station af en kreeg ik het bewuste - je mag wel zeggen: veelbesproken - beeld in het vizier. Mijn eerste reactie was: zo groot is het helemaal niet. Op papier lijkt vier meter heel wat, maar niet als je je het afzet tegen dat ruime plein, dat megalomane treinstation en de hoge kantoorgebouwen eromheen. Je kunt ook zeggen dat alles een kwestie is van perspectief en ook dat het beeld speciaal voor deze plek lijkt te zijn gemaakt en er perfect bij past.

Ik spreek altijd over mezelf als journalist in de voltooid verleden tijd, waarmee ik aangeef dat ik geen zin heb om voor de zoveelste keer in mijn leven met een notitieblok of een memorecorder op pad te gaan. Maar nu, zonder dat ik dat van tevoren had bedacht, jeukten mijn handen om te noteren wat al die voorbijgangers voelden en dachten bij dit beeld dat voor de één staat voor erkenning van slavernij en eeuwenlange onderdrukking en voor de ander voor misplaatste positieve discriminatie en het zoveelste woke-agendapunt.

Ik ving links en rechts wat flarden van gesprekken op, sprak kort met een paar mensen, keek wie er allemaal met het beeld op de foto gingen en werd zo gedwongen mijn beeld van het beeld iets bij te stellen. Wat ik meteen al dacht en wat zo blijft: dit is een blikvanger van jewelste, een binnenkomer, een Instagram-waardig icoon en nu al bijna het meest gefotografeerde beeld van Rotterdam. Mensen, jong en oud, poseren in dezelfde houding, gluren tussen haar benen door, voelen aan haar broek alsof die echt van stof is gemaakt, trekken gekke gezichten, en dat allemaal omdat dit een beeld is zonder sokkel en zonder standsverschil.

Er zat een vrouw op een muurtje die bijna met tranen in haar ogen vertelde dat ze al veertig jaar lerares was en allemaal van dit soort meisjes in de klas had gehad, er was een man die met de trein helemaal uit Den Dolder was gekomen om dit beeld te zien en een ANP-fotograaf die haar best deed om een foto te maken van dit beeld zonder 'oude witte mannen' erop. En er was een man die me vroeg of dit nou een echte Rotterdamse is. Na enige aarzeling antwoordde ik met 'ja', omdat ze met beide benen op de grond staat en iets onverzettelijks uitstraalt.

Om het onderwerp letterlijk van elke kant te bekijken, liep ik om het beeld heen. Toen viel me op dat haar gezicht vanaf de ene kant gezien iets stoers en nonchalants uitstraalt, terwijl de andere kant van haar gezicht juist haar onzekerheid en verdriet laat zien. Als dat opzet is van de kunstenaar, dan is het geniaal uitgevoerd, ook al omdat het beeld daarmee ver uitstijgt boven het gekibbel van al die columnisten, maar iets universeels, herkenbaars en intens menselijks uitstraalt. Hier staat een mens, een Rotterdammer en hier is ze helemaal op haar plek.

vrijdag 2 juni 2023

Vandaag voel ik me weer iets beroemder dan gisteren

Als schrijver blijf je altijd een beetje onder de radar, want zelfs de allerbekendste buitenlandse auteurs die ik als journalist mocht interviewen konden tijdens hun verblijf in Amsterdam tamelijk ongestoord over straat. Maar toen ik gisteren een boek in handen gedrukt kreeg met daarin tal van beroemd geworden dorpsgenoten, besefte ik dat ik toch iets 'bekender' ben dan ik me vaak realiseer als ik in mijn ochtendjas plaatsneem achter de laptop voor weer een nieuw hoofdstuk.

De grap is dat het me nooit te doen is geweest om geld of roem, toen ik in 1991 de eerste alinea schreef van mijn allereerste manuscript. Mijn vrouw en ik kenden elkaar pas net toen ik haar opbiechtte schrijver te willen worden, maar ik moest eerst twee wedstrijden winnen met een kort verhaal voordat ik mezelf voor het blok zette. Dat gebeurde op 4 september van dat bewuste jaar, in de nacht dat mijn oudste zoon geboren werd. 

Beetje raar moment misschien, maar de bijbehorende gedachte was: als ik het onder deze drukke  omstandigheden vol weet te houden, dan kan ik de klus ook wel klaren als ons leven in wat rustiger vaarwater terecht is gekomen. Rond dezelfde tijd verhuisde mijn werk ook van van Gilze naar Amsterdam waardoor mijn reistijd ruimschoots verdubbelde. Toch schreef ik trouw vier avonden per week trouw aan mijn eerste thriller (hoewel ik pas vijf jaar later zou debuteren met mijn derde manuscript).

Later heb ik voor de grap wel eens gezegd dat ik het wat nader had moeten specificeren, in de zin dat ik tegen mijn vrouw had moeten zeggen dat ik bestsellerauteur wilde worden of een uiterst succesvol schrijver met een zwembad in de achtertuin van zijn hypotheekvrije villa. Weliswaar werd in 1996 mijn eerste thriller uitgegeven - op zich al een hele eer en een prestatie - maar commercieel gezien zette dat debuut weinig zoden aan de dijk. Dat bleef zo, ook al wist de misdaadroman Dubbel Bedrog het ooit tot een tweede druk te schoppen.

Toen in 2008 de thriller Het mysterie van Montalcino verscheen (mijn zevende thriller en mijn negende boek) dacht ik heel even serieus dat dat mijn allerlaatste boek zou zijn. Mijn droom was uitgekomen, ik had woord gehouden en er stond een mooi rijtje in de kast. Wat ik niet kon vermoeden, was dat het toen feitelijk nog moest gaan begonnen. Ook toen vier jaar later Hypotheekvrij! verscheen, had ik geen benul dat dat boek het startsein zou vormen van een serie die tot op heden doorloopt.

Pas toen ik gisteren het boek Hogerop vanuit Ridderkerk (een rechtstreekse knipoog naar de zingende kraanmachinist uit Bolnes) in ontvangst nam, besefte ik hoeveel boeken ik inmiddels op mijn naam heb staan, al vallen ze natuurlijk volledig in het niet bij de 55 (!) jeugdboeken die dorpsgenoot Hans Mijnders bij elkaar schreef. Voor de grap merkte ik op dat ik me nu opeens een stuk beroemder voelde dan die ochtend - zeker in het gezelschap van zanger Lee Towers en ex-minister Cora van Nieuwenhuizen - maar dat was feitelijk ook alleen maar een grap.

Nu pas besef ik dat ik in een dorp woon waar voetballer Kevin Strootman een huis heeft laten bouwen en waar regisseur Paul Verhoeven zijn peuterjaren doorbracht (en Duitse bommenwerpers zag overvliegen). Paul Verhoeven heb ik als beginnend journalist nog mogen interviewen, net als schrijver Koos Verkaik die toen in Zoetermeer woonde maar wel gewoon in Bolnes blijkt te zijn geboren. Ik kwam destijds bij hem terecht op zoek naar de Nederlandse Stephen King, een eretitel die hij jaren later met zijn vertaalde werk inderdaad in de wacht zou slepen.

In mijn nieuwe boek, dat deze week wordt gedrukt en ergens volgende week verschijnt, stel ik vast dat je als geboren Rotterdammer natuurlijk nooit een Amsterdammer kunt worden, zelfs niet als ik daar na mijn studie was blijven hangen. Gekscherend noem ik mijn woonplaats wel eens een groene buitenwijk van Rotterdam, maar tegelijk heb ik me nooit eerder zo nadrukkelijk een echte  'Ridderkerker' gevoeld als juist gisteren.

dinsdag 16 mei 2023

Eindelijk kan Souad Massi van het verlanglijstje worden geschrapt

Het gebeurt regelmatig - eigenlijk moet ik zeggen: vaker wel dan niet - dat we concerten bezoeken van artiesten waar we tot dat moment nog nooit van hadden gehoord. Voor Souad Massi gold echter nadrukkelijk het omgekeerde, want zij staat al zo lang op het verlanglijstje dat we zelfs overwogen hadden op een doordeweekse avond op en neer te rijden naar Brussel. Maar toen zag ik tot mijn grote blijdschap opeens een gesponsorde advertentie voorbij komen van De Doelen. En dus fietsten we afgelopen zaterdag op ons gemak naar hartje Rotterdam.

Ergens in mijn binnenkort te verschijnen nieuwe boek stel ik vast dat ik de laatste tijd vooral naar 'zwarte' muziek luister: jazz, blues, hiphop en global (tot voor kort heette dat nog worldmusic, maar dat mag niet meer). Je kunt ook zeggen dat ik sinds kort fanatiek naar jazz luister, terwijl de muziek van Massi al sinds jaar en dag mee gaat op zomervakantie. Zelfs als je op weg bent naar een huisje net over de grens in Duitsland waan je je dankzij die soundtrack ver weg van huis en op een exotische locatie. 

Tegen haar muziek liep ik ooit per toeval aan, maar pas nadat een goede vriend mijn muzikale horizon nog verder had verbreed. Via zijn vrouw was hij op het spoor gekomen van artiesten als Cesária Évora en Youssou N'Dour, zodat ik van beide artiesten ongevraagd een cd kreeg voor mijn verjaardag. In beide gevallen bleek het een voltreffer, want van Évora hebben we inmiddels een hele collectie in huis. Binnenkort gaat er een film over haar leven in roulatie, maar wij hebben haar zelfs nog een keer in levenden lijve gezien in hetzelfde Rotterdam.

De gesponsorde advertentie van De Doelen zag ik stomtoevallig voorbijkomen, want ik had er net twee weken meivakantie opzitten met een schermtijd van gemiddeld slechts 4 (!) minuten per dag. In ons vakantiehuis was geen WiFi, zodat ik af en toe gebruik maakte van het gratis netwerk in de plaatselijke supermarkt om alleen even snel mijn mail te checken en mijn wandelingen en fietsritten te uploaden naar Strava. Na thuiskomst keek ik even op Facebook en toen zag ik dat Souad Massi een paar dagen later Rotterdam zou aandoen.

Tegelijk met de tickets bestelde ik online meteen haar laatste album, zodat we ook vertrouwd raakten met haar nieuwe liedjes. Grappig genoeg vond het concert plaats op dezelfde datum waarop ik mijn vrouw in 1985 vroeg of ze soms zin had met me naar de film te gaan. Hier had ze zéker zin in, al was het maar omdat het weer een keer iets anders was dan jazz. Het was heerlijk weer, dus we stapten al om zes uur zonder jas op de fiets met de bedoeling onderweg een patatje te halen bij Bram Ladage.

Meestal komen we niet verder dan de Kop van Zuid, maar het was sociologisch gezien interessant om op een zaterdagavond eens over het Schouwburgplein te lopen. Wel vraag je je af waarom er zo'n hardnekkig taboe rust op het woord 'omvolking', want mijn geboortestad is onherkenbaar veranderd als het om bevolkingssamenstelling gaat. Tegelijk zag het publiek bij dit concert er inderdaad uit als de gezellige Benetton-reclame die vurige voorstanders van een multiculturele samenleving waarschijnlijk voor ogen hebben.

We waren al eerder in De Doelen geweest, maar de toegang tot deze wat kleinere zaal leek meer op de entree van een parkeergarage. Daarna kwam je in een soort conferentiecentrum terecht en vervolgens in een futuristisch Japans kantoor waar je verplicht op je 75ste je laatstewilpil moet komen ophalen. Het leidde na afloop tot de verzuchting dat ik haar veel liever in LantarenVenster had zien optreden, want setting en ambiance zijn net zo belangrijk als de muziek zelf.

Bij Souad Massi draait alles om haar stem, want ze was gekleed alsof ze vijf minuten eerder nog achter de garderobe had gestaan. Beetje karig ook dat ze het al na welgeteld een uur voor gezien hield, al werd het enthousiast klappende publiek nog getrakteerd op twee toegiften. Als laatste zong ze een wonderschoon Franstalig nummer dat zó in het programma Chansons! zou passen als dat ooit terugkeert op de buis. Eigenlijk zou je alleen daarom al mogen hopen dat Matthijs van Nieuwkerk een tweede kans krijgt, want Souad Massi verdient een nog veel breder en groter publiek.

vrijdag 12 mei 2023

Op vakantie blijven we gewoon concerten bezoeken

Voordat we naar Frankijk vertrokken voor een tweeweekse meivakantie, merkte mijn vrouw op dat ze het wel leuk zou vinden om tijdens ons verblijf een concert te bezoeken. Vorig jaar zagen we in Münster de Keniase zangeres Nina Ogot optreden (met pizza vooraf aan een gereserveerde tafel) en dat smaakte beslist naar meer. En dus staken we de dag na aankomst in de Elzas de grens over om 75 kilometer verderop in de Duitse stad Freiburg een Duits jazztrio te zien spelen.


Mijn vrouw had nog gezegd dat het haar niet eens zoveel uitmaakte wie er precies optrad, omdat het haar vooral gaat om de ervaring van weer eens een andere zaal in een andere stad maar ik ging niet over één nacht ijs toen ik tickets kocht. In het Jazzhaus stond tijdens ons verblijf ook een rap-trio geprogrammeerd, een kleinkunstenaar achter de piano die humoristische liedjes zong waarbij het vooral om de teksten ging en een soulvolle Amerikaanse blueszanger. 

Bij het aanklikken van een nummer van het Vincent Meissner Trio zat ik echter meteen rechtop, want dit was me op het lijf geschreven. Van deze piepjonge jazz-pianist uit Leipzig had ik nog nooit gehoord, maar als hij in LantarenVenster in Rotterdam had opgetreden in plaats van in deze Duits studentenstad, had ik beslist óók een kaartje gekocht. Op zijn debuut is de muziek niet altijd even toegankelijk, maar op het recent verschenen Wille is meer ruimte voor melodie en lyriek.

Op de website van het Jazzhaus had ik al gezien dat bij sommige concerten wordt gekozen voor een zogeheten 'café-opstelling'. Bij een gitaarbeul als Walter Trout zullen ze dat niet zo snel doen, maar jazz vraagt om verspreid staande tafeltjes met drie of vier stoelen eromheen. In LantarenVenster kozen ze tijdens de pandemie voor deze optie om voldoende afstand te garanderen en dat zorgde voor net wat meer sfeer dan bij normale concerten. En dus meldden we ons al om 19.00 uur bij de ingang om een mooi plekje te bemachtigen.

Niet veel later zaten we aan een tafeltje vlak voor het podium achter een halve liter alcoholvrij bier in afwachting van het optreden. Bij het afrekenen van  beide biertjes bleek dat er alleen met contant geld kon worden betaald, terwijl je in Nederland in steeds meer bioscopen en theaters juist alleen maar kunt pinnen. Dat laat zien dat beide buurlanden wat sommige onderwerpen betreft mijlenver van elkaar afstaan of in elk geval een heel ander tempo aanhouden. 

Onze tafelgenoot was een echte jazzliefhebber en had Miles Davis ooit nog zien spelen in dezelfde zaal, maar hij bleek nog nooit gehoord te hebben van de Duitse pianiste Julia Hülsmann die ik pas had zien optreden. Haar aarzelende, bijna fluisterzachte stijl verschilt ook sterk van het zelfverzekerde, virtuoze bravoure waarmee Meissner de toetsen aanslaat, aangespoord door een even jonge, snoeiharde drummer.

Tegelijk met de tickets had ik online het album Wille besteld, zodat ik al helemaal vertrouwd was met zijn repertoire, inclusief de cover van In My Life van The Beatles (van het album Rubber Soul) en een bijna onherkenbare versie van I Wanna Dance With Somebody van Whitney Houston. Mijn favoriete nummer is echter Young Folks dat begint met zo'n strakke beat van de drummer dat je de hele tijd zit te wachten tot hij eindelijk een keer los mag gaan met een lange solo.

Meissner speelde nog meer covers, onder meer van Ornette Coleman, Thelonious Monk en zijn Duitse collega-pianist Thomas Rückert van wie ik toevallig ook een cd bij me had tijdens deze vakantie. Het trio speelde het kersverse album in z'n geheel en zorgde na afloop voor de zoveelste gesigneerde cd in mijn collectie. Pas later bedacht ik hoe leuk het is om een Duitse pianist in een Duits theater te zien spelen en Duits te horen praten tegen zijn publiek en verder verheugd ik me, in de breedste zin van het woord, vooral op de eerstvolgende keer.



dinsdag 9 mei 2023

Er staat een foto van oom Benny in de Billy

Sinds kort staat er een foto in de boekenkast die het bezoek steevast in verwarring brengt. Pas van heel dichtbij kun je zien dat het om een gesigneerd portret gaat en snap je dat het niet zomaar een verre, muzikale oom betreft uit de stamboom die mijn vrouw momenteel laat uitzoeken. Ook in dit geval speelde toeval weer een belangrijke rol, want ik ben niet één tel bewust naar iets anders op zoek geweest dan naar een paar cd's van klarinetspeler Benny Goodman.

Als we helemaal teruggaan naar het voor dit blog relevante vertrekpunt, dan moet je beginnen bij een afbeelding van een boekenplank vol boeken over blues op Twitter en de bijbehorende oproep om een foto te maken van jouw eigen collectie. Op dat moment had ik één biografie van John Lee Hooker in de kast staan en verder alleen een rijtje boeken van de Rolling Stones. Bovendien begon ik toen al voornamelijk naar jazz te luisteren, dus dit viel net buiten mijn blikveld. 

Het vormde wel het startsein voor een bescheiden collectie jazz-boeken, variërend van de biografie van Frank Sinatra tot de ontstaansgeschiedenis van Boogie Woogie. Er zitten een paar verhalenbundels van Bernlef bij en zoveel boeken over Billie Holiday dat ik precies weet hoe vaak ze in 1939 naar het toilet is geweest. Van sommige artiesten had ik inmiddels al aardig wat cd's in huis, maar dat geldt bijvoorbeeld weer niet voor Charles Mingus. 

Als leek was ik eigenlijk bezig aan een tweeledige ontdekkingstocht, waarbij het me net zo goed ging om de muziek als om de ontstaansgeschiedenis van de jazz. Als het om rock gaat, heb ik een tijdbalk in mijn hoofd die loopt van de eerste opnamen van Mississippi John Hurt in 1928 tot het meest recente album van Eric Clapton, maar bij jazz moest ik die nog helemaal inkleuren. In die speurtocht zit geen logica, dus soms pak ik zomaar een boek uit de kast om er even doorheen te bladeren of bij wijze van voorpret alvast stiekem het voorwoord even te lezen.

Zo zat ik op een lentedag zomaar ineens met Benny Goodman and the Swing Era in mijn handen, een biografie over deze klarinettist die voor een leek als ik best taai en technisch bleek, maar me tevens op de gedachtesprong bracht dat jazz er niet alleen nooit was geweest zonder slavernij, maar wellicht ook niet zonder antisemitisme. De ouders van Benny Goodman waren gevluchte joden uit Polen en Litouwen die in de VS een veilig heenkomen zochten, verliefd werden en een gezin stichtten met twaalf kinderen waarvan Benny in 1909 nummer negen was. 

Omdat ik weinig van hem in huis had, keek ik zomaar voor de aardigheid even op Marktplaats of iemand misschien wat cd's van hem aanbood, het liefst een paar tegelijk. Zo stuitte ik op een advertentie met niet alleen 35 (!) cd's van Goodman, maar ook een dvd van een speelfilm uit 1955 over zijn leven en een door hem persoonlijk gesigneerde foto. Er waren nog geen biedingen uitgebracht zag ik, terwijl de advertentie er alweer meer dan een maand op stond. Er stond tevens bij dat er geboden kon worden vanaf tien euro.

Dat was dus meteen ook mijn openingsbod, terwijl ik in gedachten al bezig was met de vraag tot hoe hoog ik zou gaan. Verder lezend in het boek bedacht ik dat 10 euro wel érg karig is, maar toen ik het wilde verhogen naar 30 euro zag ik dat mijn bod al was geaccepteerd. En dus reed ik niet lang daarna - deze keer met de auto - naar Heerhugowaard om daar een doosje op te halen met zoveel muziek dat ik voorlopig nog wel even zoet ben. Uit de doos toverde ik ook een ingelijste foto die jarenlang bij iemand in de kast moet hebben gestaan.

De collectie bleek afkomstig van een pas overleden zwager die in zijn jongere jaren helemaal gek was van de muziek van Benny Goodman. Zijn schoonzus trok een wat vies gezicht bij het uitspreken van die naam en vertelde schouderophalend over de handtekening op de foto alsof ze zich niet voor kon stellen dat ook maar iemand daar heel opgewonden van zou kunnen worden. Echt zuinig was er niet met de verzameling omgesprongen, want sommige cd-boekjes hadden wat waterschade opgelopen en sommige cd's moest ik, heel oneerbiedig, schoonmaken met een theedoek en wat spuug.

Thuis kon het grote uitpakken beginnen, het ordenen en sorteren, en het in chronologische volgorde beluisteren van de vaak vooroorlogse opnamen. Ook hier begint het verhaal in 1928 met de allereerste opnamen  van Benny Goodman's Boys with Jim and Glenn. Ik heb wel eens betere bandnamen gehoord, maar het is fascinerend om naar muziek te luisteren die alweer bijna honderd haar oud is uit de primitieve begindagen van de jazz én de grammofoon. En  zo gaat de zoektocht verder, graven we steeds dieper en stuiten we op steeds meer intrigerende puzzelstukjes.

maandag 17 april 2023

Als een klein kind op handtekeningenjacht

Onlangs meldde ik op twitter dat ik, zodra het over muziek gaat, spontaan verander in een puber met een viltstift. Zo fietste ik afgelopen zaterdag in totaal 36 kilometer om de Duitse jazzpianiste Julia Hülsmann te zien optreden met in mijn binnenzak een exemplaar van haar laatste cd. Na afloop van haar optreden - haar allereerste show in ons land überhaupt - keerde ik blij als een kind huiswaarts met haar handtekening en die van twee van haar bandleden. 

Nu is het niet zo dat ik al mijn hele leven fan ben van Julia Hülsmann, want ik ken haar naam pas sinds ik die tegenkwam in de concertladder. Je kunt als muziekliefhebber wachten tot jouw idolen een keer in de buurt optreden, maar je kunt omgekeerd ook kijken of er voor jou iets interessants zit tussen de artiesten die binnenkort je favoriete theater aandoen. Voor mij is dát de manier gebleken om mijn muzikale horizon te verbreden en nieuwe namen te ontdekken.

Soms ga ik tamelijk blanco naar zo'n optreden (in de zin dat ik niets van die artiest in huis heb en hooguit een paar filmpjes op YouTube heb aangeklikt), maar in het geval van Julia Hülsmann had ik haar laatste cd gekocht en die in de aanloop naar haar optreden grijsgedraaid. Zo keek ik er reikhalzend naar uit om haar het nummer Sometimes It Snow In April live te zien spelen, hoewel ik toen nog geen idee had dat het om een cover van een nummer van Prince ging.

De zaal zat nog niet eens halfvol, waarschijnlijk omdat het Espen Berg Trio op dezelfde avond in De Doelen optrad en liefhebbers van pianojazz voor een lastige, zo niet onmogelijke keuze stonden. Voordeel was dat ik een plaats kon bemachtigen op de eerste rij, recht voor de band met een goed zicht op de piano. Niks zo saai als een pianist op zijn of haar rug kijken en geen idee hebben wat beide handen intussen aan het doen zijn.

In haar geval viel de bescheiden, haast aarzelende en fluisterzachte aanslag op, waardoor ze met haar spel soms maar moeilijk boven het geluid van de drums uit wist te komen. Hülsmann las de muziek van notenschrift, waardoor het bij vlagen leek of ze het niet zelf had geschreven maar de composities pas voor de eerste keer opvoerde of pas voor het eerst weer in lange tijd. De muziek zelf was echter net zo betoverend mooi als op cd en het spelplezier spatte er aan alle kanten vanaf. 

In dit geval was het goed dat ik haar laatste album had gekocht (en bijvoorbeeld niet de voorlaatste cd Not Far From Here uit 2019), want ze speelde haar nieuwste cd in z'n totaliteit. Het gevolg is dat je niet alleen naar vertrouwd klinkende muziek luistert, maar ook het gevoel hebt dat je naar een heel bekende artiest aan het kijken bent. Zo is de naam Peter Beets voor mijn vrouw al een ingeburgerd begrip, terwijl ze die Nederlandse pianist feitelijk alleen maar kent omdat ik inmiddels bijna al zijn albums in bezit heb. 

Hülsmann hield de spanning erin en bewaarde het wonderschone Sometimes It Snow In April tot de toegift. Pas toen ontdekte ik dat het om een bewerkt liedje van Prince ging, een nummer dat in haar jeugd grote indruk op haar maakte. Het is ook het enige nummer op de cd dat niet door haar of een van de andere bandleden is geschreven en met voorsprong het meest melodieuze en toegankelijke. Na afloop verkocht ze haar cd's in de lobby van het theater, maar natuurlijk kon je ook wel een handtekening krijgen als je haar cd al een paar weken eerder had gekocht. 


vrijdag 24 maart 2023

Toeval speelt bij alles in mijn leven een grote rol

Als het over 'toeval' gaat, heb ik altijd het gevoel dat ik aan het spitsroedelopen ben. Aan de ene kant geloof ik niet - zoals Huub Buijssen - dat maatschappelijk succes vooral het gevolg is van toeval en geluk, aan de andere kant laat ik me bij belangrijke beslissingen vaak op intuïtieve wijze leiden door ogenschijnlijke toevalligheden. Wie het toeval omarmt, laat de magie binnen in zijn leven en hoeft nooit lang te wachten op de eerstvolgende wonderbaarlijke gebeurtenis.

Voordat we het over muziek gaan hebben - en wel heel specifiek over de meneer hierboven - wil ik voor de aardigheid nog even ophalen hoe en waarom ik in het najaar van 2008 impulsief besloot mijn hypotheek versneld te gaan aflossen. Trouwe lezers weten dat het boek Deflatie in aantocht van Eric Mecking daarbij een belangrijke rol speelde, maar minder bekend is waarom ik juist dat boek meenam op die historische herfstvakantie die alles zou veranderen.

Destijds was ik nog fulltime in loondienst bij een uitgeverij en dus vulde ik de vrijdag voor vertrek een vakantiebriefje in met daarop de komende vijf herfstdagen. Op het secretariaat was niemand aanwezig, maar op het bureau lag wel een nieuwe, herziene editie van het boek van Mecking. Omdat ik hem een paar jaar eerder had geïnterviewd,  besloot ik het mee te nemen op vakantie én naast de vorige editie te leggen om te zien welke inhoudelijke aanpassingen hij had gedaan.

Dat ik in maart 2020 een doos met exemplaren in ontvangst mocht nemen van het boek Eindelijk hypotheekvrij! komt dus alleen maar doordat ik precies op dat moment een vakantiebriefje in ging leveren op het secretariaat waar precies op dat moment een ongeadresseerd boek was achtergelaten op een bureau dat precies op dat moment onbemand was zodat ik het boek zonder te vragen mee kon nemen. Geen idee hoe alles was verlopen als ik toen niet niet toevallig dat ene zinnetje over het aflossen van schulden had gelezen, maar zo'n keten van prachtige toevalligheden geeft mij soms het gevoel dat ik word gestuurd.

Datzelfde gebeurde op een veel bescheidener schaal toen ik via Marktplaats een cd had besteld van de Nederlandse jazz-zangeres Fay Claassen waarop ze met een Duits orkest allemaal Nederlandse liedjes zingt, soms zelfs in de eigen taal. Hoewel ik het gevraagde bedrag meteen overboekte, duurde het lang voordat de mevrouw in kwestie het pakketje verstuurde. Na een halve week kreeg ik bericht dat ze ziek was geweest en daardoor de deur niet uit kon om het op de post te doen.. Ik wenste haar beterschap en zei dat ze zich niet hoefde te haasten. Ook toen het nog langer duurde, mailde ik haar niet om te vragen waar mijn cd bleef.

Mijn geduld werd deze keer zelfs letterlijk beloond, want als dank had ze er een cd bijgedaan van een Franse artiest waar ik nog nooit van had gehoord. Even later zat ik met open mond te luisteren naar een saxofonist die dankzij een batterij elektronische pedalen, basversterkers en loops in z'n uppie een compleet album had volgespeeld. Niet alleen had ik nooit eerder zoiets gehoord (zijn saxofoon klonk vaak vervormd of zelfs onherkenbaar), vond ik het zo fascinerend dat ik meteen opzocht wat hij allemaal nog meer had uitgebracht. 

En zo ben ik inmiddels in het bezit van vier cd's van ene Guillaume Perret, waaronder de soundtrack van een film die ik niet ken. Het klinkt allemaal veel elektronischer dan gewone jazz, hoewel ik inmiddels heb geleerd dat het genre zo breed is dat je er helemaal niet in dat soort termen over kunt spreken. Het lijkt op niets wat ik al in de kast had staan, hoewel het tegelijk niet misstaat naast het werk van de eveneens Franse trompettist Érik Truffaz. De grap is dat ik hier oneindig veel vaker naar heb geluisterd dan naar de cd die ik eigenlijk had besteld, zodat je best kunt concluderen dat het ondoorgrondelijke toeval vaak veel beter weet wat je nodig hebt dan je nuchtere zelf. 

woensdag 22 maart 2023

Tachtig kilometer fietsen om een pakje op te halen

In de zomer verschijnt, twee jaar na Coronaproof, mijn nieuwe boek Geluk op twee wielen. Als mensen vragen waar het over gaat, zeg ik: over de zoektocht naar de beste fiets en een beter leven. Je kunt ook zeggen dat ik verhaal over waar de fiets me heeft gebracht, maar ook wát die me heeft gebracht. Onderweg doe ik indrukken op, mijmer ik over het leven en filosofeer ik over de meest uiteenlopende onderwerpen. En soms, zoals gisteren, speel ik gewoon voor fietskoerier.

Eigenlijk had ik al tegen de meneer op Marktplaats gezegd dat hij de cd's - zeven in totaal - mocht opsturen. Maar toen ik even later keek hoe ver het hier vandaan eigenlijk is naar Rijswijk, bedacht ik dat ik ze ook makkelijk zelf kon ophalen. En dus stelde ik voor om het bedrag vast vooruit te betalen zodat hij zeker wist dat ik daadwerkelijk langs zou komen en vervolgens te wachten op een redelijk droge dag. Dat laatste bleek nog niet eenvoudig, want tot nu toe is maart qua weer een uitgesproken tegenvallende  maand. Vaak loop ik in deze tijd van het jaar al in een korte broek, maar nu lijkt het soms wel herfst.

Gisteren bleek echter een ideale dag, met alleen in de vroege ochtend wat regen. Met drie boterhammen en een banaan in de fietstas toog ik naar Rijswijk. Dat klinkt verder dan het is, zeker als je bedenkt dat bijna alle bebouwing in dit deel van het land aan elkaar is gegroeid. Zo moest ik onderweg nog aan iemand vragen of ik nog in Delft was of al in Rijswijk, omdat de ene stad ongemerkt in de andere overgaat. Tussen Rotterdam en Delft heb je nog iets van de illusie van open gebied, maar echt pittoresk wordt het nergens.

Even later belde ik aan bij een huis uit de jaren twintig met een Te Koop-bord in de voortuin. De man die opendeed, noemde me meteen bij mijn voornaam en gaf me een doosje met daarin zeven cd's van Dave Brubeck. Hij bleek al fan sinds het nummer Take Five voor het eerst op single werd uitgebracht, al was zijn smaak gaandeweg verschoven van jazz naar klassiek. Met het oog op de verhuizing, was hij aan het opruimen want het volgende huis was nieuwer én kleiner. Zijn collectie had hij goeddeels gedigitaliseerd en verder luisterde hij vooral naar Spotify.

Het was dus een soort stuivertje wisselen tussen de man van 76 die jazz al meer dan een halve eeuw geleden liefdevol in de armen had gesloten - je kunt ook zeggen dat dit de muziek was uit zíjn jeugd - met de vijftien jaar jongere man die het genre pas recentelijk, en na veel omwegen had ontdekt. Zelf voelde ik me weer even het jochie van tien die met een tientje van Oom Frans op zak naar de dichtstbijzijnde platenzaak fietste om iets nieuws aan zijn collectie toe te voegen en misschien zelfs wel iets geheel nieuws te ontdekken. 

Een paar dagen eerder had ik ook al voor fietskoerier gespeeld door eerst even bij mijn ouders langs te gaan voor een kop thee en even later twee cd's af te geven bij een jeugdvriend. Toen we elkaar leerden kennen, luisterden we allebei naar punk en nu hebben we elkaar weer gevonden in onze voorliefde voor jazz. Het grappige is dat hij al véél langer op dit eindstation is aangekomen en zoveel dubbele exemplaren in zijn verzameling heeft, dat ik niet met lege handen huiswaarts keerde. Zo is mijn cd-collectie in een paar dagen tijd met bijna vijftien stuks gegroeid en heb ik weer ruim 130 fietskilometers extra toegevoegd op Strava. 

In mijn nieuwe boek zal het hier en daar dus ook éven over muziek gaan, al is het maar omdat veel mensen met oortjes in op hun racefiets zitten en met de juiste muziek nét even iets harder gaan (of denken te gaan). Bij mij liepen beide hobby's de afgelopen dagen mooi door elkaar heen, want ik was nooit op het idee gekomen om tachtig kilometer te gaan fietsen als ik mezelf niet had opgezadeld met deze missie. Het smaakte in elk geval naar méér, zodat ik mijn zoekgebied op Marktplaats makkelijk kan verruimen naar een denkbeeldige cirkel van vijftig kilometer om mijn eigen woonplaats.

vrijdag 17 maart 2023

Natuurlijk moet je niet beginnen met Miles Davis

De kop boven dit stuk is een beetje een instinker, want diezelfde Miles Davis tekent voor het jazz-abum dat bijna iedereen kent, zelfs als je niet van jazz denkt te houden. Het is bijna een cliché om Kind of Blue uit 1959 aan je collectie toe te voegen, maar tegelijk was dat een van de eerste echte jazzalbums die ik in mijn kast had staan. Omgekeerd was ik er afgelopen maandag pas aan toe om Bitches Brew eindelijk eens op te zetten, volgens een van mijn volgers 'experimentele jazz waarvan haar haar spontaan ging krullen'. 

De grap is dat ik dat bewuste album uit 1969 al een tijdje in mijn kast had staan. Sterker nog: ik was speciaal op zoek gegaan naar de The Complete Bitches Brew uit 1998, een alleen nog tweedehands leverbare 4 cd-box met daarop alle sessies uit die periode. Uiteindelijk vond ik een bijna nieuw exemplaar dat ik onbeluisterd in de kast zette nadat de postbode het had afgeleverd. Dat gebeurt wel vaker, maar deze kreeg het een mooi plaatsje in de boekenkast, niet ver van de autobiografie van Miles Davis die ik eveneens tweedehands had gekocht.

Het lijkt misschien raar om iets te kopen en vervolgens ongezien op te bergen, maar niet zelden valt mijn oog op iets waarvan ik vermoed dat ik het op een later moment wel weet te waarderen en op waarde weet te schatten. Dat kan soms jaren duren en het exacte moment valt onmogelijk te voorspellen, maar meestal blijk ik het achteraf juist te hebben ingeschat. In die zin kun je best stellen dat ik muziek aan het hamsteren ben, in dit specifieke geval zelfs exact twee jaar nadat de coronapandemie begon.

Dat weet ik nog zo precies, omdat mijn vrouw en ik een concert bezochten van de Franse trompettist Érik Truffaz op de dag dat alle theaters eindelijk weer open mochten. In de foyer ontmoetten wij een goede kennis die al veel langer naar jazz luistert en daardoor als een echte kenner mag worden beschouwd. Hij beschreef op een aanstekelijke manier het overdonderde effect dat het album Ascension van John Coltrane destijds op hem had gehad en merkte tegelijk op dat Truffaz wel erg nadrukkelijk schatplichtig is aan Miles Davis ten tijde van Bitches Brew.

Als puber reageerde ik altijd wat bokkig als mensen beweerden dat punkrock ijverig leentjebuur had gespeeld bij glamrock, pubrock, sixties-pop en nog wat, maar inmiddels weet ik dat je lievelingsmuziek doorgaans niet zomaar uit de lucht komt vallen en altijd wel ergens afstamt van een of andere vertakking van de stamboom. En dus nam ik me voor om Bitches Brew uit 1969 eens naast de muziek te leggen die Nils Petter Molvaer en Érik Truffaz veel later later hadden opgenomen. 

Dat moest echter nog even wachten, want ik ontdekte al snel dat Truffaz en Molvaer veel meer hadden uitgebracht in de tijd dat ik nauwelijks interesse toonde voor hun muziek. Inmiddels ben ik aardig bij, al kun je onmogelijk alle albums in huis hebben waarop ze soms maar één nummer hebben meegeblazen. Het grappige is dat ik al doende soms ook weer van het een op het ander kwam, want door Nordub van Molvaer had ik vorig jaar zomer bijna alleen maar reggae en dub meegenomen op zomervakantie. 

Telkens kwam ik echter weer terug bij jazz. En zo gebeurde het dat ik afgelopen maandag met die bewuste box van Miles Davis op schoot zat en ondertussen in zijn autobiografie las hoe Bitches Brew tot stand is gekomen. Met dat album wist Miles Davis de tijdgeest te vatten op een moment dat de 'cool jazz' een beetje aan glans verloor. Je kunt ook zeggen dat hij zich op tijd wist te vernieuwen en met deze onverwachte bestseller mede aan de basis stond van wat later jazzrock zou gaan heten.

Op Bitches Brew staan lange nummers die tot stand zijn gekomen door min of meer spontane jamsessies die hij later met knip-en-plakwerk tot composities heeft weten te smeden. Zo gebruikte hij al loops lang voordat de computer zijn intrede deed, met als gevolg dat je geen tel het gevoel hebt naar iets te luisteren wat ten tijde van het Woodstockfestival is opgenomen. Het is bepaald geen muziek die je opzet als je bezoek hebt en ook geen album dat je iemand zou laten horen als eerste kennismaking met jazz, maar het klinkt allemaal allesbehalve gedateerd.

Uiteraard heeft dat met mijn startpunt te maken, maar met name tussen de wat kortere bonustracks staat materiaal waarvan ik blindelings zou hebben geloofd dat het om outtakes gaat van Nils Petter Molvaer. De muziek van deze Noorse trompettist klinkt door zijn Scandinavische achtergrond vaak wat killer en ijziger, maar tegelijk ligt het rechtstreeks in het verlengde van wat Miles Davis daar in de studio produceerde. Zo weet iedere muzikant steeds weer zijn eigen draai te geven aan wat uiteindelijk één grote centrifuge is van stijlen en invloeden en zo ben je als luisteraar nooit klaar met leren en ontdekken.

                                                                                                          (wordt vervolgd)

woensdag 15 maart 2023

Je eigen kind voorlezen is géén 'werk'

Sinds het verschijnen van De omgekeerde werkweek (2015) zijn we als samenleving niet veel opgeschoten. Het Britse experiment met een vierdaagse werkweek mag dan een succes worden genoemd, daarmee zijn we nog steeds mijlenver verwijderd van een weekend dat maar liefst vijf dagen duurt. Op dezelfde manier wordt er ook nog steeds gesteggeld over de vraag wat nou precies onder 'werk' moet worden verstaan en waarom mannen nog steeds te weinig in het huishouden doen.


Afgelopen weekend stond er in De Volkskrant een interview met Lynn Berger (39) dat om begrijpelijke redenen mijn aandacht trok. Waar alles in ons geval ooit begon begon met versneld 'aflossen' ging het in mijn boeken al snel over een kortere werkweek en een vroegere pensioendatum. Niet alleen leidt het één automatisch tot het ander, je vergroot gaandeweg ook je opties en gaat radicaal anders tegen alles aankijken. Berger schreef al eerder een paar boeken en publiceerde onlangs Ik werk al, waarin de focus ligt op deeltijdwerk en het onderschatte nut van 'onbetaald werk'. 

Haar boek heb ik nog niet gelezen, maar wat me wel meteen opviel - of eigenlijk duidelijk werd - is dat ik mijn eigen boeken heb geschreven vanuit mannelijk perspectief. Dat wil niet zeggen dat ik geen oog heb voor de positie van de vrouw, maar bijvoorbeeld wel dat ik me niet persoonlijk aangesproken voel als het gaat om kritiek op 'verwende deeltijdprinsesjes'. Ook benadruk ik veel eerder wat je zelf allemaal anders aan zou kunnen pakken dan dat ik wijs naar de overheid, of zelfs wácht op maatregelen van diezelfde overheid. 


Hoewel er veel raakvlakken zijn tussen haar betoog en mijn boeken, verschillen we radicaal van mening als het gaat om de definitie van werk. Vrouwen wijzen er graag op dat huishoudelijk werk net zo goed 'werk' is, zij het onbetaald en ondergewaardeerd, terwijl ik het niet in mijn hoofd zou halen om het voorlezen van prentenboeken aan mijn jongste zoon als dusdanig te definiëren. Zelf besteed ik tegenwoordig een deel van de dag aan het doen van boodschappen, het inruimen en leeghalen van de vaatwasser, het ophangen van de was en stofzuigen, maar tegelijk heb ik geen seconde het gevoel dat ik aan het werk ben.

Ook hier draait alles dus weer om 'definitie', want ik beschouw het schrijven van blogs en boeken evenmin als 'werk'. Vroeger deed dat schrijfwerk in mijn vrije tijd naast een fulltime baan, nu in zekere zin ná een fulltime baan. Je kunt de stellig verdedigen dat ik toen een soort dubbele baan had, maar net zo goed dat het niet meer was dan een veredelde hobby. Op dezelfde manier ben ik niet aan het werk als ik buiten in de zon de was ophang of het gras maai en denk ik eerder in termen van al dan niet noodzakelijke of  vervelende 'klusjes'.


Verder moeten we echt eens rustig met elkaar om de tafel gaan zitten om te praten over de vraag waarom de taken thuis nog steeds niet eerlijk verdeeld zijn. Is dat nou onwil of zijn mannen van nature misschien toch iets minder zorgzaam en hebben ze een andere band met hun kind dan hun partner die het negen maanden bij zich droeg? Dat is bij veel onderwerpen de terugkerende vraag: komt het louter door verwachtingen van de samenleving of speelt biologie ook een rol? Je kunt ook zeggen: is het plooibaar of hardnekkig?

Berger schreef haar boek niet alleen vanuit vrouwelijk perspectief, ze is ook nog eens 39 jaar. Daardoor zou je bijna vergeten dat niet ieder gezin een spitsuurgezin met kleine kinderen is, want je loopbaan doorkruist verschillende levensfases. Op je veertigste kijk je dan ook heel anders naar 'werk' dan op je zestigste en denk je ook heel anders over vrije tijd. Dan gaat het bijvoorbeeld veel minder om persoonlijke ontwikkeling en  economische zelfstandigheid dan om de eigen gezondheid en de nog resterende levenstijd. 


In mijn nieuwe boek, dat deze zomer verschijnt, benadruk ik nog eens dat de werkelijkheid veel interessanter en flexibeler is dan de vaak starre uitgangspunten in de samenleving suggereren. Zo heb ik nog nooit een feministisch betoog gelezen waarin het door ons gekozen model wordt belicht: waar ik steeds minder ben gaan werken, is mijn vrouw steeds meer uren gaan draaien. Je kunt als stel dus ook besluiten om op elk gewenst moment de rollen om te draaien of de onderlinge verdeling te verschuiven. 

In ons geval leidt het ertoe dat we aan het einde van de rit precies even veel betaald werk hebben verricht en ook bijna exact zoveel aanvullend pensioen hebben opgebouwd. Dat lijkt me een heel eerlijk, en uiteindelijk ook behoorlijk geëmancipeerd eindresultaat, zeker als je bedenkt hoe vaak ik op sociale media ‘traditioneel’ wordt genoemd of ‘kleinburgerlijk’ en ‘conservatief’. Tegelijk is het ook een heel simpele, praktische oplossing, terwijl sommige activistische bewegingen juist meer gebaat zijn bij een eeuwigdurende jammerklacht.

In weer een andere krant las ik een verhaal over een Brits experiment met een vierdaagse werkweek (tegen 100% salaris) dat weer heel andere vragen oproept en de samenleving met nieuwe problemen confronteert. Terwijl Lynn Berger deeltijdwerk - of zelfs een basisinkomen - bepleit om meer tijd te kunnen besteden aan maatschappelijke zorgtaken, zijn er ook mensen die het aldus verkregen lange weekend meteen aangrijpen voor een paar dagen shoppen in Milaan. Als dat massaal gebeurt zijn we met z'n allen nog veel verder van huis.

maandag 13 maart 2023

Zonder blues geen jazz en omgekeerd

Het is misschien raar om zulke gedachtesprongen te maken, maar vanuit historisch perspectief is het interessant om eens stil te staan bij de vraag hoe de muziekwereld eruit zou hebben gezien zonder slavernij. Zowel jazz als blues ontstonden aan het einde van de 19e eeuw en vonden hun oorsprong in uit Afrika afkomstige tot slaaf gemaakten. Zonder blues waren The Rolling Stones er niet geweest en was ook de meest embryonale vorm van heavy metal nooit van de grond gekomen. 

Het is een 'wat als' waar onmogelijk een antwoord op kan worden gegeven, net zoals je hele boeken vol kunt schrijven over de vraag of jazz en blues nou geheel los van elkaar zijn ontstaan of deel uitmaken van hetzelfde oergenre. Vaak wordt gedacht dat jazz een voortbrengsel is van blues, of zelfs een subgenre, maar het is beter om te stellen dat ze uit dezelfde bron afkomstig zijn en grofweg in dezelfde periode zijn ontstaan. Je kunt ook zeggen - hoe ongepast dat misschien ook klinkt - dat slavernij onbedoeld ook iets goeds heeft voortgebracht, of in elk geval in muzikaal opzicht zijn stempel op de 20ste eeuw heeft gedrukt.

Dit is echter geen historische musicologische verhandeling, hooguit de slordige stamboom van mijn eigen speurtocht naar de roots van mijn voorliefde voor jazz. Met al die voorbeeld uit vorige blogs ben je er eigenlijk al, maar het verklaart niet waarom het na Amy Winehouse een beetje stil werd op dat front en ik jazz jarenlang geheel links liet liggen. Er kwam pas écht beweging in de zaak toen ik, na het herontdekken van de hierboven al genoemde Rolling Stones, me eens goed ging verdiepen in de man waaraan ze hun naam hadden ontleend.

Je kunt ook zeggen dat het begon op een zebrapad in Duitsland met de vraag aan mijn vrouw wat nou eigenlijk haar favoriete nummer is van de Rolling Stones. Ik weet niet meer hoe we op dat onderwerp kwamen, maar ik weet wel dat ik me ná die vakantie eens goed ben gaan verdiepen in deze band die ik na het album Some Girls niet meer had gevolgd. 'Verdiepen' betekent in mijn geval: al hun ontbrekende albums kopen, inclusief het solowerk van de diverse bandleden en zoveel boeken lezen dat ik tentamen zou kunnen doen. Je kunt dat overdreven noemen, maar ik ben nou eenmaal journalist en ik hou niet van halve maatregelen.

In al die biografieën kom je zo vaak de naam van Muddy Waters tegen, dat ik ook van die artiest alles wilde weten. Blues heb ik van huis uit meegekregen, dus ik was al helemaal thuis in het werk van John Lee Hooker, Big Bill Broonzy, Lightnin' Hopkins, Mississippi John Hurt, Fred McDowell, Robert Lockwood en noem maar op. Van Muddy Waters had ik wel een paar cd's, maar nu wilde ik alles van hem hebben vanaf de eerste primitieve field recordings uit 1941/1942 tot en met zijn werk uit de jaren zeventig met Johnny Winter achter de knoppen.

Op een van die cd's speelt hij samen met pianist Memphis Slim, hoewel het beter is om te stellen dat ze elkaar om beurten begeleiden. Waters komt er daarbij wat bekaaid vanaf, waardoor de focus ligt op de pianoblues van Memphis Slim. Het keerpunt begint precies daar, want op dat moment besefte ik dat ik wel veel blues in huis had, maar dan alleen met gitaarbegeleiding. Dit smaakte echter naar meer, en zo kom je vanzelf terecht bij zwarte pianisten als Otis Spann, Champion Jack Dupree, Pinetop Perkins, Little Brother Montgomery en Sammy Price. 

Die laatste vormt een sleutelrol in dit verhaal, want zijn oeuvre trekt zich niets aan van afgebakende genres. Hij begon eind jaren twintig als begeleider van bluesartiesten en bleef doorspelen tot ver in de jaren negentig van de vorige eeuw. Op de ene cd speelt hij klassieke blues, dan weer vooral (instrumentale) boogiewoogie en even later een onvervalst soort Dixieland, met als gevolg dat je ongemerkt al een tijdje naar jazz zit te luisteren voordat je zelf dat label erop heb geplakt. Zo zal het bij meer mensen gaan, want alleen het het noemen van de naam 'jazz' is vaak al voldoende om lange rijen richting nooduitgang te veroorzaken.

                                                                                                   (wordt vervolgd)

donderdag 9 maart 2023

Via Amy kwam ik uiteindelijk uit bij Ella, Sarah en Samara

Onlangs werd ik ervan beschuldigd dat mijn kijk op de wereld niks meer is dan een ordinair verdienmodel. Nu kan ik het de lezers van mijn boeken onmogelijk kwalijk nemen dat ze geen inzicht hebben in mijn boekhouding, maar feit is dat Een jaar in het donker nooit zou hebben geschreven als het mij in de eerste plaats om geld te doen was. Wie zich ook maar enigszins om zijn populariteit en zijn imago bekommert, schrijft ook geen vier blogs achter elkaar over zijn prille voorliefde voor jazz.

In het vorige blog beschreef ik hoe ik op zwoele avonden in Toscane met mijn koptelefoon op naar het nummer Vilderness luisterde, een bijna hallucinerende en in elk geval betoverende ervaring. Sinds 2001 huurden we elk jaar hetzelfde vakantieappartement in deze streek zodat het begrip 'zomervakantie' voor mijn jongste zoon lange tijd synoniem was aan Pistoia. Aan die traditie kwam een abrupt einde toen de kredietcrisis zich 2008 aandiende en we alles over een andere boeg gooiden, maar ik denk er met veel plezier aan terug.

Tijdens die vakanties luisterden we eindeloos naar dezelfde muziek, niet alleen naar de Italiaanse zanger Massimo Ranieri en de Spaanse rockband La Fuga, maar ook naar het debuut van een toen nog betrekkelijk onbekende Britse zangeres. Als journalist kreeg ik vaak recensie-exemplaren in mijn postvak en dat gebeurde ook met het debuut van Amy Winehouse. Niet zelden belandden die wegens tijdgebrek onbeluisterd op een grote stapel, met als gevolg dat ik Frank in het najaar van 2003 aanvankelijk over het hoofd zag.

In een opwelling nam ik hem de volgende zomervakantie mee op vakantie, niet beseffend dat haar muziek zich zou ontpoppen tot de ultieme soundtrack van deze gezinsvakanties. Eerlijk gezegd heb ik er járen niet naar kunnen luisteren, omdat haar muziek me weemoedig stemde. Dat had met haar voortijdige einde te maken, maar net zo goed met het feit dat er een einde was gekomen aan deze familietraditie. Dat had met zuinig leven te maken, maar ook met het feit dat ik er niet langer overheen zag om 1400 kilometer richting het zonnige zuiden te rijden.

De meeste mensen kennen Amy Winehouse vooral van haar hit Rehab en het album Back to Black dat meer soulinvloeden liet horen, maar op dit debuut liet ze zich vooral inspireren door jazz. Ik had nog nooit gehoord van namen als Sarah Vaughan en Betty Carter, maar werd door haar rauwe benadering van vocale jazz wel klaargestoomd voor al die grote namen, tot en met de pas 23-jarige Samara Joy die onlangs zo'n verpletterde indruk op me wist te maken.

Na het uitverkochte concert van Samara Joy dronken we nog wat in de foyer van LantarenVenster en daar werd op een gegeven moment een cover gedraaid van The Sound of Silence van Simon & Garfunkel die ik nog niet kende. Mijn vrouw stapte brutaalweg op de dj af en maakte een foto van het gelijknamige album van Carmen McRae. Die naam kende ik inmiddels wel, want van haar heb ik inmiddels een paar cd's in huis, inclusief een album waarop ze louter nummers zingt uit het repertoire van Sarah Vaughan.

Zo gebeurde het dat ik de afgelopen weken vaker naar Carmen McRae heb geluisterd dan ooit en ook veel aandachtiger. De in 1922 geboren zangeres was bijna zeventig, toen ze haar tribute voor Sarah Vaughan opnam, waardoor haar stem donkerder en doorleefder klinkt dan op haar oudere albums. Na een paar luisterbeurten kon ik me opeens voorstellen hoe een piepjonge Amy hier gefascineerd naar moet hebben geluisterd, zodat ik voor mijn gevoel weer een piepklein puzzelstukje in handen had van het totaalplaatje dat jazz heet.


                                                                                                            (wordt vervolgd)