Als ik morgen naar een tiny house zou verkassen, zou ik me meteen abonneren op Spotify en voortaan alleen nog maar e-books kopen of fysieke boeken uit de bibliotheek halen. Dankzij al die digitale hulpmiddelen kun je namelijk heel goed zonder spullen. Tegelijkertijd heb ik ontdekt dat er nogal wat verschil is in muziekbeleving tussen een playlist aanmaken op Spotify en het draaien van ouderwetse elpees. Dat effect wordt nog eens versterkt als je ook nog op platenjacht moet omdat je indertijd alles hebt weggedaan.
Inmiddels is mijn collectie alweer aardig aangegroeid, maar oorspronkelijk hadden slechts een stuk of dertig platen de komst van de cd (en vooral: de komst van een tweede kind) overleefd. Platen nemen ruimte in en daar ontbreekt het nog wel eens aan in een huis dat niet echt "tiny" is maar wel tamelijk "small". Bovendien had ik geestelijk allang afscheid genomen van dit verouderde medium dat voor mij op één lijn stond met kleitabletten, faxmachines en Solexen. Als 27-jarige muziekliefhebber had ik de compact disc omarmd en dat leek een liefde voor het leven.
Tot afgelopen december. Toen gebeurden er namelijk twee dingen. Ik kocht een platenspeler voor mijn vrouw vanwege ons 25-jarige huwelijk, want zij had al haar platen netjes bewaard en was er nog veel meer tegengekomen tijdens het leegruimen van het huis van haar hoogbejaarde moeder. Onze oude platenspeler stond daar ook op zolder, maar die was onbruikbaar geworden door vocht en muizenkeutels. Dus kocht ik voor haar een splinternieuwe retro platenspeler van het merk Onkyo die precies bovenop het oude stereomeubel paste.
Meteen bij het opzetten van de eerste plaat (eentje van haar) werd ik getroffen door een gevoel van magie. Er kwam natuurlijk nostalgie bij kijken, maar het was veel meer dan dat. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat er bij mij een raam wijd openging op een plek waarvan ik dacht dat die allang was dichtgemetseld. Dat werd nog versterkt toen ik kort daarna wat aan mocht klikken bij kennissen die een abonnement hebben op Spotify. Dat vond ik tien minuten leuk, maar toen voelde ik me net een kind dat zich misselijk aan het eten is in de snoepwinkel. Het is fantstisch dat bijna alle muziek op afroep beschikbaar is, maar dat haalt tegelijk het plezier weg van speuren, verzamelen, verlanglijstjes aanleggen en wachten op de postbode.
Toen ik niet lang daarna het album Not Fragile van Bachman Turnet Overdrive voor het eerst sinds 1977 weer in handen had, constateerde mijn jongste zoon "dat ik wel een klein kind leek". Zo voelde ik me ook. Om precies te zijn voelde ik me alsof ik een teddybeer thuisbezorgd kreeg die ik als 5-jarige in de trein had laten liggen. Dat gebeurde later nog een paar keer, bijvoorbeeld bij het bij elkaar sprokkelen van het complete oeuvre van Charlie Daniels en de tweede van Trust die ik via Ebay in Frankrijk op de kop wist te tikken.
Sindsdien heb ik geen cd meer gekocht en ben ik weer ouderwets platen aan het draaien. Ik durf niet te zeggen of vinyl beter klinkt (die test moet ik nog een keer doen, want in de stereotoren staat ook een cd-speler van Onkyo), maar ik kan wel zeggen dat de beleving totaal anders is. Naar platen luister je bewuster, al was het alleen maar omdat je ook luistert of hij niet te veel kraakt. Dat is misschien nog het meest verbluffende: dat je soms tweedehands platen uit de hoes haalt die gemaakt zijn in de jaren 70 maar die klinken alsof ze net uit de perserij komen.
Spotify kun je op de achtergrond aanzetten waarna je iets totaal anders gaat doen en datzelfde geldt voor een cd van 80 minuten. Bij een plaat moet je soms na 17 minuten alweer opstaan en maak je elke keer een bewuste keuze: draai ik hem om of pak ik een andere? Platen draaien is daarmee niet alleen heerlijk analoog maar ook lekker slow. Je bent echt weer muziek aan het draaien (want in zekere zin speel je je eigen deejay), in plaats van alleen maar aan het luisteren. Met langspeelplaten ga je dus niet alleen terug in de tijd, maar vooral terug in tempo.
Zoeken
maandag 29 februari 2016
zondag 28 februari 2016
Je kunt geschiedenislessen niet vervangen door Google search
In de nieuwe VARA Gids staat een artikel over rapper Typhoon dat ik twee keer heb gelezen zonder te snappen wat de auteur nu precies bedoelt. Het kan namelijk ook dat hij een artikel over "ironie" heeft willen schrijven en dat heeft opgehangen aan de succesvolle rapper die gisteren in een mooie documentaire te zien was op televisie. Hoe dan ook: ik begrijp niet goed waarom het nodig is om iets aardigs te schrijven over zijn teksten zonder meteen weer allerlei onaardige dingen te gaan roepen over babyboomers en mijn generatie.
Voor alle duidelijkheid: ik heb Typhoon behoorlijk hoog zitten. Sterker nog: in mijn kast staat een cd van hem uit een tijd dat zijn naam vooral associaties opriep met tropische wervelwinden. In 2009 kenden alleen liefhebbers van (Nederlandse) hiphop hem en journalisten die een beetje met hun tijd meegingen. Ik denk trouwens niet dat veel van zijn huidige fans hier chocola van kunnen maken, want de nadruk op dit mini-album ligt wel erg op jazz.
Toch vind ik het belangrijk om te vermelden dat ik (1961) al zeven jaar een album in de kast heb staan van Typhoon voordat Robert Gooijer een artikel over hem schreef in de VARA Gids. Ik noem mijn geboortejaar daarbij ook nog even expliciet, omdat babyboomers en de daarop volgende Generatie X volgens het intro ernstig zouden moeten wennen aan het gebrek aan ironie in de teksten van Typhoon. In eerste instantie dacht ik dat bedoeld werd dat er eindelijk (en dus tot onze grote verrassing) weer eens een artiest op het toneel was verschenen die ergens voor staat en zich niet verschuilt achter dit veelgebruikte stijlmiddel.
Dat was veel te positief gedacht van mij, want het artikel wekt de indruk dat Typhoon zo ongeveer de eerste na-oorlogse artiest is die de ironie durft los te laten. Nu noem ik hem zelfs in De omgekeerde werkweek omdat ik hem hoog heb zitten en veel herken in zijn kijk op het leven, maar dat is toch echt te veel eer. Als je het heel breed wil trekken kun je best volhouden dat ironie zijn intrede deed in de popmuziek in de jaren tachtig, maar babyboomers zijn juist opgegroeid met artiesten voor wie alles vaak bittere ernst was. Dat geldt ook voor mijn generatie (na 1955 geboren) die van zijn zakgeld singles kocht van The Clash en The Sound.
Nu is het bon ton om babyboomers te bashen, of het nu gaat om hun rijgedrag op de racefiets of hun vermeende rijkdom, maar in dit geval worden ze er nodeloos met de haren bijgesleept en geeft de auteur blijk van bedroevend weinig muziekkennis en onvoldoende historisch besef. Dat zie je vaker bij jongere journalisten en schrijvers voor wie de opkomst van Nirvana in Seattle net zo makkelijk kan samenvallen met de oprichting van de Sex Pistols in Londen, terwijl daar bijna een hele generatie tussen zit. Dat laat zien dat de plannen om gedegen geschiedenisonderwijs te vervangen door Google search alleen maar zullen gaan leiden tot nog meer gaten in het collectieve geheugen.
Zelf heb ik niet zo veel met "ironie", dus ik zou wel eens samen met Robert Gooijer willen luisteren naar Fortunate Son van Creedence Clearwater Revival uit 1969 dat gericht was tegen de Vietnamoorlog en dat het lijflied werd van de protestgeneratie. Daarna zette we dan Missiles op van The Sound uit 1980, geschreven tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog. Als Adrian Borland dit nummer op het podium zong, meestal als afsluiter van een optreden, kwam de tekst uit zijn tenen. Zijn geworstel met de wereld was ook niet gespeeld, want veel later zou hij zwaar depressief voor de metro springen. De enige ironie die ik daarin kan ontdekken, is dat hij zelf een einde aan zijn leven maakte, terwijl er allang geen Russische kernraketten meer op ons gericht waren.
Voor alle duidelijkheid: ik heb Typhoon behoorlijk hoog zitten. Sterker nog: in mijn kast staat een cd van hem uit een tijd dat zijn naam vooral associaties opriep met tropische wervelwinden. In 2009 kenden alleen liefhebbers van (Nederlandse) hiphop hem en journalisten die een beetje met hun tijd meegingen. Ik denk trouwens niet dat veel van zijn huidige fans hier chocola van kunnen maken, want de nadruk op dit mini-album ligt wel erg op jazz.
Toch vind ik het belangrijk om te vermelden dat ik (1961) al zeven jaar een album in de kast heb staan van Typhoon voordat Robert Gooijer een artikel over hem schreef in de VARA Gids. Ik noem mijn geboortejaar daarbij ook nog even expliciet, omdat babyboomers en de daarop volgende Generatie X volgens het intro ernstig zouden moeten wennen aan het gebrek aan ironie in de teksten van Typhoon. In eerste instantie dacht ik dat bedoeld werd dat er eindelijk (en dus tot onze grote verrassing) weer eens een artiest op het toneel was verschenen die ergens voor staat en zich niet verschuilt achter dit veelgebruikte stijlmiddel.
Dat was veel te positief gedacht van mij, want het artikel wekt de indruk dat Typhoon zo ongeveer de eerste na-oorlogse artiest is die de ironie durft los te laten. Nu noem ik hem zelfs in De omgekeerde werkweek omdat ik hem hoog heb zitten en veel herken in zijn kijk op het leven, maar dat is toch echt te veel eer. Als je het heel breed wil trekken kun je best volhouden dat ironie zijn intrede deed in de popmuziek in de jaren tachtig, maar babyboomers zijn juist opgegroeid met artiesten voor wie alles vaak bittere ernst was. Dat geldt ook voor mijn generatie (na 1955 geboren) die van zijn zakgeld singles kocht van The Clash en The Sound.
Nu is het bon ton om babyboomers te bashen, of het nu gaat om hun rijgedrag op de racefiets of hun vermeende rijkdom, maar in dit geval worden ze er nodeloos met de haren bijgesleept en geeft de auteur blijk van bedroevend weinig muziekkennis en onvoldoende historisch besef. Dat zie je vaker bij jongere journalisten en schrijvers voor wie de opkomst van Nirvana in Seattle net zo makkelijk kan samenvallen met de oprichting van de Sex Pistols in Londen, terwijl daar bijna een hele generatie tussen zit. Dat laat zien dat de plannen om gedegen geschiedenisonderwijs te vervangen door Google search alleen maar zullen gaan leiden tot nog meer gaten in het collectieve geheugen.
Zelf heb ik niet zo veel met "ironie", dus ik zou wel eens samen met Robert Gooijer willen luisteren naar Fortunate Son van Creedence Clearwater Revival uit 1969 dat gericht was tegen de Vietnamoorlog en dat het lijflied werd van de protestgeneratie. Daarna zette we dan Missiles op van The Sound uit 1980, geschreven tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog. Als Adrian Borland dit nummer op het podium zong, meestal als afsluiter van een optreden, kwam de tekst uit zijn tenen. Zijn geworstel met de wereld was ook niet gespeeld, want veel later zou hij zwaar depressief voor de metro springen. De enige ironie die ik daarin kan ontdekken, is dat hij zelf een einde aan zijn leven maakte, terwijl er allang geen Russische kernraketten meer op ons gericht waren.
vrijdag 26 februari 2016
Dit lijkt warempel wel een persbericht van mijn plakbandpensioen
Woensdag stroomde mijn inbox vol met mails over een persbericht van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut dat van A tot Z leek te gaan over mijn nieuwe boek. In Het plakbandpensioen stel ik vast dat de maatschappij nog onvoldoende doordrongen is van de vraag wat "langer doorwerken" nu eigenlijk écht betekent. Het nieuws haalde Teletekst en werd uitvoerig belicht in het journaal, maar de volgende dag kon er ik helemaal niets van terugvinden in de krant. Rara, hoe kan dat?
Het persbericht werd gebracht onder de kop: "Boze zestigplussers snakken naar pensioen". Wie op precies het verkeerde moment is geboren, heeft alle regels vlak voor zijn neus zien sneuvelen. Het komt voor dat mensen hun iets oudere collega's hebben zien vertrekken op 57-jarige leeftijd met een mooie regeling, terwijl ze zelf door moeten werken tot hun 67e. Dat onderstreept dat het helemaal niet gaat om een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd met 2 jaar, maar soms wel met 10 jaar. Voorheen werkte bijna niemand meer als hij de zestig was gepasseerd, nu moet je vol aan de bak en krijg je voortdurend de boodschap dat je moet blijven leren en jezelf moet blijven ontwikkelen.
Vaak zeggen mensen tegen me dat ze er niet aan zouden moeten denken te stoppen met werken, omdat ze het met veel plezier doen en omdat het bevrediging schenkt. Die mensen zijn dan meestal een jaar of 35 of zelfs 45 en beseffen niet dat ze zichzelf over vijf of tien (of vijftien) jaar misschien wel heel anders voelen. Niet alleen gaat je lichaam vanaf een bepaalde leeftijd protesteren, je krijgt ook een andere horizon als je boven de vijftig bent en andere prioriteiten. Werk kan zaligmakend zijn als je net begint, terwijl je misschien loopt te zuchten als het einde nadert en de finishlijn iedere keer weer een stukje verlegd wordt.
In het journaal verzuchtte een werknemer van begin zestig dat ze "te laat geboren was". Ik zou daar aan toe willen voegen dat ze misschien ook wel te weinig heeft afgelost en gespaard. In Het plakbandpensioen vertel ik het verhaal van een 59-jarige die zijn appartement helemaal heeft afgelost én daarnaast een mooi bedrag bij elkaar heeft gespaard. Het gevolg is dat hij over een maand kan stoppen met werken, middenin de zoveelste reorganisatie.
Deze persoon krijgt van mij een 10 en een griffel en is tegelijk het prototype van iemand met een plakbandpensioen. Want de definitie is: een zo vroeg mogelijk vroegpensioen dat je grotendeels zelf financiert en dat van knip- en plakwerk aan elkaar hangt. Als de overheid het sociale vangnet steeds verder uitkleedt, moet je als burger juist iets soortgelijks voor jezelf zien op te tuigen om te voorkomen dat je door moet werken op kantoor tot de doodgraver je op je allerlaatste werkdag komt wegdragen.
Blijft de vraag waarom de kranten (en ik las er afgelopen donderdag 4) in alle talen zwegen over de uitkomst van het onderzoek. Zijn ze naarstig op zoek naar uitgebluste werknemers van in de zestig voor de zaterdagkrant? Vinden ze het bij nader inzien geen "nieuws"? Of willen de media graag het veel te rooskleurige beeld in stand houden van vitale oudere werknemers die tot het laatste moment fluitend hun werk doen? De reactie van de ANBO is tekenend. Zij herkennen zich niet in de uitkomst van deze enquête omdat ze er voor kiezen de realiteit te ontkennen.
Het persbericht werd gebracht onder de kop: "Boze zestigplussers snakken naar pensioen". Wie op precies het verkeerde moment is geboren, heeft alle regels vlak voor zijn neus zien sneuvelen. Het komt voor dat mensen hun iets oudere collega's hebben zien vertrekken op 57-jarige leeftijd met een mooie regeling, terwijl ze zelf door moeten werken tot hun 67e. Dat onderstreept dat het helemaal niet gaat om een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd met 2 jaar, maar soms wel met 10 jaar. Voorheen werkte bijna niemand meer als hij de zestig was gepasseerd, nu moet je vol aan de bak en krijg je voortdurend de boodschap dat je moet blijven leren en jezelf moet blijven ontwikkelen.
Vaak zeggen mensen tegen me dat ze er niet aan zouden moeten denken te stoppen met werken, omdat ze het met veel plezier doen en omdat het bevrediging schenkt. Die mensen zijn dan meestal een jaar of 35 of zelfs 45 en beseffen niet dat ze zichzelf over vijf of tien (of vijftien) jaar misschien wel heel anders voelen. Niet alleen gaat je lichaam vanaf een bepaalde leeftijd protesteren, je krijgt ook een andere horizon als je boven de vijftig bent en andere prioriteiten. Werk kan zaligmakend zijn als je net begint, terwijl je misschien loopt te zuchten als het einde nadert en de finishlijn iedere keer weer een stukje verlegd wordt.
In het journaal verzuchtte een werknemer van begin zestig dat ze "te laat geboren was". Ik zou daar aan toe willen voegen dat ze misschien ook wel te weinig heeft afgelost en gespaard. In Het plakbandpensioen vertel ik het verhaal van een 59-jarige die zijn appartement helemaal heeft afgelost én daarnaast een mooi bedrag bij elkaar heeft gespaard. Het gevolg is dat hij over een maand kan stoppen met werken, middenin de zoveelste reorganisatie.
Deze persoon krijgt van mij een 10 en een griffel en is tegelijk het prototype van iemand met een plakbandpensioen. Want de definitie is: een zo vroeg mogelijk vroegpensioen dat je grotendeels zelf financiert en dat van knip- en plakwerk aan elkaar hangt. Als de overheid het sociale vangnet steeds verder uitkleedt, moet je als burger juist iets soortgelijks voor jezelf zien op te tuigen om te voorkomen dat je door moet werken op kantoor tot de doodgraver je op je allerlaatste werkdag komt wegdragen.
Blijft de vraag waarom de kranten (en ik las er afgelopen donderdag 4) in alle talen zwegen over de uitkomst van het onderzoek. Zijn ze naarstig op zoek naar uitgebluste werknemers van in de zestig voor de zaterdagkrant? Vinden ze het bij nader inzien geen "nieuws"? Of willen de media graag het veel te rooskleurige beeld in stand houden van vitale oudere werknemers die tot het laatste moment fluitend hun werk doen? De reactie van de ANBO is tekenend. Zij herkennen zich niet in de uitkomst van deze enquête omdat ze er voor kiezen de realiteit te ontkennen.
maandag 22 februari 2016
Extra blij dat ik mijn Duitse vakantiehuis op tijd heb verkocht
Gisteren had ik op Twitter al iets voorbij zien komen over een Duits asielzoekerscentrum dat onder luid gejuich in vlammen opging, maar pas vandaag zag ik dat dat plaatsvond op een plek die ik heel goed ken en die me nog steeds dierbaar is. In datzelfde Bautzen zette ik ooit - bijna tien jaar geleden alweer - mijn handtekening onder een koopcontract waarmee ik eigenaar werd van een vrijstaand huis uit 1860 aan de bosrand met weids uitzicht over het glooiende heuvellandschap. Waarschijnlijk kon je dit weekend de donkere rookwolken zelfs zien vanuit het kantoor van makelaar Hornig.
Het één heeft natuurlijk niets met het ander te maken, maar deze gebeurtenis - die in het artikel in de Volkskrant in verband gebracht wordt met "blanke haat" - bezoedelt wel mijn herinnering. Bautzen was voor mij een schilderachtig stadje waar ik me vanaf het eerste moment thuis voelde, terwijl het nu misschien wel de geschiedenisboeken ingaat als het Rostock van deze eeuw en het definitieve keerpunt markeert in de asieldiscussie in Duitsland. Voor mij betekende de aankoop van dat huis ook een keerpunt, maar dan op een heel andere manier.
De afgelopen tien jaar heb ik vaak nagedacht over de vraag waarom ik toen een vakantiehuis kocht en daar valt een heleboel over te zeggen. Het was een impulsaankoop, maar het had ook te maken met een hang naar avontuur. Een echte midlife crisis heb ik nooit gehad, maar achteraf gezien was het misschien wel een kwestie van een huis of een Harley, een avontuur of een avontuurtje. In 2006 had de maatschappij ook een ongekende mate van schaamteloosheid bereikt, want het ging in de media alleen nog maar over skivakanties, SUV's en schaamlipcorrecties.
Daarnaast moet ik abusievelijk hebben gedacht dat ik met een tweede huis (en een vijf keer zo grote tuin) automatisch twee keer zo gelukkig zou worden. In werkelijkheid gebeurde precies het tegenovergestelde. Dat vakantiehuis bleek een zandzak die gevuld was met lood, terwijl ik onbewust juist op zoek was naar een lichter leven met meer lucht. Tegelijk heb ik met het zetten van die handtekening iets in gang gezet dat tot op de dag van vandaag doorwerkt in mijn leven, ook al heb ik het kort na aankoop meteen weer op Marktplaats gezet.
Met de nieuwe eigenaren heb ik nog steeds contact en zij sturen me af en toe nog wel eens een foto. Niet alleen hadden zij (als Amsterdammers zonder tuin) veel meer behoefte aan een dergelijk huis, hun levensfase stond het ook toe om voor langere tijd in het huis te verblijven. De man van het stel logeert er regelmatig wekenlang in zijn eentje en is dan alleen maar aan het lezen en aan het rommelen rondom het huis. Daar moet ik nog wel eens aan denken als ik hier, op mijn eigen plek, precies hetzelfde doe.
Voor mij was het een heel omslachtige operatie (zoiets als een ei bakken op de motorkap van een auto met een kokende motor), terwijl zij het huis al bijna tien jaar gebruiken op de manier die mij voor ogen stond. Dat laat zien dat mijn boeken geen blauwdruk vormen voor een beter leven, maar eerder te lezen zijn als een aansporing om zelf op zoek te gaan naar een manier van leven die past bij je levensfase en je toekomstplannen. Dat geldt nog veel sterker voor het plakbandpensioen, dat het in de eerste plaats moet hebben van improviseren.
Voor mij vormde Bautzen het startpunt van een ander leven, maar nog steeds is het een streek waar ik met plezier zou landen met mijn denkbeeldige luchtballon om een tijdje neer te strijken. Mijn Duitse droom mag dan uiteen zijn gespat, hij is inmiddels voor bijna iedere portemonnee bereikbaar. Kocht ik mijn huis voor 29.000 euro, dat van de naaste buren is niet zo lang geleden van eigenaar verwisseld voor het luttele bedrag van 6000 euro...
Het één heeft natuurlijk niets met het ander te maken, maar deze gebeurtenis - die in het artikel in de Volkskrant in verband gebracht wordt met "blanke haat" - bezoedelt wel mijn herinnering. Bautzen was voor mij een schilderachtig stadje waar ik me vanaf het eerste moment thuis voelde, terwijl het nu misschien wel de geschiedenisboeken ingaat als het Rostock van deze eeuw en het definitieve keerpunt markeert in de asieldiscussie in Duitsland. Voor mij betekende de aankoop van dat huis ook een keerpunt, maar dan op een heel andere manier.
De afgelopen tien jaar heb ik vaak nagedacht over de vraag waarom ik toen een vakantiehuis kocht en daar valt een heleboel over te zeggen. Het was een impulsaankoop, maar het had ook te maken met een hang naar avontuur. Een echte midlife crisis heb ik nooit gehad, maar achteraf gezien was het misschien wel een kwestie van een huis of een Harley, een avontuur of een avontuurtje. In 2006 had de maatschappij ook een ongekende mate van schaamteloosheid bereikt, want het ging in de media alleen nog maar over skivakanties, SUV's en schaamlipcorrecties.
Daarnaast moet ik abusievelijk hebben gedacht dat ik met een tweede huis (en een vijf keer zo grote tuin) automatisch twee keer zo gelukkig zou worden. In werkelijkheid gebeurde precies het tegenovergestelde. Dat vakantiehuis bleek een zandzak die gevuld was met lood, terwijl ik onbewust juist op zoek was naar een lichter leven met meer lucht. Tegelijk heb ik met het zetten van die handtekening iets in gang gezet dat tot op de dag van vandaag doorwerkt in mijn leven, ook al heb ik het kort na aankoop meteen weer op Marktplaats gezet.
Met de nieuwe eigenaren heb ik nog steeds contact en zij sturen me af en toe nog wel eens een foto. Niet alleen hadden zij (als Amsterdammers zonder tuin) veel meer behoefte aan een dergelijk huis, hun levensfase stond het ook toe om voor langere tijd in het huis te verblijven. De man van het stel logeert er regelmatig wekenlang in zijn eentje en is dan alleen maar aan het lezen en aan het rommelen rondom het huis. Daar moet ik nog wel eens aan denken als ik hier, op mijn eigen plek, precies hetzelfde doe.
Voor mij was het een heel omslachtige operatie (zoiets als een ei bakken op de motorkap van een auto met een kokende motor), terwijl zij het huis al bijna tien jaar gebruiken op de manier die mij voor ogen stond. Dat laat zien dat mijn boeken geen blauwdruk vormen voor een beter leven, maar eerder te lezen zijn als een aansporing om zelf op zoek te gaan naar een manier van leven die past bij je levensfase en je toekomstplannen. Dat geldt nog veel sterker voor het plakbandpensioen, dat het in de eerste plaats moet hebben van improviseren.
Voor mij vormde Bautzen het startpunt van een ander leven, maar nog steeds is het een streek waar ik met plezier zou landen met mijn denkbeeldige luchtballon om een tijdje neer te strijken. Mijn Duitse droom mag dan uiteen zijn gespat, hij is inmiddels voor bijna iedere portemonnee bereikbaar. Kocht ik mijn huis voor 29.000 euro, dat van de naaste buren is niet zo lang geleden van eigenaar verwisseld voor het luttele bedrag van 6000 euro...
zondag 21 februari 2016
Honderd worden is iets anders dan vanaf je vijftigste vijftig jaar vijftig blijven
Lezers van mijn boeken, weten dat mijn schoonmoeder hard op weg is richting de honderd, hoewel ze al tien jaar aan het kwakkelen is met haar gezondheid. Dat is een geleidelijk proces met abrupte overgangen. Zo woont ze in mijn boek De omgekeerde werkweek nog thuis (met hulp van thuiszorg en haar enige dochter), terwijl ze inmiddels alweer enige tijd in een verpleeghuis zit. Ook in mijn binnenkort te verschijnen boek haal ik haar aan, al is het maar om te onderstrepen dat honderd worden iets heel anders is dan vanaf je vijftigste nog vijftig jaar vijftig blijven.
Mijn boeken lopen soms dus net iets achter de feiten aan (dat heb je met een productietijd van twaalf maanden), maar deze foto is gisteren genomen en dus heel actueel. Mijn schoonmoeder (97) zit op een gewone afdeling, maar wilsbekwaam is ze allang niet meer. Met haar vergevorderde leeftijd krikt ze de statistieken aardig op, dus mede dankzij haar zal de AOW-leeftijd straks nog verder omhoog worden geschroefd. De overheid kijkt namelijk alleen naar de kosten, niet naar de vraag wat de kwaliteit van leven nog is als je half doof en zo goed als blind in een rolstoel gekluisterd zit en je dochter soms aanziet voor je moeder.
In mijn nieuwe boek citeer ik ouderdomsprofessor Rudi Westendorp die de laatste fase in een mensenleven aanduidt als "rafelig einde". Je haalt nog adem en ontvangt nog AOW, maar verder is het vooral ach en wee. Anders gezegd: als mijn schoonmoeder vroeger toekomstplannen maakte, had ze eigenlijk moeten stoppen bij 88. De resterende jaren tellen mee voor de statistieken, maar stellen niet zo heel veel meer voor. Daar komt bij dat ze al dertig jaar weduwe is en alleen maar heel veel mazzel heeft gehad dat haar dochter vlak naast haar is komen wonen en niet naar Australië is geëmigreerd of naar Drenthe is verhuisd.
Mijn schoonmoeder woonde in een huurhuis, dat eerst helemaal moest worden leeggehaald en dat nu door de eigenaar wordt gesloopt om plaats te maken voor iets anders en iemand anders. Zo worden achter je rug, terwijl je nog leeft, al je sporen al uitgewist. Dat staat ons allemaal te wachten, maar daar moet je niet te lang bij stilstaan of je door laten ontmoedigen. Wel is het zo dat ik mijn boeken en al mijn andere bezittingen ineens met andere ogen bekeek: niet alsof ik ze zélf allemaal nog een keer in dozen zou moeten pakken voor een verhuizing, maar meer vanuit het perspectief van mijn nabestaanden. Want wat moet je - om maar iets te noemen - in vredesnaam met een paar honderd hiphop-cd's?
In Het plakbandpensioen zit een vergelijkbaar kantelpunt. Daarin kijk ik nog een keer - heel kort en ook maar heel even - achterom naar het bedrijf waar ik bijna een kwart eeuw in loondienst heb gewerkt. Het was een ontzettend leuke tijd die ik nooit had willen missen en waar ik een heleboel van heb geleerd, maar tegelijk lijkt het allemaal opeens heel ver weg en ook heel erg futiel. Je kunt je halve leven wijden aan je werk of je hart verpanden aan een bedrijf, maar als je drie keer met je ogen knippert spoelt een krachtige golf dat hele zandkasteel in één klap weg. Als dat besef pas komt op je 70e is het alleen maar spijtig en te laat, terwijl het op je vijftigste vooral fungeert als een wake-up call en een nieuwe start.
Mijn boeken lopen soms dus net iets achter de feiten aan (dat heb je met een productietijd van twaalf maanden), maar deze foto is gisteren genomen en dus heel actueel. Mijn schoonmoeder (97) zit op een gewone afdeling, maar wilsbekwaam is ze allang niet meer. Met haar vergevorderde leeftijd krikt ze de statistieken aardig op, dus mede dankzij haar zal de AOW-leeftijd straks nog verder omhoog worden geschroefd. De overheid kijkt namelijk alleen naar de kosten, niet naar de vraag wat de kwaliteit van leven nog is als je half doof en zo goed als blind in een rolstoel gekluisterd zit en je dochter soms aanziet voor je moeder.
In mijn nieuwe boek citeer ik ouderdomsprofessor Rudi Westendorp die de laatste fase in een mensenleven aanduidt als "rafelig einde". Je haalt nog adem en ontvangt nog AOW, maar verder is het vooral ach en wee. Anders gezegd: als mijn schoonmoeder vroeger toekomstplannen maakte, had ze eigenlijk moeten stoppen bij 88. De resterende jaren tellen mee voor de statistieken, maar stellen niet zo heel veel meer voor. Daar komt bij dat ze al dertig jaar weduwe is en alleen maar heel veel mazzel heeft gehad dat haar dochter vlak naast haar is komen wonen en niet naar Australië is geëmigreerd of naar Drenthe is verhuisd.
Mijn schoonmoeder woonde in een huurhuis, dat eerst helemaal moest worden leeggehaald en dat nu door de eigenaar wordt gesloopt om plaats te maken voor iets anders en iemand anders. Zo worden achter je rug, terwijl je nog leeft, al je sporen al uitgewist. Dat staat ons allemaal te wachten, maar daar moet je niet te lang bij stilstaan of je door laten ontmoedigen. Wel is het zo dat ik mijn boeken en al mijn andere bezittingen ineens met andere ogen bekeek: niet alsof ik ze zélf allemaal nog een keer in dozen zou moeten pakken voor een verhuizing, maar meer vanuit het perspectief van mijn nabestaanden. Want wat moet je - om maar iets te noemen - in vredesnaam met een paar honderd hiphop-cd's?
In Het plakbandpensioen zit een vergelijkbaar kantelpunt. Daarin kijk ik nog een keer - heel kort en ook maar heel even - achterom naar het bedrijf waar ik bijna een kwart eeuw in loondienst heb gewerkt. Het was een ontzettend leuke tijd die ik nooit had willen missen en waar ik een heleboel van heb geleerd, maar tegelijk lijkt het allemaal opeens heel ver weg en ook heel erg futiel. Je kunt je halve leven wijden aan je werk of je hart verpanden aan een bedrijf, maar als je drie keer met je ogen knippert spoelt een krachtige golf dat hele zandkasteel in één klap weg. Als dat besef pas komt op je 70e is het alleen maar spijtig en te laat, terwijl het op je vijftigste vooral fungeert als een wake-up call en een nieuwe start.
vrijdag 19 februari 2016
Wat weet je over het basisinkomen als je niet weet wat een BGE is?
In Nederland begint de discussie over het basisinkomen aardig op gang te komen. Zelfs in het plaatselijke huis-aan-huisblad stond deze week een column over dit onderwerp. In de gemeenteraad van Ridderkerk vormen GroenLinks en D66 één fractie en dan krijg je vanzelf een interessante links-liberale kruisbestuiving. Om je écht in dit onderwerp te kunnen verdiepen is kennis van buitenlandse talen echter onontbeerlijk, want in ons land verscheen tot op heden alleen het boek Gratis geld voor iedereen van Rutger Bregman.
Eerlijk gezegd weet ik zelf nog niet of ik - ruim 35 jaar ná de middelbare school - in staat zal zijn om me heen te worstelen door Pour un revenue sans condition, maar die drie andere boeken die ik onlangs heb besteld zijn onmisbaar. In Duitsland is de discussie over het basisinkomen al zo ver dat ruim de helft van de bevolking vóór is (al denkt de helft daarvan wel dat het leuk bedacht is maar in de praktijk onbetaalbaar). Wie zich grondig in deze materie wil verdiepen moet dus weten wat een BGE is en in staat zijn het Duitse journaal te volgen zonder ondertiteling.
Die drie Duitse boeken vormen nog maar het topje van de ijsberg, want er is veel méér gepubliceerd over het bedingungslose Grundeinkommen. Als je moet gaan zitten wachten tot al die boeken misschien vertaald worden of je moet behelpen met Google translate wordt het lastig je in te lezen in dit onderwerp. Wat dat betreft blijft parate kennis voorlopig onmisbaar, tenzij er straks e-readers op de markt komen die elk boek meteen correct vertalen. Met mijn kennis van het Latijn en Frans was ik tijdens de vakantie zelfs in staat om een artikel te ontcijferen over de punkband The Clash in een Italiaanse krant dus elke nieuwe taal helpt je weer een stapje verder.
In zijn column pleit raadslid Björn Ros voor een basisinkomen voor iedere Ridderkerker, niet wetende dat er dit jaar minstens één inwoner is binnen zijn gemeente die gaat leven op basis van een dergelijk systeem. Nadat ik de aflossingsvrije hypotheek tot de laatste cent had afgelost, ben ik namelijk ijverig gaan sparen om mezelf een paar jaar lang een basisinkomen van 1000 euro per maand uit te kunnen keren. Dat doe ik niet alleen om mijn handen vrij te hebben, maar ook als experiment. Zo wil ik wel eens aan den lijve ondervinden of je in een dergelijk situatie écht de hele dag op een luie stoel het nieuwe nietsdoen in de praktijk gaat brengen of dat dit extra stukje financiële vrijheid zorgt voor onvermoede stappen en onverwachte ontmoetingen.
Eerlijk gezegd weet ik zelf nog niet of ik - ruim 35 jaar ná de middelbare school - in staat zal zijn om me heen te worstelen door Pour un revenue sans condition, maar die drie andere boeken die ik onlangs heb besteld zijn onmisbaar. In Duitsland is de discussie over het basisinkomen al zo ver dat ruim de helft van de bevolking vóór is (al denkt de helft daarvan wel dat het leuk bedacht is maar in de praktijk onbetaalbaar). Wie zich grondig in deze materie wil verdiepen moet dus weten wat een BGE is en in staat zijn het Duitse journaal te volgen zonder ondertiteling.
Die drie Duitse boeken vormen nog maar het topje van de ijsberg, want er is veel méér gepubliceerd over het bedingungslose Grundeinkommen. Als je moet gaan zitten wachten tot al die boeken misschien vertaald worden of je moet behelpen met Google translate wordt het lastig je in te lezen in dit onderwerp. Wat dat betreft blijft parate kennis voorlopig onmisbaar, tenzij er straks e-readers op de markt komen die elk boek meteen correct vertalen. Met mijn kennis van het Latijn en Frans was ik tijdens de vakantie zelfs in staat om een artikel te ontcijferen over de punkband The Clash in een Italiaanse krant dus elke nieuwe taal helpt je weer een stapje verder.
In zijn column pleit raadslid Björn Ros voor een basisinkomen voor iedere Ridderkerker, niet wetende dat er dit jaar minstens één inwoner is binnen zijn gemeente die gaat leven op basis van een dergelijk systeem. Nadat ik de aflossingsvrije hypotheek tot de laatste cent had afgelost, ben ik namelijk ijverig gaan sparen om mezelf een paar jaar lang een basisinkomen van 1000 euro per maand uit te kunnen keren. Dat doe ik niet alleen om mijn handen vrij te hebben, maar ook als experiment. Zo wil ik wel eens aan den lijve ondervinden of je in een dergelijk situatie écht de hele dag op een luie stoel het nieuwe nietsdoen in de praktijk gaat brengen of dat dit extra stukje financiële vrijheid zorgt voor onvermoede stappen en onverwachte ontmoetingen.
donderdag 18 februari 2016
Wat heeft het plakbandpensioen met Kim Wilde te maken?
Mijn boek Helemaal Vrij! uit 2013 werd op de omslag aangeprezen als "hét boek voor alle 45-plussers" (wat marketingtechnisch misschien niet zo heel slim was), maar later bedacht ik dat het in de eerste plaats een boek is dat iedere 45-plusser al op zijn 25e had moeten lezen. Vraag is echter of dat zin zou hebben, want soms duurt het lang voordat het kwartje valt. Zo heb ik zelf ook lange tijd alle goedbedoelde adviezen, slimme tips en leerzame anekdotes genegeerd tot de ijsberg in de verte al bijna in zicht was.
Om die reden is het onzinnig om mij neer te zetten als ontdekker van het hypotheekvrije leven, want dat is hetzelfde als de huidige directeur van Philips bestempelen als uitvinder van de gloeilamp. Ik heb ontdekt wat aflossen allemaal met je doet en waar dat toe kan leiden, maar ik heb het aan den lijve moeten ondervinden om het ook allemaal te geloven en te beseffen. Pas later ontdekte ik met terugwerkende kracht alle wijsheden waar ik eerder overheen had gelezen en adviezen die ik bewust naast me neer had gelegd. Achteraf gezien zou je zelfs vast kunnen stellen dat niemand minder dan Kim Wilde mijn leven heeft veranderd.
Van het interview dat ik met haar deed, herinner ik me feitelijk alleen nog dat ik haar gesproken heb. Ik weet dat ze op dat moment vrijgezel was (wat meteen ook de insteek was van het gesprek), maar het bijbehorende jaartal heb ik op moeten zoeken en correspondeert met de verschijningsdatum van het afgebeelde album. Tot mijn grote schrik bleek dat alweer 21 jaar geleden, in 1995. Ik was 34 jaar en werkte op dat moment zeven jaar in loondienst. Mijn oudste zoon was vier en de jongste moest nog geboren worden.
Het bewuste interview, dat ik destijds helemaal heb uitgetikt, kwam tevoorschijn toen ik mijn knipselarchief aan het opruimen was. Dat was een merkwaardige gewaarwording: een gesprek van misschien wel een uur teruglezen waarvan je je niets herinnert. Eén passage moet echter onbewust diepe indruk hebben gemaakt, omdat hij betrekking heeft op alles wat ik schrijf over ouder worden en langer leven in mijn nieuwe boek. En dat allemaal dankzij de vraag wat "het meest magische is wat haar de laatste tijd was overkomen" (iets wat journalisten standaard in elk interview zouden moeten vragen).
Alles wat je vindt, ook alles wat je voor je gevoel zelf ontdekt en uitvindt, is een optelsom van eerdere bevindingen en dit soort speldenprikken en weerhaakjes.De naam Kim Wilde komt in mijn hele boek niet voor, maar indirect is ze voor een piepklein beetje medeverantwoordelijk voor de loop die mijn leven genomen. Datzelfde geldt ook, maar dan veel letterlijker, voor Elaine St. James. Ik ken haar niet persoonlijk en heb haar nooit gesproken, maar ergens rond 2001 las ik haar door uitgeverij Aeropagus vertaalde, en toevallig ook in 1995 uitgebrachte boek Eenvoud in je leven, eenvoud in jezelf.
In Het plakbandpensioen noem ik dit boek expliciet en beken ik ook dat ik in 2001 (toen ik 40 was) straal over haar allerbelangrijkste advies heen moet hebben gelezen. Zij geeft in haar boek 174 tips om tot rust te komen, maar pas 7 jaar later voegde ik de daad bij het woord en had ik geen idee dat zij me misschien wel onbewust op het idee heeft gebracht. Je zou zelfs kunnen zeggen dat zij me toen al het belangrijkste stukje plakband heeft aangereikt. Wat ik gedaan heb, heeft goed uitgepakt en zou je zelfs slim kunnen noemen, maar zonder al die andere slimmeriken en een snufje magie zou alles heel anders zijn gelopen.
Om die reden is het onzinnig om mij neer te zetten als ontdekker van het hypotheekvrije leven, want dat is hetzelfde als de huidige directeur van Philips bestempelen als uitvinder van de gloeilamp. Ik heb ontdekt wat aflossen allemaal met je doet en waar dat toe kan leiden, maar ik heb het aan den lijve moeten ondervinden om het ook allemaal te geloven en te beseffen. Pas later ontdekte ik met terugwerkende kracht alle wijsheden waar ik eerder overheen had gelezen en adviezen die ik bewust naast me neer had gelegd. Achteraf gezien zou je zelfs vast kunnen stellen dat niemand minder dan Kim Wilde mijn leven heeft veranderd.
Van het interview dat ik met haar deed, herinner ik me feitelijk alleen nog dat ik haar gesproken heb. Ik weet dat ze op dat moment vrijgezel was (wat meteen ook de insteek was van het gesprek), maar het bijbehorende jaartal heb ik op moeten zoeken en correspondeert met de verschijningsdatum van het afgebeelde album. Tot mijn grote schrik bleek dat alweer 21 jaar geleden, in 1995. Ik was 34 jaar en werkte op dat moment zeven jaar in loondienst. Mijn oudste zoon was vier en de jongste moest nog geboren worden.
Het bewuste interview, dat ik destijds helemaal heb uitgetikt, kwam tevoorschijn toen ik mijn knipselarchief aan het opruimen was. Dat was een merkwaardige gewaarwording: een gesprek van misschien wel een uur teruglezen waarvan je je niets herinnert. Eén passage moet echter onbewust diepe indruk hebben gemaakt, omdat hij betrekking heeft op alles wat ik schrijf over ouder worden en langer leven in mijn nieuwe boek. En dat allemaal dankzij de vraag wat "het meest magische is wat haar de laatste tijd was overkomen" (iets wat journalisten standaard in elk interview zouden moeten vragen).
Alles wat je vindt, ook alles wat je voor je gevoel zelf ontdekt en uitvindt, is een optelsom van eerdere bevindingen en dit soort speldenprikken en weerhaakjes.De naam Kim Wilde komt in mijn hele boek niet voor, maar indirect is ze voor een piepklein beetje medeverantwoordelijk voor de loop die mijn leven genomen. Datzelfde geldt ook, maar dan veel letterlijker, voor Elaine St. James. Ik ken haar niet persoonlijk en heb haar nooit gesproken, maar ergens rond 2001 las ik haar door uitgeverij Aeropagus vertaalde, en toevallig ook in 1995 uitgebrachte boek Eenvoud in je leven, eenvoud in jezelf.
In Het plakbandpensioen noem ik dit boek expliciet en beken ik ook dat ik in 2001 (toen ik 40 was) straal over haar allerbelangrijkste advies heen moet hebben gelezen. Zij geeft in haar boek 174 tips om tot rust te komen, maar pas 7 jaar later voegde ik de daad bij het woord en had ik geen idee dat zij me misschien wel onbewust op het idee heeft gebracht. Je zou zelfs kunnen zeggen dat zij me toen al het belangrijkste stukje plakband heeft aangereikt. Wat ik gedaan heb, heeft goed uitgepakt en zou je zelfs slim kunnen noemen, maar zonder al die andere slimmeriken en een snufje magie zou alles heel anders zijn gelopen.
woensdag 17 februari 2016
Niet iedereen boven de 50 is automatisch een babyboomer
Tot voor kort had ik nog nooit van de Britse sociologe Jennie Bristow gehoord, maar afgelopen zaterdag vertelde zij in Trouw een verhaal dat zo naadloos aansluit op mijn nieuwe boek dat het bijna lijkt of we de afgelopen maanden intensief telefonisch contact hebben gehad. Volgens haar krijgen babyboomers de schuld toegeschoven van bijna alles wat er verkeerd is gegaan in de maatschappij, nog los van het feit dat ze allemaal een hypotheekvrij huis hebben én tien jaar lang gratis hebben kunnen studeren.
Heel belangrijk bij dit alles is om vast te stellen wanneer je nu eigenlijk precies een babybooomer bent. Volgens wikipedia (en dat is ook hoe ik het tijdens mijn studie heb geleerd bij het vak demografie) slaat die benaming op de na-oorlogse geboortegolf die begon in 1946 en eindigde in 1955. Veel stellen hadden hun kinderwens in de oorlogstijd uitgesteld en dat leidde tot een piek in na-oorlogse geboorten die aanhield tot halverwege de jaren vijftig. In het artikel wordt echter gesproken over iedereen die is geboren tussen 1946 en 1965.
Op die manier rek je het begrip wel heel erg op, want het is niet uitgesloten dat een in 1946 geboren babyboomer in 1965 alweer was bevallen van haar eerste kind, waarmee ze dus feitelijk tot dezelfde generatie zouden behoren. Los daarvan zit er nogal een verschil tussen een 70-jarige gepensioneerde leraar aardrijkskunde met een hypotheekvrij huis en een solide eindloonpensioen, en een 51-jarige werknemer van V&D die net zijn baan is kwijtgeraakt terwijl hij twee studerende kinderen heeft en een aflossingsvrije hypotheek.
Toch worden al die ouderen in opiniestukken gemakzuchtig op één hoop gegooid, alsof ze allemaal deel uitmaken van een diffuus soort "vroeger" waarin studeren gratis was en de huizen spotgoedkoop. Ik las zelfs een boek van een Duitse schrijfster die het No Future-denken van de punkbeweging vijfentwintig jaar terug in de tijd situeerde, terwijl je dan ongeveer uitkomt bij de grunge-beweging uit Seattle in 1991 (in plaats van in Londen in 1976). Iedereen boven de 50 een babyboomer noemen, is dus net zo dom als iedereen met een Aziatisch uiterlijk bestempelen tot "chinees".
Het is een feit de na-oorlogse generatie als geen ander heeft kunnen profiteren van de na-oorlogse welvaartsgroei, maar daar is ook alles mee gezegd. Generatiedenken is per definitie generaliserend en doet geen recht aan de grote onderlinge verschillen binnen één en hetzelfde geboortecohort. Je kunt dertigers die in 2008 op de top van de markt een huis hebben gekocht wel vergelijken met babyboomers, maar veel interessanter is het om hun situatie te leggen naast die van andere dertigers die vijf jaar later een huis hebben gekocht. Die vielen, na prijsdalingen van meer dan 20% en een historisch lage hypotheekrente, juist met hun neus in de boter.
Zelf ben ik op mijn 54e bijna hypotheekvrij, maar ik heb een jeugdvriend die altijd is blijven huren en een oud-collega die op straat is komen te staan met een aflossingsvrije hypotheek van 3,5 ton als een molensteen om zijn nek. Wat hebben wij dan precies met elkaar gemeen behalve onze leeftijd? Daarom moet je oppassen met beschuldigende vingers en gemakzuchtige generalisaties. En daarom schrijf ik hier nog een keer dat ik overal steeds maar lees dat studeren vroeger "gratis" was, terwijl ik in 1988 afstudeerde met een studieschuld van 20.000 gulden...
Heel belangrijk bij dit alles is om vast te stellen wanneer je nu eigenlijk precies een babybooomer bent. Volgens wikipedia (en dat is ook hoe ik het tijdens mijn studie heb geleerd bij het vak demografie) slaat die benaming op de na-oorlogse geboortegolf die begon in 1946 en eindigde in 1955. Veel stellen hadden hun kinderwens in de oorlogstijd uitgesteld en dat leidde tot een piek in na-oorlogse geboorten die aanhield tot halverwege de jaren vijftig. In het artikel wordt echter gesproken over iedereen die is geboren tussen 1946 en 1965.
Op die manier rek je het begrip wel heel erg op, want het is niet uitgesloten dat een in 1946 geboren babyboomer in 1965 alweer was bevallen van haar eerste kind, waarmee ze dus feitelijk tot dezelfde generatie zouden behoren. Los daarvan zit er nogal een verschil tussen een 70-jarige gepensioneerde leraar aardrijkskunde met een hypotheekvrij huis en een solide eindloonpensioen, en een 51-jarige werknemer van V&D die net zijn baan is kwijtgeraakt terwijl hij twee studerende kinderen heeft en een aflossingsvrije hypotheek.
Toch worden al die ouderen in opiniestukken gemakzuchtig op één hoop gegooid, alsof ze allemaal deel uitmaken van een diffuus soort "vroeger" waarin studeren gratis was en de huizen spotgoedkoop. Ik las zelfs een boek van een Duitse schrijfster die het No Future-denken van de punkbeweging vijfentwintig jaar terug in de tijd situeerde, terwijl je dan ongeveer uitkomt bij de grunge-beweging uit Seattle in 1991 (in plaats van in Londen in 1976). Iedereen boven de 50 een babyboomer noemen, is dus net zo dom als iedereen met een Aziatisch uiterlijk bestempelen tot "chinees".
Het is een feit de na-oorlogse generatie als geen ander heeft kunnen profiteren van de na-oorlogse welvaartsgroei, maar daar is ook alles mee gezegd. Generatiedenken is per definitie generaliserend en doet geen recht aan de grote onderlinge verschillen binnen één en hetzelfde geboortecohort. Je kunt dertigers die in 2008 op de top van de markt een huis hebben gekocht wel vergelijken met babyboomers, maar veel interessanter is het om hun situatie te leggen naast die van andere dertigers die vijf jaar later een huis hebben gekocht. Die vielen, na prijsdalingen van meer dan 20% en een historisch lage hypotheekrente, juist met hun neus in de boter.
Zelf ben ik op mijn 54e bijna hypotheekvrij, maar ik heb een jeugdvriend die altijd is blijven huren en een oud-collega die op straat is komen te staan met een aflossingsvrije hypotheek van 3,5 ton als een molensteen om zijn nek. Wat hebben wij dan precies met elkaar gemeen behalve onze leeftijd? Daarom moet je oppassen met beschuldigende vingers en gemakzuchtige generalisaties. En daarom schrijf ik hier nog een keer dat ik overal steeds maar lees dat studeren vroeger "gratis" was, terwijl ik in 1988 afstudeerde met een studieschuld van 20.000 gulden...
dinsdag 16 februari 2016
Kan iemand mij een definitie geven van een karig leven?
Gisteren schreef Annemarie van Gaal een column in De Telegraaf waarin ze het pensioenstelsel vergeleek met een loterij. Je weet wat je maandelijks inlegt, maar het is de vraag wat dat aan het einde van de rit oplevert. Op precies dezelfde manier maak ik in mijn nieuwe boek een paar keer een vergelijking met een gokpaleis, al bedoel ik daarmee precies het omgekeerde. Niemand wil namelijk dood neervallen op de parkeerplaats van het casino met zakken die uitpuilen van de fiches. Grote vraag is dus hoe lang je wil doorwerken en hoeveel geld je na je pensioen nodig denkt te hebben.
Het grote schrikbeeld van Van Gaal is dit: veertig, vijftig jaar lang werken en vervolgens tot de ontdekking komen dat je pensioen vies tegenvalt. De beloning waar je al die tijd hard voor hebt gewerkt, blijkt een grote lege doos met een mooie strik eromheen. Het is alsof je de hele dag hard hebt gewerkt, 's avonds doodmoe voor de televisie neerploft en tot de ontdekking komt dat er alleen Chinese film worden uitgezonden zonder ondertiteling.
In haar column zegt ze iets heel belangwekkends waar alles - ook het door mij bedachte plakbandpensioen - feitelijk om draait. Want misschien zijn de pensioenuitkeringen in de toekomst wel zo bescheiden dat we moeten wennen aan "een karig leven". Dat is een interessant woordgebruik, want daar kun je je van alles bij voorstellen, tot en met een ontbijt dat je bij elkaar hebt gescharreld uit de vuilnisbak. Ze vult dat verder niet in, maar noemt wel een paar vanzelfsprekendheden voor de tevreden pensionado: lekker reizen, overwinteren in een warm land en elke week naar het theater.
Volgens mij is dit scenario voor veel huidige senioren al een illusie, maar het zou inderdaad teleurstellend zijn als je een halve eeuw ploetert met dat beeld in het vooruitzicht om vervolgens tot de conclusie te komen dat al die luxe er niet meer in zit. Mijn oplossing is om al veel eerder in je leven te wennen aan een karig leven en ook veel eerder te stoppen met werken. Dat laatste is, hoe je pensioen later ook uitpakt, nu al pure winst terwijl je heel sober leven in de praktijk net zo goed kunt betitelen als heerlijk simpel leven.
Laat ik maar eens even schetsen hoe in mijn ogen een vroeg uitgevallen vroegpensioen eruit zou kunnen zien, zodat iedereen zelf kan beoordelen of dat de toevoeging "karig" verdient. Zo begin ik de dag in mijn ochtendjas met een kop koffie en twee verse kranten. In de wintermaanden lees ik die in bed, terwijl ik muziek draai, in de lente en de zomer zit ik vaak al voor achten lekker in de tuin. Vervolgens schrijf ik een blog of een column of ik tik een paar alinea;'s voor een nieuw boek. Ik heb dan al yoghurt op met muesli en een banaan en lunch met een paar boterhammen.
Tegen de middag bekijk ik wat ik de rest van de dag ga doen. Ik zou een rondje kunnen gaan fietsen op mijn racefiets en onderweg een ijsje kunnen kopen of ik zou ook dat bibliotheekboek dat op mijn nachtkastje ligt op mijn gemak uit kunnen lezen. Achter ons huis ligt een bos-in-aanleg waar ik kan gaan wandelen, maar ik kan ook het gras maaien of dood riet uit de sloot harken. Als het dinsdag is, zou ik ook 's middags in mijn Suzuki Alto van 3000 euro naar de 50+ bios kunnen tuffen, waar je tegen gereduceerd tarief een serieuze Franse film kunt zien, inclusief koffie én muffin.
Iedereen die dat karig vindt of armoedig of meelijwekkend, mag nu zijn hand opsteken. De rest mag blijven zitten om de laatste toevoeging bij dit verhaal te horen. Eerder stoppen met werken in een tijd waarin VUT een vies woord is geworden, heeft namelijk een enorme meerwaarde die niet in geld is uit te drukken. Reken voor de lol maar eens uit hoeveel kopjes koffie ik vanaf nu nog in vrijheid kan drinken (en het zijn er zo'n vier per dag), terwijl ik eigenlijk pas over minimaal 12 jaar recht heb op AOW. Je kunt dus beter veel eerder stoppen voor veel minder geld (en wij doen het nu met 40% procent minder), dan veel langer doorwerken en alsnog met lege handen staan.
Het grote schrikbeeld van Van Gaal is dit: veertig, vijftig jaar lang werken en vervolgens tot de ontdekking komen dat je pensioen vies tegenvalt. De beloning waar je al die tijd hard voor hebt gewerkt, blijkt een grote lege doos met een mooie strik eromheen. Het is alsof je de hele dag hard hebt gewerkt, 's avonds doodmoe voor de televisie neerploft en tot de ontdekking komt dat er alleen Chinese film worden uitgezonden zonder ondertiteling.
In haar column zegt ze iets heel belangwekkends waar alles - ook het door mij bedachte plakbandpensioen - feitelijk om draait. Want misschien zijn de pensioenuitkeringen in de toekomst wel zo bescheiden dat we moeten wennen aan "een karig leven". Dat is een interessant woordgebruik, want daar kun je je van alles bij voorstellen, tot en met een ontbijt dat je bij elkaar hebt gescharreld uit de vuilnisbak. Ze vult dat verder niet in, maar noemt wel een paar vanzelfsprekendheden voor de tevreden pensionado: lekker reizen, overwinteren in een warm land en elke week naar het theater.
Volgens mij is dit scenario voor veel huidige senioren al een illusie, maar het zou inderdaad teleurstellend zijn als je een halve eeuw ploetert met dat beeld in het vooruitzicht om vervolgens tot de conclusie te komen dat al die luxe er niet meer in zit. Mijn oplossing is om al veel eerder in je leven te wennen aan een karig leven en ook veel eerder te stoppen met werken. Dat laatste is, hoe je pensioen later ook uitpakt, nu al pure winst terwijl je heel sober leven in de praktijk net zo goed kunt betitelen als heerlijk simpel leven.
Laat ik maar eens even schetsen hoe in mijn ogen een vroeg uitgevallen vroegpensioen eruit zou kunnen zien, zodat iedereen zelf kan beoordelen of dat de toevoeging "karig" verdient. Zo begin ik de dag in mijn ochtendjas met een kop koffie en twee verse kranten. In de wintermaanden lees ik die in bed, terwijl ik muziek draai, in de lente en de zomer zit ik vaak al voor achten lekker in de tuin. Vervolgens schrijf ik een blog of een column of ik tik een paar alinea;'s voor een nieuw boek. Ik heb dan al yoghurt op met muesli en een banaan en lunch met een paar boterhammen.
Tegen de middag bekijk ik wat ik de rest van de dag ga doen. Ik zou een rondje kunnen gaan fietsen op mijn racefiets en onderweg een ijsje kunnen kopen of ik zou ook dat bibliotheekboek dat op mijn nachtkastje ligt op mijn gemak uit kunnen lezen. Achter ons huis ligt een bos-in-aanleg waar ik kan gaan wandelen, maar ik kan ook het gras maaien of dood riet uit de sloot harken. Als het dinsdag is, zou ik ook 's middags in mijn Suzuki Alto van 3000 euro naar de 50+ bios kunnen tuffen, waar je tegen gereduceerd tarief een serieuze Franse film kunt zien, inclusief koffie én muffin.
Iedereen die dat karig vindt of armoedig of meelijwekkend, mag nu zijn hand opsteken. De rest mag blijven zitten om de laatste toevoeging bij dit verhaal te horen. Eerder stoppen met werken in een tijd waarin VUT een vies woord is geworden, heeft namelijk een enorme meerwaarde die niet in geld is uit te drukken. Reken voor de lol maar eens uit hoeveel kopjes koffie ik vanaf nu nog in vrijheid kan drinken (en het zijn er zo'n vier per dag), terwijl ik eigenlijk pas over minimaal 12 jaar recht heb op AOW. Je kunt dus beter veel eerder stoppen voor veel minder geld (en wij doen het nu met 40% procent minder), dan veel langer doorwerken en alsnog met lege handen staan.
maandag 15 februari 2016
Ik doe het stukken rustiger aan maar sta niet stil
Het gebeurt regelmatig dat mensen me verbaasd - of zelfs verwijtend - aankijken als ik uit mijn zak een iPhone tevoorschijn haal. Dat effect is nog sterker wanneer ze Hypotheekvrij! nog maar nét uit hebben, zonder te beseffen dat dat boek alweer bijna vier jaar geleden is verschenen. Ik sta nog steeds vierkant achter alles wat ik de afgelopen jaren heb geschreven, maar tegelijk is elk boek per definitie een momentopname. Dat merkte ik weer eens toen ik de drukproef van Het plakbandpensioen aan het corrigeren was en daarin nog steeds mijn gele Fiat Panda tegenkwam, terwijl ik die inmiddels alweer heb ingeruild voor een nóg kleinere auto.
Voor alle duidelijkheid: die aftandse Nokia uit Hypotheekvrij! heb ik nog steeds. Daar bel ik mee en verstuur ik af en toe nog wel eens een SMS aan mensen die geen smartphone hebben. Maar toen mijn oudste zoon een nieuwe iPhone kreeg bij zijn abonnement, schonk hij mij zijn oude. Een SIM-kaart zit er niet in, maar ik gebruik hem thuis om te appen, foto's te maken om die bij dit blog te posten en te internetten. Gisteren nog heb ik bijvoorbeeld op dat apparaat naar Buitenhof zitten kijken op Uitzending Gemist.
Op precies dezelfde manier zijn alle ouderwetse beeldbuistelevisies in huis allemaal uit beeld verdwenen sinds Hypotheekvrij! in 2012 uitkwam en vervangen door flatscreens. Geen dure en ook geen belachelijk grote, maar gewoon afgedankte exemplaren van aardige mensen die zelf alweer aan een nieuwe toe waren of het "zielig" vonden dat wij nog steeds naar een bakbeest uit de vorige eeuw moesten kijken. Zo gaat dat vaak: als je zelf niets meer koopt, doen andere mensen dat wel voor je.
Wie Hypotheekvrij! op het nachtkastje heeft liggen, denkt waarschijnlijk dat we nog steeds boodschappen doen met een aangesnoerde broekriem, terwijl we al een tijdje een aflospauze hebben ingelast en in plaats daarvan aan het spáren zijn. Sindsdien weet ik dat je ook hypotheekvrij kunt zijn - of jezelf zo kunt voelen - als je spaarsaldo precies even hoog is als de uitstaande hypotheekschuld. De wetenschap dat je alles in één klap zou kunnen aflossen, is vaak al voldoende, zeker als de maandlasten zijn geslonken.
Vanmorgen heb ik echter mijn hoofd gebroken over een paar passages uit Het plakbandpensioen waarin mijn gele Fiat Panda nog voorkomt, terwijl ik deze inmiddels heb ingeruild voor een grijze Alto. Soms kon ik de zin simpelweg in de verleden tijd zetten, maar er zaten ook een paar lastige alinea's tussen die ik niet kon schrappen, maar die tegelijk alweer achterhaald waren in die paar maanden nadat ik mijn boek had ingeleverd. Zo hard kan dat soms gaan in een mensenleven. In De omgekeerde werkweek woont mijn bejaarde schoonmoeder nog op zichzelf, terwijl ze al in een verpleeghuis zat voordat de inkt van dat boek goed en wel was opgedroogd.
Naast voortschrijdend inzicht heb je dus vooral te maken met de tijd die genadeloos doortikt. Zelfs als je levenstempo vertraagt, ontkom je niet aan veranderingen en onaangename verrassingen. Zo schrijf ik in Het plakbandpensioen opnieuw over mijn schoonmoeder die in juli van dit jaar 98 wordt (ik zeg met opzet niet "hoopt te worden" want dat betwijfel ik), terwijl er elk moment een telefoontje kan komen dat ze er niet meer is. Het enige wat ik wél met zekerheid kan zeggen, is dat ik dan waarschijnlijk nog steeds opneem met mijn Nokia.
Voor alle duidelijkheid: die aftandse Nokia uit Hypotheekvrij! heb ik nog steeds. Daar bel ik mee en verstuur ik af en toe nog wel eens een SMS aan mensen die geen smartphone hebben. Maar toen mijn oudste zoon een nieuwe iPhone kreeg bij zijn abonnement, schonk hij mij zijn oude. Een SIM-kaart zit er niet in, maar ik gebruik hem thuis om te appen, foto's te maken om die bij dit blog te posten en te internetten. Gisteren nog heb ik bijvoorbeeld op dat apparaat naar Buitenhof zitten kijken op Uitzending Gemist.
Op precies dezelfde manier zijn alle ouderwetse beeldbuistelevisies in huis allemaal uit beeld verdwenen sinds Hypotheekvrij! in 2012 uitkwam en vervangen door flatscreens. Geen dure en ook geen belachelijk grote, maar gewoon afgedankte exemplaren van aardige mensen die zelf alweer aan een nieuwe toe waren of het "zielig" vonden dat wij nog steeds naar een bakbeest uit de vorige eeuw moesten kijken. Zo gaat dat vaak: als je zelf niets meer koopt, doen andere mensen dat wel voor je.
Wie Hypotheekvrij! op het nachtkastje heeft liggen, denkt waarschijnlijk dat we nog steeds boodschappen doen met een aangesnoerde broekriem, terwijl we al een tijdje een aflospauze hebben ingelast en in plaats daarvan aan het spáren zijn. Sindsdien weet ik dat je ook hypotheekvrij kunt zijn - of jezelf zo kunt voelen - als je spaarsaldo precies even hoog is als de uitstaande hypotheekschuld. De wetenschap dat je alles in één klap zou kunnen aflossen, is vaak al voldoende, zeker als de maandlasten zijn geslonken.
Vanmorgen heb ik echter mijn hoofd gebroken over een paar passages uit Het plakbandpensioen waarin mijn gele Fiat Panda nog voorkomt, terwijl ik deze inmiddels heb ingeruild voor een grijze Alto. Soms kon ik de zin simpelweg in de verleden tijd zetten, maar er zaten ook een paar lastige alinea's tussen die ik niet kon schrappen, maar die tegelijk alweer achterhaald waren in die paar maanden nadat ik mijn boek had ingeleverd. Zo hard kan dat soms gaan in een mensenleven. In De omgekeerde werkweek woont mijn bejaarde schoonmoeder nog op zichzelf, terwijl ze al in een verpleeghuis zat voordat de inkt van dat boek goed en wel was opgedroogd.
Naast voortschrijdend inzicht heb je dus vooral te maken met de tijd die genadeloos doortikt. Zelfs als je levenstempo vertraagt, ontkom je niet aan veranderingen en onaangename verrassingen. Zo schrijf ik in Het plakbandpensioen opnieuw over mijn schoonmoeder die in juli van dit jaar 98 wordt (ik zeg met opzet niet "hoopt te worden" want dat betwijfel ik), terwijl er elk moment een telefoontje kan komen dat ze er niet meer is. Het enige wat ik wél met zekerheid kan zeggen, is dat ik dan waarschijnlijk nog steeds opneem met mijn Nokia.
zondag 14 februari 2016
Langspeelplaten kopen van een oudere versie van jezelf
Toen mijn jongste zoon nog op de basisschool zat, spaarde hij poppen van Action Man. Strikt genomen was dat speelgoed van vóór zijn tijd, maar hij speelde er vol overgave mee en heeft inmiddels zoveel troepen verzameld (Marie Kondo zou dat afkorten tot "troep") dat hij zijn eigen derde wereldoorlog kan beginnen. Vaak kocht hij die tweedehands van jongens die net een paar jaar ouder waren dan hij. Daar moest ik opeens aan denken toen ik een paar keer een gebruikte elpee kocht van mannen die tien jaar ouder zijn dan ik.
Destijds wist mijn zoon precies welke wapens hij bezat, van wie hij ze had gekocht en hoe ver we daarvoor hadden moeten rijden. Soms hebben we daar absurde afstanden voor afgelegd, maar ik vond het altijd een mooi avontuur om samen ergens heen te rijden en aan te bellen. Ik besefte maar al te goed dat hij een paar jaar later te oud zou zijn om met die poppen te spelen en dus ook te oud om samen met mij rommelmarkten af te struinen. Dat sommige dingen in het leven voorbij gaan is niet erg, zolang je het maar als een aansporing ziet om er op het moment zelf intens van te genieten.
Inmiddels liggen al die Action Man-poppen in manshoge stapels in de garage te wachten op het moment dat hij uit huis gaat. In zekere zin is al dat speelgoed zelfs de enige reden dat we überhaupt nog een garage nodig hebben, want zelf gebruik ik hem eigenlijk alleen nog voor de grasmaaier aangezien ik alles weggooi wat ik niet nodig heb en nooit meer ga gebruiken. Toch moest ik er ineens weer aan denken toen ik aanbelde bij een rijtjeshuis in Krimpen a/d Lek om daar voor 5 euro een tweedehands lp op te halen van Blackfoot.
Als ik een plaat van iemand koop en deze niet op laat sturen, vraag ik altijd waarom ze hem wegdoen. Deze man vertelde dat hij 66 was en kleiner ging wonen (als hij zijn huis tenminste een keer verkocht kreeg). Zijn langspeelplaten stonden allemaal op zolder en waren al twee keer mee verhuisd zonder dat ze waren uitgepakt en gedraaid. Hij had er geen zin in om ze nóg een keer in te laden en daarom verkocht hij ze. Je kon merken dat dat hem aan het hart ging, want voor het weggaan klampte hij me bijna vast met de vraag of ik wel voldoende besefte wat ik kocht. Niet alleen de muziek was hem dierbaar, ook was hij altijd heel zuinig geweest op zijn platen.
Een soortgelijk verhaal kreeg ik niet lang daarna te horen toen ik in Zoetermeer aanbelde voor een langspeelplaat van de Nederlandse bluesband Flavium die er ook al als nieuw uitzag en maar 4 euro kostte. Deze man was 65 en had besloten zijn collectie van 700 stuks uit te dunnen tot iets wat hij in één of twee dozen mee zou kunnen nemen naar een onbewoond eiland. Aan verhuizen was hij nog niet toe, maar blijkbaar ga je boven een bepaalde leeftijd naar je spullen kijken met de blik van je erfgenamen. Zijn kinderen interesseerden zich niet voor platen en hadden een totaal andere smaak, dus hij verkocht ze liever zelf aan echte liefhebbers.
Niet lang daarna zat ik anderhalf uur aan de koffie bij een Rolling Stones-fan uit Gouda van wie ik voor 3 euro de eerste plaat kocht van de Franse band Telephone (die hij ooit weer had gekocht omdat iemand tegen hem had gezegd dat het de Vlaamse versie was van de Rolling Stones). Ik nam meteen ook twee platen mee van The Babys omdat ik nu pas ontdekt heb dat die klinken als Bad Company met John Waite achter de microfoon. Ook deze man was aan het opruimen, maar hij vertelde nog iets anders waar ik nooit eerder bij stil had gestaan.
Vroeger draaide hij de hele dag muziek, precies ik zelf ook doe: het is het eerste wat ik doe en het laatste. Rond zijn zestigste begon dat te veranderen, maar dat ging in zo langzaam en zo ongemerkt dat hij het pas besefte toen het een voldongen feit was. Nu staat er vaak urenlang geen muziek op in zijn flat, omdat hij rust en stilte steeds meer is gaan waarderen. De Stones waren nog steeds absolute jeugdhelden van hem, maar voor non-stop platen draaien was hij op zijn 65e te oud geworden.
Dat verklaart misschien ook waarom ik soms bijna bezeten met muziek bezig ben (mijn vrouw noemt het "manisch", maar ik zou het eerder maniakaal noemen). In 2008 zijn wij onze hypotheek gaan aflossen alsof ons leven ervan afhing, wat in zekere zin ook zo was want vier jaar later raakte ik mijn baan kwijt. Op precies dezelfde manier ben ik nu naar muziek aan het luisteren en platen aan het verzamelen: in het besef dat de tijd begint te dringen en ik niet het eeuwige leven heb.
Destijds wist mijn zoon precies welke wapens hij bezat, van wie hij ze had gekocht en hoe ver we daarvoor hadden moeten rijden. Soms hebben we daar absurde afstanden voor afgelegd, maar ik vond het altijd een mooi avontuur om samen ergens heen te rijden en aan te bellen. Ik besefte maar al te goed dat hij een paar jaar later te oud zou zijn om met die poppen te spelen en dus ook te oud om samen met mij rommelmarkten af te struinen. Dat sommige dingen in het leven voorbij gaan is niet erg, zolang je het maar als een aansporing ziet om er op het moment zelf intens van te genieten.
Inmiddels liggen al die Action Man-poppen in manshoge stapels in de garage te wachten op het moment dat hij uit huis gaat. In zekere zin is al dat speelgoed zelfs de enige reden dat we überhaupt nog een garage nodig hebben, want zelf gebruik ik hem eigenlijk alleen nog voor de grasmaaier aangezien ik alles weggooi wat ik niet nodig heb en nooit meer ga gebruiken. Toch moest ik er ineens weer aan denken toen ik aanbelde bij een rijtjeshuis in Krimpen a/d Lek om daar voor 5 euro een tweedehands lp op te halen van Blackfoot.
Als ik een plaat van iemand koop en deze niet op laat sturen, vraag ik altijd waarom ze hem wegdoen. Deze man vertelde dat hij 66 was en kleiner ging wonen (als hij zijn huis tenminste een keer verkocht kreeg). Zijn langspeelplaten stonden allemaal op zolder en waren al twee keer mee verhuisd zonder dat ze waren uitgepakt en gedraaid. Hij had er geen zin in om ze nóg een keer in te laden en daarom verkocht hij ze. Je kon merken dat dat hem aan het hart ging, want voor het weggaan klampte hij me bijna vast met de vraag of ik wel voldoende besefte wat ik kocht. Niet alleen de muziek was hem dierbaar, ook was hij altijd heel zuinig geweest op zijn platen.
Een soortgelijk verhaal kreeg ik niet lang daarna te horen toen ik in Zoetermeer aanbelde voor een langspeelplaat van de Nederlandse bluesband Flavium die er ook al als nieuw uitzag en maar 4 euro kostte. Deze man was 65 en had besloten zijn collectie van 700 stuks uit te dunnen tot iets wat hij in één of twee dozen mee zou kunnen nemen naar een onbewoond eiland. Aan verhuizen was hij nog niet toe, maar blijkbaar ga je boven een bepaalde leeftijd naar je spullen kijken met de blik van je erfgenamen. Zijn kinderen interesseerden zich niet voor platen en hadden een totaal andere smaak, dus hij verkocht ze liever zelf aan echte liefhebbers.
Niet lang daarna zat ik anderhalf uur aan de koffie bij een Rolling Stones-fan uit Gouda van wie ik voor 3 euro de eerste plaat kocht van de Franse band Telephone (die hij ooit weer had gekocht omdat iemand tegen hem had gezegd dat het de Vlaamse versie was van de Rolling Stones). Ik nam meteen ook twee platen mee van The Babys omdat ik nu pas ontdekt heb dat die klinken als Bad Company met John Waite achter de microfoon. Ook deze man was aan het opruimen, maar hij vertelde nog iets anders waar ik nooit eerder bij stil had gestaan.
Vroeger draaide hij de hele dag muziek, precies ik zelf ook doe: het is het eerste wat ik doe en het laatste. Rond zijn zestigste begon dat te veranderen, maar dat ging in zo langzaam en zo ongemerkt dat hij het pas besefte toen het een voldongen feit was. Nu staat er vaak urenlang geen muziek op in zijn flat, omdat hij rust en stilte steeds meer is gaan waarderen. De Stones waren nog steeds absolute jeugdhelden van hem, maar voor non-stop platen draaien was hij op zijn 65e te oud geworden.
Dat verklaart misschien ook waarom ik soms bijna bezeten met muziek bezig ben (mijn vrouw noemt het "manisch", maar ik zou het eerder maniakaal noemen). In 2008 zijn wij onze hypotheek gaan aflossen alsof ons leven ervan afhing, wat in zekere zin ook zo was want vier jaar later raakte ik mijn baan kwijt. Op precies dezelfde manier ben ik nu naar muziek aan het luisteren en platen aan het verzamelen: in het besef dat de tijd begint te dringen en ik niet het eeuwige leven heb.
zaterdag 13 februari 2016
Zijn er nog mensen die weten wat het woord "tropenjaren" betekent?
Op pagina 130 van mijn nieuwe boek gebruik ik het woord "tropenjaren", maar pas toen ik het manuscript aan het corrigeren was vroeg ik me af of iedereen nog wel weet wat daarmee bedoeld wordt. In mijn jeugd was dat een veelgebruikte uitdrukking, omdat Nederlands-Indië nog vers in het geheugen zat. Tegenwoordig ben je gewoon een expat als je in het buitenland werkt en leidt dat eerder tot een korting op je AOW dan een vervroegd pensioen. Volgens wikipedia stamt de uitdrukking uit de koloniale tijd, al voegen ze er wel een veelbetekenend zinnetje aan toe dat de uitdrukking opeens weer heel actueel maakt.
Ik ben in loondienst geweest tussen mijn 27e verjaardag en mijn 52e, net niet lang genoeg om mijn 25-jarige jubileum te kunnen vieren. Naar huidige maatstaven gemeten is dat weinig, want minimaal 40 jaar is toch wel de norm. Wie vandaag de dag op zijn twintigste begint met werken, moet zelfs niet raar opkijken als hij pas na een halve eeuw recht heeft op AOW, nog los van de vraag wat er tegen die tijd nog van die hele regeling over is.
Toch vind ik dat ik nu wel lang genoeg heb gewerkt, ook - en daar komt het - omdat het tropenjaren zijn geweest. Cijfers en statistieken over gewerkte uren zeggen niet zo veel, omdat je er in mijn geval nog een heleboel reistijd bij op moet tellen. Tussen 1991 en 2012 heb ik gependeld tussen Rotterdam en Amsterdam, waardoor ik soms twee volle werkweken per maand in de auto zat en ik meer dan 1 miljoen autokilometers achter de kiezen heb. Dat is, wat je er verder ook van vindt, drie keer zoveel als een gemiddelde automobilist en vijf keer zoveel als mijn echtgenote. Het is ook naar de maan en terug en dan nog een keer naar de maan.
Is die dubbele belasting op zich al zwaar genoeg om over "tropenjaren" te spreken, ik heb daarnaast in de avonduren nog eens tien boeken geschreven. In het begin waren dat thrillers, later kwam daar non-fictie bij en één verdwaald jeugdboek. Ik kwam thuis om half zeven, bracht mijn oudste zoon naar bed en zat om half negen achter de computer om aan mijn boek te werken tot een uur of tien, half elf. En dat avond aan avond, jaar na jaar. In die zin zou je dus bijna kunnen spreken van een driedubbele baan. Het verklaart ook waarom ik nu het gevoel heb dat ik 365 dagen vakantie per jaar heb, omdat ik mijn auto uitsluitend gebruik voor korte ritjes en ik "alleen" maar boeken en columns schrijf.
Volgens wikipedia "wordt de uitdrukking nog wel gebruikt om aan te geven dat iemand een jaar achter de rug heeft dat wel erg zwaar is". Zo heb ik dat niet altijd ervaren, al overvalt mij met terugwerkende kracht wel eens een gevoel van vermoeidheid als ik dat allemaal bij elkaar optel (en zeker als ik al die boeken naast elkaar in de kast zie staan). Het is ook niet zozeer dat zinnetje dat mij opviel, als wel de vaststelling dat tropenjaren destijds dubbel telden voor de opbouw van het pensioen. Op papier heb ik dus "maar" 24 jaar gewerkt, terwijl ik - als je rekent met gemiddeld één boek per anderhalf jaar - wel voor veertig jaar werk heb verzet.
Dat houd ik mijn vrouw dus nog wel eens voor als zij zich opmaakt voor haar omgekeerde werkweek, terwijl ik me nog eens lekker omdraai. Een argeloze voorbijganger zou mij kunnen zien als een man van 54 die elke dag op een luie stoel zit te lezen, terwijl ik in werkelijkheid iemand ben die maar liefst 14 boeken heeft geschreven. Er zijn genoeg schrijvers die geen dag van hun leven echt hebben gewerkt, terwijl ze dat aantal niet eens halen. Ik ga dus inderdaad tamelijk vroeg met pensioen, maar vind ook dat ik dat inmiddels ruimschoots heb verdiend. Nu alleen nog hopen dat de zomer óók een beetje tropisch wil worden.
Ik ben in loondienst geweest tussen mijn 27e verjaardag en mijn 52e, net niet lang genoeg om mijn 25-jarige jubileum te kunnen vieren. Naar huidige maatstaven gemeten is dat weinig, want minimaal 40 jaar is toch wel de norm. Wie vandaag de dag op zijn twintigste begint met werken, moet zelfs niet raar opkijken als hij pas na een halve eeuw recht heeft op AOW, nog los van de vraag wat er tegen die tijd nog van die hele regeling over is.
Toch vind ik dat ik nu wel lang genoeg heb gewerkt, ook - en daar komt het - omdat het tropenjaren zijn geweest. Cijfers en statistieken over gewerkte uren zeggen niet zo veel, omdat je er in mijn geval nog een heleboel reistijd bij op moet tellen. Tussen 1991 en 2012 heb ik gependeld tussen Rotterdam en Amsterdam, waardoor ik soms twee volle werkweken per maand in de auto zat en ik meer dan 1 miljoen autokilometers achter de kiezen heb. Dat is, wat je er verder ook van vindt, drie keer zoveel als een gemiddelde automobilist en vijf keer zoveel als mijn echtgenote. Het is ook naar de maan en terug en dan nog een keer naar de maan.
Is die dubbele belasting op zich al zwaar genoeg om over "tropenjaren" te spreken, ik heb daarnaast in de avonduren nog eens tien boeken geschreven. In het begin waren dat thrillers, later kwam daar non-fictie bij en één verdwaald jeugdboek. Ik kwam thuis om half zeven, bracht mijn oudste zoon naar bed en zat om half negen achter de computer om aan mijn boek te werken tot een uur of tien, half elf. En dat avond aan avond, jaar na jaar. In die zin zou je dus bijna kunnen spreken van een driedubbele baan. Het verklaart ook waarom ik nu het gevoel heb dat ik 365 dagen vakantie per jaar heb, omdat ik mijn auto uitsluitend gebruik voor korte ritjes en ik "alleen" maar boeken en columns schrijf.
Volgens wikipedia "wordt de uitdrukking nog wel gebruikt om aan te geven dat iemand een jaar achter de rug heeft dat wel erg zwaar is". Zo heb ik dat niet altijd ervaren, al overvalt mij met terugwerkende kracht wel eens een gevoel van vermoeidheid als ik dat allemaal bij elkaar optel (en zeker als ik al die boeken naast elkaar in de kast zie staan). Het is ook niet zozeer dat zinnetje dat mij opviel, als wel de vaststelling dat tropenjaren destijds dubbel telden voor de opbouw van het pensioen. Op papier heb ik dus "maar" 24 jaar gewerkt, terwijl ik - als je rekent met gemiddeld één boek per anderhalf jaar - wel voor veertig jaar werk heb verzet.
Dat houd ik mijn vrouw dus nog wel eens voor als zij zich opmaakt voor haar omgekeerde werkweek, terwijl ik me nog eens lekker omdraai. Een argeloze voorbijganger zou mij kunnen zien als een man van 54 die elke dag op een luie stoel zit te lezen, terwijl ik in werkelijkheid iemand ben die maar liefst 14 boeken heeft geschreven. Er zijn genoeg schrijvers die geen dag van hun leven echt hebben gewerkt, terwijl ze dat aantal niet eens halen. Ik ga dus inderdaad tamelijk vroeg met pensioen, maar vind ook dat ik dat inmiddels ruimschoots heb verdiend. Nu alleen nog hopen dat de zomer óók een beetje tropisch wil worden.
vrijdag 12 februari 2016
De meeste mensen zijn te rusteloos om het rustiger aan te doen
Mijn laatste drie boeken laten zich lezen als een trilogie vol tips met als doel om het iets rustiger aan te doen in deze hectische 24 uursamenleving. Vandaar dat ik Het plakbandpensioen in het voorwoord ook omschrijf als de overtreffende trap van de omgekeerde werkweek. Voor de meeste mensen is "nietsdoen" (hoe je dat verder ook invult) echter een onmogelijke opgave, omdat het ze van nature aan rust ontbeert. Zelfs wie meer geld bezit dan hij ooit kan opmaken, wordt soms voortgedreven door een brandende, niet aflatende ambitie.
Voor de aardigheid heb ik eens gekeken hoe vaak het woord "rust" in mijn nieuwe boek voorkomt. Gisteren kreeg ik namelijk de PDF van Het plakbandpensioen in mijn mailbox voor een allerlaatste controle, dus het was slechts een kwestie van een zoekterm intikken. In totaal bleek dat woord wel 40 keer voor te komen (dus ruwweg om de zes pagina's), hoewel in allerlei woordcombinaties en varianten. Zo kan het net zo goed over nachtrust gaan als over een rustige oude dag of over rust als tegenhanger van stress en hectiek. De ijverige zoekmachine telde zelfs het woord "frustratie" mee, waardoor ik nu pas besef dat het verborgen kan gaan in termen die eerder wijzen op het tegendeel.
Wie van nature rusteloos is, zal zijn hele leven moeite hebben zich te ontspannen. In Het nieuwe nietsdoen schreef ik daarom al dat "nietsdoen" niet voor iedereen is weggelegd. Om precies dezelfde reden is een plakbandpensioen (als in: een zo vroeg mogelijk vroegpensioen) een heilloze missie wanneer je jezelf schuldig voelt als je even niets doet en een onverzadigbare behoefte hebt jezelf te bewijzen of bezig te houden. Zo kun je in mijn optiek dus een heel armzalig leven leiden, terwijl je schatrijk bent. Omgekeerd laat ik in mijn nieuwe boek juist zien hoe je kunt leven als een miljonair met een minimaal inkomen.
Dat "nietsdoen" niets met geld te maken heeft, viel in dubbel opzicht af te leiden uit de stapel kranten van afgelopen weekend. Aan de ene kant is er de steenrijke Rattan Chadka (66) die de AOW-leeftijd al heeft bereikt en die stoppen met werken beschouwt als stoppen met leven. Hij kan zich een lidmaatschap veroorloven van een golfclub van 60.000 euro per jaar (!), maar tegelijk kan hij niet stilzitten. Hij noemt zichzelf dan ook een ongelukkig mens omdat hij rusteloos is. Letterlijk zegt hij: "Ik wil altijd meer. (...) Ik ben nooit in evenwicht. Ik heb nooit het gevoel: oké, zo is het goed."
Dat laatste is de crux. Ik herinner me nog haarscherp wat ik voelde toen ik een stuk weiland achter ons huis had gekocht en bij de toegangsweg een mooi eikenhouten landhek had laten plaatsen. Voor het eerst in mijn leven had ik toen het heerlijke gevoel dat ik kláár was, dat ik niks meer te wensen over had en alleen maar verlangde naar meer van hetzelfde. Wie dat gevoel heeft op zijn vijftigste verjaardag kan lekker achteroverleunen op een luie ligstoel en de hele zondag in de tuin zitten lezen zonder het beklemmende gevoel dat hij iets mist of nodig iets moet gaan doen.
Dat gebrek aan rust loopt dwars door alle rangen en standen heen, want in Trouw zegt Myrthe van der Meer (een schrijfster met een psychiatrisch verleden) dat "rust een luxe is die ze zich moeilijk kan permitteren". Niet omdat ze geen geld heeft (want het verhaal van Chatka laat juist zien dat geld geen enkele rol speelt), maar omdat ze altijd vindt dat ze nog iets harder zou moeten werken. Mensen in loondienst hebben vaak een hekel aan hun manager omdat hij onredelijk is en zich gedraagt als een bullebak, maar de strengste en meest veeleisende manager ben je in de regel zelf.
Voor de aardigheid heb ik eens gekeken hoe vaak het woord "rust" in mijn nieuwe boek voorkomt. Gisteren kreeg ik namelijk de PDF van Het plakbandpensioen in mijn mailbox voor een allerlaatste controle, dus het was slechts een kwestie van een zoekterm intikken. In totaal bleek dat woord wel 40 keer voor te komen (dus ruwweg om de zes pagina's), hoewel in allerlei woordcombinaties en varianten. Zo kan het net zo goed over nachtrust gaan als over een rustige oude dag of over rust als tegenhanger van stress en hectiek. De ijverige zoekmachine telde zelfs het woord "frustratie" mee, waardoor ik nu pas besef dat het verborgen kan gaan in termen die eerder wijzen op het tegendeel.
Wie van nature rusteloos is, zal zijn hele leven moeite hebben zich te ontspannen. In Het nieuwe nietsdoen schreef ik daarom al dat "nietsdoen" niet voor iedereen is weggelegd. Om precies dezelfde reden is een plakbandpensioen (als in: een zo vroeg mogelijk vroegpensioen) een heilloze missie wanneer je jezelf schuldig voelt als je even niets doet en een onverzadigbare behoefte hebt jezelf te bewijzen of bezig te houden. Zo kun je in mijn optiek dus een heel armzalig leven leiden, terwijl je schatrijk bent. Omgekeerd laat ik in mijn nieuwe boek juist zien hoe je kunt leven als een miljonair met een minimaal inkomen.
Dat "nietsdoen" niets met geld te maken heeft, viel in dubbel opzicht af te leiden uit de stapel kranten van afgelopen weekend. Aan de ene kant is er de steenrijke Rattan Chadka (66) die de AOW-leeftijd al heeft bereikt en die stoppen met werken beschouwt als stoppen met leven. Hij kan zich een lidmaatschap veroorloven van een golfclub van 60.000 euro per jaar (!), maar tegelijk kan hij niet stilzitten. Hij noemt zichzelf dan ook een ongelukkig mens omdat hij rusteloos is. Letterlijk zegt hij: "Ik wil altijd meer. (...) Ik ben nooit in evenwicht. Ik heb nooit het gevoel: oké, zo is het goed."
Dat laatste is de crux. Ik herinner me nog haarscherp wat ik voelde toen ik een stuk weiland achter ons huis had gekocht en bij de toegangsweg een mooi eikenhouten landhek had laten plaatsen. Voor het eerst in mijn leven had ik toen het heerlijke gevoel dat ik kláár was, dat ik niks meer te wensen over had en alleen maar verlangde naar meer van hetzelfde. Wie dat gevoel heeft op zijn vijftigste verjaardag kan lekker achteroverleunen op een luie ligstoel en de hele zondag in de tuin zitten lezen zonder het beklemmende gevoel dat hij iets mist of nodig iets moet gaan doen.
Dat gebrek aan rust loopt dwars door alle rangen en standen heen, want in Trouw zegt Myrthe van der Meer (een schrijfster met een psychiatrisch verleden) dat "rust een luxe is die ze zich moeilijk kan permitteren". Niet omdat ze geen geld heeft (want het verhaal van Chatka laat juist zien dat geld geen enkele rol speelt), maar omdat ze altijd vindt dat ze nog iets harder zou moeten werken. Mensen in loondienst hebben vaak een hekel aan hun manager omdat hij onredelijk is en zich gedraagt als een bullebak, maar de strengste en meest veeleisende manager ben je in de regel zelf.
donderdag 11 februari 2016
Waarom wordt steeds gezegd dat we langer door "moeten" werken?
Schreef Mathijs Bouman afgelopen zaterdag al in het FD dat je niet per se gelukkig wordt van (betaald) werk, vandaag wordt socioloog Levi van den Bogaard in de Volkskrant aan de tand gevoeld over een onderwerp dat in het verlengde daarvan ligt (zeker als je mijn boeken in chronologische volgorde leest). Volgens hem is stoppen met werken goed voor je gezondheid, met name als je je baan als stressvol ervaart. Wie met pensioen gaat, knapt daar zienderogen en vaak ook zichtbaar van op in vergelijking met leeftijdgenoten die stug door blijven pezen.
Dat lijkt in tegenspraak met alles wat je daarover hoort (wee, o wee het zwarte gat) en staat in ieder geval in schril contrast met de versnelde verhoging van de pensioenleeftijd. Die staat met ingang van 2021 voor iedereen op 67 jaar en zal daarna waarschijnlijk nog verder worden verhoogd als de gemiddelde levensverwachting blijft stijgen. Reden voor de verslaggeefster om aan Van den Boogaard te vragen hoe zijn bevindingen zich verhouden tot het feit dat we "steeds langer door moeten werken".
Ik kom hieronder nog terug op zijn antwoord op die vraag, maar eerst moeten we even stilstaan bij die formulering. De zinsnede dat we steeds langer door moeten werken wordt doorgaans uitgesproken met dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee tussen 1985 en 2008 werd gezegd dat je een dief was van je eigen portemonnee als je afloste op je hypotheek. Inmiddels weten we beter en durf ik zelfs de stelling aan dat je een dief bent van je eigen portemonnee als je niet aflost.
Dat ik met ingang van 1 mei, in de maand waarin ik nog 55 moet worden, met plakbandpensioen ga laat ook zien dat die nieuwe pensioenleeftijd niet in marmer gebeiteld is. Het enige wat er gebeurt is dat de overheid het moment waarop je recht hebt op AOW opschuift. Dat recht hebben ze, net zoals ze in de toekomst de bijbehorende uitkering misschien gaan verlagen of de belastingtarieven voor gepensioneerden gaan verhogen. Maar verder mag je als burger natuurlijk zelf uitmaken hoe lang je doorwerkt en of je dat voltijds doet of parttime.
Door steeds maar te zeggen dat je langer door "moet" werken, geef je mensen ten onrechte het idee dat ze geen keuze hebben, net zoals ze vroeger vaak dachten dat je een aflossingsvrije hypotheek niet mag aflossen of zelfs niet hoeft af te lossen. Dat is overigens wel een aan aardige analogie in dit verband: je kunt namelijk best een annuïtaire hypotheek afsluiten met een looptijd van 30 jaar en die vervolgens in 10 jaar helemaal aflossen. Elk jaar mag je minimaal 10% van de hoofdsom versneld aflossen, dus niemand kan je verbieden dat te doen, net zoals niemand je kan verbieden om al op 60-jarige leeftijd te stoppen met werken als je genoeg hebt gespaard en afgelost.
Versneld aflossen is dus niet alleen goed voor een gezonde financiële huishouding, maar ook voor je eigen fysieke gezondheid. In de laatste zin van het interview zegt Levi van den Boogaard dat hij er niet voor pleit dat iedereen zo vroeg mogelijk met pensioen moet, want daardoor zou het stelsel nog veel verder onder druk komen te staan. Daar sluit ik me helemaal bij aan, al was het alleen maar omdat ik vind dat iedereen zelf zijn leven mag uitstippelen en invullen. In mijn nieuwe boek laat ik ook alleen maar zien dat eerder stoppen nog steeds mogelijk is en dat het boven een bepaalde leeftijd helemaal geen straf hoeft te zijn om niet meer de hele week te werken.
Dat lijkt in tegenspraak met alles wat je daarover hoort (wee, o wee het zwarte gat) en staat in ieder geval in schril contrast met de versnelde verhoging van de pensioenleeftijd. Die staat met ingang van 2021 voor iedereen op 67 jaar en zal daarna waarschijnlijk nog verder worden verhoogd als de gemiddelde levensverwachting blijft stijgen. Reden voor de verslaggeefster om aan Van den Boogaard te vragen hoe zijn bevindingen zich verhouden tot het feit dat we "steeds langer door moeten werken".
Ik kom hieronder nog terug op zijn antwoord op die vraag, maar eerst moeten we even stilstaan bij die formulering. De zinsnede dat we steeds langer door moeten werken wordt doorgaans uitgesproken met dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee tussen 1985 en 2008 werd gezegd dat je een dief was van je eigen portemonnee als je afloste op je hypotheek. Inmiddels weten we beter en durf ik zelfs de stelling aan dat je een dief bent van je eigen portemonnee als je niet aflost.
Dat ik met ingang van 1 mei, in de maand waarin ik nog 55 moet worden, met plakbandpensioen ga laat ook zien dat die nieuwe pensioenleeftijd niet in marmer gebeiteld is. Het enige wat er gebeurt is dat de overheid het moment waarop je recht hebt op AOW opschuift. Dat recht hebben ze, net zoals ze in de toekomst de bijbehorende uitkering misschien gaan verlagen of de belastingtarieven voor gepensioneerden gaan verhogen. Maar verder mag je als burger natuurlijk zelf uitmaken hoe lang je doorwerkt en of je dat voltijds doet of parttime.
Door steeds maar te zeggen dat je langer door "moet" werken, geef je mensen ten onrechte het idee dat ze geen keuze hebben, net zoals ze vroeger vaak dachten dat je een aflossingsvrije hypotheek niet mag aflossen of zelfs niet hoeft af te lossen. Dat is overigens wel een aan aardige analogie in dit verband: je kunt namelijk best een annuïtaire hypotheek afsluiten met een looptijd van 30 jaar en die vervolgens in 10 jaar helemaal aflossen. Elk jaar mag je minimaal 10% van de hoofdsom versneld aflossen, dus niemand kan je verbieden dat te doen, net zoals niemand je kan verbieden om al op 60-jarige leeftijd te stoppen met werken als je genoeg hebt gespaard en afgelost.
Versneld aflossen is dus niet alleen goed voor een gezonde financiële huishouding, maar ook voor je eigen fysieke gezondheid. In de laatste zin van het interview zegt Levi van den Boogaard dat hij er niet voor pleit dat iedereen zo vroeg mogelijk met pensioen moet, want daardoor zou het stelsel nog veel verder onder druk komen te staan. Daar sluit ik me helemaal bij aan, al was het alleen maar omdat ik vind dat iedereen zelf zijn leven mag uitstippelen en invullen. In mijn nieuwe boek laat ik ook alleen maar zien dat eerder stoppen nog steeds mogelijk is en dat het boven een bepaalde leeftijd helemaal geen straf hoeft te zijn om niet meer de hele week te werken.
woensdag 10 februari 2016
Van hard werken word je dus ook nog eens ongelukkig
Sinds het verschijnen van mijn boek De omgekeerde werkweek wordt mij vaak gevraagd hoe veel ik zelf nou eigenlijk werk. Het standaardantwoord dat ik daarop geef is: zo weinig mogelijk. Ik vind het heerlijk om af en toe een boek of een column te schrijven en een blog bij te houden, maar ik eet liever droog brood dan dat ik ooit weer de hele week van 9 tot 6 achter een bureau ga zitten op een kantoor. Wie gelukkig wil worden, kan zijn tijd ook beter besteden aan tuinieren, musea bezoeken, sporten en kletsen dan aan vergaderen, in de file staan en werken.
Die conclusie trekt Mathijs Bouman tenminste in zijn column in het FD. Het blijft lastig om geluk te meten en in harde cijfers uit te drukken, maar uit zijn verhaal blijkt overduidelijk dat je vooral een positief gevoel overhoudt aan zaken die je in je vrije tijd doet met seks als absolute uitschieter, Des te betreurenswaardiger en zorgwekkender is het dat veel tweeverdieners zo hard werken en zo druk met hun smartphone in de weer zijn dat ze 's avonds als een blok in slaap vallen en soms maanden achtereen niet aan vrijen toekomen.
Als ik in gesprek raak met mensen en iets vertel over mijn dagindeling (of mijn aanstaande plakbandpensioen) krijg ik vaak te horen dat "werk" toch ook leuk kan zijn of zinvol en bevredigend. Het is goed voor je zelfvertrouwen, biedt elke dag weer nieuwe uitdagingen en geeft je het gevoel deel uit te maken van de maatschappij. Mensen die hun baan zijn kwijtgeraakt en niet snel weer iets anders weten te vinden, klagen juist vaak over die "lange, lege dag" die zich als een onherbergzame woestijn voor hen uitstrekt.
Dat is allemaal waar. Tegelijk zijn er maar héél weinig mensen in de gelukkige positie dat ze objectief kunnen vaststellen of ze werken voor het geld of voor iets anders. In De omgekeerde werkweek noem ik dat het "Stockholm-syndroom": werk moet (want de hypotheek loopt nog 29 jaar door en de kinderen moeten nog studeren) en dus moet het ook wel een toegevoegde waarde hebben. Als werknemer houd je het immers niet vol als je je een paar decennia tegen je zin naar kantoor moet slepen in de wetenschap dat je een stuk vrolijker zou worden van wandelen, knutselen en uitslapen.
Bouman is verfrissend eerlijk in zijn column en vindt het een logische conclusie dat werken "negatief nut" heeft. Dat verklaart immers waarom je ervoor betaald krijgt, terwijl je voor de Efteling juist geld moet neertellen. In De omgekeerde werkweek noem ik werken het "verhuren van je vakkennis" (als je het positief wil uitdrukken), terwijl je het net zo goed kunt bestempelen als het "verkopen van je kostbare vrije tijd". Hoe je het definieert, mag iedereen zelf bepalen en ook tegen welke prijs je bereid bent dat te doen. Het gaat mij er alleen maar om dat de balans niet doorslaat en dat je geen keuzes maakt waar je aan het einde van je leven met spijt op terugkijkt.
Die conclusie trekt Mathijs Bouman tenminste in zijn column in het FD. Het blijft lastig om geluk te meten en in harde cijfers uit te drukken, maar uit zijn verhaal blijkt overduidelijk dat je vooral een positief gevoel overhoudt aan zaken die je in je vrije tijd doet met seks als absolute uitschieter, Des te betreurenswaardiger en zorgwekkender is het dat veel tweeverdieners zo hard werken en zo druk met hun smartphone in de weer zijn dat ze 's avonds als een blok in slaap vallen en soms maanden achtereen niet aan vrijen toekomen.
Als ik in gesprek raak met mensen en iets vertel over mijn dagindeling (of mijn aanstaande plakbandpensioen) krijg ik vaak te horen dat "werk" toch ook leuk kan zijn of zinvol en bevredigend. Het is goed voor je zelfvertrouwen, biedt elke dag weer nieuwe uitdagingen en geeft je het gevoel deel uit te maken van de maatschappij. Mensen die hun baan zijn kwijtgeraakt en niet snel weer iets anders weten te vinden, klagen juist vaak over die "lange, lege dag" die zich als een onherbergzame woestijn voor hen uitstrekt.
Dat is allemaal waar. Tegelijk zijn er maar héél weinig mensen in de gelukkige positie dat ze objectief kunnen vaststellen of ze werken voor het geld of voor iets anders. In De omgekeerde werkweek noem ik dat het "Stockholm-syndroom": werk moet (want de hypotheek loopt nog 29 jaar door en de kinderen moeten nog studeren) en dus moet het ook wel een toegevoegde waarde hebben. Als werknemer houd je het immers niet vol als je je een paar decennia tegen je zin naar kantoor moet slepen in de wetenschap dat je een stuk vrolijker zou worden van wandelen, knutselen en uitslapen.
Bouman is verfrissend eerlijk in zijn column en vindt het een logische conclusie dat werken "negatief nut" heeft. Dat verklaart immers waarom je ervoor betaald krijgt, terwijl je voor de Efteling juist geld moet neertellen. In De omgekeerde werkweek noem ik werken het "verhuren van je vakkennis" (als je het positief wil uitdrukken), terwijl je het net zo goed kunt bestempelen als het "verkopen van je kostbare vrije tijd". Hoe je het definieert, mag iedereen zelf bepalen en ook tegen welke prijs je bereid bent dat te doen. Het gaat mij er alleen maar om dat de balans niet doorslaat en dat je geen keuzes maakt waar je aan het einde van je leven met spijt op terugkijkt.
dinsdag 9 februari 2016
Mijn eigen einde van de wereld
In mijn nieuwe boek leg ik uit waarom ik de laatste tijd nog maar zelden televisie kijk en wat ik allemaal doe in de zeeën van tijd die je dan ineens overhoudt. Want zelfs met de iets teruglopende kijkcijfers zitten mensen per week nog altijd anderhalve dag voor de buis. Toch heb ik af en toe wel een aflevering voorbij zien komen van het programma waarin Floortje Dessing mensen opzoekt die ergens ver van de beschaving aan het einde van de wereld wonen. Ik snap de appeal want ik doe eigenlijk precies hetzelfde, zij het dan aan het einde van een doodlopend weggetje van 100 meter.
Je kunt naar het programma van Floortje Dessing kijken op verschillende manieren. Zo zijn er mensen die vooral jaloers zijn op de presentatrice zelf omdat ze tegen betaling de hele wereld rond kan reizen. Zelfs al is ze soms een halve dag te voet onderweg naar haar bestemming, het blijft een soort gratis vakantie die je kunt boeken zonder vakantiedagen in te hoeven leveren. De werkelijkheid is waarschijnlijk weerbarstiger en een stuk minder rooskleurig, maar zo lijkt het wel.
Andere mensen - waaronder ik - zullen vooral naar het programma kijken, zoals ze ook naar Ik Vertrek kijken. Bijna iedereen fantaseert er wel eens over zijn baan op te zeggen en de files voorgoed vaarwel te zeggen op zoek naar geluk aan de andere kant van de wereld. Dat het onderweg vaak misgaat en dat je midden in de rimboe ineens zoiets simpels als een gebakken ei met ontbijtspek kunt missen, heeft ook iets geruststellends. Je moet dan als loonslaaf dan wel elke dag de wekker zetten, de bios bevindt zich om de hoek, je vrienden wonen lekker in de buurt en de koelkast zit altijd vol.
Opvallend genoeg vragen mensen zich zelden af of er niet een soort tussenweg bestaat en of je per se naar Ecuador moet om het over een heel andere boeg te gooien. Dat kwartje viel bij mijzelf ook pas nadat ik voor een prikkie een vrijstaand vakantiehuis had gekocht op een heuvel in voormalig Oost-Duitsland, zonder me te realiseren dat ik voortaan dus eerst 8 uur in de auto moest zitten om vervolgens lekker niks te gaan doen (na ter plekke van alles te hebben gerepareerd, geschilderd en uitgepakt).
Sindsdien gooi ik het over een totaal andere boeg, al was het alleen maar omdat ik in de zomer liever 15 meter richting het zuiden slenter dan in de auto te stappen om 1500 kilometer verder uit te stappen in Toscane. Er zijn mensen die 36 uur onderweg zijn voor een van de laatste hotels ter wereld zonder wifi, maar je kunt ook besluiten om zelf de stekker van je modem uit de muur te trekken of je smartphone tenminste uit je slaapkamer te bannen.
Mijn eigen einde van de wereld is nadrukkelijk een compromis, want bij oostenwind hoor ik de snelweg en als ik de camera de andere kant op richt, zie ik gewoon huizen. Het bijbehorende klimaat is ook gewoon Nederlands, dus de tuinstoelen liggen nog opgestapeld en als ik naar de brievenbus loop word ik nat. Toch vind ik hier precies de rust en de ruimte waar sommige mensen zo naar snakken dat ze zelfs bereid zijn naar een houten huisje in de woestijn te verkassen.
Bij mijn tussenoplossing kun je allerlei kanttekeningen plaatsen (en in Het plakbandpensioen besteed ik zelfs een heel hoofdstuk aan al die "ja maar"-zeggers), maar in mijn geval werkt het wonderwel. Wie "thuis" rust weet te vinden of te creëren, hoeft nooit meer de deur uit en is op vakantie zodra hij in zijn ochtendjas de tuin in wandelt met een kop koffie en een krant. En dat alles in de wetenschap dat de beschaving zich niet aan het andere eind van de wereld bevindt, maar 100 meter verderop al begint.
Je kunt naar het programma van Floortje Dessing kijken op verschillende manieren. Zo zijn er mensen die vooral jaloers zijn op de presentatrice zelf omdat ze tegen betaling de hele wereld rond kan reizen. Zelfs al is ze soms een halve dag te voet onderweg naar haar bestemming, het blijft een soort gratis vakantie die je kunt boeken zonder vakantiedagen in te hoeven leveren. De werkelijkheid is waarschijnlijk weerbarstiger en een stuk minder rooskleurig, maar zo lijkt het wel.
Andere mensen - waaronder ik - zullen vooral naar het programma kijken, zoals ze ook naar Ik Vertrek kijken. Bijna iedereen fantaseert er wel eens over zijn baan op te zeggen en de files voorgoed vaarwel te zeggen op zoek naar geluk aan de andere kant van de wereld. Dat het onderweg vaak misgaat en dat je midden in de rimboe ineens zoiets simpels als een gebakken ei met ontbijtspek kunt missen, heeft ook iets geruststellends. Je moet dan als loonslaaf dan wel elke dag de wekker zetten, de bios bevindt zich om de hoek, je vrienden wonen lekker in de buurt en de koelkast zit altijd vol.
Opvallend genoeg vragen mensen zich zelden af of er niet een soort tussenweg bestaat en of je per se naar Ecuador moet om het over een heel andere boeg te gooien. Dat kwartje viel bij mijzelf ook pas nadat ik voor een prikkie een vrijstaand vakantiehuis had gekocht op een heuvel in voormalig Oost-Duitsland, zonder me te realiseren dat ik voortaan dus eerst 8 uur in de auto moest zitten om vervolgens lekker niks te gaan doen (na ter plekke van alles te hebben gerepareerd, geschilderd en uitgepakt).
Sindsdien gooi ik het over een totaal andere boeg, al was het alleen maar omdat ik in de zomer liever 15 meter richting het zuiden slenter dan in de auto te stappen om 1500 kilometer verder uit te stappen in Toscane. Er zijn mensen die 36 uur onderweg zijn voor een van de laatste hotels ter wereld zonder wifi, maar je kunt ook besluiten om zelf de stekker van je modem uit de muur te trekken of je smartphone tenminste uit je slaapkamer te bannen.
Mijn eigen einde van de wereld is nadrukkelijk een compromis, want bij oostenwind hoor ik de snelweg en als ik de camera de andere kant op richt, zie ik gewoon huizen. Het bijbehorende klimaat is ook gewoon Nederlands, dus de tuinstoelen liggen nog opgestapeld en als ik naar de brievenbus loop word ik nat. Toch vind ik hier precies de rust en de ruimte waar sommige mensen zo naar snakken dat ze zelfs bereid zijn naar een houten huisje in de woestijn te verkassen.
Bij mijn tussenoplossing kun je allerlei kanttekeningen plaatsen (en in Het plakbandpensioen besteed ik zelfs een heel hoofdstuk aan al die "ja maar"-zeggers), maar in mijn geval werkt het wonderwel. Wie "thuis" rust weet te vinden of te creëren, hoeft nooit meer de deur uit en is op vakantie zodra hij in zijn ochtendjas de tuin in wandelt met een kop koffie en een krant. En dat alles in de wetenschap dat de beschaving zich niet aan het andere eind van de wereld bevindt, maar 100 meter verderop al begint.
maandag 8 februari 2016
De grote verdwijntruc: lage lasten en een lage levensstandaard
Geldrubrieken in kranten vormen een onuitputtelijke inspiratiebron voor mijn boeken, niet alleen omdat ze een kijkje geven in iemands portemonnee maar ook omdat ze laten zien met welke tegenslagen, vergissingen en valkuilen je te maken kunt krijgen op weg naar je plakbandpensioen. Zo kwam ik zaterdag een mooi voorbeeld tegen in De Telegraaf dat zo in mijn nieuwe boek zou passen, al was het alleen maar als voorbeeld van hoe het niet moet.
Het verhaal begint tragisch en dat onderstreept nog eens dat er in een mensenleven soms onverwachte dingen gebeuren die al je plakbandpensioenplannetjes lelijk in de war kunnen sturen. Zo raakte de man in kwestie in een halfjaar tijd én zijn vrouw kwijt én zijn baan. Dat hij bereid en in staat is om te praten over die zwarte periode uit zijn leven is op zich al bewonderenswaardig en getuigt van karakter en optimisme. Daar sta je dan in één klap met lege handen: werkloos én weduwnaar.
Tegelijk, als je met de blik van een financieel adviseur naar zijn situatie probeert te kijken, vallen twéé zaken op. Zo betaalt deze man maandelijks 877 euro aan (netto?) hypotheeklasten, terwijl hij de 60 al is gepasseerd. Zijn situatie zou er heel anders uitzien als hij alles inmiddels al had afgelost of zijn hypotheek zo had georganiseerd dat deze in één klap zou wegvallen bij het overlijden van een van beide partners. Er wordt verder niet op dit onderwerp in gegaan, maar blijkbaar had hij geen overlijdensrisicoverzekering afgesloten op naam van zijn vrouw.
Ernstiger is dat deze man na het aflopen van de maximale WW-duur in financiële problemen dreigt te komen doordat hij volgens eigen zeggen "lastig afscheid kan nemen van zijn oude levensstijl". Dat is een veelgemaakte fout wanneer mensen hun baan verliezen en hun inkomen soms zien halveren. De uitkering bedraagt weliswaar 70% van het laatstverdiende loon (de eerste paar maanden zelfs 75%), maar daarbij wordt een maximum gehanteerd. Wie in loondienst 3500 netto per maand verdiende, krijgt van het UWV maximaal ongeveer 1800 euro netto op zijn rekening bijgeschreven.
In zo'n situatie kun je twee dingen doen: je uitgavenpatroon radicaal omgooien of vanaf dag één je maandelijkse inkomsten aanvullen vanuit je ontslagvergoeding. De meneer uit deze rubriek kiest voor die laatste optie en struint in de weekenden antiekmarkten af waar hij volgens eigen zeggen "te veel geld uitgeeft". Daarmee snijdt hij zichzelf in de vingers, terwijl hij het met wat passen en meten (en het woord plakbandpensioen geeft al aan dat dat altijd zal moeten) makkelijk uit zou moeten kunnen zingen tot zijn pensioendatum.
Zo is het ene pensioengat dus het andere niet, zeker niet als je vervolgens het ene gat met het andere probeert te dichten. Wie van zijn werkgever één bruto jaarsalaris meekrijgt, kan dat bedrag er al in het eerste jaar WW helemaal doorheen jagen, maar je kunt ook proberen om het uit te smeren over meerdere jaren nadat je uitkering is afgelopen zodat je ontslagdatum feitelijk samenvalt met je pensioendatum en je veel eerder van je welverdiende rust kunt gaan genieten
Het verhaal begint tragisch en dat onderstreept nog eens dat er in een mensenleven soms onverwachte dingen gebeuren die al je plakbandpensioenplannetjes lelijk in de war kunnen sturen. Zo raakte de man in kwestie in een halfjaar tijd én zijn vrouw kwijt én zijn baan. Dat hij bereid en in staat is om te praten over die zwarte periode uit zijn leven is op zich al bewonderenswaardig en getuigt van karakter en optimisme. Daar sta je dan in één klap met lege handen: werkloos én weduwnaar.
Tegelijk, als je met de blik van een financieel adviseur naar zijn situatie probeert te kijken, vallen twéé zaken op. Zo betaalt deze man maandelijks 877 euro aan (netto?) hypotheeklasten, terwijl hij de 60 al is gepasseerd. Zijn situatie zou er heel anders uitzien als hij alles inmiddels al had afgelost of zijn hypotheek zo had georganiseerd dat deze in één klap zou wegvallen bij het overlijden van een van beide partners. Er wordt verder niet op dit onderwerp in gegaan, maar blijkbaar had hij geen overlijdensrisicoverzekering afgesloten op naam van zijn vrouw.
Ernstiger is dat deze man na het aflopen van de maximale WW-duur in financiële problemen dreigt te komen doordat hij volgens eigen zeggen "lastig afscheid kan nemen van zijn oude levensstijl". Dat is een veelgemaakte fout wanneer mensen hun baan verliezen en hun inkomen soms zien halveren. De uitkering bedraagt weliswaar 70% van het laatstverdiende loon (de eerste paar maanden zelfs 75%), maar daarbij wordt een maximum gehanteerd. Wie in loondienst 3500 netto per maand verdiende, krijgt van het UWV maximaal ongeveer 1800 euro netto op zijn rekening bijgeschreven.
In zo'n situatie kun je twee dingen doen: je uitgavenpatroon radicaal omgooien of vanaf dag één je maandelijkse inkomsten aanvullen vanuit je ontslagvergoeding. De meneer uit deze rubriek kiest voor die laatste optie en struint in de weekenden antiekmarkten af waar hij volgens eigen zeggen "te veel geld uitgeeft". Daarmee snijdt hij zichzelf in de vingers, terwijl hij het met wat passen en meten (en het woord plakbandpensioen geeft al aan dat dat altijd zal moeten) makkelijk uit zou moeten kunnen zingen tot zijn pensioendatum.
Zo is het ene pensioengat dus het andere niet, zeker niet als je vervolgens het ene gat met het andere probeert te dichten. Wie van zijn werkgever één bruto jaarsalaris meekrijgt, kan dat bedrag er al in het eerste jaar WW helemaal doorheen jagen, maar je kunt ook proberen om het uit te smeren over meerdere jaren nadat je uitkering is afgelopen zodat je ontslagdatum feitelijk samenvalt met je pensioendatum en je veel eerder van je welverdiende rust kunt gaan genieten
zondag 7 februari 2016
Win een gratis exemplaar van Het plakbandpensioen!
De prijsvraag op Twitter bleek lastiger dan gedacht, hoewel veel antwoorden dicht in de buurt kwamen qua genre en tijdvak. Daarom herhalen we hem hier nog een keer (en vertel ik meteen wie het niet is). Dus: de eerste die hieronder bij de reacties goed raadt wie ik hier interview (en dan bedoel ik de man in het midden die we op zijn rug zien), wint een gratis exemplaar van Het plakbandpensioen. Wie daarnaast ook nog weet te vertellen wat deze persoon met de rest van mijn boeken te maken heeft, krijgt zelfs nog een leuke verrassingsbonus.
Het gaat dus om de man in het midden. Veel mensen dachten dat het Joey Tempest was van Europe. Die had inderdaad net zulk haar en ik heb hem ook daadwerkelijk een keer geïnterviewd toen hij op de solotoer was gegaan, maar hij is het niet. Het is ook niet Robert Plant, David Coverdale, David Bowie, Joe Walsh of Bonnie Tyler. Ook fout was Lou Gramm van Foreigner, Roger Daltrey of Ian Anderson van Jethro Tull.
Er kwamen meer bandnamen voorbij (Winger, Dokken), zelfs van band die ik niet eens ken (Tora Tora), maar de goede zat er niet tussen. Want het is ook niet Gordon (haha), Bots, Peter Frampton, David Lee Roth, Bon Jovi, Adje van den Berg of Jimmy Page en zéker niet de pas overleden zanger van Earth, Wind & Fire.
Om het (iets) makkelijker te maken plaats ik hieronder alle resterende foto's uit de serie. Zet hem op!
Er kwamen meer bandnamen voorbij (Winger, Dokken), zelfs van band die ik niet eens ken (Tora Tora), maar de goede zat er niet tussen. Want het is ook niet Gordon (haha), Bots, Peter Frampton, David Lee Roth, Bon Jovi, Adje van den Berg of Jimmy Page en zéker niet de pas overleden zanger van Earth, Wind & Fire.
Om het (iets) makkelijker te maken plaats ik hieronder alle resterende foto's uit de serie. Zet hem op!
vrijdag 5 februari 2016
Maak je in andere dimensie ook andere keuzes?
Sinds een maand heb ik ontdekt dat het kopen van een nieuwe platenspeler (en dat kan dus net zo goed een tweedehands exemplaar zijn uit de kringloop) een uitstekende manier is om offline te gaan. Niet alleen is het per definitie een analoge bezigheid, het heeft ook meer met "slow leven" te maken dan zomaar wat aanklikken op Spotify. Enige probleem was dat ik door ruimtegebrek bijna al mijn elpees de deur uit had gedaan. Maar inmiddels heb ik tweedehands alweer een aardige schaduwcollectie opgebouwd.
Niet meteen gaan sputteren dat ik als aflosgoeroe geen geld meer uit mag geven, want dat staat nergens. Ik ben inmiddels zo ervaren in consuminderen dat ik het niet eens meer als zodanig ervaar of zo zou noemen, maar tweedehands artikelen vallen per definitie buiten de definitie. Het heet niet voor niets "buy nothing new"-maand, want gebruikte spullen kopen of ruilen is een betrekkelijk duurzame manier van consumeren. Afgelopen maand heb ik voor 100 euro aan boeken en cd's verkocht via bol.com, dus dat betekent dat ik ook voor 100 euro aan gebruikt vinyl kan kopen zonder dat het aflosschema ernstig in de war wordt geschopt.
Fanatiek aflossen houdt ook geen koopverbod in, net zoals bij een plakbandpensioen geen Berufsverbot hoort. Zelfs wie met (deeltijd)pensioen is, mag best af en toe een betaalde klus doen zonder dat zijn status daardoor in gevaar komt. Natuurlijk is het zonde dat ik mijn platen heb weggedaan, maar door praktisch bij nul te beginnen ga je ook een interessant traject in. Ik koop namelijk niet klakkeloos alles terug wat ik had, maar creëer een collectie die ik had kúnnen hebben. Zo heb ik nu platen uit de jaren 70 die ik tijdens de échte jaren zeventig over het hoofd heb gezien of om een andere reden heb gemist.
Van Charlie Daniels heb ik inmiddels weer alles wat hij hij heeft uitgebracht tussen 1971 en 1980, maar een paar van zijn albums hebben een andere hoes waardoor het net is of het een platenverzameling is uit een parallelle dimensie die sprekend lijkt op de onze maar toch op een paar essentiële punten verschilt. Dat is een van mijn favoriete thema's uit de sciencefiction en zegt - net als alle goede SF - meer over onze wereld dan je op het eerste oog zou denken.
Op zich valt er niets wereldschokkends te melden over het feit dat ik nu bijvoorbeeld ineens erg gecharmeerd ben van Joe Walsh en zijn band The James Gang, terwijl ik die vroeger alleen kende uit recensies in muziekkrant OOR. Tegelijk laat het zien dat je met terugwerkende kracht misschien andere keuzes zou maken, zeker als je dat doet met de "kennis van nu". Dat kan over de folkband Repairs gaan uit 1972 (een heel duidelijk voorbeeld van een plaat die ik had kunnen hebben), maar ook over heel andere reparaties.
In Het plakbandpensioen probeer ik me voor te stellen hoe mijn leven er nu zou hebben uitgezien als ik in 2008 niet fanatiek was gaan aflossen en ook mijn vakantiehuis in Duitsland nog niet had verkocht voordat ik mijn baan kwijtraakte. Dan zou ik er dramatisch veel slechter hebben voorgestaan dan nu, net zoals ik nog veel éérder met deeltijdpensioen had gekund als ik meteen na aankoop van ons eerste huis fanatiek was gaan sparen en aflossen. Dat laat zien dat je financiële situatie veel minder afhangt van de hoogte van je inkomen en van andere variabelen dan van de vraag wat je daar vervolgens allemaal mee doet.
Niet meteen gaan sputteren dat ik als aflosgoeroe geen geld meer uit mag geven, want dat staat nergens. Ik ben inmiddels zo ervaren in consuminderen dat ik het niet eens meer als zodanig ervaar of zo zou noemen, maar tweedehands artikelen vallen per definitie buiten de definitie. Het heet niet voor niets "buy nothing new"-maand, want gebruikte spullen kopen of ruilen is een betrekkelijk duurzame manier van consumeren. Afgelopen maand heb ik voor 100 euro aan boeken en cd's verkocht via bol.com, dus dat betekent dat ik ook voor 100 euro aan gebruikt vinyl kan kopen zonder dat het aflosschema ernstig in de war wordt geschopt.
Fanatiek aflossen houdt ook geen koopverbod in, net zoals bij een plakbandpensioen geen Berufsverbot hoort. Zelfs wie met (deeltijd)pensioen is, mag best af en toe een betaalde klus doen zonder dat zijn status daardoor in gevaar komt. Natuurlijk is het zonde dat ik mijn platen heb weggedaan, maar door praktisch bij nul te beginnen ga je ook een interessant traject in. Ik koop namelijk niet klakkeloos alles terug wat ik had, maar creëer een collectie die ik had kúnnen hebben. Zo heb ik nu platen uit de jaren 70 die ik tijdens de échte jaren zeventig over het hoofd heb gezien of om een andere reden heb gemist.
Van Charlie Daniels heb ik inmiddels weer alles wat hij hij heeft uitgebracht tussen 1971 en 1980, maar een paar van zijn albums hebben een andere hoes waardoor het net is of het een platenverzameling is uit een parallelle dimensie die sprekend lijkt op de onze maar toch op een paar essentiële punten verschilt. Dat is een van mijn favoriete thema's uit de sciencefiction en zegt - net als alle goede SF - meer over onze wereld dan je op het eerste oog zou denken.
Op zich valt er niets wereldschokkends te melden over het feit dat ik nu bijvoorbeeld ineens erg gecharmeerd ben van Joe Walsh en zijn band The James Gang, terwijl ik die vroeger alleen kende uit recensies in muziekkrant OOR. Tegelijk laat het zien dat je met terugwerkende kracht misschien andere keuzes zou maken, zeker als je dat doet met de "kennis van nu". Dat kan over de folkband Repairs gaan uit 1972 (een heel duidelijk voorbeeld van een plaat die ik had kunnen hebben), maar ook over heel andere reparaties.
In Het plakbandpensioen probeer ik me voor te stellen hoe mijn leven er nu zou hebben uitgezien als ik in 2008 niet fanatiek was gaan aflossen en ook mijn vakantiehuis in Duitsland nog niet had verkocht voordat ik mijn baan kwijtraakte. Dan zou ik er dramatisch veel slechter hebben voorgestaan dan nu, net zoals ik nog veel éérder met deeltijdpensioen had gekund als ik meteen na aankoop van ons eerste huis fanatiek was gaan sparen en aflossen. Dat laat zien dat je financiële situatie veel minder afhangt van de hoogte van je inkomen en van andere variabelen dan van de vraag wat je daar vervolgens allemaal mee doet.
donderdag 4 februari 2016
Luister vooral niet naar de Stichting Hypotheekclaim
Aan de afrekeningen die ik ontvang van mijn uitgever kan ik zien dat lang niet iedereen met een (aflossingsvrije) hypotheek mijn boek Hypotheekvrij! heeft gekocht. Dat hoeft ook niet, maar huiseigenaren kunnen beter mijn boek lezen (of lenen) dan te luisteren naar de Stichting Hypotheekclaim die gisteren uitgebreid in het nieuws was met misschien wel de onzinnigste claim van de afgelopen jaren.
De stichting schermt met woorden waar mensen in het algemeen - en Nederlanders in het bijzonder - erg gevoelig voor zijn. Zo spreken zij niet alleen over "onjuist advies", maar ook over geleden schade die kan oplopen tot vele tienduizenden euro's. De stichting belooft deze misstanden te lijf te gaan en hoopt waarschijnlijk dat mensen bang worden van al die grote woorden. In werkelijkheid lijkt hun verhaal meer op een veel te vroege 1 aprilgrap.
De stichting lijkt zich vooral te richten op al die huizenbezitters die zich in het verleden gek hebben laten maken door de media en de politiek en snel nog even hun aflossingsvrije hypotheek hebben omgezet in een annuïteitenhypotheek of een lineaire variant. Dat was strikt genomen helemaal niet nodig, want niks is zo makkelijk als extra aflossen op een aflossingsvrije hypotheek. Maar wie de discipline mist om dat te doen of geen zin heeft zich daar steeds mee bezig te houden, is prima af met een hypotheek waarbij je elke maand wat aflost.
Waaruit bestaat dan die geleden schade die huizenbezitters zouden oplopen door foute of onvolledige adviezen? Welnu: een annuïteitenhypotheek leidt tot hogere maandlasten, omdat je elke maand niet alleen rente betaalt maar ook iets aflost. Dat is geen wereldschokkende conclusie en kan ook nauwelijks een nadeel worden genoemd. Vraag over dertig jaar nog maar eens aan al die "gedupeerde" huiseigenaren of ze liever in een huis wonen dat helemaal is afgelost of in een huis dat voor honderd procent van de bank is.
De stichting beweert ook, alsof het gaat om tussenpersonen uit 1993, dat mensen met een aflossingsvrije hypotheek "maximaal profiteren van de hypotheekrenteaftrek", terwijl je dat bij een annuïteitenhypotheek stapje voor stapje afbouwt. Nou, nou, als dat alles is wens ik ze veel succes met hun rechtszaak, want dat is wel een heel magere onderbouwing van het woord "wanprestatie". Zo kun je je bijvoorbeeld afvragen wat er over pakweg twintig jaar nog over is van de hypotheekrenteaftrek zoals we die nu kennen.
Al die verontruste huiseigenaren kan ik verzekeren dat je beter kunt aflossen, op welke manier dan ook, dan te luisteren naar een dergelijke organisatie die alleen maar uit lijkt te zijn op winst en gedreven wordt door eigenbelang. Heel veel banken, adviseurs en tussenpersonen hebben in het verleden advies gegeven waar ze vooral zelf beter van werden, maar dat geldt net zo goed voor deze stichting
De stichting schermt met woorden waar mensen in het algemeen - en Nederlanders in het bijzonder - erg gevoelig voor zijn. Zo spreken zij niet alleen over "onjuist advies", maar ook over geleden schade die kan oplopen tot vele tienduizenden euro's. De stichting belooft deze misstanden te lijf te gaan en hoopt waarschijnlijk dat mensen bang worden van al die grote woorden. In werkelijkheid lijkt hun verhaal meer op een veel te vroege 1 aprilgrap.
De stichting lijkt zich vooral te richten op al die huizenbezitters die zich in het verleden gek hebben laten maken door de media en de politiek en snel nog even hun aflossingsvrije hypotheek hebben omgezet in een annuïteitenhypotheek of een lineaire variant. Dat was strikt genomen helemaal niet nodig, want niks is zo makkelijk als extra aflossen op een aflossingsvrije hypotheek. Maar wie de discipline mist om dat te doen of geen zin heeft zich daar steeds mee bezig te houden, is prima af met een hypotheek waarbij je elke maand wat aflost.
Waaruit bestaat dan die geleden schade die huizenbezitters zouden oplopen door foute of onvolledige adviezen? Welnu: een annuïteitenhypotheek leidt tot hogere maandlasten, omdat je elke maand niet alleen rente betaalt maar ook iets aflost. Dat is geen wereldschokkende conclusie en kan ook nauwelijks een nadeel worden genoemd. Vraag over dertig jaar nog maar eens aan al die "gedupeerde" huiseigenaren of ze liever in een huis wonen dat helemaal is afgelost of in een huis dat voor honderd procent van de bank is.
De stichting beweert ook, alsof het gaat om tussenpersonen uit 1993, dat mensen met een aflossingsvrije hypotheek "maximaal profiteren van de hypotheekrenteaftrek", terwijl je dat bij een annuïteitenhypotheek stapje voor stapje afbouwt. Nou, nou, als dat alles is wens ik ze veel succes met hun rechtszaak, want dat is wel een heel magere onderbouwing van het woord "wanprestatie". Zo kun je je bijvoorbeeld afvragen wat er over pakweg twintig jaar nog over is van de hypotheekrenteaftrek zoals we die nu kennen.
Al die verontruste huiseigenaren kan ik verzekeren dat je beter kunt aflossen, op welke manier dan ook, dan te luisteren naar een dergelijke organisatie die alleen maar uit lijkt te zijn op winst en gedreven wordt door eigenbelang. Heel veel banken, adviseurs en tussenpersonen hebben in het verleden advies gegeven waar ze vooral zelf beter van werden, maar dat geldt net zo goed voor deze stichting
woensdag 3 februari 2016
En de soundtrack bij mijn nieuwe boek komt van Stillwater
Het duurt nog een paar weken voor mijn nieuwe boek uitkomt, maar de bijbehorende soundtrack is nu al verschenen. Strikt genomen kwam hij 38 jaar geleden al uit, maar hij plofte gisteren pas bij mij op de deurmat. Ik kende de band Stillwater wel van naam, maar hij bevond zich net een beetje buiten mijn blikveld. Bovendien zagen de zeven heren er toch net iets minder stoer en modegevoelig uit dan hun collega's op Capricorn Records.
Toen ik in december een nieuwe platenspeler kocht ter gelegenheid van ons 25-jarig huwelijk, had ik zo weinig platen in bezit dat ik ze met één hand kon dragen. We wonen weliswaar niet echt in een tiny house, maar hebben wel zo weinig vierkante meters dat er destijds geen plaats was voor én een tweede kind én tweeduizend elpees. in de loop der jaren had ik die dus allemaal weggegeven of verkocht en vervangen door cd's.
Om toch iets te draaien te hebben, kocht ik de afgelopen weken een aantal tweedehands platen van mijn échte jeugdhelden Zo heb ik van Charlie Daniels bijvoorbeeld alweer alles compleet wat hij heeft uitgebracht tussen 1971 en 1985. Tot een paar dagen geleden ontbrak alleen Midnight Wind nog, maar die vond ik bij een verkoper waar ik eerder al iets had besteld. Hij was zo attent om te vragen of ik de band Stillwater soms kende, want daarvan had hij net ook een plaat op Marktplaats gezet.
En zo gebeurde het dat ik vanmorgen bij het lezen van de krant I reserve the right draaide van Stillwater. Tevreden constateerde ik dat er geen kraakje te horen was en dat hij absoluut een plek verdient in de kast naast bands als de Marshall Tucker Band en Grinderswitch. Verder luisterde ik slechts met een half oor, tot iets in het nummer Keeping Myself Alive mijn aandacht trok. Gelukkig zat de originele binnenhoes er nog bij, dus ik kon meelezen met de tekst nadat ik heb voor de tweede keer had opgezet.
Glimlachend constateerde ik dat de soundtrack voor Het plakbandpensioen meteen ook een feit is, want aan de tekst zou ik geen komma veranderen als het mijn eigen compositie was. Misschien was het nog beter geweest als ik deze plaat al als jochie van 17 aan mijn collectie had toegevoegd, maar nu prijs ik me vooral gelukkig dat ik hem bijna veertien jaar voor mijn officiële pensioendatum in bezit heb en ook alle tijd heb om er aandachtig naar te luisteren. Lees maar mee:
Toen ik in december een nieuwe platenspeler kocht ter gelegenheid van ons 25-jarig huwelijk, had ik zo weinig platen in bezit dat ik ze met één hand kon dragen. We wonen weliswaar niet echt in een tiny house, maar hebben wel zo weinig vierkante meters dat er destijds geen plaats was voor én een tweede kind én tweeduizend elpees. in de loop der jaren had ik die dus allemaal weggegeven of verkocht en vervangen door cd's.
Om toch iets te draaien te hebben, kocht ik de afgelopen weken een aantal tweedehands platen van mijn échte jeugdhelden Zo heb ik van Charlie Daniels bijvoorbeeld alweer alles compleet wat hij heeft uitgebracht tussen 1971 en 1985. Tot een paar dagen geleden ontbrak alleen Midnight Wind nog, maar die vond ik bij een verkoper waar ik eerder al iets had besteld. Hij was zo attent om te vragen of ik de band Stillwater soms kende, want daarvan had hij net ook een plaat op Marktplaats gezet.
En zo gebeurde het dat ik vanmorgen bij het lezen van de krant I reserve the right draaide van Stillwater. Tevreden constateerde ik dat er geen kraakje te horen was en dat hij absoluut een plek verdient in de kast naast bands als de Marshall Tucker Band en Grinderswitch. Verder luisterde ik slechts met een half oor, tot iets in het nummer Keeping Myself Alive mijn aandacht trok. Gelukkig zat de originele binnenhoes er nog bij, dus ik kon meelezen met de tekst nadat ik heb voor de tweede keer had opgezet.
Glimlachend constateerde ik dat de soundtrack voor Het plakbandpensioen meteen ook een feit is, want aan de tekst zou ik geen komma veranderen als het mijn eigen compositie was. Misschien was het nog beter geweest als ik deze plaat al als jochie van 17 aan mijn collectie had toegevoegd, maar nu prijs ik me vooral gelukkig dat ik hem bijna veertien jaar voor mijn officiële pensioendatum in bezit heb en ook alle tijd heb om er aandachtig naar te luisteren. Lees maar mee:
Abonneren op:
Posts (Atom)