Mijn nieuwste boek is dan ook geen pleidooi om al op je veertigste je laatste werkdag in te roosteren, maar eerder een Plan B voor mensen die er niets voor voelen om op hun laatste werkdag door de doodgraver naar buiten te worden gedragen. Niet alleen zit daar nog een enorm grijs gebied tussen, het is sowieso een wereld van verschil. Zelf vind ik oprecht dat je nooit te jong bent om met pensioen te gaan, maar ik vind ook dat iedereen dat lekker helemaal zelf moet bepalen.
In het meest extreme geval zit ik lekker in de tuin de krant te lezen, terwijl de rest van Nederland zich in de ochtendspits zit te verbijten. Dat maakt mij niets uit en - belangrijker nog - dat maakt voor mijn levensgeluk verder ook niets uit. Dat ik overtuigd ben van de juistheid van mijn keuzes (wat weer iets anders is dan overtuigd zijn van je eigen gelijk) betekent niet dat ik andere mensen probeer te overtuigen of op andere gedachten wil brengen. Ik probeer mijn lezers slechts aan het denken te zetten en zelf na te laten denken.
Er is ook helemaal niet één waarheid. Je kijk op dit onderwerp wordt bepaald door je leeftijd, je uitgangspositie, je vermogenspositie, je woonplaats, je huis, je geloof, je omgeving, je achtergrond, je politieke voorkeur en ga zo maar door. Gisteren merkte ik op Twitter op dat het interessant is om te weten hoe mensen het begrip "leven" precies definiëren als ze zeggen dat werk hun lust en hun leven is, maar minstens net zo interessant is het om te kijken hoe je "werk" dan precies omschrijft.
In De omgekeerde werkweek noem ik werken het "verkopen van je vrije tijd in ruil voor geld". Dat is al niet erg motiverend, maar in Het plakbandpensioen kwam daar nog een duivelse definitie bij. Een oud-klasgenoot van mij (die dus ook precies even oud is als ik) beschouwt werk sinds haar vijftigste verjaardag in toenemende mate als "het verkopen van je gezondheid in ruil voor geld." En mijn vrouw duwde me een paar dagen geleden nog een reportage onder ogen waarin iemand opmerkte dat je "met elke dollar die je uitgeeft weer een beetje vrijheid inlevert".
Mijn boeken zijn bedoeld voor mensen die zich daarin herkennen, die dat ook zo voelen en die zich misschien wel bekocht voelen door de valse beloften van de consumptiemaatschappij. Wie vastzit aan een tophypotheek van vier ton en nog een kwart eeuw verwijderd is van de einddatum zal daar (nog) heel anders over denken en beter uit de voeten kunnen met de definitie die Cees Al geeft in zijn boek Tijd om te kiezen. Volgens hem lever je met betaald werk een maatschappelijke bijdrage en krijg je als dank daarvoor een salaris.
Dat klinkt al een stuk gezelliger en inspirerender. Maar je kunt ook hard werken om de eer van je familie hoog te houden, omdat je ambitieus bent (of dat zo noemt), omdat arbeidsethos je met de paplepel is ingegoten, of omdat je vindt - zoals ik zaterdag in het FD las - dat je, als je de kans krijgt om iets te betekenen in de maatschappij, die "met 200% moet grijpen". Als je uit volle overtuiging hard werkt en van plan bent om dat nog heel lang vol te houden, hoef je dus ook niet zenuwachtig te worden wanneer mijnheer Hormann op klaarlichte dag met wijwater begint te sprenkelen en je een spiegel voorhoudt.