In de media viel te lezen dat het veelbesproken experiment met een "basisinkomen" in Finland begin volgend jaar echt van start gaat. Zelf zet ik dat woord met opzet tussen aanhalingstekens, omdat het in de praktijk nogal ver afstaat van wat er in boeken over dat onderwerp te lezen valt en wat ik er zelf onder versta. Ondertussen heb ik vandaag weer 1000 euro naar mezelf overgemaakt om voor de vijfde maand op rij te kunnen genieten van een zelfgefinancierd basisinkomen waar je verder van alles van mag vinden maar dat in elk geval zo onvoorwaardelijk is als het maar zijn kan.
In Finland gaat het om een proef met 2000 deelnemers die elk 560 euro per maand ontvangen - netto en zonder verdere voorwaarden. Tot zover voldoet het netjes aan de criteria van een universeel basisinkomen, maar bij nadere inspectie blijken er toch een paar addertjes onder het gras te zitten. Zo is het bedrag te laag om van te leven, zelfs op een bestaansminimum. Om die reden wordt meestal hetzelfde bedrag aangehouden dat ik mezelf ook heb toebedeeld: 1000 euro netto per volwassene (en dus 2000 euro per echtpaar of samenwonend stel). Verder beperkt de proef zich tot mensen die nu al een uitkering hebben en is het nadrukkelijk de bedoeling dat ze op zoek gaan naar werk.
In die zin staat dit experiment ver af van het idee van een geheel vrij te besteden universal basic income voor iedereen. Zo zijn bejaarden en studenten uitgesloten van deelname aan het Finse experiment omdat ze, aldus het bericht in de krant, "niet op zoek zijn naar werk". Bij een onvoorwaardelijk basisinkomen - ik zou bijna zeggen: een écht basisinkomen - hoeft dat helemaal niet en mag je straffeloos de hele dag doorbrengen in je moestuin of je atelier. Zo bekeken moet je het Finse experiment dan ook eerder bestempelen als basisuitkering dan als basisinkomen, want het gaat niet om het loskoppelen van arbeid en geld maar slechts om het uitbannen van administratieve rompslomp en regeldruk.
In die zin komt mijn eigen piepkleine mini-experiment méér in de richting. Je kunt natuurlijk zeggen dat ik inteer op mijn spaargeld, met vervroegd pensioen ben of mijn eigen VUT in elkaar heb getimmerd, maar dat doet niets af aan het feit dat ik vanaf mijn 55ste verjaardag elke maand een bedrag van 1000 euro op mijn rekening ontvang en dat vijf jaar achtereen. Ik betaal het weliswaar helemaal zelf, maar al na een paar keer had ik het gevoel dat ik dat geld ontving van een onafhankelijke derde partij, net zoals je als huizenbezitter ook hypotheekrente aan de bank betaalt alsof het huur is die je aan een huisbaas overmaakt.
Er is in mijn geval geen sprake van een tegenprestatie noch van de "plicht tot werken" waar het Sociaal en Cultureel Planbureau het over heeft in het eerder deze week verschenen rapport Aanbod van Arbeid. Op die manier kan ik precies vaststellen wat het met je doet als je een basisinkomen krijgt en ook wat je vervolgens met al die vrije tijd gaat doen. In ons geval wordt mijn zelfbetaalde basisinkomen aangevuld met de parttimebaan van mijn vrouw die ook op de kop af 1000 euro netto verdient, dus ons huishoudpotje lijkt precies op dat van een echtpaar met twee basisinkomens. In mijn volgende boek kan ik dus niet alleen de vraag beantwoorden of je nog gaat werken met een dergelijk systeem, maar ook of 2000 netto genoeg is.
Voor het beantwoorden van al die vragen is het nog iets te vroeg, niet alleen omdat ik er "pas" vier maanden op heb zitten, maar ook omdat mijn experiment aan het begin van de zomer van start ging. Op een dag als vandaag wil iedereen wel een basisinkomen en is de vraag of je liever naar kantoor gaat dan naar de kust zowel gemeen als retorisch. Veel interessanter is het hoe ik daarover denk op een donkere en kletsnatte dag in november als de wind om het huis giert en ik al om negen uur alle kranten uit heb. Staat in datzelfde rapport van het SCP immers niet dat werkenden meer tevreden zijn over hun leven dan niet-werkenden?
Mijn streefbedrag was 60.000 euro, maar toen dit experiment uiteindelijk echt begon zat ik daar ruim zevenduizend euro boven. Daardoor heb ik waarschijnlijk pas het gevoel dat ik ga interen op mijn spaargeld als het bedrag onder de 60.000 euro zakt en rijst vanzelf de vraag hoeveel er na vijf jaar nog over is van het startkapitaal. Want niets weerhoudt me ervan om af en toe iets bij te verdienen en dat meteen weer in dat spaarvarken te proppen. Zo kun je jezelf voorstellen dat je spelenderwijs een basisinkomen bij elkaar verdient waar je de rest van je leven van kunt leven zonder de resultaten af te wachten van al die goedbedoelde experimenten met regelarme bijstand die mijlenver afstaan van wat nu al mijn dagelijkse realiteit is.
Zoeken
woensdag 31 augustus 2016
dinsdag 30 augustus 2016
Ik kan echt helemaal niks met de term 50-plusser
Gisteren las ik in de krant dat "nostalgische 50-plussers" de Vespa hebben ontdekt. Als 55-jarige liefhebber van oude punk en even oude hardrock val ik beslist binnen die omschrijving, maar toch rijd ik liever op een racefiets door de polder dan op een snorscooter. Bij nader inzien bleek het bericht vooral te gaan over vitale gepensioneerden die graag leuke tochtjes maken met hun hebbeding, zodat het beter was geweest om te spreken over 65-plussers. Een vitale vijftiger die nog vijftien jaar van zijn pensioendatum af zit heeft namelijk niets gemeen met een pas gepensioneerde die van zijn eerste AOW een soort hippe snorfiets koopt.
Gek genoeg wordt die term in de media klakkeloos gebruikt, zonder dat iemand daar ooit vraagtekens bij zet of het verder uitsplitst. Dat de partij 50Plus voor die naam heeft gekozen is logisch, want op die manier gooi je je netten zo ver mogelijk uit. Maar verder is het begrip "vijftigplusser" een raar en onhandig containerbegrip dat oudere werknemers onnodig als oud bestempelt en 70-plussers het gevoel moet geven dat ze eigenlijk nog best jong zijn. Dat verklaart ook de hardnekkige populariteit van die term, want je bent nog steeds een vijftigplusser als je op je 87ste in een verpleeghuis wordt opgenomen.
Ik schreef al eerder dat alles psychologie is en daarom gaat iemand van 62 liever naar een 50-plusbeurs dan een 60-plusbeurs, hoewel er verder precies dezelfde producten worden aangeboden en precies dezelfde mensen rondlopen. Omgekeerd kunnen heel veel kersverse vijftigplussers helemaal niets met die term, niet omdat ze krampachtig jong willen blijven, maar omdat ze nog in de kracht van hun leven zitten en niet moeten denken aan een elektrische fiets of een avond voor de buis met alleen programma's van omroep Max.
Voor nostalgie vind ik mezelf ook nog veel te jong. Tuurlijk, mijn muzieksmaak is piepen en krakend tot stilstand gekomen in 1982 en ik draai sinds kort weer langspeelplaten, maar zelf zie ik dat meer als een soort tweede jeugd dan als een trip down memory lane. Nu ik niet veel betaald werk meer doe en bergen boeken lees heb ik eerder het gevoel dat ik weer aan het studeren ben (hoewel je dat begrip in mijn geval eerder moet associëren met vrijheid en vrije tijd dan met gebral en overmatig drankgebruik). Dat ik binnenkort in Rotterdam naar een concert ga van de Toy Dolls versterkt dat gevoel alleen maar.
Iedereen mag mij dus een 50-plusser noemen (sinds mei ben ik zelfs officieel een 55-plusser), maar bedenk wel dat die term verder volstrekt onhandig is en nietszeggend is. Om een idee te geven: iemand van tachtig kun je een 50-plusser noemen op dezelfde manier als je mij een 25-plusser zou kunnen noemen (daar zit namelijk ook precies dertig jaar tussen). Nu voel ik me soms even 25 en heb ik inmiddels alweer meer dan 25 punkplaten in de kast staan, maar tegelijk is dat natuurlijk totaal belachelijk en zielig want ik heb zelf al een zoon van die leeftijd. Maak dus liever onderscheid tussen werkenden en gepensioneerden of noem het beestje gewoon bij de naam zonder iedereen boven de 50 op één grote, grijze hoop te gooien.
Gek genoeg wordt die term in de media klakkeloos gebruikt, zonder dat iemand daar ooit vraagtekens bij zet of het verder uitsplitst. Dat de partij 50Plus voor die naam heeft gekozen is logisch, want op die manier gooi je je netten zo ver mogelijk uit. Maar verder is het begrip "vijftigplusser" een raar en onhandig containerbegrip dat oudere werknemers onnodig als oud bestempelt en 70-plussers het gevoel moet geven dat ze eigenlijk nog best jong zijn. Dat verklaart ook de hardnekkige populariteit van die term, want je bent nog steeds een vijftigplusser als je op je 87ste in een verpleeghuis wordt opgenomen.
Ik schreef al eerder dat alles psychologie is en daarom gaat iemand van 62 liever naar een 50-plusbeurs dan een 60-plusbeurs, hoewel er verder precies dezelfde producten worden aangeboden en precies dezelfde mensen rondlopen. Omgekeerd kunnen heel veel kersverse vijftigplussers helemaal niets met die term, niet omdat ze krampachtig jong willen blijven, maar omdat ze nog in de kracht van hun leven zitten en niet moeten denken aan een elektrische fiets of een avond voor de buis met alleen programma's van omroep Max.
Voor nostalgie vind ik mezelf ook nog veel te jong. Tuurlijk, mijn muzieksmaak is piepen en krakend tot stilstand gekomen in 1982 en ik draai sinds kort weer langspeelplaten, maar zelf zie ik dat meer als een soort tweede jeugd dan als een trip down memory lane. Nu ik niet veel betaald werk meer doe en bergen boeken lees heb ik eerder het gevoel dat ik weer aan het studeren ben (hoewel je dat begrip in mijn geval eerder moet associëren met vrijheid en vrije tijd dan met gebral en overmatig drankgebruik). Dat ik binnenkort in Rotterdam naar een concert ga van de Toy Dolls versterkt dat gevoel alleen maar.
Iedereen mag mij dus een 50-plusser noemen (sinds mei ben ik zelfs officieel een 55-plusser), maar bedenk wel dat die term verder volstrekt onhandig is en nietszeggend is. Om een idee te geven: iemand van tachtig kun je een 50-plusser noemen op dezelfde manier als je mij een 25-plusser zou kunnen noemen (daar zit namelijk ook precies dertig jaar tussen). Nu voel ik me soms even 25 en heb ik inmiddels alweer meer dan 25 punkplaten in de kast staan, maar tegelijk is dat natuurlijk totaal belachelijk en zielig want ik heb zelf al een zoon van die leeftijd. Maak dus liever onderscheid tussen werkenden en gepensioneerden of noem het beestje gewoon bij de naam zonder iedereen boven de 50 op één grote, grijze hoop te gooien.
maandag 29 augustus 2016
Ook als kabelverlaters zijn we blijkbaar trendsetters
Bladerend door een dikke stapel zaterdagkranten, ontdekte ik dat ik niet alleen trendsettend ben als het gaat om aflossen, ontspullen en het drastisch inkorten van mijn werkweek. Ruim een maand nadat we ons Ziggo-abonnement hebben opgezegd, blijken we te behoren tot een voorhoede van "kabelverlaters" die is overgestapt op een andere manier van televisiekijken. Ook heeft mijn vrouw achteraf groot gelijk gehad door al in 1985 te concluderen dat ze er geen zin in had om minimaal een kwart eeuw lang hormonen te slikken in de vorm van een anti-conceptiepil.
Nu zou je natuurlijk kunnen denken dat we het erom doen en uit een soort dwarsigheid altijd voor optie B gaan als vrienden en familie braaf voor mogelijkheid A kiezen. In werkelijkheid is het een stuk subtieler, omdat het één vaak ongemerkt (en soms ook geheel onbedoeld en onverwacht) voortvloeit uit het ander. Wil je toch op zoek naar een soort grote gemeenschappelijke deler - of, zo je wilt, een grondtoon - dan kom je waarschijnlijk uit bij het basisidee dat je als mens altijd zelf moet blijven nadenken en kritisch moet kijken naar alles wat je wordt voorgekauwd of opgedrongen.
Soms speelt ook stom toeval of een speling van het lot een grote rol. Zo zijn wij kabelverlaters geworden doordat de buurman bij graafwerkzaamheden per ongeluk een kabelbreuk veroorzaakte. De monteur van Ziggo kon het euvel best verhelpen maar alleen door een gat in de muur te boren om een nieuwe aansluiting te maken. Waarop ik hem vriendelijk bedankte met de opmerking dat hij dan maar lekker een gat in zijn eigen huis moest gaan boren, want ik had geen zin in zo'n ingrijpende handeling voor zoiets onbenulligs als televisie.
Het valt overigens niet uit te sluiten dat we op een andere manier alsnog een abonnement afsluiten, want we zijn met vier gezinsleden en ik heb alleen een beslissende stem als het om aflossen gaat. Toch moest ik wel even glimlachen toen ik las dat diezelfde groep in de VS cord-cutters wordt genoemd, want op die manier had ik het net ook in mijn Moleskine verwoord: alsof je een soort navelstreng doorsnijdt die je niet alleen met NPO1 verbindt maar ook met de rest van nijver Nederland. Zonder tv kom je namelijk vanzelf in een soort schemerzone terecht, want je weet amper nog wat er speelt of waar mensen het in vredesnaam over hebben.
Nu we het toch over een navelstreng hebben: in diezelfde krant las ik dat steeds meer vrouwen het om uiteenlopende redenen gehad hebben met de pil en net zo resoluut afscheid nemen van die vorm van anti-conceptie als ik van het geblaat op de buis (hoewel ik afgelopen week, samen met mijn vrouw, met veel plezier elke avond naar een aflevering van de Deense serie The Legacy heb zitten kijken op dvd). Nu steeds meer jonge vrouwen geen suiker meer eten en geen gluten, willen ze om begrijpelijke redenen ook geen hormonen meer in hun lijf.
Toen ik mijn vrouw in 1985 leerde kennen, ging ik er voetstoots van uit dat ze de pil slikte of meteen naar de huisarts zou rennen voor een recept. Daar bleek ze echter geen zin in te hebben, omdat ze "geen hormonen wilde slikken" en om zich heen te veel vrouwen zag die een soort snor van donker pigment op hun bovenlip kregen door diezelfde pil. Hoewel ik bepaald opzag tegen 25 jaar gehannes met condooms (hoewel ik natuurlijk nog niet wist dat we het zolang samen uit zouden houden), kon ik niets tegen haar argumentatie inbrengen. Omgekeerd zou ik er namelijk niet over peinzen om een pil te slikken om mijn zaadcellen lam te leggen. Als ik per jaar één Paracetamol-tablet slik is het veel en in mijn medicijnkastje liggen alleen pleisters.
Dus hoefde er verder niet over te worden gediscussieerd en schakelden we over op condooms zonder dat dat ook maar één keer misging (en dat terwijl ze bij beide zoons letterlijk na één poging in verwachting was). Het gemak waarmee de auteur van het stuk in De Volkskrant schrijft dat ze een abortus heeft gehad omdat het misging met de periodieke onthouding, verbaast me dan ook en stuit me ook een beetje tegen de borst. Alle vervelende dingen die mensen zeggen over condooms zijn waar (zeker als ze het hebben over met sokken aan in bad zitten), maar het is tegelijk een waterdichte methode die alleen vraagt om een beetje discipline en geduld.
Wellicht is dat het toverwoord - of zelfs het verlossende woord. Net zoals ik eerst vijfentwintig jaar in loondienst heb gewerkt om vervolgens van een welverdiend plakbandpensioen te gaan genieten, zo heb ik ook bijna dertig jaar lang het geklooi met condooms geaccepteerd in de wetenschap dat daar ooit op volstrekt natuurlijke wijze een einde aan zou komen. In beide gevallen kun je vaststellen dat er sprake is van uitgesteld genot, zodat je mijn levensloop zou kunnen samenvatten als één grote Marshmellow-test. Je kunt ook zeggen dat ik een fanatieke wielrenner ben die nu volop geniet van een kop koffie met taart op de top van de berg en straks lekker begint aan een lange afdaling.
Nu zou je natuurlijk kunnen denken dat we het erom doen en uit een soort dwarsigheid altijd voor optie B gaan als vrienden en familie braaf voor mogelijkheid A kiezen. In werkelijkheid is het een stuk subtieler, omdat het één vaak ongemerkt (en soms ook geheel onbedoeld en onverwacht) voortvloeit uit het ander. Wil je toch op zoek naar een soort grote gemeenschappelijke deler - of, zo je wilt, een grondtoon - dan kom je waarschijnlijk uit bij het basisidee dat je als mens altijd zelf moet blijven nadenken en kritisch moet kijken naar alles wat je wordt voorgekauwd of opgedrongen.
Soms speelt ook stom toeval of een speling van het lot een grote rol. Zo zijn wij kabelverlaters geworden doordat de buurman bij graafwerkzaamheden per ongeluk een kabelbreuk veroorzaakte. De monteur van Ziggo kon het euvel best verhelpen maar alleen door een gat in de muur te boren om een nieuwe aansluiting te maken. Waarop ik hem vriendelijk bedankte met de opmerking dat hij dan maar lekker een gat in zijn eigen huis moest gaan boren, want ik had geen zin in zo'n ingrijpende handeling voor zoiets onbenulligs als televisie.
Het valt overigens niet uit te sluiten dat we op een andere manier alsnog een abonnement afsluiten, want we zijn met vier gezinsleden en ik heb alleen een beslissende stem als het om aflossen gaat. Toch moest ik wel even glimlachen toen ik las dat diezelfde groep in de VS cord-cutters wordt genoemd, want op die manier had ik het net ook in mijn Moleskine verwoord: alsof je een soort navelstreng doorsnijdt die je niet alleen met NPO1 verbindt maar ook met de rest van nijver Nederland. Zonder tv kom je namelijk vanzelf in een soort schemerzone terecht, want je weet amper nog wat er speelt of waar mensen het in vredesnaam over hebben.
Nu we het toch over een navelstreng hebben: in diezelfde krant las ik dat steeds meer vrouwen het om uiteenlopende redenen gehad hebben met de pil en net zo resoluut afscheid nemen van die vorm van anti-conceptie als ik van het geblaat op de buis (hoewel ik afgelopen week, samen met mijn vrouw, met veel plezier elke avond naar een aflevering van de Deense serie The Legacy heb zitten kijken op dvd). Nu steeds meer jonge vrouwen geen suiker meer eten en geen gluten, willen ze om begrijpelijke redenen ook geen hormonen meer in hun lijf.
Toen ik mijn vrouw in 1985 leerde kennen, ging ik er voetstoots van uit dat ze de pil slikte of meteen naar de huisarts zou rennen voor een recept. Daar bleek ze echter geen zin in te hebben, omdat ze "geen hormonen wilde slikken" en om zich heen te veel vrouwen zag die een soort snor van donker pigment op hun bovenlip kregen door diezelfde pil. Hoewel ik bepaald opzag tegen 25 jaar gehannes met condooms (hoewel ik natuurlijk nog niet wist dat we het zolang samen uit zouden houden), kon ik niets tegen haar argumentatie inbrengen. Omgekeerd zou ik er namelijk niet over peinzen om een pil te slikken om mijn zaadcellen lam te leggen. Als ik per jaar één Paracetamol-tablet slik is het veel en in mijn medicijnkastje liggen alleen pleisters.
Dus hoefde er verder niet over te worden gediscussieerd en schakelden we over op condooms zonder dat dat ook maar één keer misging (en dat terwijl ze bij beide zoons letterlijk na één poging in verwachting was). Het gemak waarmee de auteur van het stuk in De Volkskrant schrijft dat ze een abortus heeft gehad omdat het misging met de periodieke onthouding, verbaast me dan ook en stuit me ook een beetje tegen de borst. Alle vervelende dingen die mensen zeggen over condooms zijn waar (zeker als ze het hebben over met sokken aan in bad zitten), maar het is tegelijk een waterdichte methode die alleen vraagt om een beetje discipline en geduld.
Wellicht is dat het toverwoord - of zelfs het verlossende woord. Net zoals ik eerst vijfentwintig jaar in loondienst heb gewerkt om vervolgens van een welverdiend plakbandpensioen te gaan genieten, zo heb ik ook bijna dertig jaar lang het geklooi met condooms geaccepteerd in de wetenschap dat daar ooit op volstrekt natuurlijke wijze een einde aan zou komen. In beide gevallen kun je vaststellen dat er sprake is van uitgesteld genot, zodat je mijn levensloop zou kunnen samenvatten als één grote Marshmellow-test. Je kunt ook zeggen dat ik een fanatieke wielrenner ben die nu volop geniet van een kop koffie met taart op de top van de berg en straks lekker begint aan een lange afdaling.
donderdag 25 augustus 2016
Laten we liever een beetje zuinig zijn op onze aarde
Leuk natuurlijk, dat nieuws over die "tweelingbroer" van de aarde die we dankzij krachtige telescopen hebben ontdekt. De kans is echter groot dat we na een reis van een paar duizend jaar uitstappen op een kale, rotsachtige planeet zonder dampkring waar het ijzig koud is of juist verzengend heet en waar geen leven mogelijk is. Beter zou het zijn om eens een rondvlucht te maken om onze eigen planeet, zodat we nog eens goed beseffen hoe uniek en waardevol - en kwetsbaar - dit plekje in het universum is.
Wat dat betreft valt er ook wel wat af te dingen aan de berichtgeving rondom Proxima b, te beginnen bij de naam. In kosmische zin geldt 4,2 lichtjaren dan misschien als "dichtbij", maar met de huidige technieken zou je er een paar duizend jaar over doen om er te komen. Hij is alleen bereikbaar met nieuwe ruimteschepen die voorlopig alleen op papier bestaan en ook dan gaat het om onbemande vluchten. Geen mens zal ooit voet zetten op deze exoplaneet die een "tweelingbroer" heet van de aarde, op dezelfde manier als je een schaamluis onder een vergrootglas een tweelingzus zou kunnen noemen van Doutzen Kroes.
Het is fantastisch dat we zulke planeten kunnen waarnemen en nog wonderbaarlijker dat we een misschien wel redelijk accurate inschatting kunnen maken van de uiterlijke kenmerken, maar verder dient het geen enkel doel. Anders gezegd: waarom worden we zo opgewonden van de mogelijkheid, hoe theoretisch ook, dat er elders in het heelal "leven" zou kunnen zijn, hoe microscopisch klein ook, terwijl we hier zo achteloos omgaan met mensenlevens en alles om ons heen voor lief nemen? Ruimteonderzoekers gedragen zich als een huisvader die met een allerliefste echtgenote in een villa woont en zich het hoofd op hol laat brengen door chatgesprekken met een vrouw aan de andere kant van de wereld die in werkelijkheid misschien wel een lelijke oude man is.
Stel je in plaats daarvan maar eens de opwinding voor die we zouden voelen als we deze planeet - de aarde dus - zouden ontdekken in zijn meest ongerepte vorm (dus niet aangetast door bebouwing, industrialisatie, zeevervuiling, houtkap, grondstofwinning en ga zo maar door). Zouden we niet tot tranen geroerd zijn door al die majestueze bergtoppen, blauwe meren, groene weiden, eindeloze steppen, kolkende rivieren en uitgestrekte bossen? Zouden we dan niet denken dat we in het paradijs terecht waren gekomen? Dat is uiteindelijk de tragiek van de mens: dat we alles als vanzelfsprekend beschouwen, alsmaar rusteloos voortrazen, voortdurend "nieuwe dingen" willen ontdekken en blind zijn voor de schoonheid van alles om ons heen.
De stap terug die ik de afgelopen jaren heb gezet - een auto zonder airco, geen televisie, een ouderwetse platenspeler in plaats van Spotify - fungeert een heel klein beetje als die vlucht rondom onze blauwe planeet die geen enkele astronaut onberoerd laat. Ik kan tegenwoordig genieten van een ijskoud glas water in het besef dat het op zich al een fantastische luxe is om te beschikken over (a) schoon drinkwater uit de kraan, (b) elektriciteit en (c) een koelkast. Op dezelfde manier kan ik in de achtertuin aan de slootrand zitten in de schaduw van een knotwilg zonder het knagende en frustrerende gevoel dat er ook tropische eilanden bestaan met palmbomen waar ik nog nooit ben geweest.
Het paradijs op aarde bestaat, we zijn er zelfs al en we hoeven er alleen maar een beetje zuinig op te zijn. Ga in gedachten maar eens op die rotsige en waarschijnlijk behoorlijk rottige zusterplaneet staan en kijk dan achterom. De kans is groot dat we nu juichsprongen maken over een brok steen in het universum die onleefbaarder is dan de meest afgelegen, onherbergzame plek op aarde. Dat is zo ironisch en lachwekkend dat het bijna krankzinnig is. De enige remedie is om de wereld om ons heen te bekijken alsof we net zijn gearriveerd en van alle vanzelfsprekendheden en verworvenheden te genieten alsof ze pas gisteren zijn uitgevonden en bevochten.
Wat dat betreft valt er ook wel wat af te dingen aan de berichtgeving rondom Proxima b, te beginnen bij de naam. In kosmische zin geldt 4,2 lichtjaren dan misschien als "dichtbij", maar met de huidige technieken zou je er een paar duizend jaar over doen om er te komen. Hij is alleen bereikbaar met nieuwe ruimteschepen die voorlopig alleen op papier bestaan en ook dan gaat het om onbemande vluchten. Geen mens zal ooit voet zetten op deze exoplaneet die een "tweelingbroer" heet van de aarde, op dezelfde manier als je een schaamluis onder een vergrootglas een tweelingzus zou kunnen noemen van Doutzen Kroes.
Het is fantastisch dat we zulke planeten kunnen waarnemen en nog wonderbaarlijker dat we een misschien wel redelijk accurate inschatting kunnen maken van de uiterlijke kenmerken, maar verder dient het geen enkel doel. Anders gezegd: waarom worden we zo opgewonden van de mogelijkheid, hoe theoretisch ook, dat er elders in het heelal "leven" zou kunnen zijn, hoe microscopisch klein ook, terwijl we hier zo achteloos omgaan met mensenlevens en alles om ons heen voor lief nemen? Ruimteonderzoekers gedragen zich als een huisvader die met een allerliefste echtgenote in een villa woont en zich het hoofd op hol laat brengen door chatgesprekken met een vrouw aan de andere kant van de wereld die in werkelijkheid misschien wel een lelijke oude man is.
Stel je in plaats daarvan maar eens de opwinding voor die we zouden voelen als we deze planeet - de aarde dus - zouden ontdekken in zijn meest ongerepte vorm (dus niet aangetast door bebouwing, industrialisatie, zeevervuiling, houtkap, grondstofwinning en ga zo maar door). Zouden we niet tot tranen geroerd zijn door al die majestueze bergtoppen, blauwe meren, groene weiden, eindeloze steppen, kolkende rivieren en uitgestrekte bossen? Zouden we dan niet denken dat we in het paradijs terecht waren gekomen? Dat is uiteindelijk de tragiek van de mens: dat we alles als vanzelfsprekend beschouwen, alsmaar rusteloos voortrazen, voortdurend "nieuwe dingen" willen ontdekken en blind zijn voor de schoonheid van alles om ons heen.
De stap terug die ik de afgelopen jaren heb gezet - een auto zonder airco, geen televisie, een ouderwetse platenspeler in plaats van Spotify - fungeert een heel klein beetje als die vlucht rondom onze blauwe planeet die geen enkele astronaut onberoerd laat. Ik kan tegenwoordig genieten van een ijskoud glas water in het besef dat het op zich al een fantastische luxe is om te beschikken over (a) schoon drinkwater uit de kraan, (b) elektriciteit en (c) een koelkast. Op dezelfde manier kan ik in de achtertuin aan de slootrand zitten in de schaduw van een knotwilg zonder het knagende en frustrerende gevoel dat er ook tropische eilanden bestaan met palmbomen waar ik nog nooit ben geweest.
Het paradijs op aarde bestaat, we zijn er zelfs al en we hoeven er alleen maar een beetje zuinig op te zijn. Ga in gedachten maar eens op die rotsige en waarschijnlijk behoorlijk rottige zusterplaneet staan en kijk dan achterom. De kans is groot dat we nu juichsprongen maken over een brok steen in het universum die onleefbaarder is dan de meest afgelegen, onherbergzame plek op aarde. Dat is zo ironisch en lachwekkend dat het bijna krankzinnig is. De enige remedie is om de wereld om ons heen te bekijken alsof we net zijn gearriveerd en van alle vanzelfsprekendheden en verworvenheden te genieten alsof ze pas gisteren zijn uitgevonden en bevochten.
woensdag 24 augustus 2016
Vraag je eens af waarom je eigenlijk aan het werk bent
Tegenstanders van het basisinkomen waarschuwen ervoor dat niemand nog gaat werken als hij "gratis geld" krijgt van de overheid. Omgekeerd wijzen voorstanders juist op al die onderzoeken en enquêtes waarin mensen aangeven dat ze ondanks een gegarandeerd inkomen nog steeds aan de slag zouden gaan. Wie heeft gelijk? Dat zal blijken wanneer een dergelijk systeem wordt ingevoerd, want pas dan kun je de daad bij het woord voegen en ben je in staat om op een dag als deze te beslissen of je naar het strand gaat of toch maar liever naar kantoor.
Of je het nu leuk vindt of niet, er is vaak een groot - en soms zelfs onoverbrugbaar - verschil tussen wat mensen zeggen en wat ze eigenlijk vinden of doen of denken of zouden willen. Los van maatschappelijke druk heb je te maken met sociaal wenselijke antwoorden, kuddegedrag en de begrijpelijke menselijke eigenschap dat je jezelf soms maar beter voor de gek kunt houden. Wie weet dat hij de komende kwart eeuw vastzit aan een hoge hypotheek, moet zichzelf wel wijsmaken dat hij zijn werk hartstikke leuk vindt en dat het de moeite waard is om elke dag naar kantoor te gaan.
Zo was er op verjaardagen altijd één vrouw die heel fel reageerde op mijn positieve verhaaltjes over parttime werken en een welverdiend plakbandpensioen. Zelf zou ze er namelijk niet aan moeten denken om nu al te stoppen (hoewel ze zelfs een paar jaar ouder is dan ik) en vond ze haar baan even onmisbaar als uitdagend. Groot was mijn verbazing dan ook toen ik haar afgelopen weekend hoorde vertellen dat ze over een jaar stopt en liever zelfs vandaag al het bijltje erbij neer had gegooid. Druppel was het feit dat ze na de vakantie meteen weer last kreeg van slapeloze nachten bij het vooruitzicht aan de slag te moeten.
Nu kan ik daar heel lullig en lacherig over doen - zeker op deze plek waar ze geen weerwoord heeft - maar dat ben ik niet van plan. Alles in het leven is nou eenmaal psychologie, dus ik snap best dat ze al die jaren vooral bezig was zichzelf te overtuigen en haar eigen twijfels te overschreeuwen. Bovendien heeft ze een man die na een reorganisatie thuis is komen te zitten en zoiets werkt nou eenmaal aanstekelijk. Toen Sacha de Boer stopte met het journaal, duurde het helemaal niet zo lang voordat echtgenoot Rick Nieman haar voorbeeld volgde en zijn baan als nieuwslezer opzegde. Dat De Boer binnenkort weer terugkeert op de buis bij Brandpunt doet daar verder niets aan af en kan allerlei redenen hebben.
Gisteren moest ik aan al deze dingen denken omdat ik stiekem ben begonnen in het boek Escape Everything van Robert Wringham (hoewel ik me eigenlijk had voorgenomen om eerst Postcapitalism van Paul Mason uit te lezen) en dat bevestigt alles wat ik al dacht over dit onderwerp. Wringham beschrijft op luchtige en humoristische wijze waar de schoen wringt en geeft aan dat je langer aan een hypotheek vastzit dan je aan gevangenisstraf zou moeten uitzitten wanneer je een bank overvalt. Wie de eerste 30 bladzijden van zijn boek leest wil gegarandeerd nooit meer een kantoorbaan en zal alles in het werk stellen om onder de traditionele 40-urige werkweek uit te komen.
Zo meteen (nadat ik dit blog online heb gezet en koffie heb gezet) plof ik neer op wat sinds kort mijn favoriete plek in de tuin is: aan de waterkant, in de schaduw van een knotwilg. Daar ga ik verder met het tweede hoofdstuk uit het boek van Wringham dat gewijd is aan "consumptie". Nadat je aan de ratrace bent ontsnapt, moet je namelijk ook weg zien te komen uit wat doorgaans de "hedonistische tredmolen" wordt genoemd. Je kunt dat in mijn geval als "werk" betitelen, want ik maak af en toe aantekeningen en hij heeft het al op pagina 10 over een "Citizen's Income", maar zelf heb ik vooral het gevoel dat ik op een onverwacht mooie zomerdag aan het water zit te niksen zonder in de file te hoeven staan naar kantoor of naar het strand.
Of je het nu leuk vindt of niet, er is vaak een groot - en soms zelfs onoverbrugbaar - verschil tussen wat mensen zeggen en wat ze eigenlijk vinden of doen of denken of zouden willen. Los van maatschappelijke druk heb je te maken met sociaal wenselijke antwoorden, kuddegedrag en de begrijpelijke menselijke eigenschap dat je jezelf soms maar beter voor de gek kunt houden. Wie weet dat hij de komende kwart eeuw vastzit aan een hoge hypotheek, moet zichzelf wel wijsmaken dat hij zijn werk hartstikke leuk vindt en dat het de moeite waard is om elke dag naar kantoor te gaan.
Zo was er op verjaardagen altijd één vrouw die heel fel reageerde op mijn positieve verhaaltjes over parttime werken en een welverdiend plakbandpensioen. Zelf zou ze er namelijk niet aan moeten denken om nu al te stoppen (hoewel ze zelfs een paar jaar ouder is dan ik) en vond ze haar baan even onmisbaar als uitdagend. Groot was mijn verbazing dan ook toen ik haar afgelopen weekend hoorde vertellen dat ze over een jaar stopt en liever zelfs vandaag al het bijltje erbij neer had gegooid. Druppel was het feit dat ze na de vakantie meteen weer last kreeg van slapeloze nachten bij het vooruitzicht aan de slag te moeten.
Nu kan ik daar heel lullig en lacherig over doen - zeker op deze plek waar ze geen weerwoord heeft - maar dat ben ik niet van plan. Alles in het leven is nou eenmaal psychologie, dus ik snap best dat ze al die jaren vooral bezig was zichzelf te overtuigen en haar eigen twijfels te overschreeuwen. Bovendien heeft ze een man die na een reorganisatie thuis is komen te zitten en zoiets werkt nou eenmaal aanstekelijk. Toen Sacha de Boer stopte met het journaal, duurde het helemaal niet zo lang voordat echtgenoot Rick Nieman haar voorbeeld volgde en zijn baan als nieuwslezer opzegde. Dat De Boer binnenkort weer terugkeert op de buis bij Brandpunt doet daar verder niets aan af en kan allerlei redenen hebben.
Gisteren moest ik aan al deze dingen denken omdat ik stiekem ben begonnen in het boek Escape Everything van Robert Wringham (hoewel ik me eigenlijk had voorgenomen om eerst Postcapitalism van Paul Mason uit te lezen) en dat bevestigt alles wat ik al dacht over dit onderwerp. Wringham beschrijft op luchtige en humoristische wijze waar de schoen wringt en geeft aan dat je langer aan een hypotheek vastzit dan je aan gevangenisstraf zou moeten uitzitten wanneer je een bank overvalt. Wie de eerste 30 bladzijden van zijn boek leest wil gegarandeerd nooit meer een kantoorbaan en zal alles in het werk stellen om onder de traditionele 40-urige werkweek uit te komen.
Zo meteen (nadat ik dit blog online heb gezet en koffie heb gezet) plof ik neer op wat sinds kort mijn favoriete plek in de tuin is: aan de waterkant, in de schaduw van een knotwilg. Daar ga ik verder met het tweede hoofdstuk uit het boek van Wringham dat gewijd is aan "consumptie". Nadat je aan de ratrace bent ontsnapt, moet je namelijk ook weg zien te komen uit wat doorgaans de "hedonistische tredmolen" wordt genoemd. Je kunt dat in mijn geval als "werk" betitelen, want ik maak af en toe aantekeningen en hij heeft het al op pagina 10 over een "Citizen's Income", maar zelf heb ik vooral het gevoel dat ik op een onverwacht mooie zomerdag aan het water zit te niksen zonder in de file te hoeven staan naar kantoor of naar het strand.
dinsdag 23 augustus 2016
Moet de pensioenleeftijd weer terug naar 65?
Eigenlijk was ik van plan om vandaag zo vroeg mogelijk in de lekkerste stoel neer te ploffen op de meest schaduwrijke plek van de achtertuin om zo lang mogelijk van deze onverwacht zomerse dag te genieten. Maar toen las ik in de krant zó'n enorm onzinbericht dat ik toch maar even achter mijn laptop ben gekropen. Want de kans wordt steeds groter dat het pensioendebat een belangrijke rol gaat spelen in de aanloop naar de komende verkiezingen, zeker nu 50Plus het plan heeft gelanceerd om de AOW-leeftijd weer te verlagen naar 65.
Of dat een haalbaar plan is weet ik niet en ik durf ook niet zomaar te zeggen dat het een goed idee is. Wel laat dit zien dat het er in de aanloop naar de verkiezingen heftig aan toe zal gaan en dat niemand daarbij om de oudere kiezer heen kan. Getalsmatig wordt die groep alleen maar groter en daardoor ook steeds machtiger, ook al zullen verreweg de meeste vijftigplussers niet op 50Plus stemmen. Om die reden is het belangrijk om feit van fictie te onderscheiden en je niet te snel bang te laten maken door angstaanjagende krantenkoppen. Het zal namelijk best gebeuren dat de pensioenleeftijd richting 69 gaat, maar dit bericht gaat over Duitsland en betreft alleen mensen die nu nog onder de 40 zijn.
Sowieso wijs ik mijn lezers er altijd op dat ze een denkfout maken met zinnetjes als "straks moet je twee jaar langer doorwerken". Niks moet. Net als de meeste mensen krijg ik pas AOW als ik 67 ben (hoewel ik in mijn rekensommetjes voor alle zekerheid uitga van 68), maar desondanks ben ik feitelijk al met pensioen op mijn 55ste. Dat betekent dat iedereen die vrijheid heeft, maar ook dat je nooit te jong bent om te gaan sparen, aflossen en beleggen. Wie op zijn zestigste zijn baan kwijtraakt terwijl hij nog een aflossingsvrije hypotheek heeft van 3 ton, heeft pech maar heeft tegelijk ook iets verkeerd gedaan.
Ik maak dus ook rekensommetjes, maar wel heel andere dan de overheid. Die zien in hun berekeningen dat mijn schoonmoeder nog AOW ontving toen ze bijna 98 was, maar ik heb van dichtbij kunnen zien dat je de laatste tien jaar van haar leven eigenlijk niet mee moet tellen. Je kunt wel plannen maken voor later, maar moet niet denken dat je op je 93ste nog blakend van energie de Mount Everest op klautert. De kans is namelijk groot dat je van alles mankeert, dat je partner is weggevallen of dat je er zelf allang niet meer bent. Vandaar dat ik altijd zeg dat je nooit te jong bent om met pensioen te gaan.
Belangrijk is dat het pensioendebat gevoerd wordt op basis van persoonlijke verwachtingen en harde feiten. Zelf had ik al moeite met de voorspelling dat de helft van de baby's die in 2000 geboren is de 100 haalt, maar vandaag maakt De Volkskrant het helemaal bont door te schrijven dat iedereen die vandaag geboren wordt gemiddeld honderd wordt. Dat klinkt veelbelovend, maar impliceert dat tegenover iedereen die op zijn tachtigste overlijdt iemand moet staan die 120 wordt. Dat is niet onmogelijk (de oudste vrouw uit de geschiedenis overleed toen ze 122 was) maar kan alleen als we aan de lopende band organen gaan kweken en vervangen.
Wat de Volkskrant schrijft is dus sciencefiction, om niet te zeggen grote onzin. Lees dan liever aandachtig het obituary van Miep Brons die niet alleen op 72-jarige leeftijd overleed maar volgens de verslaggever al sinds de eeuwwisseling kampt met gezondheidsklachten. Snelle rekenaars weten dan dat ze pas eind vijftig was toen ze lichamelijk achteruit ging en 61 toen ze zo slecht ter been was dat ze hun villa moesten verruilen voor een appartement. De laatste vijf jaar van haar leven kwam ze haar bed zelfs niet eens meer uit. Vraag is dus waar je je toekomstplannen op baseert: op oncontroleerbare kletspraatjes over medische doorbraken of op levensverhalen waarvan we de ontnuchterende afloop al kennen.
Of dat een haalbaar plan is weet ik niet en ik durf ook niet zomaar te zeggen dat het een goed idee is. Wel laat dit zien dat het er in de aanloop naar de verkiezingen heftig aan toe zal gaan en dat niemand daarbij om de oudere kiezer heen kan. Getalsmatig wordt die groep alleen maar groter en daardoor ook steeds machtiger, ook al zullen verreweg de meeste vijftigplussers niet op 50Plus stemmen. Om die reden is het belangrijk om feit van fictie te onderscheiden en je niet te snel bang te laten maken door angstaanjagende krantenkoppen. Het zal namelijk best gebeuren dat de pensioenleeftijd richting 69 gaat, maar dit bericht gaat over Duitsland en betreft alleen mensen die nu nog onder de 40 zijn.
Sowieso wijs ik mijn lezers er altijd op dat ze een denkfout maken met zinnetjes als "straks moet je twee jaar langer doorwerken". Niks moet. Net als de meeste mensen krijg ik pas AOW als ik 67 ben (hoewel ik in mijn rekensommetjes voor alle zekerheid uitga van 68), maar desondanks ben ik feitelijk al met pensioen op mijn 55ste. Dat betekent dat iedereen die vrijheid heeft, maar ook dat je nooit te jong bent om te gaan sparen, aflossen en beleggen. Wie op zijn zestigste zijn baan kwijtraakt terwijl hij nog een aflossingsvrije hypotheek heeft van 3 ton, heeft pech maar heeft tegelijk ook iets verkeerd gedaan.
Ik maak dus ook rekensommetjes, maar wel heel andere dan de overheid. Die zien in hun berekeningen dat mijn schoonmoeder nog AOW ontving toen ze bijna 98 was, maar ik heb van dichtbij kunnen zien dat je de laatste tien jaar van haar leven eigenlijk niet mee moet tellen. Je kunt wel plannen maken voor later, maar moet niet denken dat je op je 93ste nog blakend van energie de Mount Everest op klautert. De kans is namelijk groot dat je van alles mankeert, dat je partner is weggevallen of dat je er zelf allang niet meer bent. Vandaar dat ik altijd zeg dat je nooit te jong bent om met pensioen te gaan.
Belangrijk is dat het pensioendebat gevoerd wordt op basis van persoonlijke verwachtingen en harde feiten. Zelf had ik al moeite met de voorspelling dat de helft van de baby's die in 2000 geboren is de 100 haalt, maar vandaag maakt De Volkskrant het helemaal bont door te schrijven dat iedereen die vandaag geboren wordt gemiddeld honderd wordt. Dat klinkt veelbelovend, maar impliceert dat tegenover iedereen die op zijn tachtigste overlijdt iemand moet staan die 120 wordt. Dat is niet onmogelijk (de oudste vrouw uit de geschiedenis overleed toen ze 122 was) maar kan alleen als we aan de lopende band organen gaan kweken en vervangen.
Wat de Volkskrant schrijft is dus sciencefiction, om niet te zeggen grote onzin. Lees dan liever aandachtig het obituary van Miep Brons die niet alleen op 72-jarige leeftijd overleed maar volgens de verslaggever al sinds de eeuwwisseling kampt met gezondheidsklachten. Snelle rekenaars weten dan dat ze pas eind vijftig was toen ze lichamelijk achteruit ging en 61 toen ze zo slecht ter been was dat ze hun villa moesten verruilen voor een appartement. De laatste vijf jaar van haar leven kwam ze haar bed zelfs niet eens meer uit. Vraag is dus waar je je toekomstplannen op baseert: op oncontroleerbare kletspraatjes over medische doorbraken of op levensverhalen waarvan we de ontnuchterende afloop al kennen.
maandag 22 augustus 2016
En opeens is het basisinkomen terug op de politieke agenda
Voorstanders van het basisinkomen zullen het wellicht anders zien, maar het referendum in Zwitserland heeft hun zaak geen goed gedaan. Op internet gaat de discussie ongestoord verder, maar de mainstream media hebben beduidend minder interesse voor het onderwerp sinds de Zwitsers het met driekwart meerderheid hebben weggestemd. Groot was mijn verrassing dan ook toen ik vanmorgen in De Telegraaf een wel héél voortvarend pleidooi tegenkwam van Annemarie van Gaal voor invoering van een dergelijk systeem voor alle 60-plussers.
Van Gaal schrijft elke maandag een column in deze krant en komt daarbij met zoveel verfrissende ideeën op de proppen dat je je afvraagt waarom ze die nog niet heeft omgezet in politieke ambities. Zo pleitte ze er onlangs voor om alle minima niet alleen gratis internet te geven, maar ook een laptop ter beschikking te stellen. Toevallig had ik dat uitgeknipt, omdat ik vond dat je dat in de verte kon beschouwen als een soort basisinkomen in natura. Van Gaal is niet alleen nuchter en doortastend, maar heeft ook een broertje dood aan bureaucratie en burgertjes pesten. In haar laatste bijdrage gaat ze nog een paar stappen verder en noemt ze het basisinkomen zelfs "de beste route voor de toekomst".
Niet meer zeuren dus dat De Telegraaf een rechtse krant is en het basisinkomen een linkse hobby, want Van Gaal maakt korte metten met beide vooroordelen. Haar plan is in veel opzichten revolutionair omdat het feitelijk neerkomt op een verláging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 60 jaar. Vanaf die leeftijd zou iedereen, werkend of niet, een basisinkomen moeten krijgen en daar vrij over mogen beschikken. Nu is het juist zo dat de AOW steeds minder onvoorwaardelijk wordt en je als gepensioneerde gehinderd wordt door allerlei onnodige regeltjes die het individu frustreren en de maatschappij als geheel schade berokkenen.
Ik had geen zin om de aantekeningen voor mijn volgende boek helemaal door te spitten, maar volgens mij schrijf ik daarin iets soortgelijks. Een basisinkomen is veel te ingrijpend om in één klap in te voeren voor alle volwassen Nederlanders vanaf 18 jaar, dus waarom zou je niet beginnen met de groep die het meest kwetsbaar is na baanverlies? Dat werkt volgens mij stukken beter dan piepkleine proefjes met mensen die nu al in de bijstand zitten en maakt ook een einde aan al die onnodige (en ook onnodig kwetsende) sollicitatietrainingen die je nu moet ondergaan als oudere werkloze. Goed bedoeld misschien, maar het geld dat daaraan wordt uitgegeven is niet goed besteed.
Zelf ben ik waarschijnlijk het eerste proefkonijn van de plannen van Annemarie van Gaal, want ik keer mezelf een basisinkomen uit van 1000 euro per maand sinds ik 55 ben geworden. Dat is vijf jaar eerder dan zij voorstelt, maar verder maakt het weinig verschil. Volgend jaar verschijnt een boek waarin ik verslag doe van de eerste twaalf maanden met een basisinkomen en uitgebreid vertel wat dat allemaal met je doet. Veel schrijf ik daar dus nog niet over in dit blog, maar ik kan alvast wel verklappen dat het heerlijk is om van niemand afhankelijk te zijn en geen zinloze sollicitatiebrieven te hoeven schrijven of te "leren" hoe je een LinkedIn-profiel aanmaakt.
In de column van Van Gaal heb ik één passage met een rode pen onderstreept en de kans is groot dat die zin opduikt als citaat boven een van de 24 hoofdstukken uit mijn nieuwe boek. Hoewel ze het inhoudelijk niet verder toelicht, zegt ze feitelijk dat het invoeren van een dergelijk systeem op termijn onvermijdelijk is. Langzaam begint het besef dus door te dringen dat het basisinkomen geen wereldvreemde utopie is, maar juist een manier om de koopkracht van consumenten op peil te houden en automatisering en vergrijzing het hoofd te bieden. Goeie kans dat ze dat in een later stadium nog eens uitgebreid uiteenzet, maar voorlopig beschouw ik haar bijdrage nu al als hét nieuws van de dag.
Van Gaal schrijft elke maandag een column in deze krant en komt daarbij met zoveel verfrissende ideeën op de proppen dat je je afvraagt waarom ze die nog niet heeft omgezet in politieke ambities. Zo pleitte ze er onlangs voor om alle minima niet alleen gratis internet te geven, maar ook een laptop ter beschikking te stellen. Toevallig had ik dat uitgeknipt, omdat ik vond dat je dat in de verte kon beschouwen als een soort basisinkomen in natura. Van Gaal is niet alleen nuchter en doortastend, maar heeft ook een broertje dood aan bureaucratie en burgertjes pesten. In haar laatste bijdrage gaat ze nog een paar stappen verder en noemt ze het basisinkomen zelfs "de beste route voor de toekomst".
Niet meer zeuren dus dat De Telegraaf een rechtse krant is en het basisinkomen een linkse hobby, want Van Gaal maakt korte metten met beide vooroordelen. Haar plan is in veel opzichten revolutionair omdat het feitelijk neerkomt op een verláging van de pensioengerechtigde leeftijd naar 60 jaar. Vanaf die leeftijd zou iedereen, werkend of niet, een basisinkomen moeten krijgen en daar vrij over mogen beschikken. Nu is het juist zo dat de AOW steeds minder onvoorwaardelijk wordt en je als gepensioneerde gehinderd wordt door allerlei onnodige regeltjes die het individu frustreren en de maatschappij als geheel schade berokkenen.
Ik had geen zin om de aantekeningen voor mijn volgende boek helemaal door te spitten, maar volgens mij schrijf ik daarin iets soortgelijks. Een basisinkomen is veel te ingrijpend om in één klap in te voeren voor alle volwassen Nederlanders vanaf 18 jaar, dus waarom zou je niet beginnen met de groep die het meest kwetsbaar is na baanverlies? Dat werkt volgens mij stukken beter dan piepkleine proefjes met mensen die nu al in de bijstand zitten en maakt ook een einde aan al die onnodige (en ook onnodig kwetsende) sollicitatietrainingen die je nu moet ondergaan als oudere werkloze. Goed bedoeld misschien, maar het geld dat daaraan wordt uitgegeven is niet goed besteed.
Zelf ben ik waarschijnlijk het eerste proefkonijn van de plannen van Annemarie van Gaal, want ik keer mezelf een basisinkomen uit van 1000 euro per maand sinds ik 55 ben geworden. Dat is vijf jaar eerder dan zij voorstelt, maar verder maakt het weinig verschil. Volgend jaar verschijnt een boek waarin ik verslag doe van de eerste twaalf maanden met een basisinkomen en uitgebreid vertel wat dat allemaal met je doet. Veel schrijf ik daar dus nog niet over in dit blog, maar ik kan alvast wel verklappen dat het heerlijk is om van niemand afhankelijk te zijn en geen zinloze sollicitatiebrieven te hoeven schrijven of te "leren" hoe je een LinkedIn-profiel aanmaakt.
In de column van Van Gaal heb ik één passage met een rode pen onderstreept en de kans is groot dat die zin opduikt als citaat boven een van de 24 hoofdstukken uit mijn nieuwe boek. Hoewel ze het inhoudelijk niet verder toelicht, zegt ze feitelijk dat het invoeren van een dergelijk systeem op termijn onvermijdelijk is. Langzaam begint het besef dus door te dringen dat het basisinkomen geen wereldvreemde utopie is, maar juist een manier om de koopkracht van consumenten op peil te houden en automatisering en vergrijzing het hoofd te bieden. Goeie kans dat ze dat in een later stadium nog eens uitgebreid uiteenzet, maar voorlopig beschouw ik haar bijdrage nu al als hét nieuws van de dag.
vrijdag 19 augustus 2016
Hebben de babyboomers het nou écht zoveel beter?
Deze week viel in de media te lezen dat een verontrustend percentage hoogopgeleide gepensioneerden teveel drinkt. Je kunt erover twisten hoe je een "probleemdrinker" precies definieert, maar het laat zien dat je ook ná je pensioendatum genoeg discipline nodig hebt om je dagen te vullen zonder al om twaalf uur je eerste wijnglas te vullen. Uit de column die Aleid Truijens vandaag in De Volkskrant aan dit onderwerp wijdt, blijkt dat je dat zelfs nog veel breder moet trekken en dat álles in het leven staat of valt met je vermogen tot zelfbeheersing en langetermijnplanning.
Laat ik beginnen met de constatering dat ik Aleid Truijens hoog heb zitten en haar columns graag lees, zeker als ze het over de kwaliteit van het onderwijs heeft. Vandaag maakt ze er echter maar een potje van en dat heeft waarschijnlijk verschillende oorzaken. Net als veel andere Nederlanders is ze namelijk aan het rekenen geslagen na en tot de conclusie gekomen dat ze volgens de officiële cijfers een probleemdrinker is. Bij mannen ligt de grens op drie glazen per dag, maar vrouwen zitten al in de gevarenzone met twee. Nu kun je behoorlijk smokkelen met de gróótte van die glazen, maar iedereen weet ook wel dat je niet goed bezig bent als je elke dag met z'n tweeën een fles wijn soldaat maakt.
Ter verdediging voor haar alcoholconsumptie voert Truijens aan dat "haar" generatie het veel slechter heeft dan de babyboomers die allemaal gratis konden studeren, op hun 57ste stopten met werken dankzij een riante VUT-regeling en nu al jaren van een goed pensioen genieten in hun afbetaalde Franse vakantiehuis. Dat is niet weggelegd voor mensen zoals zij en dus schenkt ze er nog maar eentje in, zelfs al weet ze dat dat misschien niet zo heel gezond is en beseft ze heel goed dat ze daarmee indirect haar welverdiende pensioen nog een stukje verder inkort.
De vraag rijst dan vanzelf hoe het mogelijk is dat ik haar column op mijn dooie gemak zit te lezen in de tuin, terwijl ik min of meer behoor tot dezelfde generatie als Truijens en zelfs nog zes jaar jónger ben? Truijens is in december 1955 geboren en scheelt daardoor maar elf maanden met de babyboomers die ze zo nadrukkelijk benijdt dat ze alle cliché's maar weer eens van stal haalt (inclusief het flauwekulargument dat studeren vroeger gratis was want ik had een studieschuld van 20.000 gulden toen ik mijn eerste doctoraaldiploma in ontvangst nam en ik ben van 1961).
Eigenlijk geeft Truijens zelf het antwoord al. Ze kwam op een slecht moment op de arbeidsmarkt want tijdens de economische crisis in de jaren tachtig was de jeugdwerkloosheid enorm hoog. Maar dat is slechts het halve verhaal, want ik studeerde óók af in 1987 toen de crisis nog lang niet was afgelopen en de huizenmarkt zijn voorlopige dieptepunt had bereikt. Let even op die laatste zin, want Truijens had toen, zo rond haar dertigste, de slag van haar leven kunnen slaan. Maar, zo formuleert ze zelf, "we haalden nuffig onze neus op voor hypotheken".
Ik weet niet welke "we" ze daarmee bedoelt, maar wij (mijn vrouw en ik) woonden toen al in ons eerste koophuis. Terwijl veel babyboomers hun wonden likten na de crash op de huizenmarkt van 1979 die tot prijsdalingen had geleid van meer dan 30% , hadden alle generatiegenoten van Truijens een huis kunnen kopen tegen wat achteraf een spotprijs was. Als zij schrijft dat babyboomers "de mooiste huizen kochten voor weinig geld", bedoelt ze eigenlijk te zeggen dat zij zo stom is geweest dat zelf niet te doen. In het ergste geval ben je dan op je zestigste een freelancer in een huurhuis die geen aanvullend pensioen heeft opgebouwd en elke jaar zijn woonlasten omhoog ziet gaan terwijl de tarieven alleen maar dalen.
Oppervlakkig gezien lijkt Truijens (en met haar de hele Verloren Generatie) slachtoffer van de omstandigheden, maar in werkelijkheid hebben ze vaak de verkeerde keuzes gemaakt. Want ze had ook een huis kunnen kopen, een studieverzekering af kunnen sluiten voor de kinderen, een vaste baan kunnen zoeken en ijverig kunnen gaan sparen zodat ze op haar 55ste met plakbandpensioen kon en alleen nog voor de lol columns hoefden te schrijven. Nu doet ze precies wat iedereen doet die spijt heeft van bepaalde beslissingen: beschuldigend wijzen naar anderen (babyboomers) en zich verschuilen achter een niet nader omschreven "wij". Dat is heel menselijk en verklaarbaar, maar verhult dat het in de meeste gevallen helemaal niet gaat om je geboortejaar en om geld, maar om het gekozen pad en je eigen gedrag.
Laat ik beginnen met de constatering dat ik Aleid Truijens hoog heb zitten en haar columns graag lees, zeker als ze het over de kwaliteit van het onderwijs heeft. Vandaag maakt ze er echter maar een potje van en dat heeft waarschijnlijk verschillende oorzaken. Net als veel andere Nederlanders is ze namelijk aan het rekenen geslagen na en tot de conclusie gekomen dat ze volgens de officiële cijfers een probleemdrinker is. Bij mannen ligt de grens op drie glazen per dag, maar vrouwen zitten al in de gevarenzone met twee. Nu kun je behoorlijk smokkelen met de gróótte van die glazen, maar iedereen weet ook wel dat je niet goed bezig bent als je elke dag met z'n tweeën een fles wijn soldaat maakt.
Ter verdediging voor haar alcoholconsumptie voert Truijens aan dat "haar" generatie het veel slechter heeft dan de babyboomers die allemaal gratis konden studeren, op hun 57ste stopten met werken dankzij een riante VUT-regeling en nu al jaren van een goed pensioen genieten in hun afbetaalde Franse vakantiehuis. Dat is niet weggelegd voor mensen zoals zij en dus schenkt ze er nog maar eentje in, zelfs al weet ze dat dat misschien niet zo heel gezond is en beseft ze heel goed dat ze daarmee indirect haar welverdiende pensioen nog een stukje verder inkort.
De vraag rijst dan vanzelf hoe het mogelijk is dat ik haar column op mijn dooie gemak zit te lezen in de tuin, terwijl ik min of meer behoor tot dezelfde generatie als Truijens en zelfs nog zes jaar jónger ben? Truijens is in december 1955 geboren en scheelt daardoor maar elf maanden met de babyboomers die ze zo nadrukkelijk benijdt dat ze alle cliché's maar weer eens van stal haalt (inclusief het flauwekulargument dat studeren vroeger gratis was want ik had een studieschuld van 20.000 gulden toen ik mijn eerste doctoraaldiploma in ontvangst nam en ik ben van 1961).
Eigenlijk geeft Truijens zelf het antwoord al. Ze kwam op een slecht moment op de arbeidsmarkt want tijdens de economische crisis in de jaren tachtig was de jeugdwerkloosheid enorm hoog. Maar dat is slechts het halve verhaal, want ik studeerde óók af in 1987 toen de crisis nog lang niet was afgelopen en de huizenmarkt zijn voorlopige dieptepunt had bereikt. Let even op die laatste zin, want Truijens had toen, zo rond haar dertigste, de slag van haar leven kunnen slaan. Maar, zo formuleert ze zelf, "we haalden nuffig onze neus op voor hypotheken".
Ik weet niet welke "we" ze daarmee bedoelt, maar wij (mijn vrouw en ik) woonden toen al in ons eerste koophuis. Terwijl veel babyboomers hun wonden likten na de crash op de huizenmarkt van 1979 die tot prijsdalingen had geleid van meer dan 30% , hadden alle generatiegenoten van Truijens een huis kunnen kopen tegen wat achteraf een spotprijs was. Als zij schrijft dat babyboomers "de mooiste huizen kochten voor weinig geld", bedoelt ze eigenlijk te zeggen dat zij zo stom is geweest dat zelf niet te doen. In het ergste geval ben je dan op je zestigste een freelancer in een huurhuis die geen aanvullend pensioen heeft opgebouwd en elke jaar zijn woonlasten omhoog ziet gaan terwijl de tarieven alleen maar dalen.
Oppervlakkig gezien lijkt Truijens (en met haar de hele Verloren Generatie) slachtoffer van de omstandigheden, maar in werkelijkheid hebben ze vaak de verkeerde keuzes gemaakt. Want ze had ook een huis kunnen kopen, een studieverzekering af kunnen sluiten voor de kinderen, een vaste baan kunnen zoeken en ijverig kunnen gaan sparen zodat ze op haar 55ste met plakbandpensioen kon en alleen nog voor de lol columns hoefden te schrijven. Nu doet ze precies wat iedereen doet die spijt heeft van bepaalde beslissingen: beschuldigend wijzen naar anderen (babyboomers) en zich verschuilen achter een niet nader omschreven "wij". Dat is heel menselijk en verklaarbaar, maar verhult dat het in de meeste gevallen helemaal niet gaat om je geboortejaar en om geld, maar om het gekozen pad en je eigen gedrag.
woensdag 17 augustus 2016
Van een vastomlijnd plan is nog steeds geen sprake
Toen we een weekje op vakantie waren in het noorden van de streek Beieren, ontdekten we dat we niet zo heel ver verwijderd waren van het voormalige IJzeren Gordijn. Daarvan resteert niet veel meer dan een groenstrook van 150 meter breed en een paar vervallen wachttorens, maar toch leek het ons leuk om een bezoek te brengen aan wat volgens de folder het Deutsch-Deutsches Freilandmuseum heette. Pas toen we een familiekaart voor het hele gezin hadden gekocht en nieuwsgierig het terrein opwandelden, ontdekten we dat we in het verkeerde Freilandmuseum terecht waren gekomen. Dat klinkt tamelijk stompzinnig , maar eigenlijk gaat het tegenwoordig heel vaak zo in ons leven.
Volgens mijn jongste zoon kan zoiets alleen ons overkomen en daar heeft hij waarschijnlijk gelijk in. Zo planmatig als ik mijn plakbandpensioen heb aangepakt, zo onvoorbereid vertrekken we doorgaans op vakantie. Sterker nog: ik boek eerst een huisje en kijk vervolgens pas op de kaart in welke streek het eigenlijk ligt. Zo kwamen we vorig jaar terecht in het dal tussen de Elzas en het Zwarte Woud en belandden we nu in een gebied waar ik nog nooit van had gehoord (de Rhön) en waar ik de hele week maar één geel kenteken heb gezien. Dat was dan ook nog eens op de parkeerplaats van dat museum waar we helemaal niet hadden moeten zijn.
Natuurlijk had ik op mijn navigatiesysteem de juiste plaatsnaam ingetoetst, maar toen we langs de weg al heel snel borden zagen verschijnen met "Freilandmuseum" erop, besloot ik de routeplanning te wissen en te vertrouwen op de richtingaanwijzers. Zo kwamen we op een parkeerterrein terecht met een oud treinstel erop en kochten we nietsvermoedend een kaartje bij de kassa. Even later liepen we door een openluchtmuseum met boerderijen, schooltjes en bedrijven uit de 19e eeuw waar niets, maar dan ook helemaal niets ons deed denken aan de DDR.
Ik grapte nog dat dit misschien véél leuker en interessanter was dan het museum waar we eigenlijk naar op weg waren geweest en dat bleek ook zo te zijn toen we de volgende dag alsnog dat andere Freilandmuseum vonden. Dat was tot mijn verrassing gratis toegankelijk, maar bestond slechts uit een verlaten wachttoren, een paar stukjes traliehek en een waarschuwingsbord. Als voormalig thrillerschrijver heb ik dan genoeg fantasie om me er soldaten in uniform en blaffende honden bij voor te stellen, maar langer dan een kwartier hebben we het er toch niet uitgehouden.
Natuurlijk moet je van zulke rare fratsen niet meer maken dan het is (namelijk een Bananasplit-achtige blunder), maar het is symbolisch voor de manier waarop we tegenwoordig leven. Bij lezingen vergelijk ik het moment waarop we besloten versneld te gaan aflossen vaak met een onverhard zijpaadje dat we in oktober 2008 instinctief namen zonder op de kaart te kijken en zonder aandacht te besteden aan de borden langs de weg. Met dat zijpaadje sloegen we niet alleen een totaal andere richting in, het leidde ook van de ene verbazingwekkende plek naar de andere en van de ene logische stap naar de volgende.
Een paar dagen later maakte ik het nog bonter door bijna te verdwalen in een overzichtelijk plaatsje in het Sauerland dat dezelfde naam draagt als een sjiek plaatsje in de bossen bij Utrecht. Het regende dus ik bood aan om in mijn eentje de auto te gaan halen, terwijl de rest van het gezin onder een afdak schuilde. Omdat ik rende, had ik niet in de gaten dat ik ergens rechtdoor ging waar ik eigenlijk met de weg mee had moeten buigen naar links. Dat drong ook niet tot me door toen ik onderweg stilhield (het was inmiddels alweer droog) om een foto te maken van een beschilderd elektriciteitskastje dat me op de heenweg helemaal niet was opgevallen.
Toen ik eenmaal besefte dat ik verkeerd was gelopen, was ik al zo ver van mijn oorspronkelijke doel verwijderd dat ik geen benul meer had hoe ik de weg terug moest vinden. Gelukkig (en stomtoevallig) had ik een stadsplattegrond in mijn zak, waarmee ik alsnog de weg terug kon vinden naar mijn familie die inmiddels al vreesde dat de auto was gestolen of dat ik in een ziekenhuis was beland. Blijkbaar maak ik doorgaans zo'n doelgerichte indruk dat ze niet doorhebben dat ik meestal maar wat doe.
Toevallig vroeg gisteren iemand mij wat nu eigenlijk precies mijn levensfilosofie is en toen maakte ik de vergelijking met een aanhangwagentje: ik volg doorgaans mijn intuïtie, dwaal rond zonder haast, blijf soms ook wel eens ergens veel te lang hangen, en maak daar achteraf een logisch en kloppend verhaal van dat pas in de slotzin betekenis krijgt. Je kunt ook zeggen dat ik ben afgestudeerd als planoloog en ben gepromoveerd in improviseren.
Volgens mijn jongste zoon kan zoiets alleen ons overkomen en daar heeft hij waarschijnlijk gelijk in. Zo planmatig als ik mijn plakbandpensioen heb aangepakt, zo onvoorbereid vertrekken we doorgaans op vakantie. Sterker nog: ik boek eerst een huisje en kijk vervolgens pas op de kaart in welke streek het eigenlijk ligt. Zo kwamen we vorig jaar terecht in het dal tussen de Elzas en het Zwarte Woud en belandden we nu in een gebied waar ik nog nooit van had gehoord (de Rhön) en waar ik de hele week maar één geel kenteken heb gezien. Dat was dan ook nog eens op de parkeerplaats van dat museum waar we helemaal niet hadden moeten zijn.
Natuurlijk had ik op mijn navigatiesysteem de juiste plaatsnaam ingetoetst, maar toen we langs de weg al heel snel borden zagen verschijnen met "Freilandmuseum" erop, besloot ik de routeplanning te wissen en te vertrouwen op de richtingaanwijzers. Zo kwamen we op een parkeerterrein terecht met een oud treinstel erop en kochten we nietsvermoedend een kaartje bij de kassa. Even later liepen we door een openluchtmuseum met boerderijen, schooltjes en bedrijven uit de 19e eeuw waar niets, maar dan ook helemaal niets ons deed denken aan de DDR.
Ik grapte nog dat dit misschien véél leuker en interessanter was dan het museum waar we eigenlijk naar op weg waren geweest en dat bleek ook zo te zijn toen we de volgende dag alsnog dat andere Freilandmuseum vonden. Dat was tot mijn verrassing gratis toegankelijk, maar bestond slechts uit een verlaten wachttoren, een paar stukjes traliehek en een waarschuwingsbord. Als voormalig thrillerschrijver heb ik dan genoeg fantasie om me er soldaten in uniform en blaffende honden bij voor te stellen, maar langer dan een kwartier hebben we het er toch niet uitgehouden.
Natuurlijk moet je van zulke rare fratsen niet meer maken dan het is (namelijk een Bananasplit-achtige blunder), maar het is symbolisch voor de manier waarop we tegenwoordig leven. Bij lezingen vergelijk ik het moment waarop we besloten versneld te gaan aflossen vaak met een onverhard zijpaadje dat we in oktober 2008 instinctief namen zonder op de kaart te kijken en zonder aandacht te besteden aan de borden langs de weg. Met dat zijpaadje sloegen we niet alleen een totaal andere richting in, het leidde ook van de ene verbazingwekkende plek naar de andere en van de ene logische stap naar de volgende.
Een paar dagen later maakte ik het nog bonter door bijna te verdwalen in een overzichtelijk plaatsje in het Sauerland dat dezelfde naam draagt als een sjiek plaatsje in de bossen bij Utrecht. Het regende dus ik bood aan om in mijn eentje de auto te gaan halen, terwijl de rest van het gezin onder een afdak schuilde. Omdat ik rende, had ik niet in de gaten dat ik ergens rechtdoor ging waar ik eigenlijk met de weg mee had moeten buigen naar links. Dat drong ook niet tot me door toen ik onderweg stilhield (het was inmiddels alweer droog) om een foto te maken van een beschilderd elektriciteitskastje dat me op de heenweg helemaal niet was opgevallen.
Toen ik eenmaal besefte dat ik verkeerd was gelopen, was ik al zo ver van mijn oorspronkelijke doel verwijderd dat ik geen benul meer had hoe ik de weg terug moest vinden. Gelukkig (en stomtoevallig) had ik een stadsplattegrond in mijn zak, waarmee ik alsnog de weg terug kon vinden naar mijn familie die inmiddels al vreesde dat de auto was gestolen of dat ik in een ziekenhuis was beland. Blijkbaar maak ik doorgaans zo'n doelgerichte indruk dat ze niet doorhebben dat ik meestal maar wat doe.
Toevallig vroeg gisteren iemand mij wat nu eigenlijk precies mijn levensfilosofie is en toen maakte ik de vergelijking met een aanhangwagentje: ik volg doorgaans mijn intuïtie, dwaal rond zonder haast, blijf soms ook wel eens ergens veel te lang hangen, en maak daar achteraf een logisch en kloppend verhaal van dat pas in de slotzin betekenis krijgt. Je kunt ook zeggen dat ik ben afgestudeerd als planoloog en ben gepromoveerd in improviseren.
dinsdag 16 augustus 2016
Het is niet de schuld van banken dat we niet aflossen
Gisteren werd ik gebeld door een radioverslaggever naar aanleiding van een bericht op de voorpagina van het Algemeen Dagblad. In het bewuste artikel wordt gerept over "torenhoge boetes op aflossen" die banken hanteren en die in strijd zouden zijn met Europese regels, maar zelf zag ik de nieuwswaarde niet zo. Dat zei ik ook tegen die verslaggever, wat waarschijnlijk verklaart waarom hij me later niet meer heeft teruggebeld.
Als ik een top 5 zou moeten maken met flauwekulsmoezen waarom mensen niet extra aflossen op hun hypotheek, zou hij misschien wel bovenaan staan. Het zou me zelfs niks verbazen als er nog steeds huiseigenaren zijn die denken dat je standaard een boete krijgt wanneer je tussendoor extra aflost of die in de veronderstelling verkeren dat ze helemaal niet mógen aflossen. In werkelijkheid is het net zulke onzin als het verhaal dat je vermogensbelasting moet betalen wanneer je helemaal geen hypotheek meer hebt en net zo hardnekkig als het cliché dat "je geld in stenen zit" als je alles aflost.
Want waar hebben we het nu eigenlijk over? Bij elke hypotheek mag je jaarlijks 10% boetevrij aflossen, wat betekent dat iedereen in tien jaar tijd van zijn hypotheek af kan zijn zonder dat hij te maken krijgt met die "torenhoge boetes" waar het AD over schrijft. Bij de Rabobank mag je zelfs 20% boetevrij aflossen en kun je dus in vijf jaar tijd van je schuld af zijn zonder dat het je een cent extra kost. Wie een hypotheek heeft afgesloten bij Florius is zelfs helemaal spekkoper, want daar mag je onbeperkt boetevrij aflossen zolang je dat "uit eigen middelen"doet. Dat nemen ze heel ruim, want daar hoort ook een erfenis bij of een prijs in de loterij.
Wie een hypotheek heeft van 300.000 euro mag elk jaar dus minimaal 30.000 euro aflossen, zonder dat de bank extra kosten rekent. Dat blijft ook zo gedurende de gehele looptijd, want die 10% geldt voor het oorspronkelijke bedrag, niet voor het de resterende schuld (zoals héél vaak wordt gedacht). Wat is dan eigenlijk precies het probleem? Zijn er nou echt zoveel mensen die elk jaar dolgraag meer dan die 30.000 euro zouden willen aflossen of zijn er veel meer huishoudens die dat misschien niet eens netto verdienen in een kalenderjaar? Bij de Rabobank mag je met een hypotheek van 3 ton zelfs 60.000 euro per jaar aflossen voordat je een boete krijgt, dus daar hoeven we het helemaal niet eens over te hebben.
Lees je de hypotheekvoorwaarden van de bank nauwkeurig, dan blijkt dat er tussendoor nog veel meer momenten zijn waarop je boetevrij extra kunt aflossen (bijvoorbeeld wanneer de rentevaste periode afloopt). Het probleem zit hem dus bij nader inzien helemaal niet in die "hoge boetes", maar in de hoogte van je hypotheek, de hoogte van je inkomen en - veel belangrijker nog - de hoogte van je uitgavenpatroon. Het bekt lekker en legt de schuld bij de bank, maar uiteindelijk speelt die boeteclausule in vrijwel alle gevallen gevallen geen enkele rol. Maar dat is iets wat mensen niet graag willen horen en wat ik gisteren dus ook niet op de radio mocht verkondigen.
Als ik een top 5 zou moeten maken met flauwekulsmoezen waarom mensen niet extra aflossen op hun hypotheek, zou hij misschien wel bovenaan staan. Het zou me zelfs niks verbazen als er nog steeds huiseigenaren zijn die denken dat je standaard een boete krijgt wanneer je tussendoor extra aflost of die in de veronderstelling verkeren dat ze helemaal niet mógen aflossen. In werkelijkheid is het net zulke onzin als het verhaal dat je vermogensbelasting moet betalen wanneer je helemaal geen hypotheek meer hebt en net zo hardnekkig als het cliché dat "je geld in stenen zit" als je alles aflost.
Want waar hebben we het nu eigenlijk over? Bij elke hypotheek mag je jaarlijks 10% boetevrij aflossen, wat betekent dat iedereen in tien jaar tijd van zijn hypotheek af kan zijn zonder dat hij te maken krijgt met die "torenhoge boetes" waar het AD over schrijft. Bij de Rabobank mag je zelfs 20% boetevrij aflossen en kun je dus in vijf jaar tijd van je schuld af zijn zonder dat het je een cent extra kost. Wie een hypotheek heeft afgesloten bij Florius is zelfs helemaal spekkoper, want daar mag je onbeperkt boetevrij aflossen zolang je dat "uit eigen middelen"doet. Dat nemen ze heel ruim, want daar hoort ook een erfenis bij of een prijs in de loterij.
Wie een hypotheek heeft van 300.000 euro mag elk jaar dus minimaal 30.000 euro aflossen, zonder dat de bank extra kosten rekent. Dat blijft ook zo gedurende de gehele looptijd, want die 10% geldt voor het oorspronkelijke bedrag, niet voor het de resterende schuld (zoals héél vaak wordt gedacht). Wat is dan eigenlijk precies het probleem? Zijn er nou echt zoveel mensen die elk jaar dolgraag meer dan die 30.000 euro zouden willen aflossen of zijn er veel meer huishoudens die dat misschien niet eens netto verdienen in een kalenderjaar? Bij de Rabobank mag je met een hypotheek van 3 ton zelfs 60.000 euro per jaar aflossen voordat je een boete krijgt, dus daar hoeven we het helemaal niet eens over te hebben.
Lees je de hypotheekvoorwaarden van de bank nauwkeurig, dan blijkt dat er tussendoor nog veel meer momenten zijn waarop je boetevrij extra kunt aflossen (bijvoorbeeld wanneer de rentevaste periode afloopt). Het probleem zit hem dus bij nader inzien helemaal niet in die "hoge boetes", maar in de hoogte van je hypotheek, de hoogte van je inkomen en - veel belangrijker nog - de hoogte van je uitgavenpatroon. Het bekt lekker en legt de schuld bij de bank, maar uiteindelijk speelt die boeteclausule in vrijwel alle gevallen gevallen geen enkele rol. Maar dat is iets wat mensen niet graag willen horen en wat ik gisteren dus ook niet op de radio mocht verkondigen.
maandag 15 augustus 2016
Help, hoe krijg ik mijn vakantiegevoel weer terug?
Wie gaat leven op de manier die ik in mijn boeken beschrijf, krijgt te maken met onverwachte problemen. Zoals het woord al zegt kom je met een omgekeerde werkweek namelijk een beetje in een omgekeerde wereld terecht. Proberen de meeste mensen na hun zomervakantie krampachtig dat heerlijke zomergevoel nog even vast te houden, ik heb na twee weekjes Duitsland juist moeite om het vakantiegevoel terug te krijgen dat ik voor vertrek elke dag had. De enige remedie? Snel weer aan de slag en lekker het gras maaien.
In interviews geef ik vaak aan dat ik tegenwoordig nauwelijks nog behoefte heb aan vakantie. Ik hoef niet weg of tot rust te komen, mijn accu op te laden of eindelijk eens tijd te hebben voor die stapel boeken die ik zou willen lezen. Dat betekent omgekeerd ook dat vakantie steeds minder meerwaarde heeft en soms bijna aanvoelt als een hinderlijke onderbreking van mijn permanente vakantiegevoel. Eerlijk gezegd zou ik waarschijnlijk niet eens meer weggaan als ik het hier in huis alleen voor het zeggen had en zeker niet in de zomermaanden wanneer ik hier ook in een korte broek mijn krantje kan gaan zitten lezen.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat vakantie weggegooid geld is of zonde van je tijd, want juist op reis ben je weer even een gezin in plaats van twee volwassenen en twee kinderen die elk hun eigen gang gaan en met hun eigen dingen bezig zijn. Je ziet elkaar vaker, doet veel meer samen en komt ook weer eens in een zwembad. Thuis gebeurt het bijvoorbeeld nooit dat mijn vrouw en ik samen naar de plaatselijke bakker slenteren om daar niet alleen lekkere broodjes uit te zoeken maar ook iets lekkers voor bij de koffie (al was het alleen al omdat de plaatselijke bakker allang uit het dorp is verdwenen wegens gebrek aan omzet).
Voor ons was het de eerste keer in járen dat we langer dan een week op weggingen en ook dat was wennen. Na een weekje in het onbekende gebied de Rhön pakten we alle spullen in de auto om er nog een weekje aan vast te plakken in het Sauerland in plaats van rechtstreeks naar huis te rijden. De vakantie duurde zo twee keer zo lang als anders en ook op die dynamiek moet ik me duidelijk weer even instellen. Wel bleek het slim om eerst 600 kilometer naar het zuiden te rijden en dan alweer 300 kilometer richting huis, want zo reduceer je de uiteindelijke terugreis tot een enkeltje Groningen.
We waren afgelopen zaterdag na amper drie uur rijden thuis en voor veel mensen is de vakantie op dat moment dan ook meteen afgelopen. In mijn geval voelde het aan alsof ik aankwam in een vakantiehuis dat niet meteen een vakantiegevoel opriep en waar ik heel erg aan moest wennen. Voor vertrek zat ik elke ochtend met een tevreden glimlach de krant te lezen in de zon en genoot ik met volle teugen van mijn plakbandpensioen, nu voelde ik me opeens een toerist die is gestrand langs de snelweg omdat zijn TomTom er de brui aan heeft gegeven en hij geen idee heeft waar hij zich precies bevindt.
Uit ervaring weet ik dat dat enigszins ontheemde gevoel gelukkig nooit veel langer duurt dan een paar dagen. Zijn de meeste mensen na een weekje op kantoor hun vakantiegevoel kwijt, bij mij begint het op maandag alweer een beetje terug te keren als ik eerst op mijn dooie gemak de krant heb gelezen met een kop koffie erbij en daarna weer een blog heb zitten tikken met de tuindeuren wijd open. Nu alleen nog het gras maaien, een paar aantekeningen uitwerken voor mijn nieuwe boek en dan eens bedenken wat ik vandaag ga doen met al die vrije tijd die vervolgens overschiet.
In interviews geef ik vaak aan dat ik tegenwoordig nauwelijks nog behoefte heb aan vakantie. Ik hoef niet weg of tot rust te komen, mijn accu op te laden of eindelijk eens tijd te hebben voor die stapel boeken die ik zou willen lezen. Dat betekent omgekeerd ook dat vakantie steeds minder meerwaarde heeft en soms bijna aanvoelt als een hinderlijke onderbreking van mijn permanente vakantiegevoel. Eerlijk gezegd zou ik waarschijnlijk niet eens meer weggaan als ik het hier in huis alleen voor het zeggen had en zeker niet in de zomermaanden wanneer ik hier ook in een korte broek mijn krantje kan gaan zitten lezen.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat vakantie weggegooid geld is of zonde van je tijd, want juist op reis ben je weer even een gezin in plaats van twee volwassenen en twee kinderen die elk hun eigen gang gaan en met hun eigen dingen bezig zijn. Je ziet elkaar vaker, doet veel meer samen en komt ook weer eens in een zwembad. Thuis gebeurt het bijvoorbeeld nooit dat mijn vrouw en ik samen naar de plaatselijke bakker slenteren om daar niet alleen lekkere broodjes uit te zoeken maar ook iets lekkers voor bij de koffie (al was het alleen al omdat de plaatselijke bakker allang uit het dorp is verdwenen wegens gebrek aan omzet).
Voor ons was het de eerste keer in járen dat we langer dan een week op weggingen en ook dat was wennen. Na een weekje in het onbekende gebied de Rhön pakten we alle spullen in de auto om er nog een weekje aan vast te plakken in het Sauerland in plaats van rechtstreeks naar huis te rijden. De vakantie duurde zo twee keer zo lang als anders en ook op die dynamiek moet ik me duidelijk weer even instellen. Wel bleek het slim om eerst 600 kilometer naar het zuiden te rijden en dan alweer 300 kilometer richting huis, want zo reduceer je de uiteindelijke terugreis tot een enkeltje Groningen.
We waren afgelopen zaterdag na amper drie uur rijden thuis en voor veel mensen is de vakantie op dat moment dan ook meteen afgelopen. In mijn geval voelde het aan alsof ik aankwam in een vakantiehuis dat niet meteen een vakantiegevoel opriep en waar ik heel erg aan moest wennen. Voor vertrek zat ik elke ochtend met een tevreden glimlach de krant te lezen in de zon en genoot ik met volle teugen van mijn plakbandpensioen, nu voelde ik me opeens een toerist die is gestrand langs de snelweg omdat zijn TomTom er de brui aan heeft gegeven en hij geen idee heeft waar hij zich precies bevindt.
Uit ervaring weet ik dat dat enigszins ontheemde gevoel gelukkig nooit veel langer duurt dan een paar dagen. Zijn de meeste mensen na een weekje op kantoor hun vakantiegevoel kwijt, bij mij begint het op maandag alweer een beetje terug te keren als ik eerst op mijn dooie gemak de krant heb gelezen met een kop koffie erbij en daarna weer een blog heb zitten tikken met de tuindeuren wijd open. Nu alleen nog het gras maaien, een paar aantekeningen uitwerken voor mijn nieuwe boek en dan eens bedenken wat ik vandaag ga doen met al die vrije tijd die vervolgens overschiet.
Abonneren op:
Posts (Atom)