Zoeken

dinsdag 31 januari 2017

Beschouw ik mezelf als het braafste jongetje van de klas?

Toen ik vorige week op Twitter opmerkte dat ik het opmerkelijk vond dat jongeren het als "rebels" beschouwen om te roken en zichzelf in coma te zuipen, kreeg ik meteen de vraag teruggekaatst of ik vroeger soms het braafste jongetje van de klas was. Dat is bepaald niet zo, want op die leeftijd liep ik mee in protestdemonstraties en luisterde ik naar punkrock. Het versneld aflossen van je hypotheek had in mijn geval ook niks te maken met braafheid of groepsgedrag, maar juist met boosheid en eigenwijsheid. Mijn ervaring is dat je beter kunt luisteren naar je gevoel en je instinct kunt volgen, dan dat je blind vaart op adviseurs en je gedrag afstemt op dat van je leeftijdgenoten.


Meestal is er een reden waarom mensen gepikeerd reageren op een dergelijke opmerking op Twitter. Het kan zijn dat ze zichzelf aangesproken voelen, maar ook dat ze het beschouwen als een aanval op hun kinderen. Wat een dergelijke discussie extra lastig maakt, is dat ik het in mijn boeken heel vaak heb over mijn persoonlijke situatie, terwijl ik daarnaast ook op een afstandelijke en abstracte manier schrijf over maatschappelijke ontwikkelingen. In dit geval had ik het niet over mezelf of over mijn kinderen, maar wilde ik alleen maar vaststellen dat ik Bob Geldof veel rebelser vind (hoewel de Boomtown Rats een uitgesproken brave punkband was) dan zijn dochter Peaches (die op haar 25ste aan een overdosis overleed).

Het kan best dat jongeren zich afzetten tegen hun ouders of tegen goedbedoelde gezondheidsadviezen van de overheid door te roken en te drinken, maar met mijn definitie van rebellie heeft het niet veel te maken. Het valt me juist op dat scholieren er nog nooit zo uniform en onopvallend uit hebben gezien als tegenwoordig en hooguit een beetje afwijken als het gaat om de kleur van hun transportfiets. Ongezond leven is iets wat je op die leeftijd nog tamelijk ongestraft kunt doen, maar het is uiteindelijk een levensstijl waarmee je alleen jezelf treft en niet de maatschappij, de elite of het establishment.


Toen ik zestien was, luisterde ik naar punkrock, maar ik had ook een racefiets en dronk bij het uitgaan alleen chocomel. Wat ik daarmee wil zeggen is dat er in mijn leven niet eens zo veel veranderd is, maar ook dat je je als mens zo weinig mogelijk moet aantrekken van wat anderen van je vinden. Toen wij in 2008 gingen aflossen werd ik voor gek versleten, terwijl ik het nog steeds beschouw als een van de beste beslissingen uit mijn leven. Van een echte "beslissing" was zelfs niet eens sprake, want ik ben in eerste instantie alleen maar versneld gaan aflossen uit een soort algemene, en ook enigszins irrationele boosheid op banken.

Ik weet dus echt niet hoe je jongeren zou moeten benaderen om ze van het roken af te krijgen en richtte mijn tweet ook tegen niemand in het bijzonder. Wel zou ik iedereen willen adviseren om vooral zelf na te blijven denken en je eigen koers te varen. Sinds ik begonnen ben met het versneld aflossen van mijn hypotheek, beschouw ik mijn levensloop als een olietanker die na een ruk aan het stuur nog maar één kant op kan en zich zelfs een weg weet te banen door een dik pak ijs. Niet alleen zet je een sneeuwbaleffect in gang waarvan je in financieel opzicht profiteert, diezelfde sneeuwbal wordt vanzelf groter en stuitert ook een bepaalde kant op zonder dat je dat nog kunt sturen of stoppen.


Mijn oorspronkelijke boosheid richting banken is allang weggeëbd, maar vormde in het begin wel de belangrijkste drijfveer. Je moet niet onderschatten hoeveel energie je krijgt wanneer je het gevoel hebt dat je een vuist maakt en ergens vol tegenin gaat. Versneld aflossen is aan de ene kant een louter administratieve handeling, maar het is tegelijk een louterende vorm van gekanaliseerde agressie. Dat zal niet voor iedereen zo werken, maar ik kon een glimlach niet onderdrukken toen ik in De kanarie in de kolenmijn las dat financieel geograaf Ewald Engelen zijn huidige, vegetarische levensstijl beschouwt als een vuist tegen de voedingsindustrie en bij wijze van spreken bij elke hap even "fuck Unilever" denkt.

donderdag 26 januari 2017

Na de ramp spelen ras en geslacht geen enkele rol meer

In mijn volgende boek schrijf ik dat ik steeds vaker over mezelf spreek als journalist in de voltooid verleden tijd. Zo kan het gebeuren dat ik op een potentieel onderwerp stuit, maar absoluut geen zin heb het verder uit te diepen of er mensen voor te gaan interviewen. Soms duikt het dan alsnog op in een van mijn boeken, al is het maar als voetnoot of als voorbeeld. Maar soms is het te interessant om het helemaal te laten liggen. Zo bedacht ik pas tijdens het kijken naar het vijfde seizoen van The Walking Dead op dvd dat de overlevenden van de zombieramp geen enkel onderscheid meer maken tussen ras en geslacht. Je kunt ook zeggen dat ze het te druk hebben met overleven om zich over dat soort zaken nog druk te maken.


Let wel, ik heb niet de pretentie dat ik hier iets schokkends constateer of iets verrassends. Als ik inderdaad research zou gaan doen, dan is de kans groot dat ik op een artikel stuit waarin precies hetzelfde wordt vastgesteld (of juist precies het tegenovergestelde). In Het nieuwe nietsdoen noem ik deze serie al eens door te verwijzen naar het fragment waarin hoofdrolspeler Rick tegen andere overlevenden zegt dat er niks meer over is: "no phones, no internet". Blijkbaar verlangen we zó naar een wereld waarin we niet hoorndol worden van mailtjes, whatsappjes, verplichtingen, nieuwsberichten, feiten en meningen, dat we er zelfs een zombieplaag voor over hebben om er voorgoed van verlost te worden.

Wil je écht back to basics, dan kan dat het beste rond een kampvuur op een plek waar altijd iemand op wacht moet staan. Het leven in The Walking Dead is een strijd om te overleven en dat verklaart mede waarom er zoveel leven in het genre zit en de teller nu al op zeven seizoenen staat (plus een spin-off in de vorm van Fear The Walking Dead). Basisbehoeften bestaan hier vooral uit ingeblikt voedsel, wapens met voldoende munitie en auto's waar nog een druppel brandstof in zit en een accu die nog niet helemaal leeg is. Een dak boven je hoofd op een vaste plek is al een enorme luxe, want je bent nergens veilig en kunt niemand vertrouwen.


Hoewel die dreiging constant aanwezig is en ook volkomen geloofwaardig, draait het in deze serie in de eerste plaats om de dynamiek tussen de overlevenden. Daarbij gaat het om de machtsverhoudingen binnen de groep, maar ook om ontmoetingen met vreemdelingen die soms vredelievend zijn en vriendschappelijk, maar het net zo vaak op je voedselvoorraad hebben voorzien of letterlijk op je vléés. Na de ramp heerst anarchie en zie je pas echt wat er gebeurt als je het idee achter het televisieprogramma Utopia loslaat in een vijandige, volledig losgeslagen wereld zonder regels, zonder wetten, zonder structuur of infrastructuur en zonder ordehandhavers.

Het fascinerende is dat de grens tussen goed en kwaad flinterdun wordt (al is het alleen maar omdat je soms wordt gedwongen om iets slechts te doen met een goede reden) en iedereen gedwongen wordt te doden om zelf te overleven. Strikt genomen kun je "ondoden" natuurlijk niet doden, maar het vaak brute geweld laat zien dat we na de ramp zijn veranderd in een primitieve maatschappij waarin het recht van de sterkste geldt. Daarbij blijken ras en geslacht geen enkele rol meer te spelen, want iedereen is van even groot belang en iedereen is in principe een strijder of een schildwacht. Wie bang is of hulpeloos, heeft inmiddels al het loodje gelegd.


De makers zullen zich daar bij het casten natuurlijk van bewust zijn geweest, maar het slimme is juist dat het er helemaal niet dik bovenop ligt en zo volmaakt vanzelfsprekend is dat het niet eens hoeft te worden benoemd. Andere mensen zal het niet eens zijn opgevallen (of misschien juist al veel eerder), maar bij mij viel het kwartje zomaar opeens. Vanaf dat moment zat ik niet alleen maar te kijken naar een bloedstollend spannende serie, maar ook naar een gelijkgeschakelde wereld waarin genderneutrale toiletten overbodig zijn geworden en Sylvana Simons alleen nog meetelt als ze een beetje handig is met een machete.

Welke conclusies je hieraan moet verbinden, durf ik niet te zeggen. Wel kan ik je vertellen dat ik als witte vijftiger (aka boze blanke man van middelbare leeftijd) deze gang van zaken volledig accepteerde zonder als kijker ook maar een moment te letten op huidskleur of geslacht. Pas toen het me opviel zette ik een andere bril op, maar tot dat moment had ik er geen tel bij stil gestaan dat er in deze post-apocalyptische wereld geen plaats meer is voor seksisme of racisme. In plaats daarvan vond ik deze nieuwe orde volmaakt vanzelfsprekend en volstrekt natuurlijk. Misschien moet dus eerst de wereld waarin we leven grondig veranderen voordat we zelf echt wezenlijk veranderen.

maandag 23 januari 2017

Hoe zit dat eigenlijk precies met het zwarte gat na je pensioen?

Als het over (eerder) stoppen met werken gaat, duikt altijd de vraag op of mensen niet bang zijn voor het beruchte "zwarte gat". In een van mijn boeken schrijf ik dat je als mens maar bang hoeft te zijn voor één zwart gat, en dat is de rechthoek waarin ze ooit je kist laten zakken. De rest overleef je wel, blijkt veel minder erg dan vooraf gevreesd of ontpopt zich juist tot een blessing in disguise. Van een zwart gat hebben alleen mensen last die verslaafd zijn aan hun werk, hun identiteit ontlenen aan hun beroep, geen enkele bevredigende hobby hebben of van de ene op de andere dag omschakelen van een volle werkweek naar een lege agenda. Zelf ben ik tegenwoordig alleen bang voor het zwarte gat dat onherroepelijk volgt als ik het laatste seizoen heb gezien van Breaking Bad en Walter White voorgoed uit mijn leven verdwijnt. 


Uit het intro blijkt al dat het zwarte gat geen verzinsel is, want er zijn genoeg werknemers die niet weten hoe ze hun tijd op een zinnige manier moeten vullen als hun baan om wat voor reden dan ook wegvalt. Heel veel mensen zijn hun hele leven op de vlucht voor leegte en ledigheid en vrezen het moment waarop de telefoon niet meer rinkelt. Wie hard werkt, heeft het verslavende gevoel dat alles in het honderd loopt zodra de aandacht ook maar even verslapt. Mijn ervaring is dat niemand onmisbaar is en dat een betaalde baan vooral nut heeft als bron van inkomsten. Je collega's zijn zelden je beste vrienden en zelfs na bijna een kwart eeuw loondienst kun je de deur van het kantoor achter je dichttrekken zonder spijt of wrok (en zonder ook maar één keer achterom te kijken).

Zelf heb ik dat ontdekt op mijn 51ste, toen het tijdschrift waar ik werkte van de markt werd gehaald. Het was een leerzame en een louterende ervaring, zeker toen de reorganisatie achter de rug was en de rust terugkeerde. Dan heb je alle tijd om te beseffen dat werk maar "werk" is, hoezeer het in de maatschappij ook wordt opgehemeld. Als je vervolgens ook nog eens lekker aan het aflossen en sparen bent, verliest betaald werk langzaam maar zeker zelfs zijn glans als bron van inkomsten en is de ontluistering compleet. Want dat zit écht achter dat zwarte gat: het besef dat al je inspanningen uiteindelijk futiel zijn. Je kunt, zoals Hans van Breukhoven, een waar imperium opbouwen en vervolgens al je geld weer verliezen en beseffen dat je aan het einde van de rit met lege handen staat.


Zelf heb ik al die boeken dan ook niet geschreven om onsterfelijk te worden of iets na te laten, maar omdat ik het graag doe en het gevoel heb dat ik een verhaal te vertellen heb of iets nieuws te melden heb. Als ik ze naast elkaar in de kast zie staan, is het best een leuk rijtje, maar meer dan dat is het ook niet. Ik ben nu bezig met het afronden van mijn vijftiende boek en beleef daar veel lol aan, maar ik kijk tegelijk ook heel erg uit naar de maanden die volgen als ik het manuscript heb ingeleverd en ik straffeloos kan gaan luieren in de schaduw van een knotwilg. Anders gezegd: ik vind boeken schrijven leuk, maar boeken lezen misschien nog wel leuker.

Als schrijver heb je zo vaak te maken met een zwart gat, dat al die bangmakerij je ook niets meer doet. Na elk boek dat je inlevert val je namelijk in een soort gat, zeker als het om fictie gaat. Anderhalf jaar lang maak je deel uit van een verhaal waarvan je je zelf de afloop nog niet kent en ineens komt daar op ruwe wijze een einde aan. De personages uit je boek zitten al die tijd in je hoofd en worden vanzelf een soort dierbare vrienden. Is een boek eenmaal bij de uitgever ingeleverd en gedrukt, dan verdwijnen ze voorgoed uit je leven. Je kunt nog wel met ze skypen of facetimen, maar je ziet ze nooit meer terug.


Na verloop van tijd leer je daarmee leven en leer je vanzelf ook dat er op elk boek weer een nieuw boek volgt met nieuwe avonturen en nieuwe interessante mensen. Je zou ook kunnen zeggen dat er elke keer weer een nieuw hoofdstuk begint. Zo boezemt het je geen angst meer in als er aan bepaalde zaken een einde komt in de wetenschap dat er dan altijd weer nieuwe deuren opengaan en verrassende dingen gebeuren. Zo stap ik tegenwoordig op vrijdag niet in de auto op weg naar kantoor, maar op de fiets op weg naar de bioscoop. Van een zwart gat kan dan geen sprake meer zijn, eerder van het omgekeerde (want met terugwerkende kracht lijkt dat werkende leven op kantoor en in de file alleen maar heel erg leeg en betekenisloos).

vrijdag 20 januari 2017

Het echte experiment met een basisinkomen loopt dus in Polen

De laatste tijd word ik bestookt met berichten over het Finse experiment met een basisinkomen dat begin dit jaar van start is gegaan. Hoewel ik dat natuurlijk met interesse volg, blijkt Polen stiekem al iets soortgelijks te hebben opgezet onder een andere naam en met een ander doel. De verhoging van de kinderbijslag tot de hoogte van een bescheiden basisinkomen heeft daar precies dezelfde gevolgen als tegenstanders vrezen en voorstanders altijd ontkennen. Bedoeld als prikkel om meer kinderen te baren, blijkt het vooral effect te hebben als "aanrechtsubsidie"en "bonus voor thuiszitters".


Zelf had ik de link met een basisinkomen al gelegd nadat ik alleen de kop boven het artikel had gezien. Als je de hoogte van de kinderbijslag zó ver optrekt dat het bedrag in de buurt komt van een salaris voor een slechtbetaalde baan, moet je niet raar staan te kijken als mensen hun ontslag indienen om zelf voor de kinderen te zorgen. Waarom zou je je dagen vullen met vakken vullen als je ook straffeloos en stressloos thuis kunt blijven? De verslaggeefster legt de link met een basisinkomen zelf ook door te schrijven dat dit Poolse experiment er "verdacht veel op lijkt".

Een basisinkomen staat of valt met twee factoren. Belangrijkste aspect is de betaalbaarheid, en dat staat weer in verband met de vraag of mensen wel genoeg betaald werk blijven doen als ze maandelijks een vast bedrag op hun rekening gestort krijgen. Hoewel je een dergelijk systeem op heel veel verschillende manieren kunt financieren, is het van belang dat de belastinginkomsten op peil blijven. In mijn nieuwe boek ga ik daar uitgebreid op in en zal ik ook laten zien hoeveel belasting ik betaalde toen ik nog fulltime in loondienst was in vergelijking met nu.


Voorstanders van een basisinkomen zijn daar over het algemeen zeer optimistisch over. Dat hoort natuurlijk bij het utopische en idealistische karakter van een dergelijk systeem, maar kan best botsen met de praktijk. Wanneer je een basisinkomen invoert op het moment dat robots écht al ons werk hebben overgenomen, doet het er niet meer toe of mensen wel of niet gaan werken want dan zijn er toch geen banen meer over. Zover zijn we echter nog lang niet (en zover komt het misschien ook wel helemaal nooit), dus voorlopig blijft het een interessante vraag wat mensen daadwerkelijk gaan doen als ze elke maand gratis geld op hun rekening gestort krijgen.

Wat mijn ideeën daarover zijn, houd ik nog even voor me, maar het Poolse experiment belooft niet veel goeds. Natuurlijk kun je wijzen op het feit dat Polen een heel ander land is en dat het vooral vrouwen zijn op het conservatieve platteland die liever thuiszitten met drie kinderen dan carrière te maken met behulp van kinderopvang, maar feit is dat de regeling onder zijn eigen succes dreigt te bezwijken. Je kunt dus als overheid het krijgen van kinderen proberen aan te moedigen met een vette premie, terwijl je in werkelijkheid vooral overheidstekorten creëert, krapte op de arbeidsmarkt veroorzaakt en de emancipatie een halve eeuw terugdraait.


Vraag is dus was je precies moet met alle boekenwijsheid over dit onderwerp en met al die piepkleine plaatselijke pilots met regelarme bijstand. Het is goed dat er wordt nagedacht en gediscussieerd over een basisinkomen, maar je kunt niet uitsluiten dat een dergelijk systeem in de praktijk averechts werkt, allerlei onverwachte gevolgen heeft of zichzelf in de staart bijt. Zo denk je wellicht dat je armoede aan het bestrijden bent, maar voer je in werkelijkheid een soort verkapte aanrechtsubsidie in. Dat heeft natuurlijk óók (of misschien wel juist) met keuzevrijheid te maken, maar dat is wellicht niet het soort keuzevrijheid waar voorstanders van een onvoorwaardelijk universeel basisinkomen het nu over hebben.

maandag 16 januari 2017

Is de film Down To Earth dan misschien het beslissende dominosteentje?

Gisteren zag ik op aanraden van een van mijn lezers de film Down To Earth. Een begrijpelijk advies, want de inhoud van deze boeiende documentaire sluit naadloos aan op mijn laatste vijf boeken. De bioscoop zat deze zondagmorgen bijna helemaal vol, wat waarschijnlijk komt doordat Humberto Tan er een paar dagen eerder aandacht aan had besteed. Blijkbaar bestaat er een breedgedragen verlangen naar een heel andere manier van leven en een misschien nog wel groter verlangen naar een manier om de leegte in onszelf te vullen. Zo zaten er mensen in de zaal die de planeet willen redden, maar ook die vooral op zoek zijn naar een reddingsboei voor zichzelf.


Down To Earth vertelt het verhaal van een Nederlands gezin met drie jonge kinderen dat aan de ratrace ontsnapte door bij een indianenstam te gaan wonen. Daar raakten ze zo onder de indruk van de wijsheid van de chief, dat ze besloten de wereld rond te reizen op zoek naar andere sjamanen en stamoudsten en - veel belangrijker - naar een antwoord op de vraag welke richting de mensheid zou moeten inslaan om het einde van deze eeuw te halen. We leven in het westen in ongekende weelde, maar de prijs die we daarvoor hebben moeten betalen bestaat uit ecologische kaalslag, geestelijke armoede, spirituele leegte en eenzaamheid.

De film werd kort ingeleid door een spreker die ook na afloop klaarstond om vragen uit de zaal te beantwoorden. Alle aanwezigen leken diep onder de indruk van deze documentaire en bleken vaak tot tranen geroerd. Ik denk zelfs dat er heel wat mensen zouden zijn blijven zitten als hij meteen nóg een keer was vertoond. Dat is ook de hoop van de makers: dat uiteindelijk zoveel mogelijk mensen erdoor geraakt worden en hij hetzelfde uitwaaierende effect heeft als een steen in een vijver. De titel suggereert niet alleen dat we het welzijn van de planeet weer centraal zouden moeten stellen, maar ook dat we met beide benen op aarde moeten landen.


Door het tijdstip (zondagmorgen om half elf) had het wel iets van een seculiere kerkdienst. Veel mensen worstelen met een gebrek aan zingeving en een spirituele leegte die het rechtstreekse gevolg is van ontkerkelijking en consumentisme. Zelf had ik het gevoel op een ledendag van de VPRO terecht te zijn gekomen, maar accurater is het om te veronderstellen dat de zaal nog niet voor de helft gevuld zou zijn als iedereen die wel eens het blad Happinez leest niet naar binnen had gemogen. Zo spraken we na afloop een vrouw die deze zomer een wildvreemde had ontmoet met wie ze zo'n instinctieve diepe band voelde dat ze daaruit meende te kunnen afleiden dat deze de ziel bezat van haar doodgeboren zusje.

Vraag is dus of mensen naar deze film gaan kijken om de planeet te redden (beter gezegd: om zo te gaan leven dat we als mensheid  nog enige kans hebben om het einde van deze eeuw te gaan halen want voor de aarde zijn we gewoon de zoveelste in het voortbestaan bedreigde diersoort) of om zichzelf een reddingsboei toe te werpen. Anders gezegd: wil je dat je kleinkinderen nog een plek hebben om te leven of wil je zelf wat meer in het nu leven? Feit is dat ik ook hier beter mijn mond had kunnen houden, want ik bezit een uitgesproken talent om in elk gezelschap precies de verkeerde dingen te zeggen.


Zo merkte ik hardop op dat de bioscoop vol zat met weldenkende mensen, maar dat het daarbuiten heel lastig blijft om andere keuzes te maken. Afgelopen vrijdag hadden wij bijvoorbeeld een gezellig etentje en daar vertelde ik dat mijn vrouw in 1990 voor het laatst in een vliegtuig heeft gezeten. Met zo'n opmerking oogst je geen bewondering of respect, maar diskwalificeer je jezelf meteen als een soort schlemiel die nog SMS'jes stuurt in een wereld die allang is overgestapt op WhatsApp. Dat werd weggewuifd, waarschijnlijk omdat het heel hip en makkelijk is om in gezelschap te zeggen dat je deze film hebt gezien maar niet zo makkelijk om te besluiten om nooit meer in een vliegtuig te stappen (terwijl al die wijze stamhoofden het concept "vakantie" waarschijnlijk niet eens kennen).

Ook zei ik dat het wel grappig is, en ook een tikje ironisch, dat we nu op onze knietjes naar de aboriginals in Australië en de native Americans in de VS kruipen om te vragen hoe we moeten leven, terwijl we nog niet zo lang geleden ons best deden diezelfde volkeren tot de laatste man uit te roeien. Uitgerekend de mensen die het slachtoffer werden van ons door hebzucht en uitbuiting voortgedreven systeem, moeten ons een uitweg bieden nu datzelfde  systeem dreigt vast te lopen. Ook die opmerking viel net zo goed als een scheetkussen bij een sterfbed, want er volgde een pijnlijke stilte die nog eens onderstreepte dat ik dat soort cynische observaties beter kan bewaren voor mijn blog.

Om toch met een hoopvolle gedachte te eindigen, nog even dit. Als we inderdaad op een belangrijke kruising staan of een beslissend kantelpunt naderen, dan zou je Donald Trump misschien ook in dat licht moeten zien: niet als een onbehouwen leugenaar of een populistische bullebak, maar als de personificatie van een pervers soort roofkapitalisme dat zonder gewetenswroeging mensen uitbuit en ons leefmilieu plundert. Wellicht hebben we zo'n collectieve wake-up call nodig, want ook in een mensenleven moet er vaak eerst iets schokkends gebeuren (denk aan een ernstige ziekte, ontslag, of een sterfgeval) voordat mensen écht een heel andere weg inslaan.

donderdag 12 januari 2017

Voor mij is dit sowieso het jaar van het basisinkomen

Veel mensen zien als een berg op tegen 2017 omdat niemand weet waartoe Trump allemaal in staat is, Frankrijk een spannende verkiezingsstrijd te wachten staat en wij zelf na maart misschien ook met een onbestuurbaar land zitten als de PVV echt verreweg de grootste partij wordt. Gek genoeg kijk ik handenwrijvend uit naar de komende maanden want het wordt óók het jaar waarin er nog eens 30.000 euro van de hypotheek af gaat en mijn nieuwe boek verschijnt. Bovendien is dit het eerste kalenderjaar waarin ik de volle 12 maanden van een basisinkomen kan genieten. Om gelukkig te zijn hoef je in zo'n geval eigenlijk alleen nog maar het journaal over te slaan en je abonnement op de krant op te zeggen.


Op precies dezelfde manier kun je ook achteromkijken naar het afgelopen jaar. Was dat het jaar van de Brexit of van het begin van mijn experiment met een basisinkomen? Draait alles om de Amerikaanse verkiezingen of moet ik alleen maar blij zijn dat ik via het album American Band het voltallige repertoire van de Drive By Truckers heb ontdekt? Was "treitervlogger" nou écht het belangrijkste woord van het jaar of had eigenlijk "plakbandpensioen" in het woordenboek moeten worden opgenomen? Je kunt ook zeggen: laat je je humeur bepalen door de wereldpolitiek of beperk je je tot je eigen kleine wereldje?

Dat laatste lijkt op een waarde-oordeel en heeft bij voorbaat een negatieve bijbetekenis, maar het is op z'n minst interessant om je eens af te vragen of je écht iets had gemist (en ook of je nou echt iets verkeerds had gedaan) als je na 1980 een nieuwsstop had ingelast en vanaf dat moment alleen nog romans had gelezen en films had bekeken. Zelf ben ik in 2012 mijn baan kwijtgeraakt, maar mijn vrouw had als lerares in het basisonderwijs echt amper gemerkt dat er in 2008 een economische crisis uitbrak. Zo vreselijk zichtbaar zijn de gevolgen ook niet, want er rijden overal grote, nieuwe auto's en de schappen in de winkels puilen uit.


Je kunt ook zeggen dat ik de afgelopen 8 jaar niks heb gemerkt van het feit dat Obama president was van de VS en er nu waarschijnlijk ook niet veel van zal merken dat hij wordt opgevolgd door Trump. Is het asociaal om er zo over te denken? Ik weet in ieder geval dat Claudia de Breij het heerlijk heeft gevonden dat ze in de aanloop naar haar oudejaarsconference nergens hoefde op te draven om haar mening te geven. De wereldpolitiek kan prima zonder die ene mening, dus je humeur hoeft er omgekeerd ook niet onder te lijden.

Vandaag zegt de samensteller van de hierboven afgebeelde jaarboeken iets heel interessants over dat onderwerp. Hij moet heel streng zijn bij de selectie en bepaalt in zekere mate ons collectieve geheugen, maar tegelijk zegt hij dat "hét jaar" niet bestaat. Er zijn wereldgebeurtenissen waar niemand omheen kan, maar het zijn vaak juist de ingrijpende, persoonlijke ervaringen die bepalen hoe je er later op terugkijkt. Voor mijn vrouw zal 2016 bijvoorbeeld altijd het jaar blijven waarin haar moeder overleed.


Hoe 2017 uitpakt, hangt voor een belangrijk deel dus af van je ervan meepikt, wat je ervan meekrijgt en hoe je er tegenaan kijkt. Wie gezond is, zich niet eenzaam voelt en niet gebukt gaat onder geldzorgen, heeft alle reden om volop van 2017 te genieten en zou zich eigenlijk moeten schamen als hij dat laat vergallen door politici die zich vergalopperen en media die olie op het vuur gooien. Uit de mond van een politicoloog klinkt het misschien een beetje oneerbiedig, maar ik denk dat je héél gelukkig kunt worden op een onbewoond eiland zonder internetverbinding en zonder enig besef wat er elders in de wereld allemaal omgaat.

dinsdag 10 januari 2017

Hoe definieer je belangrijke zaken als "leven" en "geluk"?

Zo, de helft van mijn Cinevillepas heb ik deze maand alweer terugverdiend. Ruimschoots zelfs, want omdat Toni Erdmann zo'n lange film is (hij duurt 2 uur en 41 minuten), moest mijn vrouw voor haar kaartje een euro bijbetalen. Uiteraard gingen we afgelopen vrijdag op de fiets naar de bioscoop, wat ons de kans gaf om op de terugweg nog even terug te blikken op dit komische Duitse drama. Het knappe is namelijk dat het verhaal heel veel belangrijke thema's aansnijdt zonder drammerig te zijn of met een pasklaar antwoord te komen. Daardoor word je gedwongen om er na het verlaten van het theater nog eens goed over na te denken.


Het was afgelopen vrijdag zelfs overdag een paar graden onder nul, dus we moesten ons dik aankleden voor de fietstocht van drie kwartier naar Lantaren Venster. Meestal ga ik alleen naar de bioscoop (al was het alleen maar omdat mijn vrouw op die dag werkt), maar nu reden we gezellig samen naar Rotterdam. Niet alleen krijg je zo gratis lichaamsbeweging, het zorgt er ook voor dat ik met mijn Cinevillepas van 19 euro daadwerkelijk "gratis" naar de film kan. Het heeft namelijk weinig zin om zo'n abonnement aan te schaffen en vervolgens nog eens 2 euro uit te geven aan benzine en 7 euro aan parkeergeld.

Deze film stond overigens niet zozeer op mijn verlanglijstje als wel op die van mijn vrouw. Ze had een paar lovende recensies gelezen en riep al weken geleden dat ze hem beslist wilde zien. Zelf had ik geen idee wat ik precies kon verwachten, al had ik intussen wel meegekregen dat hij genomineerd was als beste buitenlandse film voor de Golden Globes en ook dat hij onverwacht grappig was. Verder keek ik vooral uit naar het moment waarop ik een bioscoopkaartje in ontvangst mocht nemen door alleen even met mijn Cinevillepas met pasfoto te wapperen.


Het was behoorlijk druk in de bioscoopzaal, wat zowel met de populariteit van deze film te maken kan hebben als met het feit dat het de laatste dag was van de kerstvakantie. Hij begon om half vier en eindigde om kwart over zes, maar na afloop had ik totaal niet het idee dat ik naar een opvallend lange film had zitten kijken. Dat komt doordat hij inderdaad net zo grappig is als ik had gehoord, maar ook doordat ik me tijdens de film regelmatig afvroeg wat de makers eigenlijk duidelijk probeerden te maken. Bij I, Daniel Blake krijg je dat vanzelf ingepeperd, maar hier is het veel subtieler met veel meer subtekst.

Een van de thema's die de film aansnijdt, is de vraag hoe je "leven" moet definiëren en wat je verstaat onder "geluk". Als Toni Erdmann dat aan zijn dochter vraagt, die haar brood verdient met het reorganiseren van bedrijven (en dus in zekere zin van het ontslaan van mensen haar werk heeft gemaakt), kaatst ze meteen de bal terug. Want wat bedoelt hij eigenlijk met geluk? Dat ze tijd heeft om af en toe naar de film te gaan? En waarom heeft hij zelf eigenlijk zo weinig ambitie? Ze kent namelijk nog veel mannen van zijn leeftijd die "iets willen".


Terugrijdend, en terug redenerend, kwamen we tot de slotsom dat de film vooral ging over "afstand" en "eenzaamheid". Toni Erdmann probeert de afstand tussen hem en zijn dochter op zijn eigen onhandige manier te overbruggen en moet daarvoor ook een grote afstand afleggen want jonge mensen werken steeds vaker in het buitenland. Simpele en snelle oplossingen zijn er niet voor dat soort situaties en die geeft de film dan ook niet. Wel weet hij je in je hart te raken, aan het denken te zetten en je te laten schateren van het lachen.

Het is ook wel grappig dat zijn dochter meteen vraagt of je een goed leven kunt afmeten aan de vraag hoe vaak je in je vrije tijd een bioscoop van binnen ziet (nog los van de vraag of je wel beschikt over zoiets als vrije tijd). Terugbladerend in mijn oude agenda's zag ik tot mijn ontzetting dat ik in 2015 nul keer naar de bioscoop ben geweest en in 2014 maar één keer. Vorig jaar kwam ik op de valreep nog aan vier keer (doordat ik in december ineens drie keer ben geweest), maar dit jaar hoop ik dat getal minstens te vertienvoudigen. In mijn nieuwe boek zal ik dan nog eens proberen uit te leggen wat precies het verband is met mijn basisinkomen (en vooral dát er een verband bestaat).


vrijdag 6 januari 2017

De fantastische uitvinding van vandaag is het afval van morgen

Ruim een jaar geleden kocht ik, voor het eerst in vijfentwintig jaar, een splinternieuwe platenspeler. Sindsdien luister ik niet alleen naar cd's maar ook naar elpees en koop ik af en toe weer ouderwets vinyl. Je kunt dat beschouwen als "nostalgie", maar net zo goed als een rode draad, een constante factor of zelfs als een soort bakzeilhalen. De technologische veranderingen gaan tegenwoordig namelijk zó snel dat je als consument niet eens de tijd krijgt om alle voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen en binnen de kortste keren opgezadeld zit met het zoveelste verouderde apparaat.


Afgelopen zaterdag stond er een interview in het FD met Van Lanschot-bankier Karl Guha die in dat verband zelfs spreekt over "ontwrichting". Technologische innovaties helpen de mensheid verder, maar zorgen ook voor een vergaande tweedeling. Daar kun je luchtig of lacherig over doen, maar het is een feit dat technologische veranderingen elkaar steeds sneller opvolgen. Zelf ben ik pas 55, maar ik heb al genoeg innovaties voorbij zien komen en veranderingen meegemaakt voor een heel mensenleven. Dat ik op mijn 55ste al aan pensioen "toe was", had alles te maken met werkstress en filestress, maar net zo goed met het feit dat ik uitgeput begon te raken van al die uitvindingen.

Daar kun je lacherig over doen of luchtig (zoals die hoge ambtenaar die stelde dat de overgang van kleitablet naar tablet simpelweg een kwestie is van het kiezen een ander medium), maar je hoeft geen digibeet te zijn om het gevoel te hebben dat het je af en toe begint te duizelen. Bij lezingen vertel ik vaak hoe ik jaren geleden mijn vaste videotheek binnenstapte met de vraag of ze van plan waren om ook dvd's te gaan uitlenen. Nee, dat was niet de bedoeling want "daar was geen vraag naar". Inmiddels moet je aan je kinderen al uitleggen wat een videotheek ook alweer was en geldt de dvd als een beelddrager die zijn beste tijd heeft gehad.


Dat is dan nog maar één voorbeeld, want in hetzelfde artikel waarin de dvd werd doodverklaard viel te lezen dat ook de losse navigatiekastjes hun beste tijd hebben gehad. Als ik dat lees moet ik altijd denken aan die ene collega, die voor een artikel een prille en primitieve versie van een dergelijk systeem uit mocht testen in een auto die helemaal volgebouwd was met technologie en minstens tien antennes op het dak had (en dan ook nog eens haperde). Vervolgens knipper je drie keer met je ogen en mag ook je TomTom in de kliko omdat smartphones precies hetzelfde kunnen voor minder geld.

Naast het woord "ontwrichting" heeft Karl Guha het in dit verband over "ontheemding". Mensen voelen zich steeds minder op hun gemak in een omgeving die voortdurend van uiterlijk en karakter verandert. Vergeet niet dat onze voorouders tijdens hun hele leven maar een paar belangrijke innovaties voor de kiezen kregen en ook veel langer de tijd hadden om eraan te wennen. Iets verder terug in de tijd leefden er zelfs mensen die voor wie het leven één langgerekte constante was in een landschap dat alleen veranderde onder invloed van de seizoenen.


Nu bevinden we ons in een tijdperk waarin mensen niet alleen het risico lopen hun baan te verliezen, maar zich ook moeten instellen op de mogelijkheid dat de hele sector waarin ze werkzaam zijn verdwijnt. In het ergste geval moet je je tijdens je loopbaan een paar keer laten omscholen omdat je werk wordt geautomatiseerd, overbodig wordt, naar het buitenland wordt verplaatst of door robots wordt overgenomen. Je kunt dan wel zeggen dat mensen flexibel moeten zijn en hun hele leven moeten blijven leren, maar dan moet je wel oog hebben voor de plasticiteit van het brein en het feit dat onze hersenen niet zoveel verschillen van die van de primitieve mens die jaagde met een scherpe stok.

In de krant valt de laatste tijd veel te lezen over een collectief verlangen naar  "rust", over e-mailen buiten werktijd en over de plussen en minnen van "multitasken". Allemaal belangwekkende onderwerpen, maar je kunt volgens mij geen artikel schrijven over het risico op een burn-out of over de zoveelste verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd zonder even stil te staan bij zaken als "technostress" en "infostress". Veel werknemers zijn op hun 67ste niet alleen lichamelijk versleten, maar hebben in de voorgaande jaren ook veel teveel apparaten versleten.

woensdag 4 januari 2017

Waar gaat mijn eerstvolgende boek eigenlijk over?

Over precies vier maanden moet ik het manuscript inleveren van mijn nieuwe boek. In dit blog heb ik over de inhoud nog niet veel verteld (lees: verklapt), maar het zal gaan over de eerste twaalf maanden van mijn eigen privé-experiment. Sinds 1 mei 2016 leef ik van een soort "basisinkomen" dat niet afkomstig is van de staat maar betaald wordt uit een eigen spaarpotje. In mijn nieuwe boek beschrijf ik wat dat met je doet en ook wat je allemaal wel of niet gaat doen als je niet meer hoeft te werken voor je geld. De eerste die mij kwam interviewen over mijn ervaringen was grappig genoeg een piepjonge  Franse documentairemaker met een eigen YouTube-kanaal.


Hij had me benaderd via internet en trof me op een ideaal moment: middenin de zomer. De beste tijd om van een basisinkomen te genieten (en ook om te bepalen of je liever naar het strand gaat dan naar kantoor) is op een warme dag in de zomer. We hadden een tent neergezet in de achtertuin om tijdens zwoele nachten in te slapen, dus achter mij zie je niet alleen ons huis maar ook een Bell-tent van CanvasCamp die we deze keer zes weken hebben laten staan totdat we écht even op vakantie gingen. In mijn nieuwe boek vertel ik daar nog veel meer over en grap ik dat je met een basisinkomen van je achtertuin een soort basiskamp kunt maken.

De Franse student heeft me een paar uur aan de tand gevoeld over het onderwerp en dat gecomprimeerd tot een item van ongeveer zes minuten. Een boek van 250 pagina's laat zich natuurlijk niet zo gemakkelijk samenvatten in een paar minuten, zeker niet in een zo vroeg stadium. Ik leefde op dat moment pas twee maanden van een zelf gefinancierd "basisinkomen" (met nog 58 maanden voor de boeg) dus het was veel te vroeg om al vergaande conclusie te kunnen trekken. Wel stelde hij allerlei interessante vragen over de houdbaarheid van het huidige economische en politieke stelsel en de plaats die het basisinkomen zou kunnen innemen bij de zoektocht naar een socialer, rechtvaardiger en meer toekomstbestendig systeem. 

Het enthousiasme van deze pas 18-jarige documentairemaker werkte aanstekelijk, dus ik maakte graag tijd voor hem vrij. 's Avonds at hij met ons mee (uiteraard achterin de tuin aan de slootrand) en toen hij aangaf op zoek te willen gaan naar een goedkoop hotel in Rotterdam bood ik hem een overnachtingsplek in onze tent aan. De volgende ochtend zette ik hem af op treinstation Lombardijen in Rotterdam en vervolgens hoorde ik niks meer van hem. Tot ik op 1 januari ineens een link aantrof in mijn inbox naar zijn kersverse YouTube-kanaal met daarop alle gemonteerde interviews.

Zo begint het nieuwe jaar meteen goed, met niet alleen een baanbrekend en breedgedragen experiment in Finland maar ook met een breed scala aan gesprekken en gezichtspunten van mensen uit verschillende landen met verschillende achtergronden. Ik heb ze nog niet niet allemaal bekeken, maar die van Anne van Dalen (de eerste vrouw in Nederland met een basisinkomen) en Frans Kerver (die in in Het plakbandpensioen al even noem en die in mijn nieuwe boek natuurlijk opnieuw terugkeert) heb ik alvast aangeklikt.


Mijn nieuwe boek wordt een soort dagboekverslag van de afgelopen twaalf maanden, waarin ik mijn persoonlijke bevindingen combineer met alles wat ik over het onderwerp heb gelezen en bedacht. Zo probeer ik een antwoord te geven op de vraag welke problemen je met een basisinkomen eigenlijk tracht op te lossen en tegen welke problemen je daarbij allemaal aan kunt lopen. Kortom: ik zoek een antwoord op de vraag of het in de praktijk zou kunnen werken, maar ook of mensen dan nog wel gaan werken.

Er doen verschillende partijen mee aan de komende verkiezingen die welwillend staan tegenover een basisinkomen of het zelfs tot speerpunt hebben gemaakt. Hoeveel kans de Basisinkomen Partij maakt weet ik niet, maar het is veelbetekenend dat een dergelijke partij bestaat net zoals het ook opvallend is dat Norbert Klein, die uit 50Plus is gestapt, zich nu meer focust op een basisinkomen voor iedereen in plaats van alleen een onvoorwaardelijke uitkering voor gepensioneerden. Het belooft al met al een heel interessant jaar te worden, al was het alleen maar omdat ik zelf heel benieuwd ben wat ik in de overgebleven acht maanden allemaal wel of niet ga doen als mijn boek naar de drukker is en ik nog geen concrete plannen heb voor een volgende.

maandag 2 januari 2017

De misschien wel allermooiste film van 2016 staat niet in de lijst

Het schijnt dat goede voornemens lastig vol te houden, maar ik heb me voorgenomen om in 2017 veel vaker naar de bioscoop te gaan. Dat is geen straf en waarschijnlijk ook makkelijk vol te houden wanneer je net een Cinevillepas hebt aangeschaft waarmee je voor 19 euro per maand onbeperkt naar álle films mag in je favoriete bioscopen. Misschien kan ik op deze manier voorkomen dat ik de misschien wel mooiste film van het jaar over het hoofd zie, hoewel ik als verzachtende omstandigheden kan aanvoeren dat El Olivo (2016) ook geheel ontbreekt in het lijstje dat lezers van De Volkskrant samen mochten stellen.


In een vorig leven (want zo praat ik tegenwoordig over mijn tijd als journalist in loondienst en misschien zelfs wel over mezelf als "journalist") schreef ik niet alleen recensies van boeken, cd's, auto's en games, maar ook van films. Meestal zag ik bioscioopfilms toen gratis en niet zelden weken vóór de officiële releasedatum. Niet alleen wist ik wat er draaide, ik wist ook welke films de moeite waard waren. Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik van alle films uit de top 100 van De Volkskrant er slechts drie heb gezien en dan ook nog eens allemaal op de valreep. In december ben ik drie keer naar de bioscoop geweest, terwijl ik de elf maanden ervoor niet verder kwam dan de dvd-bakken van de plaatselijke bibliotheek.

Over de samenstelling van de lijst in de krant heb ik dus niks te zeggen, al is het wel grappig dat de drie films die ik heb gezien bijna allemaal even hoog zijn geëindigd. Zo staat Arrival op 14, I Daniel Blake op 15 en Hell or High Water op 17. Strikt genomen heb ik Where To Invade Next (plaats 81) óók gezien, maar dat was gewoon op televisie dus dat telt niet. Alleen in de bioscoop kun je je helemaal onderdompelen in een verhaal, wat meteen ook verklaart waarom er nog steeds bioscopen bestaan terwijl de dvd officieel al is afgeschreven.


Om die reden had ik de film Il Olivo dolgraag in de bioscoop gezien en niet op vrijdagmorgen om 7 uur in de woonkamer. Dat was op zich ook een magische ervaring, want iedereen in huis sliep en buiten was alles bevroren, maar in het duister van een filmzaal had deze film waarschijnlijk een nóg diepere indruk gemaakt. Deze Spaanse (en Spaanstalige hoewel er ook Duits gesproken wordt) film werkt op zoveel verschillende niveaus dat je hem eigenlijk een paar keer zou moeten zien. Dat heb ik ook gedaan, want toen mijn vrouw uit bed kwam zei ik dat zij hem beslist óók moest zien en heb ik hem meteen nog een keer opgezet.

Op de website  IMDB lees ik dat de film in ons land middenin de zomer is uitgebracht, wat misschien wel het slechtste moment is: iedereen is op vakantie of wil om begrijpelijke redenen liever naar het strand dan naar de bioscoop. In de zomer kijk ik helemaal geen televisie en lees ik het liefst een boek in de tuin in de schaduw van een boom, wat verklaart waarom ik me niet eens kan herinneren dat ik een recensie heb gelezen van El Olivo en er ook nog nooit van had gehoord voordat hij op dvd uitkwam en ik er in de bieb toevallig tegenaan liep.


Over de inhoud ga ik niets verklappen, behalve dat hij - nogmaals - op alle niveaus is geslaagd. Zo'n beetje alles wat er te zeggen valt over de mens en de mensheid zit in deze ene film. Hij gaat over het verschil tussen arm en rijk, tussen noord en zuid, tussen het Spanje voor en na de crisis, maar ook over familie, over vriendschap, over liefde, over ouder worden, over onze relatie met de natuur en over het blijvende verlies dat tegenwoordig bijna altijd verpakt wordt als vooruitgang. Kun je van I Daniel Blake nog zeggen dat hij te zwart/wit is en te weinig humor bevat (hoewel ik regelmatig in de lach schoot), deze film blinkt uit in subtiliteit en heeft soms aan een enkele pennenstreek genoeg om een probleem te schetsen.

Grappig genoeg zag en hoorde ik die tweede keer allerlei details die me de bij de eerste kijkbeurt waren ontgaan, zodat je misschien zelfs wel moet concluderen dat je élke film meerdere malen zou moeten zien. Ik weet niet of ik het echt ga doen en of het logistiek allemaal past, maar nu ik een Cinevillepas heb ga ik misschien nóg een keer naar de film Arrival om eens goed naar de soundtrack te luisteren. Je kunt erover twisten of die 19 euro per maand goed besteed is of een onverantwoorde uitgave, maar ik ben vooral benieuwd hoe vaak ik er gebruik van ga maken en hoeveel impact het heeft op mijn leven en mijn kijkgedrag.