Zoeken

woensdag 31 mei 2017

Mijn basisinkomen is in zekere zin een vorm van asociale zekerheid

Afgelopen maandag heb ik met belangstelling gekeken naar de tweede uitzending van Radar Extra over werkloze 55-plussers. Daarin werd gepleit voor een experiment met een basisinkomen onder deze groep om te zien welk effect een dergelijk systeem in de praktijk heeft. Grappig genoeg gaat mijn nieuwe boek over exact hetzelfde onderwerp, want sinds 1 mei 2016 geef ik mezelf elke maand 1000 euro netto. Dat geld is afkomstig uit een speciaal voor dat doel aangelegd spaarpotje, dus ik feite betaal ik mijn eigen basisinkomen. Toch kan ik nu, na dertien maanden, precies vertellen wat het met je leven doet wanneer je op de eerste dag van de maand op de deurmat een denkbeeldige envelop vindt met daarin tien briefjes van 100 euro die je geheel vrij kunt besteden.


Er zijn in ons land maar een paar mensen die iets zinnigs kunnen zeggen over het basisinkomen en die noem ik in mijn boek ook allemaal. Zo heb je de jonge historicus Rutger Bregman die een lans breekt voor een dergelijk systeem in het boek Gratis geld voor iedereen, maar die het onderwerp alleen kent uit studieboeken. Daar staat dan ZZP'er Frans Kerver tegenover die een jaar lang leefde van een basisinkomen dat door crowdfunding bijeen is gebracht en die aan den lijve heeft ervaren hoeveel rust een vaste maandelijkse toelage brengt in je leven en in je hoofd.

In mijn nieuwe boek, dat Leven van de lucht zal gaan heten en dat in september verschijnt, doe ik verslag van de eerste twaalf maanden van mijn eigen experiment met een basisinkomen. Het verhaal begint op de Dag van de Arbeid in de maand dat ik 55 zou worden en "eindigt" een jaar later met de vaststelling dat er de in die twaalf maanden meer veranderd is in mijn leven dan in de voorgaande twaalf jaar. Een basisinkomen zet dus van alles in beweging en verandert zelfs nog meer dan voorstanders beseffen of vermoeden.


De verwachting is dat mensen zich, met een basisinkomen op zak in alle vrijheid gaan ontplooien, eigen bedrijfjes opzetten en talenten aanboren waar ze nu niet aan toekomen of waarvan ze niet eens beseffen dat ze die bezitten. Met een onvoorwaardelijk basisinkomen op zak hoef je maar een beetje bij te verdienen voor een menswaardig bestaan en kun je veel tijd besteden aan je moestuin of aan mantelzorg en vrijwilligerswerk. Maar wat gebeurt er als je agenda ineens niet meer volstaat met (betaalde) opdrachten en deadlines maar is volgeplakt met bioscoop- en theaterkaartjes? Wat is dan je maatschappelijke nut en je bijdrage aan de samenleving?

In mijn nieuwe boek vergelijk ik mijn laatste belastingaangifte in loondienst met die van vorig jaar en de uitkomst is op zijn minst opvallend te noemen. Het precieze rekensommetje vind je in mijn boek, maar ik kan nu alvast wel verklappen dat het niet veel nut heeft om de betaalbaarheid van een basisinkomen te baseren op de bestaande belastinginkomsten omdat het volstrekt onduidelijk is hoeveel mensen straks nog opbrengen wanneer ze maandelijks 1000 euro op hun tekening gestort krijgen zonder daarvoor iets te hoeven doen (en zonder daarvan iets af te hoeven dragen want dat bedrag is al netto).


Een onvoorwaardelijk basisinkomen is een nieuwe, verfrissende vorm van sociale zekerheid die veel meer zekerheid biedt aan de ontvangers en die hun menselijke waardigheid intact laat. Mijn eigen basisinkomen werkt op dezelfde manier, maar is in zekere zin een vorm van asociale zekerheid omdat alleen mijn eigen huishouden ervan profiteert. Dat is niet verkeerd of oneerlijk (want iedereen kan tijdig beginnen met aflossen en sparen), maar het is tegelijk geen oplossing waar het collectief iets aan heeft. Ik gedraag me precies zo "zelfredzaam" als de overheid graag ziet, maar ik kost diezelfde overheid indirect ook geld omdat ik ik minder belasting betaal en minder geld uitgeef.

Nu ik op het punt sta de veertiende maand in te gaan van mijn eigen experiment, besef ik dat een proef van een jaar te kort is. Om écht iets zinnigs te kunnen zeggen over voor- en nadelen van een basisinkomen zul je mensen minstens vijf jaar "gratis geld" moeten geven met uitzicht op langer. Kunstenares Anne van Dalen kan daarover meepraten. Met haar gecrowdfunde basisinkomen op zak ontpopte ze zich het afgelopen jaar als kunstenares en regelde ze zelf haar eerste expositie. Om daarmee verder te kunnen gaan, (en om te zien wat dat haar verder nog allemaal gaat brengen) vraagt ze nu 100 mensen een jaar lang om een bijdrage van een tientje per maand. Kleine moeite, dus ik betaal graag mee aan haar basisinkomen van mijn eigen basisinkomen.

vrijdag 26 mei 2017

Die 55-plussers toch altijd met hun voordeeltjes!

Het begint me op te vallen dat mensen van mijn generatie (ik ben van 1961 en vandaag toevallig ook nog eens jarig) in de media steeds vaker worden aangeduid als "babyboomers". Je feitelijke geboortejaar doet daarbij steeds minder ter zake, want het draait vooral om het gevoel dat je onevenredig hebt geprofiteerd van de naoorlogse welvaart en daardoor oneerlijk veel voordeeltjes geniet of vermogen bezit. Het woord babyboomer is langzamerhand dus losgekoppeld van demografie en verworden tot een scheldwoord dat te pas en te onpas op tafel wordt gegooid als een troefkaart waar niets tegenin te brengen valt. Voer het woord maar eens in bij Google afbeeldingen en je ziet alleen maar plaatjes als deze:


Persoonlijk denk ik dat er aan dat standaardbeeld wel wat af te dingen valt, al was het alleen maar het feit dat échte babyboomers geboren zijn tussen 1946 en 1955. De term slaat op de na-oorlogse geboortegolf die zijn oorsprong vond in een combinatie van opluchting en optimisme. Het was deels ook een inhaalslag, omdat veel mensen tijdens de oorlog liever niet aan gezinsuitbreiding deden of bewust wachtten op de bevrijding. Dat effect was weggeëbt in de jaren zestig, vandaar dat de vijftigers van nu niet veel met babyboomers te maken hebben, tenzij ze een veel oudere broer of zus hebben.

Bovendien zijn dit soort plaatjes misleidend, want op wie of wat ben je nu eigenlijk precies boos of jaloers? De oudste babyboomers zijn of worden dit jaar alweer 71 en kunnen vaak genoeg niet eens meer diep genoeg bukken om zonder thuishulp nog hardloopschoenen aan te trekken. Vanavond krijg ik toevallig twee vrouwen van die leeftijd op bezoek die al zoveel mankeren dat ze niet eens meer kunnen fietsen en allebei al hun man verloren hebben. De één woont dan inderdaad in een veel te groot en duur hypotheekvrij huis, maar de ander is altijd blijven huren zodat ze precies even oud zijn maar er op financieel gebied volstrekt anders voorstaan.


Dat mag je dus bij al dat gepraat over generaties nooit vergeten: een 55-plusser is lang niet altijd een babyboomer en de ene 55-plusser is de andere niet. Toch zijn er kranten - en werken er bij die kranten specifieke verslaggevers - die geen enkele gelegenheid onbenut laten om aan te tonen dat jongeren het véél slechter hebben dan 55-plussers. Soms is dat inderdaad zo. Zo verdiende je vroeger als journalist een fatsoenlijk salaris en was de kans op een vaste baan behoorlijk groot, terwijl je het nu moet doen met een onzeker freelance bestaan tegen dumptarieven. Aan de andere kant kwam ik na mijn studie op de arbeidsmarkt terecht middenin een economische crisis die zo zwaar was dat mijn leeftijdgenoten werden aangeduid als "de verloren generatie".

Diezelfde leeftijdgenoten zijn nu, als bij toverslag, ineens de grote geluksvogels volgens de Volkskrant (en dan volgens Peter de Waard in het bijzonder). Ik heb me eerder over zijn standpunten verbaasd, want De Waard is zelf nog nét een echte babyboomer, terwijl hij onvermoeibaar partij kiest voor jongeren. Nogmaals, dat is soms terecht, maar nu komt hij met het bericht dat "de 55-plusser de woningmarkt overneemt van de starter". Dat klinkt dramatisch, bijna als een vijandelijke overname of een overval. Wat hij bedoelt is dat 55-plussers meer huizen kopen en vaker verhuizen dan starters. Dat is wat mij betreft simpelweg een cijfermatige constatering, maar hij maakt er met enig kunst en vliegwerk weer een maatschappelijke kloof van.


Het grote "onrecht" is namelijk dat 55-plussers bij aankoop van een nieuw huis hun oude rechten niet verliezen, terwijl starters sinds 2013 voor straf alles moeten aflossen. Al die vijftigers mogen dus lekker alles aflossingsvrij blijven lenen, terwijl die jongeren over dertig jaar opgescheept zitten met een hypotheekvrij huis en superlage lasten. Is dat oneerlijk of niet? Of is dit een wel heel kromme en gemankeerde manier om te onderstrepen hoe bevoorrecht vijftigplussers zijn? Starters zijn dan misschien in het nadeel (of eigenlijk: "nadeel") omdat hun maandlasten hoger zijn, maar ze worden wel tegen zichzelf beschermd en worden aan het einde van de rit beloond met een maximum aan keuzevrijheid en gemoedsrust.

Vergeet ook niet dat al die jongeren en starters vanzelf ook een keer oud worden, en misschien wel stokoud. Vraag is dus wat je liever wil zijn: een 25-jarige starter uit 2017 die straks op zijn 55ste hypotheekvrij kan zijn (terwijl hij tegen die tijd nog minstens zestien jaar moet wachten op zijn AOW maar vanwege de lage lasten zeker geen vijf dagen per week meer hoeft te werken), of een 55-jarige uit 2017 die op zijn 35ste nog serieus dacht dat hij op deze leeftijd ongeveer wel met de VUT zou mogen en die zich een aflossingsvrije hypotheek van 3 ton heeft aan laten praten die nu als een molensteen om zijn nek hangt?
 

donderdag 18 mei 2017

Wat gebeurt er als je elke vijftigplusser een basisinkomen geeft?

Maandag 22 mei a.s. wordt de eerste aflevering uitgezonden van een tweedelige special van het televisieprogramma Radar. Daarin staat de vraag centraal hoe je de hardnekkige werkloosheid onder vijftigplussers het beste kunt aanpakken, een thema dat in mijn boeken met enige regelmaat terugkeert. Interessant genoeg komen ze daarbij op de proppen met een oplossing die ik in mijn vólgende boek uitgebreid uit de doeken doe. Wat zou er namelijk gebeuren als je een basisinkomen gefaseerd invoert, te beginnen bij werkloze ouderen? Storten die zich dan allemaal op vrijwilligerswerk of stort de economie in?


In de eerste special van Radar, die gewijd was aan hypotheken en begin vorig jaar werd uitgezonden, was ik zelf te gast. Het zou dus een tikje merkwaardig zijn geweest om mij opnieuw te interviewen (zeker omdat ik inmiddels ook een vaste column heb in het tijdschrift Radar+), terwijl ik aan de andere kant van alles te vertellen heb over dit onderwerp. In 2012 was ik namelijk zelf een werkloze vijftigplusser die aanhikte tegen een pensioengat van 17 jaar en werkzaam was in een sector waar de klappen het hardst aankwamen. Inmiddels ben ik met "plakbandpensioen" en betaal ik mezelf elke maand een basisinkomen uit van 1000 euro netto.

Dat is precies het bedrag waar Antoinette Hertsenberg het over heeft in het grote interview in de nieuwe Varagids. Een van de oplossing die in de documentaireserie wordt aangedragen is namelijk een basisinkomen voor werkloze vijftigplussers. In het bewuste interview wordt gesproken over een experiment met 55 vijftigplussers, hoewel dat net zo goed een soort spraakverwarring kan zijn tussen journalist en geïnterviewde. Waarschijnlijk wordt bedoeld dat je zou kunnen denken aan een experiment met werkloze 50-plussers óf 55-plussers, al zal het dan eerder gaan om een soort regelvrije bijstand dan om een écht basisinkomen voor iedereen.


Persoonlijk ben ik heel benieuwd met welke conclusies de makers op de proppen komen. De verslaggeefster van de Varagids (zelf 48 jaar) springt alvast een gat in de lucht van blijdschap bij het vooruitzicht om op je vijftigste met pensioen te gaan en vanaf dat moment alleen nog dingen te doen die je leuk vindt. Antoinette Hertsenberg antwoordt daarop dat er maar weinig mensen zijn die met een basisinkomen op zak "thuis op de bank willen zitten". Dat is een interessante opmerking, omdat het daardoor net lijkt of je als mens alleen maar kunt kiezen tussen twee uitersten: werk (en vrijwilligerswerk) óf met de armen over elkaar achter de geraniums.

Hertsenberg baseert die conclusie op de gesprekken die ze voor het programma gevoerd heeft met werkloze vijftigplussers. Dat zijn dus mensen die wanhopig op zoek zijn naar een baan (omdat ze anders hun rekeningen niet kunnen betalen en misschien wel hun huis uit moeten) en die ook geacht worden actief op zoek te zijn naar werk. Die groep heeft het gevoel langs de kant te staan, voelt zich afgedankt, krijgt afwijzing na afwijzing, profiteert als enige niet van het economisch herstel waar in de media over wordt gesproken en wordt voortdurend achter de vodden gezeten door het UWV of de Sociale Dienst.


Wat die groep zou doen met een onvoorwaardelijk basisinkomen op zak weet je niet en kom je ook niet te weten door ze aan te spreken als ze nog in een totaal andere situatie zitten. Met een beetje overdrijving zou je kunnen zeggen dat een dergelijk onderzoek net zoveel voorspellende waarde heeft als het interviewen van langgestraften in de gevangenis over hun vakantieplannen. Die gaan natuurlijk nergens heen omdat ze nergens heen kunnen en willen daar niet eens over fantaseren omdat dat veel te pijnlijk is. Op dezelfde manier gaat een werkloze vijftiger van wie de WW-uitkering binnenkort afloopt, natuurlijk niet ontspannen en zonder enig schuldgevoel met een kop koffie en een krant in de tuin zitten.

Hertsenberg heeft gelijk dat vijftigers helemaal niet uitgeblust en opgebrand zijn (en, net als haar 58-jarige echtgenoot, nog "superactief"). Wat echter vaak vergeten wordt is dat je ook een heel actieve levensstijl kunt hebben zonder bestuursfuncties en betaald werk. Zo moet je niet uitsluiten dat vijftigers met een basisinkomen op zak misschien nog wel een paar betaalde opdrachten aannemen voor de slagroom op de taart, maar hun tijd verder prima weten te vullen met lezen, kanoën, musea bezoeken, bij vrienden langs gaan, fietsen, schilderen, tuinieren, wandelen, puzzelen en voetballen. Kijk maar eens wat er gebeurt als je een niet-werkende vijftigplusser 1000 euro netto per maand uitkeert én een abonnement waarmee hij onbeperkt naar de bioscoop kan...

dinsdag 9 mei 2017

Van bleek kantoorkneusje tot blakend buitenmens

In tegenstelling tot wat de kop suggereert, gaat dit blog in de eerste plaats over dieren en pas in tweede instantie over mensen. Sinds een paar maanden zijn we namelijk in het bezit van twee katten uit hetzelfde nest en het is heel leerzaam en interessant om hun gedrag te observeren. Niet alleen blijken deze huisdieren experts in "het nieuwe nietsdoen", ze hebben een ware transformatie ondergaan sinds ze naar buiten mochten. Dat contrast is zo opvallend, dat je je af zou moeten vragen hoe "natuurlijk" wij mensen ons leven hebben ingericht en welke impact al dat getuur op een scherm op onze geestelijke en lichamelijke conditie heeft.


In mijn nieuwe boek vertel ik hoe wij ineens aan twee poezen komen, want dat was helemaal niet de bedoeling toen ik twaalf maanden geleden met plakbandpensioen ging. Soms lijkt het wel of heel andere krachten ons leven hebben overgenomen en er ook steeds meer plek is voor onverwachte gebeurtenissen sinds ik leef van een zelfgefinancierd en zelfbenoemd basisinkomen. Daar horen nadrukkelijk ook deze twee katten bij die door een keten van toevalligheden in ons gezin terecht kwamen en aanvankelijk zo schuw en gestrest waren dat ze alleen onder de bank tevoorschijn kwamen om te eten.

Vermoedelijk zijn ze afkomstig uit een huishouden waar de borden tegen de muren vlogen vanwege een vechtscheiding, al dan niet veroorzaakt door financiële problemen. Dat zou in elk geval hun schrikachtige gedrag verklaren en hun angst voor ruisende winterjassen en rammelende luciferdoosjes. In het begin hoefde je maar naar de kapstok te wijzen of ze vlogen onder de kast om daar bibberend te kijken wat voor verschrikkelijks er nu weer te gebeuren stond. Dat duurde enkele maanden, tot ze zich hier langzaam thuis begonnen te voelen en steeds meer op hun gemak raakten. Inmiddels zijn ze al zover dat ze niet meer van schrik tegen het plafond springen als je een keer niest of je neus ophaalt.


Tot voor kort waren het echter huisdieren in de meest letterlijke zin: ze zaten soms uren in de vensterbank achter het raam, maar waren met geen stok naar buiten te krijgen. In het begin hielden we ze bewust binnen om ze aan ons en aan hun nieuwe omgeving te laten wennen, maar al snel bleek dat ze geen enkele aanvechting hadden om de tuin te verkennen. Tot de oudste en de grootste een keer naar buiten glipte en zijn zusje na tien minuten zijn voorbeeld volgde. Sindsdien zijn ze de de hele tijd buiten en komen ze alleen binnen om te eten en bij te slapen op de bank. Je kunt ook zeggen dat ze onherkenbaar zijn veranderd.

In plaats van op een dekentje te liggen op een stoel of op de vensterbank boven de verwarming, rennen ze door de tuin, springen over schuttingen en drinken water uit de sloot. In korte tijd zijn ze veel zelfverzekerder en assertiever geworden en zitten ze letterlijk beter in hun vel want hun vacht lijkt zelfs meer te glanzen. Waarschijnlijk vind je dat soort observaties terug in het eerste de beste informatieve poezenboek dat je openslaat, maar het is heel interessant en leerzaam om dat soort gedragsveranderingen met eigen ogen gade te slaan. het zou me zelfs niets verbazen als buitenkatten (want zo durf ik ze inmiddels wel te noemen) langer leven dan huiskatten, zolang ze tenminste niet doodgereden worden.


Wat voor katten geldt, geldt waarschijnlijk in dezelfde mate voor mensen. Onlangs las ik een interview in het FD met schrijver Douglas Coupland, die schetst hoe de gemiddelde werknemer op kantoor acht uur op zijn werk naar een scherm zit te staren en na thuiskomst nog eens een paar uur doorbrengt achter weer een ander scherm. De enige "organische" gebeurtenis die je dan als mens hebt gehad is volgens hem het reizen naar en van je werk en het eten van de avondmaaltijd (hoewel je dat in principe ook voor de tv kunt doen, net zoals je in de trein naar je werk ook meer met je smartphone bezig bent dan met de wereld om je heen). In die zin zijn we een soort oermensen die zonder het te beseffen onderdeel vormen van een omvangrijk en misschien wel levensgevaarlijk laboratoriumexperiment.

Ondertussen zijn we labiel, opgebrand, depressief, allergisch voor van alles en nog wat en in algemene zin tamelijk ontevreden met ons leven. De menselijke geest is zo knap en vindingrijk dat die bemande missie naar de planeet Mars er straks waarschijnlijk wel echt komt als we de laatste praktische en technische obstakels hebben overwonnen, net als de eerste echte ruimtekolonie op diezelfde onherbergzame planeet. Ik hoef echter alleen maar even naar die twee geadopteerde poezen te kijken die in de tuin aan het ravotten zijn en zelfs alweer hun eerste muis hebben gevangen, om te beseffen dat ook mensen niet zijn gemaakt om langdurig te worden opgesloten in een kantoor of een koepel of zich in de meest letterlijke zin af te schermen van de buitenwereld.

woensdag 3 mei 2017

De eerste twaalf maanden met een basisinkomen zitten erop

Afgelopen maandag was een historische dag. Precies een jaar geleden, op 1 mei 2016, begon het vijf jaar durende experiment waarbij ik mezelf elke maand 1000 euro netto uitkeer bij wijze van basisinkomen. Dat geld is weliswaar afkomstig van mijn eigen spaargeld en niet van een of andere uitkeringsinstantie, maar toch kan ik zo aan den lijve ervaren wat het met je doet als je elke maand "gratis geld" ontvangt. Er zijn méér mensen die 12 maanden van een soort basisinkomen leven of hebben geleefd (denk aan Frans Kerver en Anne van Dalen), maar ik plak er nog eens 48 maanden aan vast en heb al een Plan B klaarliggen voor de periode daarna. In mijn volgende boek doe ik verslag van mijn ervaringen in dat eerste jaar.


Grappig genoeg begon het experiment vorig jaar op precies dezelfde plek waar ik nu óók verbleef op 1 mei: in een eeuwenoude boerderij op een berghelling in Frankrijk. Net als toen zagen we in een paar dagen tijd alle vier de seizoenen voorbij komen, zodat we tijdens onze vakantie konden mountainbiken in de sneeuw én buiten lezen in het zonnetje. De week leek daardoor wel twee keer zo lang te duren en maakte een onuitwisbare indruk die geheel losstaat van mijn experiment maar er wel een stempel op drukte.

Tijdens een van mijn fietstochten zag ik in het struikgewas een ree wegvluchten voor een blaffende hond. Tenminste, dat dacht ik in eerste instantie tot ik ontdekte dat het dier zélf dat geluid produceerde en waarschijnlijk alleen maar van mijn aanwezigheid geschrokken was. Even later remde ik net op tijd om te zien hoe iets verderop twee reeën doodgemoedereerd op het bospad aan overhangende boomtakken aan het knagen waren. Het waren de enige levende wezens die ik tijdens mijn tocht tegenkwam, want er waren nergens wandelaars of fietsers te bekennen (behalve de mensen met wie ik op pad was als ik er niet in mijn eentje op uittrok).


 De schoonheid van de natuur, de leegte en de stilte (het enige geluid was dat van smeltende sneeuw die van boomtakken schoof) vielen op geen enkele manier te rijmen met het dagelijks leven thuis en de al even dagelijkse drukte. Dat contrast is zo groot en ook zo onverdraaglijk, dat ik er eigenlijk alleen maar vrede mee kan hebben doordat ik tegenwoordig na mijn vakantie niet meer aan hoef te sluiten in de file maar in plaats daarvan op de fiets kan stappen naar de film (of me gewoon nog eens lekker om kan draaien in bed omdat het miezert).

Een basisinkomen maakt je leven dus meteen al een stuk draaglijker, omdat je niet meer hoeft te doen wat je wordt opgedragen en je in principe elke dag lekker zou kunnen gaan fietsen (met als extra bonus dat het op doordeweekse dagen overal een stuk rustiger is). Je kunt ook zeggen dat de vakantie na de vakantie gewoon doorgaat, zodat je niet met een knoop in je maag aan de thuisreis begint maar er thuis gewoon nog een paar vrije dagen aan vastknoopt.


Van helemaal niksdoen (of het nieuwe nietsdoen) is echter geen sprake, want mijn nieuwe boek moet binnenkort richting uitgever en de puntjes moeten nog op de "i" worden gezet. Pas nu die eerste twaalf maanden écht voorbij zijn , kan ik namelijk vertellen hoe dat eerste jaar is bevallen, wat er allemaal in mijn leven is veranderd en wat ik de komende 48 maanden allemaal nog van plan ben. Dat verklap ik natuurlijk niet op deze plek, maar ik kan alvast wel zeggen dat een basisinkomen een hele verrijking is.

In dat kader is het wel een tikje wrang dat het experiment dat op 1 mei in Utrecht van start zou gaan met een soort regelarme bijstand is uitgesteld omdat de overheid dwarsligt en weigert de regels te versoepelen. Ook Terneuzen gooide om die reden eerder al de handdoek in de ring, terwijl dit soort bescheiden proeven slechts heel in de verte iets te maken hebben met het idee van een gegarandeerd en onvoorwaardelijk basisinkomen. Doel blijft in alle gevallen om mensen zo snel mogelijk weer aan het het werk te krijgen, terwijl ik alleen maar wil kijken of het werkt.