Op het moment dat ik op mijn 51ste mijn vaste baan als chef redacteur kwijtraakte, had ik nét mijn hele aflossingsvrije hypotheek afgelost. Om die reden zeg ik wel eens dat ik al jaren aan het voorsorteren was op een andere manier van leven, eigenlijk al vanaf het moment dat ik in oktober 2008 besloot om korte metten te maken met de hypotheek. Je kunt ook zeggen dat ik al met een reddingsvest om op het dek van de Titanic stond toen de ijsberg nog niet eens aan de horizon was verschenen.
Er wordt wel eens gezegd dat ik "geluk" heb gehad dat ik het hele aflossingsvrije deel van de hypotheek had weggewerkt, toen ik op straat kwam te staan. Op dezelfde manier kun je stellen dat het lot me bepaald gunstig gezind was en ook dat er aan mijn gevoel voor timing niets schort. Zoals zo vaak was het echter vooral een combinatie van factoren. Ik heb mazzel gehad (want ik had er in 2009 bij de eerste reorganisatie al uit kunnen vliegen), maar ben ook precies op tijd gaan sparen en heb dat in een adembenemend tempo gedaan.
De geschiedenis lijkt zich nu te herhalen, want vanaf 1 mei is het de bedoeling dat ik vijf jaar lang ga leven van mijn spaargeld. Ik kwam op dat idee door alle berichten die ik las over het "basisinkomen" en kwam uit op een bedrag van 1000 euro per maand door de titel van bovenstaand boek. Een snelle rekensom leert dat ik daarvoor een bedrag van 60.000 euro nodig zou hebben. Dat lijkt veel, maar in voorgaande jaren waren we erin geslaagd om elke twaalf maanden een bedrag tussen de 15.000 en 20.000 euro af te lossen door te gaan leven van de helft van het gezinsinkomen.
Nadat we de aflossingsvrije hypotheek tot de laatste cent hadden afgelost, zijn we gestopt met aflossen maar doorgegaan met sparen. In de praktijk veranderde er echter niets, alleen maakten we het bedrag niet langer over naar de bank maar zetten we het in plaats daarvan op een bankrekening. Ik heb dat potje "basisinkomen" gedoopt (hoewel het in eerste instantie "vroegpensioen" heette) en als doelbedrag 60.000 euro ingevoerd. Dankzij een handig ringdiagram kun je vervolgens in één oogopslag zien hoe ver je bent en hoeveel je nog moet sparen.
Ik heb versneld aflossen wel eens een spelletje genoemd en een sport (en zelfs een gezonde verslaving), maar dat geldt net zo goed voor dit nieuwe experiment. Met elke inleg kwam het einddoel dichterbij en daarmee het begin van een nieuwe fase in mijn leven. Als ik op maandag 2 mei wakker word, weet ik zeker dat ik de komende vijf jaar nooit meer de wekker hoef te zetten en geen letter op papier hoef te zetten om rond te kunnen komen. Dat is ook wat de pleitbezorgers van een basisinkomen zo aantrekt: het besef dat je belangrijkste uitgaven bij voorbaat zijn afgedekt zodat je je energie ergens anders op kunt richten.
Frappant is dat ook nu mijn timing perfect was (of een van de andere hierboven genoemde varianten). Precies twee weken voor de deadline wist ik het doelbedrag te halen en kleurde het ringdiagram opeens groen. Dat is niet alleen een heuglijk feit, maar doet ook de vraag rijzen wat het effect is van een stip op de horizon. Bereik je in het leven iets of krijg je soms iets door er de hele tijd aan te denken en er voortdurend mee bezig te zijn (net zoals het boek The Secret belooft)? Had ik wellicht 70.000 euro bij elkaar gespaard als dát het oorspronkelijke doel was geweest (of "maar" 50.000 als ik de lat ietsje lager had gelegd?
Het feit dat ik daar een vraag van maak, laat zien dat ik het antwoord nog niet precies weet. Wel ben ik ervan overtuigd dat er een causaal verband bestaat, dat niets met hocuspocus te maken heeft maar alles met focus. Sinds 2008 hebben we van alles doelbewust gedaan en ook heel doelgericht. Niet alleen zijn we vanaf dat moment een heel andere richting ingeslagen, ons leven heeft ook weer richting gekregen. Voor die tijd waren we alleen maar aan het werk, nu zijn we ergens naartoe aan het werken. En dat werkt blijkbaar.
Zoeken
zondag 24 april 2016
vrijdag 22 april 2016
We mogen best even stilstaan bij al die verkeersdoden
Natuurlijk was er in de kranten vanmorgen heel veel aandacht voor die ene bekende dode, maar dat verklaart niet waarom het bericht over het stijgende aantal verkeersdoden zo weinig aandacht kreeg. Niet alleen steeg dat percentage fors (met 9% in een jaar), er is ook sprake van een trendbreuk. De afgelopen decennia is het aantal verkeersdoden juist steeds verder gedaald. Hopelijk lezen we morgen in de zaterdagkranten alsnog of dat wellicht iets te maken heeft met: (a) de toenemende drukte op de wegen, (b) het groeiende aantal ouderen op e-bikes, (c) onze gehaaste levensstijl of (d) de verhoging van de maximumsnelheid naar 130.
Vandaag heb ik tot nu toe nog maar twee kranten helemaal uitgelezen, dus ik moet voorzichtig zijn met mijn conclusies. Feit is echter dat zowel De Volkskrant als De Telegraaf er een piepklein bericht van hebben gemaakt, in het eerste geval zelfs van slechts dertien regels. Dat geeft helemaal niet als ze daar morgen nog eens uitvoerig op terugkomen, maar zo verlies je als krant natuurlijk wel de strijd met sociale media. Gisteren werd op Twitter bijvoorbeeld meteen al de vraag gesteld of die stijging wellicht iets te maken heeft met de verhoging van de maximumsnelheid naar 130. Een terechte vraag, want ook op de snelwegen is het aantal verkeersdoden toegenomen.
Het is ook een belangrijke vraag, want wat moet je met die maatregel als blijkt dat het verkeersbeeld er onrustiger en gevaarlijker van wordt? Is het alleen maar leuk om hard te rijden op de snelweg en hebben we daar best een paar extra dodelijke slachtoffers voor over? Levert het daadwerkelijk tijdwinst op of profiteert vooral de staatskas ervan omdat auto's die 130 rijden (of harder) veel meer brandstof verbruiken dan gepensioneerde schrijvers die met 90 km/u over de snelweg schuifelen? Ik kan me voorstellen dat je daar even onderzoek naar moet doen voordat je als krant harde conclusies trekt, maar tegelijk lijkt me dit een interessanter onderwerp voor columnisten dan de vraag of je spaghettibandjes moet toestaan op basisscholen.
Als autojournalist heb ik in genoeg dure en snelle auto's gezeten om te weten dat het leuk is om bij een stoplicht het gaspedaal diep in te drukken zodra het op groen springt en een paar tellen later alweer honderd te rijden. Op de Duitse Autobahn heb ik daadwerkelijk een keer 250 km/u gereden in een heel snelle Seat en dat was zo'n bloedstollende ervaring dat ik de kans om 300 te rijden aan me voorbij heb laten gaan (hoewel ik dus wel een keer een auto heb getest die dat zou moeten kunnen halen). Wie hard rijdt, voelt zich machtig en vrij tegelijk en kan zichzelf wijsmaken dat hij lekker opschiet, ook al moet hij bij elk rood stoplicht weer vol in de remmen.
Persoonlijk wil ik graag weten waar die stijging van het aantal verkeersdoden nou precies vandaan komt, ook al omdat ik gisteren met mijn racefiets een man van dik in de zeventig inhaalde die op zijn elektrische fiets nauwelijks langzamer reed en géén helm droeg. Vallen daar veel slachtoffers? Stijgt niet alleen het aantal verkeersdoden maar ook het aantal (zwaar)gewonden? Weet iemand nog hoe ontzaglijk veel rustiger het twintig jaar geleden op de snelweg was op zondag en mogen we daar een keer een staatje of een grafiek van zien?
Als de verhoging van de maximumsnelheid inderdaad heeft bijgedragen aan de stijging van het aantal verkeersdoden, dan is het een tragische vergissing geweest en een dure grap. Hardrijden kan een uitlaatklep zijn voor stress, maar leidt volgens mij ook tot veel meer irritatie en gevaarlijke situaties doordat de onderlinge verschillen veel groter worden. Als ik vroeger met 90 km/u op de A2 reed richting Amsterdam, verplaatste ik me maar iets langzamer dan het overige verkeer. Nu ben ik een sukkel in een Alto die 40 tot 50 kilometer langzamer rijdt dan al die snelheidsduivels in hun SUV's en alleen veilig thuiskomt als hij in het kielzog van een vrachtwagen blijft hangen.
En dan hebben we het alleen nog maar gehad over verkeersveiligheid en het aantal doden dat rechtstreeks in verband kan worden gebracht met de manier waarop we ons verplaatsen en de snelheid waarmee we dat doen. Minstens zo interessant is het om hardrijden te koppelen aan kwesties als duurzaamheid, geluidsoverlast, brandstofverbruik en luchtverontreiniging. Want het kan best dat we met onze gehaaste levensstijl niet alleen met levens spelen, maar er ook voor zorgen dat de aarde in een nog sneller tempo onleefbaar wordt.
Vandaag heb ik tot nu toe nog maar twee kranten helemaal uitgelezen, dus ik moet voorzichtig zijn met mijn conclusies. Feit is echter dat zowel De Volkskrant als De Telegraaf er een piepklein bericht van hebben gemaakt, in het eerste geval zelfs van slechts dertien regels. Dat geeft helemaal niet als ze daar morgen nog eens uitvoerig op terugkomen, maar zo verlies je als krant natuurlijk wel de strijd met sociale media. Gisteren werd op Twitter bijvoorbeeld meteen al de vraag gesteld of die stijging wellicht iets te maken heeft met de verhoging van de maximumsnelheid naar 130. Een terechte vraag, want ook op de snelwegen is het aantal verkeersdoden toegenomen.
Het is ook een belangrijke vraag, want wat moet je met die maatregel als blijkt dat het verkeersbeeld er onrustiger en gevaarlijker van wordt? Is het alleen maar leuk om hard te rijden op de snelweg en hebben we daar best een paar extra dodelijke slachtoffers voor over? Levert het daadwerkelijk tijdwinst op of profiteert vooral de staatskas ervan omdat auto's die 130 rijden (of harder) veel meer brandstof verbruiken dan gepensioneerde schrijvers die met 90 km/u over de snelweg schuifelen? Ik kan me voorstellen dat je daar even onderzoek naar moet doen voordat je als krant harde conclusies trekt, maar tegelijk lijkt me dit een interessanter onderwerp voor columnisten dan de vraag of je spaghettibandjes moet toestaan op basisscholen.
Als autojournalist heb ik in genoeg dure en snelle auto's gezeten om te weten dat het leuk is om bij een stoplicht het gaspedaal diep in te drukken zodra het op groen springt en een paar tellen later alweer honderd te rijden. Op de Duitse Autobahn heb ik daadwerkelijk een keer 250 km/u gereden in een heel snelle Seat en dat was zo'n bloedstollende ervaring dat ik de kans om 300 te rijden aan me voorbij heb laten gaan (hoewel ik dus wel een keer een auto heb getest die dat zou moeten kunnen halen). Wie hard rijdt, voelt zich machtig en vrij tegelijk en kan zichzelf wijsmaken dat hij lekker opschiet, ook al moet hij bij elk rood stoplicht weer vol in de remmen.
Persoonlijk wil ik graag weten waar die stijging van het aantal verkeersdoden nou precies vandaan komt, ook al omdat ik gisteren met mijn racefiets een man van dik in de zeventig inhaalde die op zijn elektrische fiets nauwelijks langzamer reed en géén helm droeg. Vallen daar veel slachtoffers? Stijgt niet alleen het aantal verkeersdoden maar ook het aantal (zwaar)gewonden? Weet iemand nog hoe ontzaglijk veel rustiger het twintig jaar geleden op de snelweg was op zondag en mogen we daar een keer een staatje of een grafiek van zien?
Als de verhoging van de maximumsnelheid inderdaad heeft bijgedragen aan de stijging van het aantal verkeersdoden, dan is het een tragische vergissing geweest en een dure grap. Hardrijden kan een uitlaatklep zijn voor stress, maar leidt volgens mij ook tot veel meer irritatie en gevaarlijke situaties doordat de onderlinge verschillen veel groter worden. Als ik vroeger met 90 km/u op de A2 reed richting Amsterdam, verplaatste ik me maar iets langzamer dan het overige verkeer. Nu ben ik een sukkel in een Alto die 40 tot 50 kilometer langzamer rijdt dan al die snelheidsduivels in hun SUV's en alleen veilig thuiskomt als hij in het kielzog van een vrachtwagen blijft hangen.
En dan hebben we het alleen nog maar gehad over verkeersveiligheid en het aantal doden dat rechtstreeks in verband kan worden gebracht met de manier waarop we ons verplaatsen en de snelheid waarmee we dat doen. Minstens zo interessant is het om hardrijden te koppelen aan kwesties als duurzaamheid, geluidsoverlast, brandstofverbruik en luchtverontreiniging. Want het kan best dat we met onze gehaaste levensstijl niet alleen met levens spelen, maar er ook voor zorgen dat de aarde in een nog sneller tempo onleefbaar wordt.
donderdag 21 april 2016
Wie werkt is belangrijk, wie stopt wordt snel vergeten
Gisteren slaakte ik een diepe zucht toen ik Hans Wiegel weer eens pontificaal op de voorpagina van De Telegraaf zag staan. Deze keer hadden journalisten hem gebeld (of was het andersom?) voor een scherp citaat over de wachtgeldregeling. Wiegel vond het "grappenmakerij" waar snel een einde aan moet worden gemaakt. Dat is op zijn minst een tikje oncollegiaal, want ik ga er ook niet voor pleiten om ontslagvergoedingen aan banden te leggen nu ik zelf niet meer kan worden ontslagen. Tegelijk bevestigt dit zoveelste media-optreden van de beste minister-president die Nederland nooit heeft gehad precies wat ik vlak daarvoor gelezen had in het boek Drukker dan ooit.
Toen ik bezig was met research voor het boek dat uiteindelijk in 2014 zou verschijnen en als titel Het nieuwe nietsdoen mee zou krijgen, viel het me op dat gepensioneerden op verjaardagen vaak melden dat ze het zo druk hebben, soms zelfs "drukker dan ooit". Dat leidde uiteindelijk tot een hoofdstuk dat op pagina 77 van dat boek begint met als titel Waarom hebben gepensioneerden het toch altijd zo druk? Zelf was ik namelijk van plan het veel rustiger aan te gaan doen en daar niet op te wachten tot ik eindelijk de AOW-leeftijd had bereikt.
Bij het schrijven van dat hoofdstuk ben ik op de gebruikelijke manier te werk gegaan: diep en lang nadenken en hardop filosoferen. Vaak leidt dat proces tot allerlei interessante gedachtesprongen en nieuwe inzichten en. Zo haal ik het aloude (en volstrekt onjuiste) spreekwoord aan dat van hard werken nog nooit iemand is doodgegaan en vraag ik me af of mensen soms denken dat je dat dus ook straffeloos om kunt keren: dat je geen tijd hebt om dood te gaan als je maar hard genoeg blijft doorwerken? In plaats daarvan had ik ook het boek Drukker dan ooit van Cisca Dresselhuys uit de bieb kunnen halen, want daarin krijg je alle antwoorden op een presenteerblaadje aangereikt.
In het boek komen verschillende mensen aan het woord die er niet over peinzen om te stoppen met werken, zelfs niet nadat ze hun pensioendatum - toen nog 65 - allang zijn gepasseerd. Stukadoors of stratenmakers komen in het boek niet voor, wel veel kunstenaars, schrijvers, journalisten en politici. De interviews stammen uit de periode tussen 2009 en 2011 en zijn eerder verschenen in het immer positief getoonzette ouderenblad Zin! Daar hoort zin in werk blijkbaar bij, want ik heb gemerkt dat ze iets minder goed uit te voeten kunnen met mijn persoonlijke motto "dat je nooit te jong bent om met pensioen te gaan".
Het boek had perfect gepast in de leeslijst achterin Het nieuwe nietsdoen (zeker omdat het bij dezelfde uitgever is verschenen), maar toch is het goed dat ik het pas vijf jaar later heb gelezen. Niet alleen betekent langer doorwerken inmiddels twee jaar langer doorwerken, ook de verhalen van de betrokkenen bekijk je nu met heel andere ogen. Dat van Els Borst is natuurlijk wrang geëindigd op een manier die niemand kon voorzien, maar van veel andere personen kun je vaststellen dat hun pogingen om mee te blijven draaien en mee te blijven tellen futiel zijn.
Jozias van Aartsen is nog steeds burgemeester van Den Haag, maar er gaan weken voorbij zonder dat je in de krant iets leest over Karla Peijs, Sybilla Dekker of Hanja Maij-Weggen. Natuurlijk, Hans Wiegel stond deze week weer eens op de voorpagina van De Telegraaf, maar hij had ook stilletjes kunnen wachten tot hij deze zomer 75 wordt en vanwege dat feit nog eens in het zonnetje wordt gezet. Maar dat blijkt voor veel mensen die lang in de publiciteit hebben gestaan het lastigste: vrede hebben met een plek buiten de schijnwerpers. Opeens tel je niet meer mee en rinkelt de telefoon nog maar zelden.
Je kunt stoppen met werken zien als "verspilling van talent", maar vaak is het alleen maar een logische en onvermijdelijke volgende stap. Hoe nuttig en belangrijk het werk van alle geïnterviewden ook is - of is geweest - tussen de regels door lees je dat er ook angst meespeelt: voor lichamelijk verval en de dood, voor stilte en stilstand, voor een lege agenda en de leegte in zichzelf. Soms is het werk op die leeftijd zelfs letterlijk een vlucht om het verdriet vanwege een overleden partner te verdringen of te verwerken. Als alle mooie toekomstplannen niet doorgaan doordat een van beiden ziek wordt of wegvalt, kun je soms maar beter je agenda weer helemaal volplannen.
Dat bevestigt mijn uitgangspunt dat je inderdaad het best kunt beginnen met het afbouwen van je loopbaan op het moment dat je nog relatief jong en gezond bent. Dan ontdek je namelijk op tijd dat werk helemaal niet zaligmakend is en zeker geen doel op zich zou moeten zijn. Want uiteindelijk leid je pas écht een leeg leven, wanneer je op de pensioengerechtigde leeftijd nog steeds werkweken van 60 uur draait en oprecht denkt dat het enige alternatief voor dat hectische bestaan bestaat uit "voor de buis hangen" en "louter consumeren".
Toen ik bezig was met research voor het boek dat uiteindelijk in 2014 zou verschijnen en als titel Het nieuwe nietsdoen mee zou krijgen, viel het me op dat gepensioneerden op verjaardagen vaak melden dat ze het zo druk hebben, soms zelfs "drukker dan ooit". Dat leidde uiteindelijk tot een hoofdstuk dat op pagina 77 van dat boek begint met als titel Waarom hebben gepensioneerden het toch altijd zo druk? Zelf was ik namelijk van plan het veel rustiger aan te gaan doen en daar niet op te wachten tot ik eindelijk de AOW-leeftijd had bereikt.
Bij het schrijven van dat hoofdstuk ben ik op de gebruikelijke manier te werk gegaan: diep en lang nadenken en hardop filosoferen. Vaak leidt dat proces tot allerlei interessante gedachtesprongen en nieuwe inzichten en. Zo haal ik het aloude (en volstrekt onjuiste) spreekwoord aan dat van hard werken nog nooit iemand is doodgegaan en vraag ik me af of mensen soms denken dat je dat dus ook straffeloos om kunt keren: dat je geen tijd hebt om dood te gaan als je maar hard genoeg blijft doorwerken? In plaats daarvan had ik ook het boek Drukker dan ooit van Cisca Dresselhuys uit de bieb kunnen halen, want daarin krijg je alle antwoorden op een presenteerblaadje aangereikt.
In het boek komen verschillende mensen aan het woord die er niet over peinzen om te stoppen met werken, zelfs niet nadat ze hun pensioendatum - toen nog 65 - allang zijn gepasseerd. Stukadoors of stratenmakers komen in het boek niet voor, wel veel kunstenaars, schrijvers, journalisten en politici. De interviews stammen uit de periode tussen 2009 en 2011 en zijn eerder verschenen in het immer positief getoonzette ouderenblad Zin! Daar hoort zin in werk blijkbaar bij, want ik heb gemerkt dat ze iets minder goed uit te voeten kunnen met mijn persoonlijke motto "dat je nooit te jong bent om met pensioen te gaan".
Het boek had perfect gepast in de leeslijst achterin Het nieuwe nietsdoen (zeker omdat het bij dezelfde uitgever is verschenen), maar toch is het goed dat ik het pas vijf jaar later heb gelezen. Niet alleen betekent langer doorwerken inmiddels twee jaar langer doorwerken, ook de verhalen van de betrokkenen bekijk je nu met heel andere ogen. Dat van Els Borst is natuurlijk wrang geëindigd op een manier die niemand kon voorzien, maar van veel andere personen kun je vaststellen dat hun pogingen om mee te blijven draaien en mee te blijven tellen futiel zijn.
Jozias van Aartsen is nog steeds burgemeester van Den Haag, maar er gaan weken voorbij zonder dat je in de krant iets leest over Karla Peijs, Sybilla Dekker of Hanja Maij-Weggen. Natuurlijk, Hans Wiegel stond deze week weer eens op de voorpagina van De Telegraaf, maar hij had ook stilletjes kunnen wachten tot hij deze zomer 75 wordt en vanwege dat feit nog eens in het zonnetje wordt gezet. Maar dat blijkt voor veel mensen die lang in de publiciteit hebben gestaan het lastigste: vrede hebben met een plek buiten de schijnwerpers. Opeens tel je niet meer mee en rinkelt de telefoon nog maar zelden.
Je kunt stoppen met werken zien als "verspilling van talent", maar vaak is het alleen maar een logische en onvermijdelijke volgende stap. Hoe nuttig en belangrijk het werk van alle geïnterviewden ook is - of is geweest - tussen de regels door lees je dat er ook angst meespeelt: voor lichamelijk verval en de dood, voor stilte en stilstand, voor een lege agenda en de leegte in zichzelf. Soms is het werk op die leeftijd zelfs letterlijk een vlucht om het verdriet vanwege een overleden partner te verdringen of te verwerken. Als alle mooie toekomstplannen niet doorgaan doordat een van beiden ziek wordt of wegvalt, kun je soms maar beter je agenda weer helemaal volplannen.
Dat bevestigt mijn uitgangspunt dat je inderdaad het best kunt beginnen met het afbouwen van je loopbaan op het moment dat je nog relatief jong en gezond bent. Dan ontdek je namelijk op tijd dat werk helemaal niet zaligmakend is en zeker geen doel op zich zou moeten zijn. Want uiteindelijk leid je pas écht een leeg leven, wanneer je op de pensioengerechtigde leeftijd nog steeds werkweken van 60 uur draait en oprecht denkt dat het enige alternatief voor dat hectische bestaan bestaat uit "voor de buis hangen" en "louter consumeren".
woensdag 20 april 2016
Geen haast = geen stress
Toen ik eerder dit jaar een lezing moest geven voor het eerste Radar Extra College, kwam ik terecht in zo'n gruwelijk lange file op de A15 dat ik alleen al een halfuur nodig had om door de tunnel onder de rivier de Noord te komen. Ik haalde het allemaal net op tijd, maar die barre tocht leverde zoveel stress op dat ik me voornam om herhaling koste wat kost te voorkomen. Dus vertrok ik gisteren al om half twee 's middags naar Oldenzaal waar ik pas om half acht 's avonds verwacht werd voor een lezing over Het plakbandpensioen.
Te laat komen is dan alleen nog maar mogelijk bij dusdanige pech onderweg dat die niet ter plekke kan worden verholpen door de wegenwacht. Gelukkig liet mijn tien jaar oude Alto me niet in de steek toen ik op mijn gemak met negentig kilometer per uur over de snelweg tufte. Dat is de eerste stap naar een stressloos leven: lekker ontspannen achter het stuur zitten met een kop koffie erbij, rustig om je heen kijken en je niet onnodig haasten. Ook gisteren viel me weer op dat veel automobilisten rijden alsof ze onderweg zijn naar die ene allesbeslissende vergadering over de toekomst van de euro als gemeenschappelijke munt.
Toen mijn navigatiesysteem meldde dat er bij Voorst toch nog een langzaam rijdende tot stilstaande file was, ben ik de snelweg afgegaan en binnendoor naar Oldenzaal gereden via Zutphen en Lochem. Voor de verandering had ik weer eens een ouderwetse wegenkaart van de ANWB bij me, al was het geen oude maar een splinternieuwe: ik had hem vorig jaar voor mijn verjaardag gevraagd omdat ik vermoedde dat ik daar wel eens gebruik van zou gaan maken. Bij een plakbandpensioen horen binnenweggetjes en toeristische routes, want je hebt niks aan een paar minuten tijdwinst als je alle tijd van de wereld hebt.
Natuurlijk was ik er veel te vroeg (half vijf), maar daar had ik op gerekend. Voor vertrek had ik niet alleen een tuinstoel met kussen achterin de auto gelegd, maar ook een boek, vier belegde boterhammen en twee aangebroken flesjes ijsthee die wat verweesd in de koelkast waren achtergebleven. In Oldenzaal volgde ik dus niet de bordjes centrum, maar reed ik precies de andere kant uit richting Het Hulsbeek. Dat bleek ondanks de rustgevende bordjes een recreatiegebied waar van alles te doen is, maar ik vond een lege parkeerplaats in het groen waar ik mijn auto parkeerde en de tuinstoel uitlaadde. Zo heb ik uren op mijn gemak zitten lezen voordat ik de laatste paar kilometer aflegde naar de bibliotheek.
Dat is op zich al een enorme luxe: om op een doordeweekse dag rustig in het zonnetje te kunnen gaan zitten lezen. Om je in een boek te verdiepen heb je namelijk niet alleen tijd nodig, maar ook rust in je hoofd. Veel mensen zijn zo druk aan het multitasken dat die mallemolen nooit tot stilstand komt en ze alleen nog in de vakanties aan een boek toekomen. Dat verklaart voor een deel waarom het vooral scholieren en ouderen zijn die gebruik maken van de bibliotheek én mensen met een omgekeerde werkweek of een plakbandpensioen.
Er waren meer dan veertig mensen afgekomen op deze lezing die in dubbel opzicht uniek was: het was mijn éérste lezing over Het plakbandpensioen en meteen ook de laatste voordat mijn eigen plakbandpensioen officieel van start gaat op 1 mei a.s. De zaal reageerde enthousiast op mijn verhaal en ik heb nu nog kramp van het signeren. Volgens mij heb ik in elk boek weer een heel andere handtekening gezet, want in dit digitale tijdperk ben je zelfs als schrijver zo je eigen handschrift kwijt.
Na de pauze mochten er vragen worden gesteld en toen kwam iets ter sprake waar ik zelf nog amper bij stil had gestaan. Maar opeens hoorde ik mezelf vertellen dat ik weer een nieuw niveau heb bereikt als het om zoiets als "zen" gaat. Voorheen was buiten zitten voor mij synoniem aan buiten een boek zitten lezen, maar sinds kort kan ik ook gerust een halfuur rustig in de tuin zitten en alleen maar om me heen kijken. Ik kijk hoe de meerkoet aan het slepen is met dood riet, zie kauwen wegvliegen met plukjes gras voor hun nesten en volg met mijn blik wolkenformaties als ze langzaam overtrekken.
Ook noteer ik vogelsoorten die ik voor het eerst zie (al moet ik die meestal wel opzoeken op internet). Zo weet ik vrij zeker dat ik pas voor het eerst een puttertje heb gezien, net zoals ik de afgelopen tijd ook maar één keer een koppel groene spechten op het terras heb gezien. Soms komt dat doordat vogels zeldzaam zijn of schuw, maar het heeft er ook mee te maken dat we het meestal te druk hebben om onze eigen omgeving op te merken en zo gehaast leven dat het leven als het ware als een waas aan je voorbij trekt.
Te laat komen is dan alleen nog maar mogelijk bij dusdanige pech onderweg dat die niet ter plekke kan worden verholpen door de wegenwacht. Gelukkig liet mijn tien jaar oude Alto me niet in de steek toen ik op mijn gemak met negentig kilometer per uur over de snelweg tufte. Dat is de eerste stap naar een stressloos leven: lekker ontspannen achter het stuur zitten met een kop koffie erbij, rustig om je heen kijken en je niet onnodig haasten. Ook gisteren viel me weer op dat veel automobilisten rijden alsof ze onderweg zijn naar die ene allesbeslissende vergadering over de toekomst van de euro als gemeenschappelijke munt.
Toen mijn navigatiesysteem meldde dat er bij Voorst toch nog een langzaam rijdende tot stilstaande file was, ben ik de snelweg afgegaan en binnendoor naar Oldenzaal gereden via Zutphen en Lochem. Voor de verandering had ik weer eens een ouderwetse wegenkaart van de ANWB bij me, al was het geen oude maar een splinternieuwe: ik had hem vorig jaar voor mijn verjaardag gevraagd omdat ik vermoedde dat ik daar wel eens gebruik van zou gaan maken. Bij een plakbandpensioen horen binnenweggetjes en toeristische routes, want je hebt niks aan een paar minuten tijdwinst als je alle tijd van de wereld hebt.
Natuurlijk was ik er veel te vroeg (half vijf), maar daar had ik op gerekend. Voor vertrek had ik niet alleen een tuinstoel met kussen achterin de auto gelegd, maar ook een boek, vier belegde boterhammen en twee aangebroken flesjes ijsthee die wat verweesd in de koelkast waren achtergebleven. In Oldenzaal volgde ik dus niet de bordjes centrum, maar reed ik precies de andere kant uit richting Het Hulsbeek. Dat bleek ondanks de rustgevende bordjes een recreatiegebied waar van alles te doen is, maar ik vond een lege parkeerplaats in het groen waar ik mijn auto parkeerde en de tuinstoel uitlaadde. Zo heb ik uren op mijn gemak zitten lezen voordat ik de laatste paar kilometer aflegde naar de bibliotheek.
Dat is op zich al een enorme luxe: om op een doordeweekse dag rustig in het zonnetje te kunnen gaan zitten lezen. Om je in een boek te verdiepen heb je namelijk niet alleen tijd nodig, maar ook rust in je hoofd. Veel mensen zijn zo druk aan het multitasken dat die mallemolen nooit tot stilstand komt en ze alleen nog in de vakanties aan een boek toekomen. Dat verklaart voor een deel waarom het vooral scholieren en ouderen zijn die gebruik maken van de bibliotheek én mensen met een omgekeerde werkweek of een plakbandpensioen.
Er waren meer dan veertig mensen afgekomen op deze lezing die in dubbel opzicht uniek was: het was mijn éérste lezing over Het plakbandpensioen en meteen ook de laatste voordat mijn eigen plakbandpensioen officieel van start gaat op 1 mei a.s. De zaal reageerde enthousiast op mijn verhaal en ik heb nu nog kramp van het signeren. Volgens mij heb ik in elk boek weer een heel andere handtekening gezet, want in dit digitale tijdperk ben je zelfs als schrijver zo je eigen handschrift kwijt.
Na de pauze mochten er vragen worden gesteld en toen kwam iets ter sprake waar ik zelf nog amper bij stil had gestaan. Maar opeens hoorde ik mezelf vertellen dat ik weer een nieuw niveau heb bereikt als het om zoiets als "zen" gaat. Voorheen was buiten zitten voor mij synoniem aan buiten een boek zitten lezen, maar sinds kort kan ik ook gerust een halfuur rustig in de tuin zitten en alleen maar om me heen kijken. Ik kijk hoe de meerkoet aan het slepen is met dood riet, zie kauwen wegvliegen met plukjes gras voor hun nesten en volg met mijn blik wolkenformaties als ze langzaam overtrekken.
Ook noteer ik vogelsoorten die ik voor het eerst zie (al moet ik die meestal wel opzoeken op internet). Zo weet ik vrij zeker dat ik pas voor het eerst een puttertje heb gezien, net zoals ik de afgelopen tijd ook maar één keer een koppel groene spechten op het terras heb gezien. Soms komt dat doordat vogels zeldzaam zijn of schuw, maar het heeft er ook mee te maken dat we het meestal te druk hebben om onze eigen omgeving op te merken en zo gehaast leven dat het leven als het ware als een waas aan je voorbij trekt.
maandag 18 april 2016
Mijn doppelganger woont in Limburg en heeft een hond
Zaterdagmorgen, nog voor ik zelf naar de boekhandel was vertrokken voor een stapel kranten, werd ik door een lezer geattendeerd op een interview in de bijlage Tijd van Trouw met als kop "Ik ben nu heel goed in niksdoen". Logisch dat mensen dan meteen aan mij denken, zeker als ze Het nieuwe nietsdoen in de kast hebben staan. Toen ik het bewuste vraaggesprek even later opensloeg viel ik van de ene verbazing in de andere. Niet alleen bleek de hoofdpersoon precies even oud als ik, het leek soms wel of ik mezelf hoorde praten. En dan heeft zijn vrouw ook nog eens dezelfde naam als de mijne.
Bij nader inzien had ik de naam Bas Hoogland al wel eens voor bij zien komen. Dat is niet verbazingwekkend, want hij is zeer actief op Twitter en houdt een veelgelezen blog bij over zijn ervaringen. Daarin vertelt hij hoe hij het roer omgooide door zijn drukke, stressvolle baan op te zeggen en samen met zijn vrouw een B&B te beginnen. Zijn verhaal laat meteen zien dat je daarvoor helemaal niet naar het buitenland hoeft te vertrekken, want in Vijlen wáán je je al ergens in het zonnige zuiden en is de drukke Randstad heel ver weg.
Hoogland stopte vorig jaar als commercieel directeur van Landal GreenParks en kocht van zijn spaargeld een prachtig vakwerkhuis in de Limburgse heuvels. Daar verhuurt hij kamers, waardoor hij zijn oude vak nooit helemaal hoeft los te laten. Aanleiding om deze stap te zetten, was zijn gezondheid. Hoogland lijdt aan diabetes en moest al twee keer gedotterd worden. Als oorzaak noemt hij zijn ongezonde levensstijl in de tijd dat hij lange werkweken draaide en zes keer op een dag vergaderde. Niet alleen was hij te zwaar, hij rookte en snoepte teveel en deed te weinig aan lichaamsbeweging.
In het interview staan zoveel herkenbare dingen, dat ik mijn rode pen beter zou kunnen gebruiken om de verschillen tussen zijn situatie en de mijne te onderstrepen. Zo hebben we allebei "een pensioengat van hier tot Sydney" (in mijn geval zelfs: bijna 17 jaar) en geven we lezingen over onze nieuwe leven en de lessen die we daaruit hebben getrokken. Frappant is dat hij zegt dat hij, terwijl hij het nu veel zuiniger aan moet doen dan voorheen, de tijd van zijn leven heeft. De grote winst - en daar draait volgens mij alles om - is dat hij nu ook tijd hééft. Dus maakt hij lange wandelingen met zijn hond door de Limburgse heuvels en geniet hij zelfs van het op zijn dooie gemak stofzuigen van de gastenkamers.
Door zijn gezondheidsproblemen is hij zich er volgens eigen zeggen "extra van bewust dat we hier geen tweehonderd jaar rondlopen". Dus doet hij wat iedereen zou moeten doen: de dag plukken, omschakelen naar een lager levenstempo en genieten van simpele dingen. Daar herkende ik zoveel in dat ik hem op Twitter vroeg of hij het leuk zou vinden als ik hem een exemplaar van mijn nieuwste boek op zou sturen. Dat vond hij heel aardig aangeboden (zijn motto is dan ook: "Aardig zijn kost niks"), maar natúúrlijk had hij Het plakbandpensioen allang gelezen...
Bij nader inzien had ik de naam Bas Hoogland al wel eens voor bij zien komen. Dat is niet verbazingwekkend, want hij is zeer actief op Twitter en houdt een veelgelezen blog bij over zijn ervaringen. Daarin vertelt hij hoe hij het roer omgooide door zijn drukke, stressvolle baan op te zeggen en samen met zijn vrouw een B&B te beginnen. Zijn verhaal laat meteen zien dat je daarvoor helemaal niet naar het buitenland hoeft te vertrekken, want in Vijlen wáán je je al ergens in het zonnige zuiden en is de drukke Randstad heel ver weg.
Hoogland stopte vorig jaar als commercieel directeur van Landal GreenParks en kocht van zijn spaargeld een prachtig vakwerkhuis in de Limburgse heuvels. Daar verhuurt hij kamers, waardoor hij zijn oude vak nooit helemaal hoeft los te laten. Aanleiding om deze stap te zetten, was zijn gezondheid. Hoogland lijdt aan diabetes en moest al twee keer gedotterd worden. Als oorzaak noemt hij zijn ongezonde levensstijl in de tijd dat hij lange werkweken draaide en zes keer op een dag vergaderde. Niet alleen was hij te zwaar, hij rookte en snoepte teveel en deed te weinig aan lichaamsbeweging.
In het interview staan zoveel herkenbare dingen, dat ik mijn rode pen beter zou kunnen gebruiken om de verschillen tussen zijn situatie en de mijne te onderstrepen. Zo hebben we allebei "een pensioengat van hier tot Sydney" (in mijn geval zelfs: bijna 17 jaar) en geven we lezingen over onze nieuwe leven en de lessen die we daaruit hebben getrokken. Frappant is dat hij zegt dat hij, terwijl hij het nu veel zuiniger aan moet doen dan voorheen, de tijd van zijn leven heeft. De grote winst - en daar draait volgens mij alles om - is dat hij nu ook tijd hééft. Dus maakt hij lange wandelingen met zijn hond door de Limburgse heuvels en geniet hij zelfs van het op zijn dooie gemak stofzuigen van de gastenkamers.
Door zijn gezondheidsproblemen is hij zich er volgens eigen zeggen "extra van bewust dat we hier geen tweehonderd jaar rondlopen". Dus doet hij wat iedereen zou moeten doen: de dag plukken, omschakelen naar een lager levenstempo en genieten van simpele dingen. Daar herkende ik zoveel in dat ik hem op Twitter vroeg of hij het leuk zou vinden als ik hem een exemplaar van mijn nieuwste boek op zou sturen. Dat vond hij heel aardig aangeboden (zijn motto is dan ook: "Aardig zijn kost niks"), maar natúúrlijk had hij Het plakbandpensioen allang gelezen...
zondag 17 april 2016
Ja hoor, daar is-ie weer: 50 is het nieuwe 30!
Dit weekend kreeg ik vanuit de media weer allerlei tegenstrijdige geluiden te horen. Eerst werd ik geattendeerd op het bericht dat de riante vertrekregeling die de Belastingdienst haar personeel heeft aangeboden, massaal gebruikt wordt als een soort verkapt vroegpensioen. De volgende ochtend las ik echter weer allerlei blije verhalen over de vitaliteit van vijftigers die nog maar net over de helft van hun werkzame leven zijn en na hun pensioen mogen rekenen op "twintig jaar genieten van het pensioen". Zelf zie ik dat toch ietsje anders.
Bij nader inzien blijkt het artikel uit te gaan van oude cijfers, want die twintig jaar pensioen bereik je statistisch gezien alleen als je al op je 63ste stopt met werken en je vervolgens precies houdt aan de gemiddelde levensverwachting. Wie (zoals ik) waarschijnlijk pas AOW krijgt als er 68 kaarsjes op zijn taart staan, kan daar op voorhand dus al vijf jaar van aftrekken. Vervolgens moet je je afvragen of je dan inderdaad nog zin hebt in allerlei wilde wereldreizen, al dan niet met een rugzak op de rug van een ezel.
Bij nóg nader inzien blijkt de populatie van backpackende 60-plussers te bestaan uit één persoon, te weten de vader van de journaliste die het stuk geschreven heeft. Hij moet bovendien nog vertrekken en kwam alleen maar op dit wilde plan omdat hij zich na zijn pensionering stierlijk verveelde. Er wordt in het artikel wel een wat oudere wereldreiziger aangehaald, maar die is pas 55 als ze aan haar avonturen begint en is gaandeweg steeds luxer en comfortabeler gaan reizen.
Kortom, hier wordt dus weer eens het etiket kippensoep op een blik bruine bonen geplakt, want inhoudelijk gaat het heel ergens over en ziet het er allemaal een stuk minder rooskleurig uit dan het intro suggereert. Interessant is het artikel echter wel, want absolute lariekoek (we worden straks 130 en misschien zelfs wel onsterfelijk) wordt afgewisseld met solide adviezen. Zo pleit hoogleraar Marcel Olde Rikkert (die ik ook aanhaal in Het plakbandpensioen) ervoor om je werkzame leven langzaam af te bouwen en om al tijdens je carrière voldoende rust en vrije tijd in te bouwen. Pensioen is alleen maar een zwart gat als je geen hobby's hebt en als je zelfbeeld zo laag is dat je voortdurend bevestiging nodig hebt.
In de weekendbijlage van een andere serieuze krant lees ik dat "50 het nieuwe 30 is" (of beter: vijftig het nieuwe dertig). Dat klinkt leuk, maar is helaas een vorm van wensdenken die mensen totaal op het verkeerde been zet. Bovendien hanteert de schrijfster een merkwaardige cirkelredenering: omdat mensen steeds langer door moeten werken, moeten we ook het beeld in stand houden dat vijftigers net zo energiek, flexibel en vitaal zijn als dertigers. Praten over uitgebluste vijftigers is stigmatiserend en verkleint hun kansen op de arbeidsmarkt.
Beter is het om werkgevers wijs te maken dat deze groep nog genoeg "groeimogelijkheden voor de boeg heeft" en "maar weinig verder is dan halverwege zijn carrière". Klinkt allemaal leuk, maar doet me denken aan die kille rekenaar die ooit bij ons op de werkvloer werd geparkeerd om te zien of het allemaal niet wat efficiënter en goedkoper kon. Als je over een marathon vier uur doet, weerhoudt immers niets je ervan om er op een werkdag meteen maar twéé helemaal uit te lopen. Tenminste: als je alleen naar cijfers en gemiddelden kijkt.
Om die vergelijking met de marathon nog even door te trekken: je kunt voortaan wel besluiten dat de finish pas na 52 kilometer op de lopers wacht, maar dan moet je niet raar staan te kijken als mensen totaal uitgeput over de streep komen of al ver voor het einde van de wedstrijd geblesseerd raken of instorten. In die zin is het verhaal; dat we "straks allemaal 130 worden" net zo'n sprookje als de belofte dat we na het bereiken van de AOW-datum nog twintig jaar kunnen genieten van ons pensioen. Als je de eindstreep al ongeschonden haalt, heb je waarschijnlijk eerder behoefte aan een elektrische fiets dan aan een enkele reis rond de wereld.
Bij nader inzien blijkt het artikel uit te gaan van oude cijfers, want die twintig jaar pensioen bereik je statistisch gezien alleen als je al op je 63ste stopt met werken en je vervolgens precies houdt aan de gemiddelde levensverwachting. Wie (zoals ik) waarschijnlijk pas AOW krijgt als er 68 kaarsjes op zijn taart staan, kan daar op voorhand dus al vijf jaar van aftrekken. Vervolgens moet je je afvragen of je dan inderdaad nog zin hebt in allerlei wilde wereldreizen, al dan niet met een rugzak op de rug van een ezel.
Bij nóg nader inzien blijkt de populatie van backpackende 60-plussers te bestaan uit één persoon, te weten de vader van de journaliste die het stuk geschreven heeft. Hij moet bovendien nog vertrekken en kwam alleen maar op dit wilde plan omdat hij zich na zijn pensionering stierlijk verveelde. Er wordt in het artikel wel een wat oudere wereldreiziger aangehaald, maar die is pas 55 als ze aan haar avonturen begint en is gaandeweg steeds luxer en comfortabeler gaan reizen.
Kortom, hier wordt dus weer eens het etiket kippensoep op een blik bruine bonen geplakt, want inhoudelijk gaat het heel ergens over en ziet het er allemaal een stuk minder rooskleurig uit dan het intro suggereert. Interessant is het artikel echter wel, want absolute lariekoek (we worden straks 130 en misschien zelfs wel onsterfelijk) wordt afgewisseld met solide adviezen. Zo pleit hoogleraar Marcel Olde Rikkert (die ik ook aanhaal in Het plakbandpensioen) ervoor om je werkzame leven langzaam af te bouwen en om al tijdens je carrière voldoende rust en vrije tijd in te bouwen. Pensioen is alleen maar een zwart gat als je geen hobby's hebt en als je zelfbeeld zo laag is dat je voortdurend bevestiging nodig hebt.
In de weekendbijlage van een andere serieuze krant lees ik dat "50 het nieuwe 30 is" (of beter: vijftig het nieuwe dertig). Dat klinkt leuk, maar is helaas een vorm van wensdenken die mensen totaal op het verkeerde been zet. Bovendien hanteert de schrijfster een merkwaardige cirkelredenering: omdat mensen steeds langer door moeten werken, moeten we ook het beeld in stand houden dat vijftigers net zo energiek, flexibel en vitaal zijn als dertigers. Praten over uitgebluste vijftigers is stigmatiserend en verkleint hun kansen op de arbeidsmarkt.
Beter is het om werkgevers wijs te maken dat deze groep nog genoeg "groeimogelijkheden voor de boeg heeft" en "maar weinig verder is dan halverwege zijn carrière". Klinkt allemaal leuk, maar doet me denken aan die kille rekenaar die ooit bij ons op de werkvloer werd geparkeerd om te zien of het allemaal niet wat efficiënter en goedkoper kon. Als je over een marathon vier uur doet, weerhoudt immers niets je ervan om er op een werkdag meteen maar twéé helemaal uit te lopen. Tenminste: als je alleen naar cijfers en gemiddelden kijkt.
Om die vergelijking met de marathon nog even door te trekken: je kunt voortaan wel besluiten dat de finish pas na 52 kilometer op de lopers wacht, maar dan moet je niet raar staan te kijken als mensen totaal uitgeput over de streep komen of al ver voor het einde van de wedstrijd geblesseerd raken of instorten. In die zin is het verhaal; dat we "straks allemaal 130 worden" net zo'n sprookje als de belofte dat we na het bereiken van de AOW-datum nog twintig jaar kunnen genieten van ons pensioen. Als je de eindstreep al ongeschonden haalt, heb je waarschijnlijk eerder behoefte aan een elektrische fiets dan aan een enkele reis rond de wereld.
vrijdag 15 april 2016
Wanneer valt het spitsuur van het leven nou eigenlijk precies
Als in de media wordt gesproken over "spitsuurgezinnen", gaat het doorgaans over jonge tweeverdieners met kleine kinderen en hoge woonlasten. Daardoor zou gemakkelijk het beeld kunnen ontstaan dat dit de zwaarste en lastigste periode is uit een mensenleven, terwijl het misschien wel de meest onbezorgde en gelukkigste zou moeten zijn. Op latere leeftijd zit je namelijk nogal eens ingeklemd tussen puberende kinderen en hulpbehoevende ouders, terwijl je nog steeds net zo hard moet werken en je huis nog steeds niet is afgelost.
Volgens de meeste definities die ik tegenkwam op internet gaat het bij "spitsuurgezinnen" om gezinnen waarvan beide ouders fulltime werken en daarnaast de taken in het huishouden moeten zien te verdelen. Als de kinderen erg jong zijn slaap je ook nog eens slecht, als je al niet wakker lag van de hoge hypotheek die je net hebt afgesloten. Tegelijk sta je nog aan het begin van je carrière en moet je nog sprongen maken in je salaris, terwijl je oudere collega's minder zorgen hebben en meer inkomen. Zo zijn de lusten en lasten niet eerlijk - of in ieder geval niet erg handig - verdeeld over een mensenleven.
Laten we ook niet lichtvaardig doen over dit onderwerp, want als het om de combinatie van werk en zorg gaat heb ik inderdaad "makkelijk praten". Mijn echtgenote heeft na de geboorte van onze oudste zoon nooit meer dan twee dagen per week gewerkt en de naschoolse opvang werd verzorgd door (schoon)ouders, dus de stress bleef binnen de perken. Tussendoor heeft mijn vrouw een paar maanden ingevallen op een andere school zodat ze tijdelijk een fulltime baan had en dat ging ernstig ten koste van de kwaliteit van ons leven. Met twee fulltime banen zou één van ons allang een burn-out hebben gehad of naar een advocaat hebben gebeld om het huwelijk te laten ontbinden.
Tegelijk heb ik toen vaak hardop gezegd dat ons leven "nooit beter zou worden dan dit". We waren gezond en fit, barstten van de energie en hadden voor ons gevoel nog een heel leven voor ons. Onze ouders leefden nog en waren nog niet hulpbehoevend, terwijl de kinderen vol blijdschap naar de voordeur renden als je uit je werk thuiskwam. Beter, leuker of makkelijker dan toen is het ook nooit geworden, zelfs niet nu ik op het punt sta officieel met plakbandpensioen te gaan.
Jonge journalisten - en dan heb ik het over dertigers en veertigers - maken vaak deel uit van zo'n spitsuurgezin en hebben geen vergelijkingsmateriaal voorhanden. Pas later zullen ze merken dat je je als fulltime werknemer aardig gemangeld kunt voelen tussen puberende kinderen en ouders die in toenemende mate een beroep op je doen (en een overheid die dat in toenemende mate van je verwacht). In ons geval ging het zelfs tegelijkertijd om een hoogbejaarde, hulpbehoevende schoonmoeder, een studerende zoon (met alle bijbehorende kosten en keuzestress) én een puberende zoon op de Havo die dreigde te blijven zitten.
Zie je dan maar eens elke ochtend die roze bril van je nachtkastje te pakken en je mond te houden als jongere collega's zich beklagen over hun zware leven. Onlangs nog sprak ik een man van begin zestig die noodgedwongen fulltime door moest blijven werken omdat een van zijn kinderen aan een tweede masteropleiding was begonnen en daarvoor iets van 8000 euro collegegeld moest betalen. Mocht je daarnaast dan ook nog intensieve mantelzorg moeten verlenen, dan snap je waarom er in veel definities van het spitsuurgezin wordt gesproken over zorg voor kinderen e/o ouders.
Dat moeten jongeren die hameren op "intergenerationele solidariteit" dus vooral niet vergeten: dat elke levensfase zijn leuke aspecten heeft, maar dat er niet per se één groep is die het bovenmatig zwaar heeft. Er zijn genoeg oudere werknemers die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd meteen over kunnen schakelen op vrijwilligerswerk in het verpleeghuis waar hun hoogbejaarde (schoon)ouders zijn opgenomen. De kunst is dus om vooral niet te hard te werken en zoveel mogelijk te genieten van alle rustmomenten en geluksmomenten in elke levensfase nou eenmaal óók te bieden heeft.
Volgens de meeste definities die ik tegenkwam op internet gaat het bij "spitsuurgezinnen" om gezinnen waarvan beide ouders fulltime werken en daarnaast de taken in het huishouden moeten zien te verdelen. Als de kinderen erg jong zijn slaap je ook nog eens slecht, als je al niet wakker lag van de hoge hypotheek die je net hebt afgesloten. Tegelijk sta je nog aan het begin van je carrière en moet je nog sprongen maken in je salaris, terwijl je oudere collega's minder zorgen hebben en meer inkomen. Zo zijn de lusten en lasten niet eerlijk - of in ieder geval niet erg handig - verdeeld over een mensenleven.
Laten we ook niet lichtvaardig doen over dit onderwerp, want als het om de combinatie van werk en zorg gaat heb ik inderdaad "makkelijk praten". Mijn echtgenote heeft na de geboorte van onze oudste zoon nooit meer dan twee dagen per week gewerkt en de naschoolse opvang werd verzorgd door (schoon)ouders, dus de stress bleef binnen de perken. Tussendoor heeft mijn vrouw een paar maanden ingevallen op een andere school zodat ze tijdelijk een fulltime baan had en dat ging ernstig ten koste van de kwaliteit van ons leven. Met twee fulltime banen zou één van ons allang een burn-out hebben gehad of naar een advocaat hebben gebeld om het huwelijk te laten ontbinden.
Tegelijk heb ik toen vaak hardop gezegd dat ons leven "nooit beter zou worden dan dit". We waren gezond en fit, barstten van de energie en hadden voor ons gevoel nog een heel leven voor ons. Onze ouders leefden nog en waren nog niet hulpbehoevend, terwijl de kinderen vol blijdschap naar de voordeur renden als je uit je werk thuiskwam. Beter, leuker of makkelijker dan toen is het ook nooit geworden, zelfs niet nu ik op het punt sta officieel met plakbandpensioen te gaan.
Jonge journalisten - en dan heb ik het over dertigers en veertigers - maken vaak deel uit van zo'n spitsuurgezin en hebben geen vergelijkingsmateriaal voorhanden. Pas later zullen ze merken dat je je als fulltime werknemer aardig gemangeld kunt voelen tussen puberende kinderen en ouders die in toenemende mate een beroep op je doen (en een overheid die dat in toenemende mate van je verwacht). In ons geval ging het zelfs tegelijkertijd om een hoogbejaarde, hulpbehoevende schoonmoeder, een studerende zoon (met alle bijbehorende kosten en keuzestress) én een puberende zoon op de Havo die dreigde te blijven zitten.
Zie je dan maar eens elke ochtend die roze bril van je nachtkastje te pakken en je mond te houden als jongere collega's zich beklagen over hun zware leven. Onlangs nog sprak ik een man van begin zestig die noodgedwongen fulltime door moest blijven werken omdat een van zijn kinderen aan een tweede masteropleiding was begonnen en daarvoor iets van 8000 euro collegegeld moest betalen. Mocht je daarnaast dan ook nog intensieve mantelzorg moeten verlenen, dan snap je waarom er in veel definities van het spitsuurgezin wordt gesproken over zorg voor kinderen e/o ouders.
Dat moeten jongeren die hameren op "intergenerationele solidariteit" dus vooral niet vergeten: dat elke levensfase zijn leuke aspecten heeft, maar dat er niet per se één groep is die het bovenmatig zwaar heeft. Er zijn genoeg oudere werknemers die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd meteen over kunnen schakelen op vrijwilligerswerk in het verpleeghuis waar hun hoogbejaarde (schoon)ouders zijn opgenomen. De kunst is dus om vooral niet te hard te werken en zoveel mogelijk te genieten van alle rustmomenten en geluksmomenten in elke levensfase nou eenmaal óók te bieden heeft.
donderdag 14 april 2016
De auto waarin je rijdt is altijd een statussymbool. Altijd
Elke zaterdag koop ik, bovenop de drie kranten waar ik al op geabonneerd ben, de weekendeditie van het Financieele Dagblad. Naast de bijdrage van Erica Verdegaal lees ik altijd trouw de rubriek waarin autobezitters vertellen waarom ze juist voor dat ene merk hebben gekozen. Deze week stond er een zakenman in met een BMW van 150.000 euro die vertelde dat hij helemaal niet hecht aan status. Misschien zou hij een eerlijker antwoord geven - of in ieder geval een andere conclusie trekken - als hij het komende kwartaal voor de lol eens met mij zou ruilen. Een auto is nou eenmaal een statussymbool bij uitstek, zelfs als je in een oud exemplaar rijdt van 2000 euro.
Tot zaterdag wist ik niet eens dat er zoiets bestond als een BMW i8, want mijn dagen als autojournalist liggen alweer ver achter me. Ik ben ook nooit een echte autoliefhebber geweest, al kon ik oprecht genieten van een cabrio met mooi weer of een vierwielaangedreven pick-up in de modder. Ik heb in elektrische auto's gereden, in hybrides, in een Seat die 250 kom/u haalde en in een Kia waarmee je met één volle tank de Poolse grens kon bereiken. Zo weet ik dat je in een zwarte SUV ook voorrang krijgt als je van links komt en dat sommige jonge vrouwen je ineens weer zien staan als je in een Hummer zit.
Tegelijk reed ik in die tijd zelf in een gele Fiat Panda diesel. Dat zeg ik niet om mezelf beter voor te doen, maar om aan te geven dat dat óók een keuze is die iets zegt over mijn persoonlijkheid. De kleur was toeval, maar die Panda was zowel zuinig (1 op 22) als functioneel (er pasten drie racefietsen in met de achterbank omlaag geklapt). Inmiddels rijd ik tot volle tevredenheid in een tien jaar oude Suzuki Alto die ik spottend wel eens een overdekte fiets noem. Hij is ook nog eens grijs, dus er is kraak noch smaak aan en achterliggende automobilisten zullen waarschijnlijk denken met een vrouw van doen te hebben of een echte gepensioneerde.
Maar goed: op internet zag ik dat het bij deze BMWi8 om een hybride gaat: een benzinemotor met een accu die goed is voor een kilometer of 35. Niemand controleert of je hem ooit oplaadt, maar hij heeft slechts 15% bijtelling bij zakelijk gebruik. De topsnelheid is 250 km/u en de aanschafprijs is bijna net zo hoog als de hypotheek waar ik in 2008 mee begon toen ik ging aflossen. Het is ook nog eens een zeldzaamheid op de weg, dus het is een blikvanger van jewelste. Met een acceleratie van minder dan 5 seconden tot 100, zul je als automobilist het gevoel hebben dat je bij elk stoplicht wordt gelanceerd in een baan om de aarde.
Omdat hij semi-elektrisch is en een lage bijtelling, staat hij volgens de eigenaar te boek als groen. Dat laat nog eens zien wat een rare poppenkast dat hele duurzaamheidscircus is geworden. Je kunt bij een klant komen voorrijden en heel milieubewust je Mitsubishi Outlander PHEV aan de laadpaal hangen, terwijl het pas écht goed voor de planeet is om de fiets te pakken of de trein. Er zijn ook nog wel auto's te bedenken die een stuk bescheidener zijn en veel beter scoren qua verbruik, nog los van het feit dat die auto ook best een deelauto kan zijn.
Natuurlijk heb je als ondernemer en als bedrijf te maken met je imago en zul je dáár je autokeuze op afstemmen. Dan maakt het ook helemaal niet uit wat je daar zelf van vindt, maar telt alleen de publieke opinie en de grootste gemene deler. Om die reden wordt het hoog tijd om die hele kerstboom vol flauwekulmoezen langzaam af te tuigen en eens écht te kijken hoe we dit systeem met z'n allen op een duurzame manier kunnen inrichten. Nu is milieubewustzijn vaak louter cosmetisch van aard en compenseert het foute keuzes zonder stil te staan bij de vraag of je ook een andere keuze zou kunnen maken.
Het interview in het FD wordt wel heel gratuit - of onbedoeld humoristisch - als de eigenaar van de BMWi8 aangeeft dat deze auto niet zijn status bepaalt, omdat hij is wie hij is. Dat is leuk gezegd, maar ik ben heel benieuwd wat zijn antwoord over drie maanden zou zijn als we voor de aardigheid eens een kwartaal van vervoermiddel zouden ruilen. Als ik een auto van 1,5 ton zou parkeren voor mijn huis, zou dat alles ondergraven wat ik in mijn laatste vijf boeken heb geschreven. Omgekeerd zou hij totaal voor aap staan als hij in mijn Alto bij klanten arriveerde en het slachtoffer worden van mobbing op verjaardagen. Je bent nou eenmaal wat je rijdt. Altijd.
Tot zaterdag wist ik niet eens dat er zoiets bestond als een BMW i8, want mijn dagen als autojournalist liggen alweer ver achter me. Ik ben ook nooit een echte autoliefhebber geweest, al kon ik oprecht genieten van een cabrio met mooi weer of een vierwielaangedreven pick-up in de modder. Ik heb in elektrische auto's gereden, in hybrides, in een Seat die 250 kom/u haalde en in een Kia waarmee je met één volle tank de Poolse grens kon bereiken. Zo weet ik dat je in een zwarte SUV ook voorrang krijgt als je van links komt en dat sommige jonge vrouwen je ineens weer zien staan als je in een Hummer zit.
Tegelijk reed ik in die tijd zelf in een gele Fiat Panda diesel. Dat zeg ik niet om mezelf beter voor te doen, maar om aan te geven dat dat óók een keuze is die iets zegt over mijn persoonlijkheid. De kleur was toeval, maar die Panda was zowel zuinig (1 op 22) als functioneel (er pasten drie racefietsen in met de achterbank omlaag geklapt). Inmiddels rijd ik tot volle tevredenheid in een tien jaar oude Suzuki Alto die ik spottend wel eens een overdekte fiets noem. Hij is ook nog eens grijs, dus er is kraak noch smaak aan en achterliggende automobilisten zullen waarschijnlijk denken met een vrouw van doen te hebben of een echte gepensioneerde.
Maar goed: op internet zag ik dat het bij deze BMWi8 om een hybride gaat: een benzinemotor met een accu die goed is voor een kilometer of 35. Niemand controleert of je hem ooit oplaadt, maar hij heeft slechts 15% bijtelling bij zakelijk gebruik. De topsnelheid is 250 km/u en de aanschafprijs is bijna net zo hoog als de hypotheek waar ik in 2008 mee begon toen ik ging aflossen. Het is ook nog eens een zeldzaamheid op de weg, dus het is een blikvanger van jewelste. Met een acceleratie van minder dan 5 seconden tot 100, zul je als automobilist het gevoel hebben dat je bij elk stoplicht wordt gelanceerd in een baan om de aarde.
Omdat hij semi-elektrisch is en een lage bijtelling, staat hij volgens de eigenaar te boek als groen. Dat laat nog eens zien wat een rare poppenkast dat hele duurzaamheidscircus is geworden. Je kunt bij een klant komen voorrijden en heel milieubewust je Mitsubishi Outlander PHEV aan de laadpaal hangen, terwijl het pas écht goed voor de planeet is om de fiets te pakken of de trein. Er zijn ook nog wel auto's te bedenken die een stuk bescheidener zijn en veel beter scoren qua verbruik, nog los van het feit dat die auto ook best een deelauto kan zijn.
Natuurlijk heb je als ondernemer en als bedrijf te maken met je imago en zul je dáár je autokeuze op afstemmen. Dan maakt het ook helemaal niet uit wat je daar zelf van vindt, maar telt alleen de publieke opinie en de grootste gemene deler. Om die reden wordt het hoog tijd om die hele kerstboom vol flauwekulmoezen langzaam af te tuigen en eens écht te kijken hoe we dit systeem met z'n allen op een duurzame manier kunnen inrichten. Nu is milieubewustzijn vaak louter cosmetisch van aard en compenseert het foute keuzes zonder stil te staan bij de vraag of je ook een andere keuze zou kunnen maken.
Het interview in het FD wordt wel heel gratuit - of onbedoeld humoristisch - als de eigenaar van de BMWi8 aangeeft dat deze auto niet zijn status bepaalt, omdat hij is wie hij is. Dat is leuk gezegd, maar ik ben heel benieuwd wat zijn antwoord over drie maanden zou zijn als we voor de aardigheid eens een kwartaal van vervoermiddel zouden ruilen. Als ik een auto van 1,5 ton zou parkeren voor mijn huis, zou dat alles ondergraven wat ik in mijn laatste vijf boeken heb geschreven. Omgekeerd zou hij totaal voor aap staan als hij in mijn Alto bij klanten arriveerde en het slachtoffer worden van mobbing op verjaardagen. Je bent nou eenmaal wat je rijdt. Altijd.
woensdag 13 april 2016
Boven de 50 moet je jezelf opnieuw zien uit te vinden
Vanmorgen werd nog eens bewezen dat je je bij het ontbijt niet moet verschuilen achter die ene ochtendkrant die het altijd met je eens is, maar dat je alles moet lezen wat los en vast zit. De losse puzzelstukjes die mij verder helpen - en die me vaak aan het denken zetten of op een bepaald spoor zetten - kun je overal tegenkomen: in romans, in tijdschriften, in columns, bij de ingezonden brieven. De eerste keer dat ik vandaag naar mijn pen greep, was om iets te onderstrepen in de column van Catherine Keyl in De Telegraaf. Voor sommige mensen is die combinatie wellicht reden om gillend op de vlucht te slaan, terwijl zij vandaag de spijker op de kop slaat.
Net als veel mensen was ik geschokt toen ik hoorde van het overlijden van Wim Brands. Als schrijver keek ik graag naar zijn boekenprogramma en liet ik me ook door zijn keuze leiden. Zo kocht ik de roman Een dag om aan de balk te spijkeren pas nadat hij de schrijver had uitgenodigd. Na zijn dood las ik alles wat er over zijn leven werd geschreven, maar pas bij een column van Aleid Truijens ging bij mij een lichtje branden. Daarin beschrijft ze hoe hij zich, terwijl hij voor de uitzending wordt gepoederd, zorgen maakt over zijn dunner wordende haar. Pas toen besefte ik wat mensen als Wim Brands, Joost Zwagerman en Rogi Wieg, behalve hun gevoeligheid voor depressies, nog méér met elkaar gemeen hadden: ze zijn allemaal even oud. Of beter gezegd: waren ongeveer even oud toen ze uit het leven stapten.
Catherine Keyl komt in haar column tot dezelfde slotsom, nadat een goede vriend van haar zichzelf van het leven heeft beroofd. Ze schrijft dat ze haar zieleroerselen nauwelijks op papier durft te zetten, omdat het een uiterst delicaat onderwerp is waarbij je snel iets verkeerd zegt. Tegelijk denk ik dat er sprake is van een patroon, want eenmaal boven de vijftig verandert er iets in het leven van een mens. Dat is taboe in een wereld waarin alles draagt om jeugdigheid en we krampachtig het beeld in stand proberen te houden van vitale vijftigers. Toch merk je vanaf die leeftijd dat je langzaam maar zeker naar de periferie verdwijnt.
Catherine Keyl signaleert een verband dat frappant genoeg is om verder uit te diepen, maar waagt zich om begrijpelijke redenen niet aan speculaties. Toch verdient dit onderwerp meer aandacht, juist omdat het volgens mij meer is dan toeval. In Elsevier vertelde pensioendeskundige Martin Pikaart onlangs dat hij op zijn 47ste "op de helft is" van zijn werkzame leven. Puur getalsmatig klopt dat als hij op zijn 26ste is begonnen met werken en pas op zijn 68ste voor het eerst AOW krijgt. Tegelijk zal hij over een paar jaar merken dat je perspectief verandert wanneer je de vijftig bent gepasseerd en misschien ook wel je zelfbeeld. Het is dus niet uitgesloten dat je als mens je levenslange strijd tegen je depressies verliest op het moment dat je beseft dat je de strijd tegen ouder worden en lichamelijk verval ook niet kunt winnen.
Misschien voel je je ook wel sterker zolang je in de spiegel iemand ziet die fit oogt en al zijn haar nog heeft. Er is een direct verband tussen fysieke kracht en geestelijke weerbaarheid, dus je wordt automatisch kwetsbaarder wanneer je lichaam langzaam maar zeker zijn jeugdige kwaliteiten verliest. Tegelijk met de elasticiteit van je huid, verdwijnt ook de elasticiteit in je hoofd. Boven de vijftig moet je jezelf dus opnieuw zien uit te vinden, of in ieder geval herijken. Dat is voor iedereen een lastig proces en al helemaal wanneer je het leven altijd al hebt gezien als een worsteling.
Net als veel mensen was ik geschokt toen ik hoorde van het overlijden van Wim Brands. Als schrijver keek ik graag naar zijn boekenprogramma en liet ik me ook door zijn keuze leiden. Zo kocht ik de roman Een dag om aan de balk te spijkeren pas nadat hij de schrijver had uitgenodigd. Na zijn dood las ik alles wat er over zijn leven werd geschreven, maar pas bij een column van Aleid Truijens ging bij mij een lichtje branden. Daarin beschrijft ze hoe hij zich, terwijl hij voor de uitzending wordt gepoederd, zorgen maakt over zijn dunner wordende haar. Pas toen besefte ik wat mensen als Wim Brands, Joost Zwagerman en Rogi Wieg, behalve hun gevoeligheid voor depressies, nog méér met elkaar gemeen hadden: ze zijn allemaal even oud. Of beter gezegd: waren ongeveer even oud toen ze uit het leven stapten.
Catherine Keyl komt in haar column tot dezelfde slotsom, nadat een goede vriend van haar zichzelf van het leven heeft beroofd. Ze schrijft dat ze haar zieleroerselen nauwelijks op papier durft te zetten, omdat het een uiterst delicaat onderwerp is waarbij je snel iets verkeerd zegt. Tegelijk denk ik dat er sprake is van een patroon, want eenmaal boven de vijftig verandert er iets in het leven van een mens. Dat is taboe in een wereld waarin alles draagt om jeugdigheid en we krampachtig het beeld in stand proberen te houden van vitale vijftigers. Toch merk je vanaf die leeftijd dat je langzaam maar zeker naar de periferie verdwijnt.
Catherine Keyl signaleert een verband dat frappant genoeg is om verder uit te diepen, maar waagt zich om begrijpelijke redenen niet aan speculaties. Toch verdient dit onderwerp meer aandacht, juist omdat het volgens mij meer is dan toeval. In Elsevier vertelde pensioendeskundige Martin Pikaart onlangs dat hij op zijn 47ste "op de helft is" van zijn werkzame leven. Puur getalsmatig klopt dat als hij op zijn 26ste is begonnen met werken en pas op zijn 68ste voor het eerst AOW krijgt. Tegelijk zal hij over een paar jaar merken dat je perspectief verandert wanneer je de vijftig bent gepasseerd en misschien ook wel je zelfbeeld. Het is dus niet uitgesloten dat je als mens je levenslange strijd tegen je depressies verliest op het moment dat je beseft dat je de strijd tegen ouder worden en lichamelijk verval ook niet kunt winnen.
Misschien voel je je ook wel sterker zolang je in de spiegel iemand ziet die fit oogt en al zijn haar nog heeft. Er is een direct verband tussen fysieke kracht en geestelijke weerbaarheid, dus je wordt automatisch kwetsbaarder wanneer je lichaam langzaam maar zeker zijn jeugdige kwaliteiten verliest. Tegelijk met de elasticiteit van je huid, verdwijnt ook de elasticiteit in je hoofd. Boven de vijftig moet je jezelf dus opnieuw zien uit te vinden, of in ieder geval herijken. Dat is voor iedereen een lastig proces en al helemaal wanneer je het leven altijd al hebt gezien als een worsteling.
dinsdag 12 april 2016
Als je versneld gaat aflossen raakt je leven in een stroomversnelling
Toen ik in oktober 2008 besloot om versneld mijn aflossingsvrije hypotheek te gaan aflossen, was ik alleen maar bezig met het maken van berekeningen. Wat ik toen nog beschouwde als een simpele administratieve handeling, bleek het startschot van een heel ander leven. Dat werkt zo: wie gaat aflossen, zet de nooduitgang op een kier en ziet heel in de verte ineens een streepje licht. Bovendien blijkt er een magische werking uit te gaan van het zetten van een stip op de horizon. Je leven krijgt niet alleen richting, al je inspanningen leiden ook als vanzelf tot het gewenste resultaat.
Vaak wordt gevraagd waarom we toen zijn begonnen met aflossen. Daar kan ik verschillende redenen voor aanvoeren, al was het in eerste instantie - en in de eerste plaats - een bijna instinctieve beslissing die vanaf het eerste moment goed voelde. De wereldwijde economische crisis speelde een rol, maar ook de crisis in tijdschriftenland. Ik wist nog niet dat er amper een paar maanden later een reorganisatie op mijn werk plaats zou vinden, maar ik wist wel dat zowel de verkoopcijfers als de advertentie-inkomsten sterk terugliepen.
Die eerste reorganistatie overleefde ik ternauwernood, waardoor ik nóg fanatieker ben gaan aflossen. Mijn voornaamste doel was: het gehele aflossingsvrije deel van de hypotheek (= 80.000 euro) aflossen voordat ik óók op straat zou komen te staan. Dat lukte door superzuinig te leven én keihard te werken aan het maandblad dat voor mijn salaris garant stond. Tussendoor slaagden we er zelfs in om een stuk weiland achter ons huis te kopen zonder daarvoor een cent te hoeven lenen (hoewel er daarna ook letterlijk geen cent meer op onze spaarrekening stond).
Het toeval wil - en het is dus inderdaad maar de vraag of dat helemaal toevallig is - dat ik ontslagen werd op het moment dat we nét het hele aflossingsvrije deel van de hypotheek hadden weggewerkt. Dat laatste woord is niet zomaar gekozen: tot 2008 was ik alleen maar aan het werk (ook omdat ik er lol in had), maar vanaf het uitbreken van de kredietcrisis was ik ergens naartoe aan het werken. Eerst dacht ik alleen maar aan het aflossen van onze hypotheekschuld, later kwam daar het plan bij om eerder te stoppen met werken. Met elke nieuwe aflossing ging de deur van de nooduitgang namelijk nog iets verder open en begon ik ándere rekensommetjes te maken.
Zo had ik bedacht dat ik de periode tussen mijn 55ste en mijn 60ste zou proberen te overbruggen met behulp van spaargeld. Het plan was om mezelf elke maand 1000 euro uit te keren als een soort "basisinkomen", ook om te zien hoe het is om een dergelijke uitkering te krijgen zonder dat er enige tegenprestatie tegenover staat. Dat experiment begint op 1 mei a.s. maar het begon met een leeg spaarpotje en - wederom - een stip op de horizon. Nu is het bijna mei en heb ik het streefbedrag ook bijna tot op de komma nauwkeurig bereikt. Het komt zelfs zó precies uit dat ik weiger te geloven dat dat zomaar zo is.
Ik denk dat het zo werkt: als je naar een duidelijk doel toewerkt, dan zorg je er op de een of andere manier ook voor dat het uitkomt (een beetje zoals in het boek The Secret). Nu ik die 60.000 euro bij elkaar heb weten te sprokkelen - door net zo zuinig te leven als toen we fanatiek aan het aflossen waren - vraag ik me serieus af of ik misschien "maar" 50.000 euro bij elkaar had gespaard als dat het streefbedrag was geweest of zelf nog méér als ik de lat hoger had gelegd. Dat is iets om over na te denken, al weet ik wel dat je je doelen pas bereikt als je die doelen vooraf duidelijk hebt geformuleerd.
Vaak wordt gevraagd waarom we toen zijn begonnen met aflossen. Daar kan ik verschillende redenen voor aanvoeren, al was het in eerste instantie - en in de eerste plaats - een bijna instinctieve beslissing die vanaf het eerste moment goed voelde. De wereldwijde economische crisis speelde een rol, maar ook de crisis in tijdschriftenland. Ik wist nog niet dat er amper een paar maanden later een reorganisatie op mijn werk plaats zou vinden, maar ik wist wel dat zowel de verkoopcijfers als de advertentie-inkomsten sterk terugliepen.
Die eerste reorganistatie overleefde ik ternauwernood, waardoor ik nóg fanatieker ben gaan aflossen. Mijn voornaamste doel was: het gehele aflossingsvrije deel van de hypotheek (= 80.000 euro) aflossen voordat ik óók op straat zou komen te staan. Dat lukte door superzuinig te leven én keihard te werken aan het maandblad dat voor mijn salaris garant stond. Tussendoor slaagden we er zelfs in om een stuk weiland achter ons huis te kopen zonder daarvoor een cent te hoeven lenen (hoewel er daarna ook letterlijk geen cent meer op onze spaarrekening stond).
Het toeval wil - en het is dus inderdaad maar de vraag of dat helemaal toevallig is - dat ik ontslagen werd op het moment dat we nét het hele aflossingsvrije deel van de hypotheek hadden weggewerkt. Dat laatste woord is niet zomaar gekozen: tot 2008 was ik alleen maar aan het werk (ook omdat ik er lol in had), maar vanaf het uitbreken van de kredietcrisis was ik ergens naartoe aan het werken. Eerst dacht ik alleen maar aan het aflossen van onze hypotheekschuld, later kwam daar het plan bij om eerder te stoppen met werken. Met elke nieuwe aflossing ging de deur van de nooduitgang namelijk nog iets verder open en begon ik ándere rekensommetjes te maken.
Zo had ik bedacht dat ik de periode tussen mijn 55ste en mijn 60ste zou proberen te overbruggen met behulp van spaargeld. Het plan was om mezelf elke maand 1000 euro uit te keren als een soort "basisinkomen", ook om te zien hoe het is om een dergelijke uitkering te krijgen zonder dat er enige tegenprestatie tegenover staat. Dat experiment begint op 1 mei a.s. maar het begon met een leeg spaarpotje en - wederom - een stip op de horizon. Nu is het bijna mei en heb ik het streefbedrag ook bijna tot op de komma nauwkeurig bereikt. Het komt zelfs zó precies uit dat ik weiger te geloven dat dat zomaar zo is.
Ik denk dat het zo werkt: als je naar een duidelijk doel toewerkt, dan zorg je er op de een of andere manier ook voor dat het uitkomt (een beetje zoals in het boek The Secret). Nu ik die 60.000 euro bij elkaar heb weten te sprokkelen - door net zo zuinig te leven als toen we fanatiek aan het aflossen waren - vraag ik me serieus af of ik misschien "maar" 50.000 euro bij elkaar had gespaard als dat het streefbedrag was geweest of zelf nog méér als ik de lat hoger had gelegd. Dat is iets om over na te denken, al weet ik wel dat je je doelen pas bereikt als je die doelen vooraf duidelijk hebt geformuleerd.
maandag 11 april 2016
Fanatiek baantjes zwemmen levert niet automatisch een baan op
Natuurlijk kunnen werkloze vijftigplussers wel een beetje peptalk gebruiken. Wie zich als ontslagen werknemer suf solliciteert en steeds maar te horen krijgt dat hij "niet in het profiel past", loopt een grote kans dat hij verbitterd raakt of ontmoedigd. Sporten kan dan helpen om je een goed gevoel te bezorgen, maar levert niet automatisch een baan op. Want ook ambassadeur John de Wolf kan de vacatures niet even uit zijn mouw schudden. Daarom lijkt ook dit konijn uit de hoge hoed meer op een schijnbeweging dan een structurele oplossing.
Laat ik voorop stellen dat ik goed begrijp waarom minister Asscher zijn oog op John de Wolf heeft laten vallen. Niet alleen is de ex-voetballer een innemende persoonlijkheid, hij is ook de personificatie van een vijftiger die blaakt van gezondheid en geen uitdaging uit de weg gaat. Ik ken De Wolf niet persoonlijk, maar heb hem wel een keer geïnterviewd toen hij Feyenoord verruild had voor een Britse club. Ook daar werd hij in korte tijd zo populair dat het leek of Wolverhampton speciaal naar hém was vernoemd. Zijn Rotterdamse supporters waren zo trouw dat ze hem per bus achterna reisden om hun idool nog een keer te kunnen zien spelen. Als ik aan John de Wolf denk, dan denk ik aan die busreis en aan zijn openhartigheid. Want tijdens het interview biechtte hij op dat er snel een einde zou komen aan zijn Britse avontuur als zijn vrouw last kreeg van heimwee. Zijn leven draaide niet alleen om hem, maar ook om zijn gezin.
Je kunt je dus geen betere coach wensen als werkloze vijftiger, al zal er waarschijnlijk meer voor nodig zijn dan dit om ook de arbeidsmarkt in beweging te krijgen. Toch heeft hij helemaal gelijk: wie gaat sporten, ziet niet alleen zijn conditie met sprongen vooruit gaan maar ook zijn weerbaarheid en zijn zelfvertrouwen. Het heeft geen nut om op de bank te gaan zitten mokken, zelfs niet als je nooit meer aan de bak komt. Sport is een gezonde hobby, dus wie graag fietst of hardloopt heeft automatisch een doel in het leven en zal zich niet snel vervelen. Bij sollicitatiegesprekken - als je al zover weet te komen - maak je als sporter een veel vitalere indruk en dat kan net de doorslag geven. Alleen gaat dat dan wel ten koste van een andere vijftiger die zich iets minder makkelijk laat motiveren.
Dat is dus een beetje een instinker. Daarnaast is dat enthousiaste praatje over vitale vijftigers precies wat het is: peptalk. Nachtdiensten kunnen het werk extra zwaar maken en dat geldt zeker voor de hierboven afgebeelde buschauffeur die tijdens zijn werk door twee gewapende mannen is beroofd van wat kleingeld. Zijn verhaal stond afgelopen zaterdag in Trouw, op dezelfde dag dat John de Wolf zich in het AD voorstelde als ambassadeur van oudere werklozen. Als je zoiets traumatisch hebt meegemaakt als buschauffeur, leef je daarna voortdurend in angst en daar komt - naast de gewone werkdruk - nog de ergernis bij over zwartrijders en onbeschoft gedrag. Hoe deze 56-jarige man de komende twaalf jaar heelhuids door moet komen is me dan ook een raadsel, nog los van de vraag hoe hij er dan lichamelijk en geestelijk aan toe is. Anders gezegd: je gunt hem geen baan, maar een lintje voor zijn moedige gedrag (hij weigerde namelijk zijn geldlade af te staan) en een welverdiende VUT.
Dat is meteen ook de tweede instinker. De enthousiaste verhalen over werkloze vijftigers maskeren namelijk de problemen waar werkende zéstigers tegenaan lopen. Op papier is de pensioengerechtigde leeftijd met twee jaar verhoogd, maar in de praktijk werken mensen tegenwoordig vaak zeven jaar langer. Ik ben nu een boek aan het lezen van Cisca Dresselhuys uit 2011 waarin staat dat je in die tijd een bezienswaardigheid was als je nog werkte op je 63ste. In amper een paar jaar tijd is die situatie totaal omgedraaid, zonder dat we ons als samenleving afvragen of dat wel een haalbare kaart is. Het is een troostrijke gedachte dat John de Wolf straks bij de finish op je staat te wachten met een bos bloemen, maar de kans bestaat dat je dan helemaal op bent en totaal geen puf meer hebt om in de kantine nog even gezellig bij te kletsen.
Laat ik voorop stellen dat ik goed begrijp waarom minister Asscher zijn oog op John de Wolf heeft laten vallen. Niet alleen is de ex-voetballer een innemende persoonlijkheid, hij is ook de personificatie van een vijftiger die blaakt van gezondheid en geen uitdaging uit de weg gaat. Ik ken De Wolf niet persoonlijk, maar heb hem wel een keer geïnterviewd toen hij Feyenoord verruild had voor een Britse club. Ook daar werd hij in korte tijd zo populair dat het leek of Wolverhampton speciaal naar hém was vernoemd. Zijn Rotterdamse supporters waren zo trouw dat ze hem per bus achterna reisden om hun idool nog een keer te kunnen zien spelen. Als ik aan John de Wolf denk, dan denk ik aan die busreis en aan zijn openhartigheid. Want tijdens het interview biechtte hij op dat er snel een einde zou komen aan zijn Britse avontuur als zijn vrouw last kreeg van heimwee. Zijn leven draaide niet alleen om hem, maar ook om zijn gezin.
Je kunt je dus geen betere coach wensen als werkloze vijftiger, al zal er waarschijnlijk meer voor nodig zijn dan dit om ook de arbeidsmarkt in beweging te krijgen. Toch heeft hij helemaal gelijk: wie gaat sporten, ziet niet alleen zijn conditie met sprongen vooruit gaan maar ook zijn weerbaarheid en zijn zelfvertrouwen. Het heeft geen nut om op de bank te gaan zitten mokken, zelfs niet als je nooit meer aan de bak komt. Sport is een gezonde hobby, dus wie graag fietst of hardloopt heeft automatisch een doel in het leven en zal zich niet snel vervelen. Bij sollicitatiegesprekken - als je al zover weet te komen - maak je als sporter een veel vitalere indruk en dat kan net de doorslag geven. Alleen gaat dat dan wel ten koste van een andere vijftiger die zich iets minder makkelijk laat motiveren.
Dat is dus een beetje een instinker. Daarnaast is dat enthousiaste praatje over vitale vijftigers precies wat het is: peptalk. Nachtdiensten kunnen het werk extra zwaar maken en dat geldt zeker voor de hierboven afgebeelde buschauffeur die tijdens zijn werk door twee gewapende mannen is beroofd van wat kleingeld. Zijn verhaal stond afgelopen zaterdag in Trouw, op dezelfde dag dat John de Wolf zich in het AD voorstelde als ambassadeur van oudere werklozen. Als je zoiets traumatisch hebt meegemaakt als buschauffeur, leef je daarna voortdurend in angst en daar komt - naast de gewone werkdruk - nog de ergernis bij over zwartrijders en onbeschoft gedrag. Hoe deze 56-jarige man de komende twaalf jaar heelhuids door moet komen is me dan ook een raadsel, nog los van de vraag hoe hij er dan lichamelijk en geestelijk aan toe is. Anders gezegd: je gunt hem geen baan, maar een lintje voor zijn moedige gedrag (hij weigerde namelijk zijn geldlade af te staan) en een welverdiende VUT.
Dat is meteen ook de tweede instinker. De enthousiaste verhalen over werkloze vijftigers maskeren namelijk de problemen waar werkende zéstigers tegenaan lopen. Op papier is de pensioengerechtigde leeftijd met twee jaar verhoogd, maar in de praktijk werken mensen tegenwoordig vaak zeven jaar langer. Ik ben nu een boek aan het lezen van Cisca Dresselhuys uit 2011 waarin staat dat je in die tijd een bezienswaardigheid was als je nog werkte op je 63ste. In amper een paar jaar tijd is die situatie totaal omgedraaid, zonder dat we ons als samenleving afvragen of dat wel een haalbare kaart is. Het is een troostrijke gedachte dat John de Wolf straks bij de finish op je staat te wachten met een bos bloemen, maar de kans bestaat dat je dan helemaal op bent en totaal geen puf meer hebt om in de kantine nog even gezellig bij te kletsen.
vrijdag 8 april 2016
Zo geef ik letterlijk een nieuwe draai aan mijn leven
Afgelopen maandag werd ik thuis geïnterviewd door een verslaggever van Radio 1 die vragend zijn wenkbrauwen optrok, toen ik vertelde dat ik in december een splinternieuwe draaitafel had gekocht van 400 euro. Blijkbaar vindt iedereen het doodnormaal dat je 60.000 euro bij elkaar spaart om jezelf vijf jaar lang 1000 euro per maand uit te kunnen keren, maar is het in strijd met de voorschriften als je er een simpele levensstijl op nahoudt en bij wijze van uitzondering eens iets nieuws koopt. Bij aankoop kon ik ook nog niet vermoeden dat hij aan mijn plakbandpensioen een geheel nieuwe draai zou geven.
In het plakbandpensioen maak ik verschillende woordspelingen, al is het maar omdat ik ervoor waarschuw dat het natuurlijk geen klapbandpensioen mag worden. Wie een pensioengat van 15 jaar moet zien te overbruggen, loopt per definitie op een wiebelend koord over een diep pensioengat. Het gaat om passen en meten, maar ook om improviseren en aanpassen en je evenwicht bewaren. Een plakbandpensioen is een hapsnappensioen dat uit allerlei losse onderdelen bestaat en onderweg voortdurend moet worden bijgesteld.
Door al dat knip- en plakwerk zou je bijna vergeten dat het ook nog een nieuw begin is, een frisse start die de kans biedt jezelf opnieuw uit te vinden of te verrassen. Het is nu amper nog voorstelbaar, maar een kwartaal geleden dacht ik serieus dat ik cd's zou blijven kopen tot mijn dood en langspeelplaten zou blijven zien als iets wat ik lang geleden definitief had afgezworen. Ik kende in mijn omgeving wel mensen die nog steeds elpees draaiden of daar weer mee waren begonnen, maar had er geen enkel gevoel bij, of het zou iets meewarigs moeten zijn.
Zo zou je ook een meewarig gevoel kunnen hebben bij het zien van de hoes van deze plaat, die afgelopen dinsdag werd bezorgd door de postbode. Johnny Moped was erbij toen de punkrevolutie in 1976 losbarstte (sterker: hij zat al in bandjes sinds 1974), nu is hij een opa zonder kleinkinderen met een mouwloos jack dat rechtstreeks uit het punkmuseum lijkt te komen. Sneu of niet, met zijn spetterende nieuwe album op gifgroen vinyl maakt hij voor mij de cirkel in de meest letterlijke zin rond. Dit bedoel ik dus als ik in Het plakbandpensioen schrijf ik dat het in mijn geval ook een beetje een punkbandpensioen is.
Ik zeg in interviews vaak dat ik tegenwoordig leef als een student, maar toch ontbrak er nog één belangrijk ingrediënt dat net zo belangrijk is als chilipoeder in de chili con carne. De eerste plaat die ik in 1979 kocht toen ik in Utrecht ging studeren, was Teenage Warning van de Angelic Upstarts. De eerste nieuwe plaat (als in: niet gebruikte, pas verschenen en net opgenomen plaat) die ik kocht na de aankoop van mijn platenspeler is Billingdon Bastards uit 2015 van diezelfde band op knalrood vinyl. Zo komen heden en verleden prachtig bij elkaar en heb ik eens te meer het gevoel dat mijn werkzame leven slechts een onderbreking is geweest van het echte leven.
In het plakbandpensioen maak ik verschillende woordspelingen, al is het maar omdat ik ervoor waarschuw dat het natuurlijk geen klapbandpensioen mag worden. Wie een pensioengat van 15 jaar moet zien te overbruggen, loopt per definitie op een wiebelend koord over een diep pensioengat. Het gaat om passen en meten, maar ook om improviseren en aanpassen en je evenwicht bewaren. Een plakbandpensioen is een hapsnappensioen dat uit allerlei losse onderdelen bestaat en onderweg voortdurend moet worden bijgesteld.
Door al dat knip- en plakwerk zou je bijna vergeten dat het ook nog een nieuw begin is, een frisse start die de kans biedt jezelf opnieuw uit te vinden of te verrassen. Het is nu amper nog voorstelbaar, maar een kwartaal geleden dacht ik serieus dat ik cd's zou blijven kopen tot mijn dood en langspeelplaten zou blijven zien als iets wat ik lang geleden definitief had afgezworen. Ik kende in mijn omgeving wel mensen die nog steeds elpees draaiden of daar weer mee waren begonnen, maar had er geen enkel gevoel bij, of het zou iets meewarigs moeten zijn.
Zo zou je ook een meewarig gevoel kunnen hebben bij het zien van de hoes van deze plaat, die afgelopen dinsdag werd bezorgd door de postbode. Johnny Moped was erbij toen de punkrevolutie in 1976 losbarstte (sterker: hij zat al in bandjes sinds 1974), nu is hij een opa zonder kleinkinderen met een mouwloos jack dat rechtstreeks uit het punkmuseum lijkt te komen. Sneu of niet, met zijn spetterende nieuwe album op gifgroen vinyl maakt hij voor mij de cirkel in de meest letterlijke zin rond. Dit bedoel ik dus als ik in Het plakbandpensioen schrijf ik dat het in mijn geval ook een beetje een punkbandpensioen is.
Ik zeg in interviews vaak dat ik tegenwoordig leef als een student, maar toch ontbrak er nog één belangrijk ingrediënt dat net zo belangrijk is als chilipoeder in de chili con carne. De eerste plaat die ik in 1979 kocht toen ik in Utrecht ging studeren, was Teenage Warning van de Angelic Upstarts. De eerste nieuwe plaat (als in: niet gebruikte, pas verschenen en net opgenomen plaat) die ik kocht na de aankoop van mijn platenspeler is Billingdon Bastards uit 2015 van diezelfde band op knalrood vinyl. Zo komen heden en verleden prachtig bij elkaar en heb ik eens te meer het gevoel dat mijn werkzame leven slechts een onderbreking is geweest van het echte leven.
donderdag 7 april 2016
Rara: ik heb een pensioengat maar geen pensioentekort
Door alle sombere berichten in de media, ga je er bij voorbaat vanuit dat je er na je pensioendatum fors op achteruit gaat in inkomen. In veel gevallen zal dat ook zo zijn, maar tegelijk moet je er als werknemers voor oppassen dat je niet te veel pensioen bij elkaar spaart. Om die reden is het verstandig om regelmatig even in te loggen op mijnpensioenoverzicht om te kijken naar de laatste stand van zaken. Deze website is inmiddels zo ingericht dat je als tweeverdieners in één oogopslag kunt zien op welk bedrag je straks sámen kunt rekenen. Vervolgens is het inderdaad alleen nog maar een kwestie van rekenen.
De afgelopen jaren heb ik deze website zo vaak bezocht dat ik het wachtwoord van mijn DigiD inmiddels kan dromen. Gebruiksgemak en functionaliteit van deze website zijn de afgelopen tijd sterk verbeterd, waardoor je een steeds beter en duidelijker beeld krijgt van je toekomstige financiële situatie. Zo kun je nu precies zien op welke leeftijd je welk bedrag krijgt. Natuurlijk gaat het om schattingen, zeker bij de berekening van netto bedragen, maar zo krijg je toch een aardige indruk.
Sinds ik niet meer in loondienst ben, bouw ik geen aanvullend pensioen meer op. Uitgaande van een pensioengerechtigde leeftijd van 68 jaar, kom ik uit op een pensioenbreuk van een kleine zeventien jaar. Niet alleen moet ik vanaf nu nog ruim dertien jaar zien te overbruggen zonder inkomsten uit loondienst, ik loop ook meer dan vijftien jaar pensioenopbouw mis. Dat klinkt heel onheilspellend, maar is dat ook zo?
In mijn boeken schrijf ik dat ons gezinsinkomen de afgelopen jaren met ongeveer de helft is gedaald, terwijl mijn geluksgevoel is verdubbeld. Dat laatste laat zich natuurlijk lastig meten en in cijfers uitdrukken, maar dat eerste is een vaststaand feit. Kijkend naar mijn persoonlijke inkomen, zien de cijfers er op papier zelfs nog dramatischer uit. Met ingang van 1 mei keer ik mezelf een basisinkomen uit van 1000 euro netto per maand en dat is bijna 70% minder dan ik het laatste jaar in loondienst op mijn rekening kreeg gestort.
Op mijnpensioenovericht.nl kan ik zien dat ik vanaf mijn 62ste - de leeftijd waarop ik oorspronkelijk met prepensioen had moeten gaan - recht heb op 404 euro netto per maand. Alle regelingen voor een vroegpensioen zijn inmiddels afgeschaft, maar het bedrag dat ik daarvoor als werknemer bij elkaar had gespaard, krijg ik straks toch maandelijks uitgekeerd. Vierhonderd euro is niet veel, maar vandaag de dag zou ik daarmee in ieder geval onze energiekosten kunnen betalen én de ziektekostenpremie voor twee personen.
Een tweede meevaller is dat mijn aanvullend pensioen is ondergebracht bij een verzekeraar en daarom al tot uitkering komt op mijn 65ste verjaardag. Drie jaar voordat ik straks AOW ontvang, krijg ik dus al elke maand 897 euro overgemaakt, bijna net zoveel als de 1000 euro die ik mezelf nu betaal van mijn eigen spaargeld. Zo bezien hoef ik vanaf dit jaar dus maar tien jaar te overbruggen en krimpt mijn pensioengat automatisch met drie jaar.
Helemaal interessant wordt het als ik de cijfers van mijn echtgenote erbij betrek. De mogelijkheid om beide gegevens met elkaar te combineren, biedt mijnpersioenoverzicht pas sinds kort maar het is een heel handige tool. Niet alleen zie je zo direct wat je totale netto gezinsinkomen straks is, je kunt ook met één druk op de knop laten doorrekenen hoe je ervoor staat als een van beiden eerder mocht komen te overlijden.
Aangezien mijn vrouw twee jaar ouder is, ontvangt ze al AOW en aanvullend pensioen wanneer ik "pas" 65 ben. Daarmee springt ons gezinsinkomen in 2026 in één klap omhoog naar 2491 netto per maand, meer dan we nu hebben en ruim voldoende om van rond te komen. Tegen die tijd zijn we namelijk helemaal hypotheekvrij en moet ook mijn jongste zoon alle benodigde diploma's op zak hebben. Helemaal mooi wordt het echter pas twee jaar later als ik óók mijn AOW-datum bereik want dan hebben we samen recht op - schrik niet - 3300 euro per maand.
Niet alleen lijkt dat belachelijk veel geld, het zou nog veel belachelijker zijn geweest als ik na mijn 51ste verjaardag door was blijven gaan met het het opbouwen van aanvullend pensioen. Gemiddeld werk je als werknemer één dag per week voor je pensioen, terwijl dit voorbeeld laat zien dat je in sommige gevallen al ruim voor je AOW-datum genoeg bij elkaar hebt gespaard. Soms is langer doorwerken dus net zo zinloos als 10.000 euro reserveren voor het vervangen van een CV-ketel.
De afgelopen jaren heb ik deze website zo vaak bezocht dat ik het wachtwoord van mijn DigiD inmiddels kan dromen. Gebruiksgemak en functionaliteit van deze website zijn de afgelopen tijd sterk verbeterd, waardoor je een steeds beter en duidelijker beeld krijgt van je toekomstige financiële situatie. Zo kun je nu precies zien op welke leeftijd je welk bedrag krijgt. Natuurlijk gaat het om schattingen, zeker bij de berekening van netto bedragen, maar zo krijg je toch een aardige indruk.
Sinds ik niet meer in loondienst ben, bouw ik geen aanvullend pensioen meer op. Uitgaande van een pensioengerechtigde leeftijd van 68 jaar, kom ik uit op een pensioenbreuk van een kleine zeventien jaar. Niet alleen moet ik vanaf nu nog ruim dertien jaar zien te overbruggen zonder inkomsten uit loondienst, ik loop ook meer dan vijftien jaar pensioenopbouw mis. Dat klinkt heel onheilspellend, maar is dat ook zo?
In mijn boeken schrijf ik dat ons gezinsinkomen de afgelopen jaren met ongeveer de helft is gedaald, terwijl mijn geluksgevoel is verdubbeld. Dat laatste laat zich natuurlijk lastig meten en in cijfers uitdrukken, maar dat eerste is een vaststaand feit. Kijkend naar mijn persoonlijke inkomen, zien de cijfers er op papier zelfs nog dramatischer uit. Met ingang van 1 mei keer ik mezelf een basisinkomen uit van 1000 euro netto per maand en dat is bijna 70% minder dan ik het laatste jaar in loondienst op mijn rekening kreeg gestort.
Op mijnpensioenovericht.nl kan ik zien dat ik vanaf mijn 62ste - de leeftijd waarop ik oorspronkelijk met prepensioen had moeten gaan - recht heb op 404 euro netto per maand. Alle regelingen voor een vroegpensioen zijn inmiddels afgeschaft, maar het bedrag dat ik daarvoor als werknemer bij elkaar had gespaard, krijg ik straks toch maandelijks uitgekeerd. Vierhonderd euro is niet veel, maar vandaag de dag zou ik daarmee in ieder geval onze energiekosten kunnen betalen én de ziektekostenpremie voor twee personen.
Een tweede meevaller is dat mijn aanvullend pensioen is ondergebracht bij een verzekeraar en daarom al tot uitkering komt op mijn 65ste verjaardag. Drie jaar voordat ik straks AOW ontvang, krijg ik dus al elke maand 897 euro overgemaakt, bijna net zoveel als de 1000 euro die ik mezelf nu betaal van mijn eigen spaargeld. Zo bezien hoef ik vanaf dit jaar dus maar tien jaar te overbruggen en krimpt mijn pensioengat automatisch met drie jaar.
Helemaal interessant wordt het als ik de cijfers van mijn echtgenote erbij betrek. De mogelijkheid om beide gegevens met elkaar te combineren, biedt mijnpersioenoverzicht pas sinds kort maar het is een heel handige tool. Niet alleen zie je zo direct wat je totale netto gezinsinkomen straks is, je kunt ook met één druk op de knop laten doorrekenen hoe je ervoor staat als een van beiden eerder mocht komen te overlijden.
Aangezien mijn vrouw twee jaar ouder is, ontvangt ze al AOW en aanvullend pensioen wanneer ik "pas" 65 ben. Daarmee springt ons gezinsinkomen in 2026 in één klap omhoog naar 2491 netto per maand, meer dan we nu hebben en ruim voldoende om van rond te komen. Tegen die tijd zijn we namelijk helemaal hypotheekvrij en moet ook mijn jongste zoon alle benodigde diploma's op zak hebben. Helemaal mooi wordt het echter pas twee jaar later als ik óók mijn AOW-datum bereik want dan hebben we samen recht op - schrik niet - 3300 euro per maand.
Niet alleen lijkt dat belachelijk veel geld, het zou nog veel belachelijker zijn geweest als ik na mijn 51ste verjaardag door was blijven gaan met het het opbouwen van aanvullend pensioen. Gemiddeld werk je als werknemer één dag per week voor je pensioen, terwijl dit voorbeeld laat zien dat je in sommige gevallen al ruim voor je AOW-datum genoeg bij elkaar hebt gespaard. Soms is langer doorwerken dus net zo zinloos als 10.000 euro reserveren voor het vervangen van een CV-ketel.
woensdag 6 april 2016
Na ons pensioen gaan we er financieel zelfs flink op vooruit
Gisteren was ik te zien in het RTLZ-programma Money Talks dat een ware metamorfose heeft ondergaan sinds ik er voor het eerst te gast was. Het programma wordt niet langer vanuit de studio gepresenteerd, maar op locatie. En dus werd ik gefilmd terwijl ik aan de keukentafel achter de laptop zat en voor onze gasten ouderwetse filterkoffie inschonk. De hele uitzending was gewijd aan pensioenen en tussendoor zei presentatrice Elianne Kuepers iets héél interessants. Want moet ons verwachtingspatroon niet hoognodig worden bijgesteld als het gaat om het leven na onze pensioendatum?
Mijn plakbandpensioen gaat officieel pas écht in per 1 mei, maar in de uitzending werd ik al aangekondigd als "pensionado". Over ruim een maand word ik 55 en ga ik doen wat ik in Hypotheekvrij! uit 2012 al losjes opperde. Want met een afgelost huis is het vaak mogelijk om eerder te stoppen met werken, misschien zelfs wel tien jaar eerder. Daar betaal je echter wel een prijs voor, want die luxe camper kan ik wel vergeten en vanaf mijn 67ste ga ik ook geen dure cruises maken of maanden achtereen overwinteren in een warm land.
Mijn generatie heeft een valse start gemaakt door de arbeidsmarkt te betreden tijden een zware economische crisis met hoge (jeugd)werkloosheid. Tegelijk begonnen we aan ons arbeidzame leven met een vals, of in ieder geval verkeerd verwachtingspatroon. Niet alleen zouden we zo rond ons 58ste de deur van kantoor definitief achter ons dichttrekken, vanaf dat moment wachtte ons een Zwitserleven op een tropisch strand. In werkelijkheid moeten we doorwerken tot we 67 zijn (of ouder) en zou zelfs een weekje Zwitserland wel eens te duur kunnen blijken te zijn.
In die zin heeft Elianne Kuepers dus helemaal gelijk. In de eerste plaats moet je je serieus afvragen hoe fit en vitaal je straks nog bent als je straks eindelijk AOW ontvangt. In mijn geval is dat waarschijnlijk pas op het moment dat ik 67 jaar ben en 9 maanden (wat ik in mijn boeken alvast naar boven heb afgerond naar 68). Dat is op zich al een aardige leeftijd, maar mijn vrouw wordt in datzelfde jaar 70. Het kan best dat ze dan nog net zo levenslustig is als nu, maar in de krant wordt iemand van die leeftijd vaak al "bejaard" genoemd. Voor backpacken ben je dan sowieso te oud en onderweg zie ik zelden iemand van die leeftijd op een fiets zonder elektrische ondersteuning.
Vervolgens moet je ook eens goed kijken naar het financiële plaatje. In het gunstigste geval woon je als gepensioneerde in een hypotheekvrij huis, wonen je kinderen zelfstandig en zijn ze allang afgestudeerd. Met een bescheiden auto op de oprit en zonnepanelen op je dak, is je grootste kostenpost dan waarschijnlijk je ziektekostenpremie. Hoe dan ook heb je netto minder, misschien wel véél minder geld nodig dan in het spitsuur van je leven. Dat spitsuur valt niet alleen - zoals nu vaak wordt gesuggereerd - tussen je dertigste en je veertigste maar juist ook op mijn leeftijd, want met een beetje pech heb je drie studerende kinderen waarvan sommige al aan hun vierde opleiding beginnen.
Met een plakbandpensioen keer je de situatie om, verleg je je verwachtingen en verleng je je oude dag. Ons basisinkomen is vanaf 1 mei 2000 euro netto per maand, precies net zoveel als een AOW-uitkering voor een stel en een gemiddeld aanvullend pensioen. In zekere zin leven we dus al als AOW-ers, maar dan met een zoon op het HBO en eentje op de Havo. Echte financiële verlichting komt pas als ze allebei met een diploma op zak de wijde wereld in zijn getrokken en wij de zestig net zijn gepasseerd.
Voor mij was dat een reden om eens op mijnpensioenoverzicht.nl te kijken om te zien op welke netto bedragen wij na onze echte pensioendatum mogen rekenen. Nu ik sinds mijn 51ste niet meer in loondienst ben, bouw ik geen aanvullend pensioen meer op heb ik een pensioengat van meer dan 15 jaar. En inderdaad: ik schrok van de cijfers die ik voorgeschoteld kreeg, maar niet op de manier die je zou verwachten. Wat ik precies met die berekeningen aan moet, moet ik even laten bezinken. Daarom: morgen vertel ik pas hoe zorgelijk of onbezorgd onze oude dag er op papier uitziet. Kijk hier ondertussen nog even naar de complete uitzending van Money Talks van gisteren.
Mijn plakbandpensioen gaat officieel pas écht in per 1 mei, maar in de uitzending werd ik al aangekondigd als "pensionado". Over ruim een maand word ik 55 en ga ik doen wat ik in Hypotheekvrij! uit 2012 al losjes opperde. Want met een afgelost huis is het vaak mogelijk om eerder te stoppen met werken, misschien zelfs wel tien jaar eerder. Daar betaal je echter wel een prijs voor, want die luxe camper kan ik wel vergeten en vanaf mijn 67ste ga ik ook geen dure cruises maken of maanden achtereen overwinteren in een warm land.
Mijn generatie heeft een valse start gemaakt door de arbeidsmarkt te betreden tijden een zware economische crisis met hoge (jeugd)werkloosheid. Tegelijk begonnen we aan ons arbeidzame leven met een vals, of in ieder geval verkeerd verwachtingspatroon. Niet alleen zouden we zo rond ons 58ste de deur van kantoor definitief achter ons dichttrekken, vanaf dat moment wachtte ons een Zwitserleven op een tropisch strand. In werkelijkheid moeten we doorwerken tot we 67 zijn (of ouder) en zou zelfs een weekje Zwitserland wel eens te duur kunnen blijken te zijn.
In die zin heeft Elianne Kuepers dus helemaal gelijk. In de eerste plaats moet je je serieus afvragen hoe fit en vitaal je straks nog bent als je straks eindelijk AOW ontvangt. In mijn geval is dat waarschijnlijk pas op het moment dat ik 67 jaar ben en 9 maanden (wat ik in mijn boeken alvast naar boven heb afgerond naar 68). Dat is op zich al een aardige leeftijd, maar mijn vrouw wordt in datzelfde jaar 70. Het kan best dat ze dan nog net zo levenslustig is als nu, maar in de krant wordt iemand van die leeftijd vaak al "bejaard" genoemd. Voor backpacken ben je dan sowieso te oud en onderweg zie ik zelden iemand van die leeftijd op een fiets zonder elektrische ondersteuning.
Vervolgens moet je ook eens goed kijken naar het financiële plaatje. In het gunstigste geval woon je als gepensioneerde in een hypotheekvrij huis, wonen je kinderen zelfstandig en zijn ze allang afgestudeerd. Met een bescheiden auto op de oprit en zonnepanelen op je dak, is je grootste kostenpost dan waarschijnlijk je ziektekostenpremie. Hoe dan ook heb je netto minder, misschien wel véél minder geld nodig dan in het spitsuur van je leven. Dat spitsuur valt niet alleen - zoals nu vaak wordt gesuggereerd - tussen je dertigste en je veertigste maar juist ook op mijn leeftijd, want met een beetje pech heb je drie studerende kinderen waarvan sommige al aan hun vierde opleiding beginnen.
Met een plakbandpensioen keer je de situatie om, verleg je je verwachtingen en verleng je je oude dag. Ons basisinkomen is vanaf 1 mei 2000 euro netto per maand, precies net zoveel als een AOW-uitkering voor een stel en een gemiddeld aanvullend pensioen. In zekere zin leven we dus al als AOW-ers, maar dan met een zoon op het HBO en eentje op de Havo. Echte financiële verlichting komt pas als ze allebei met een diploma op zak de wijde wereld in zijn getrokken en wij de zestig net zijn gepasseerd.
Voor mij was dat een reden om eens op mijnpensioenoverzicht.nl te kijken om te zien op welke netto bedragen wij na onze echte pensioendatum mogen rekenen. Nu ik sinds mijn 51ste niet meer in loondienst ben, bouw ik geen aanvullend pensioen meer op heb ik een pensioengat van meer dan 15 jaar. En inderdaad: ik schrok van de cijfers die ik voorgeschoteld kreeg, maar niet op de manier die je zou verwachten. Wat ik precies met die berekeningen aan moet, moet ik even laten bezinken. Daarom: morgen vertel ik pas hoe zorgelijk of onbezorgd onze oude dag er op papier uitziet. Kijk hier ondertussen nog even naar de complete uitzending van Money Talks van gisteren.
dinsdag 5 april 2016
Zelfs op de racefiets heb ik helemaal geen haast meer
Bij een lagere levensstandaard en een lagere hypotheek hoort wat mij betreft ook een lager levenstempo. Mijn kwaliteit van leven is juist sterk verbeterd doordat ik bijna geen deadlines meer heb en me nog maar zelden zit te verbijten in de file omdat ik te laat dreig te komen voor een afspraak. Ook op de racefiets heb ik tegenwoordig geen haast meer. Ik draag wel een helm maar heb, door het ontbreken van een snelheidsmeter, geen idee hoe hard ik ga en hoeveel kilometer ik precies heb afgelegd. Volgens de Nederlandse Toerfietsunie is er zelfs een naam voor deze categorie en ben ik het prototype van een genietende wielrenner.
In Het plakbandpensioen beschrijf ik hoe ik tijdens een van mijn rondjes door de Hoeksche Waard aan de praat raakte met een pas gepensioneerde man die al na een paar zinnen begon op te scheppen hoeveel kilometer hij tegenwoordig per jaar aflegt op de fiets. Zelf moet ik daar maar een slag naar slaan, want ik heb op geen van mijn fietsen een kilometerteller zitten. Hooguit kan ik vertellen dat ik net zo'n groot rondje heb gemaakt als vorig jaar of vorige week. Verder merk ik alleen hoe hard ik ga als ik iemand inhaal of als ik een snelheidsmeter passeer in een 30-km zone die aangeeft met welke vaart ik voorbij rijd.
Zo weet ik zeker dat ik afgelopen vrijdag in ieder geval twee 25 km/u heb gereden en in twee uur tijd waarschijnlijk een kilometer of 50 heb afgelegd. Daar zul je het verder mee moeten doen, al kan ik er nog aan toe voegen dat het de eerste keer was in het nieuwe jaar dat ik weer op de fiets kroop. Tegenwoordig ben ik een typische mooiweerfietser die geen zin heeft in een nat pak en pas op pad gaat als de regenkans 10% is. Ik fiets op mijn gemak, ga een stuk harder dan echte gepensioneerden op hun elektrische fiets en zit onderweg vooral lekker ontspannen om me heen te kijken.
Ik ben geen lid van een toerclub omdat ik graag zelf wil bepalen wanneer ik ga fietsen en ook geen zin heb in het gejaag in zo'n groepje. Ik haak wel eens aan als ik door een clubje renners word ingehaald, maar haak ook snel weer af omdat het zoveel concentratie vraagt dat je amper nog ziet waar je fietst. De meeste ongevallen met racefietsen doen zich dan ook voor in zo'n mini-peloton en als ik ergens geen zin in heb dan is het in een gebroken heup in het jaar dat ik 55 word. Ieder zijn meug, want de Nederlandse Toerfietsunie onderscheidt vier categorieën racefietsers: avontuurlijke, fanatieke, vrije en genietende wielrenners.
Ik heb de bijbehorende definities niet eens nagezocht, omdat ik zo al weet dat ik niet tot de groep fanatieke wielrenners behoor. Fietsen doe ik voor mijn lol, om mijn conditie op peil te houden en vooral om van het landschap te genieten. Aan het einde van de zomer is mijn actieradius meestal een kilometer of 100 zodat ik onderweg veel te zien heb en ook aardig kan variëren met routes en richtingen. Daarmee ben ik het prototype van een genietende wielrenner, al was het alleen al omdat ik tegenwoordig zoveel mogelijk probeer te genieten van elke seconde en me tegelijk door niets of niemand meer laat opjagen.
In Het plakbandpensioen beschrijf ik hoe ik tijdens een van mijn rondjes door de Hoeksche Waard aan de praat raakte met een pas gepensioneerde man die al na een paar zinnen begon op te scheppen hoeveel kilometer hij tegenwoordig per jaar aflegt op de fiets. Zelf moet ik daar maar een slag naar slaan, want ik heb op geen van mijn fietsen een kilometerteller zitten. Hooguit kan ik vertellen dat ik net zo'n groot rondje heb gemaakt als vorig jaar of vorige week. Verder merk ik alleen hoe hard ik ga als ik iemand inhaal of als ik een snelheidsmeter passeer in een 30-km zone die aangeeft met welke vaart ik voorbij rijd.
Zo weet ik zeker dat ik afgelopen vrijdag in ieder geval twee 25 km/u heb gereden en in twee uur tijd waarschijnlijk een kilometer of 50 heb afgelegd. Daar zul je het verder mee moeten doen, al kan ik er nog aan toe voegen dat het de eerste keer was in het nieuwe jaar dat ik weer op de fiets kroop. Tegenwoordig ben ik een typische mooiweerfietser die geen zin heeft in een nat pak en pas op pad gaat als de regenkans 10% is. Ik fiets op mijn gemak, ga een stuk harder dan echte gepensioneerden op hun elektrische fiets en zit onderweg vooral lekker ontspannen om me heen te kijken.
Ik ben geen lid van een toerclub omdat ik graag zelf wil bepalen wanneer ik ga fietsen en ook geen zin heb in het gejaag in zo'n groepje. Ik haak wel eens aan als ik door een clubje renners word ingehaald, maar haak ook snel weer af omdat het zoveel concentratie vraagt dat je amper nog ziet waar je fietst. De meeste ongevallen met racefietsen doen zich dan ook voor in zo'n mini-peloton en als ik ergens geen zin in heb dan is het in een gebroken heup in het jaar dat ik 55 word. Ieder zijn meug, want de Nederlandse Toerfietsunie onderscheidt vier categorieën racefietsers: avontuurlijke, fanatieke, vrije en genietende wielrenners.
Ik heb de bijbehorende definities niet eens nagezocht, omdat ik zo al weet dat ik niet tot de groep fanatieke wielrenners behoor. Fietsen doe ik voor mijn lol, om mijn conditie op peil te houden en vooral om van het landschap te genieten. Aan het einde van de zomer is mijn actieradius meestal een kilometer of 100 zodat ik onderweg veel te zien heb en ook aardig kan variëren met routes en richtingen. Daarmee ben ik het prototype van een genietende wielrenner, al was het alleen al omdat ik tegenwoordig zoveel mogelijk probeer te genieten van elke seconde en me tegelijk door niets of niemand meer laat opjagen.
maandag 4 april 2016
Moeten alle vutters aan de schandpaal?
Ik ben niet iemand die zijn abonnement opzegt als zijn favoriete ochtendkrant iets onwelgevalligs meldt. Toch begint het me steeds duidelijker te worden waarom diezelfde krant door sommige mensen "azijnbode" wordt genoemd, want de toon is vaak uitgesproken zuur. Natuurlijk is het jammer voor alle werkenden dat de VUT is afgeschaft zonder dat daar iets anders tegenover staat dan de vage belofte dat we allemaal steeds ouder worden. Maar waarom zou je er steeds maar op blijven hameren hoe duur die regeling was en hoe oneerlijk het is voor "jongeren" dat hij de nek is omgedraaid?
Laat ik voorop stellen dat ik het heel grappig en alert vindt van de Volkskrant dat ze hebben uitgerekend dat afgelopen vrijdag de allerlaatste vutter écht met pensioen is gegaan en zo geen aanspraak meer kan maken op exclusieve regelingen en algemene pensioenfondsen. De VUT is al lang geleden afgeschaft, maar nu zijn dus officieel ook alle vutters door de achterdeur verdwenen in de AOW en niet langer te onderscheiden van andere gepensioneerden.
Blijft echter de vraag waarom je dat feit - dat op zich al nieuwswaardig genoeg is - voorziet van een dergelijke kop. Door er steeds maar weer op te hameren hoe duur deze regeling was, gooi je alleen maar olie op het vuur in de discussie over de kloof tussen jong en oud. Veel interessanter zou het zijn om bijvoorbeeld in te haken op de gedachte een onvoorwaardelijk basisinkomen in te voeren. Als VUT-regelingen destijds zo populair waren onder oudere werknemers, wat kun je dan verwachten wanneer diezelfde groep ineens aanspraak zou kunnen maken op een basisinkomen? Werken ze dan gewoon door of gooien ze massaal het bijltje erbij neer?
In het stuk wordt tot vervelens toe herhaald dat "jongeren" de dupe zijn geworden van de VUT, waardoor je al snel denkt aan twintigers en dertigers. In werkelijkheid hoefde je maar één maand te laat te zijn geboren om net buiten de boot te vallen en achter het net te vissen. Onder "jongeren" vallen in dit stuk dus ook mensen die in februari 1950 geboren zijn en inmiddels al de 65 te zijn gepasseerd. Het zijn vaak juist de vijftigers en zestigers van nu die de pensioengerechtigde leeftijd steeds verder hebben zien verschuiven en soms zelfs letterlijk voor hun neus hebben zien verdwijnen.
Onder de "jongeren" in het artikel vallen dus ook zestigers die jarenlang VUT-premie hebben betaald zonder dat ze daar één dag van hebben geprofiteerd en vijftigers zoals ik die op hun pensioenoverzicht jarenlang een prepensioenleeftijd van 62 zagen staan totdat die regeling ineens was afgeschaft en je door mocht werken tot je 67ste. Als je in dit artikel het woord "jongere" leest, wordt daarmee dus iedereen onder de 65 jaar en drie maanden bedoeld.
Daar zal waarschijnlijk ook de - terechte - frustratie zitten, want de schrijver van het artikel is uit 1959 en heeft dus nog een volledig decennium voor de boeg, terwijl de werkdruk alleen maar toeneemt en oudere werknemers niet meer automatisch mogen rekenen op leeftijdsgebonden regelingen die het mogelijk maken de rit heelhuids uit te zingen. Vraag is alleen of je die onvrede af moet reageren op mensen die daar nog (net) wel gebruik van hebben kunnen maken of dat je er heel andere conclusies aan verbindt.
Vandaag stond in diezelfde Volkskrant een interessante ingezonden brief waarin werd gewezen op de voordelen van een rustige oude dag. Zelf ben ik ervan overtuigd (en ervaar ik dat elke dag aan den lijve) dat een leven zonder chronische stress veel gezonder is. Zo denk ik ook dat de gemiddelde levensverwachting deels is gestegen doordat mensen eerder konden stoppen met werken en verwacht ik dat langer doorwerken het omgekeerde effect zal hebben. Dat wordt nog heel ironisch: dat we langer door moeten werken omdat we gemiddeld steeds langer leven, terwijl datzelfde gemiddelde straks weer omlaag gaat doordat we steeds langer door moeten werken.
Als je dus ergens zuur en verbitterd over moet zijn, dan is het over die duivelse valstrik. Beter is het nog om te proberen dan meer zélf een soort VUT in elkaar te knutselen. Want daar gaat mijn laatste boek voornamelijk over: een plakbandpensioen is een volledig geïmproviseerd, grotendeels zelf gefinancierd en zo vroeg mogelijk vroegpensioen. Als oudere werknemer kun je beter dáár je energie in steken dan in boze en verontwaardigde stukjes die knagen aan je gezondheid en die je oude dag geen dag dichterbij brengen.
Laat ik voorop stellen dat ik het heel grappig en alert vindt van de Volkskrant dat ze hebben uitgerekend dat afgelopen vrijdag de allerlaatste vutter écht met pensioen is gegaan en zo geen aanspraak meer kan maken op exclusieve regelingen en algemene pensioenfondsen. De VUT is al lang geleden afgeschaft, maar nu zijn dus officieel ook alle vutters door de achterdeur verdwenen in de AOW en niet langer te onderscheiden van andere gepensioneerden.
Blijft echter de vraag waarom je dat feit - dat op zich al nieuwswaardig genoeg is - voorziet van een dergelijke kop. Door er steeds maar weer op te hameren hoe duur deze regeling was, gooi je alleen maar olie op het vuur in de discussie over de kloof tussen jong en oud. Veel interessanter zou het zijn om bijvoorbeeld in te haken op de gedachte een onvoorwaardelijk basisinkomen in te voeren. Als VUT-regelingen destijds zo populair waren onder oudere werknemers, wat kun je dan verwachten wanneer diezelfde groep ineens aanspraak zou kunnen maken op een basisinkomen? Werken ze dan gewoon door of gooien ze massaal het bijltje erbij neer?
In het stuk wordt tot vervelens toe herhaald dat "jongeren" de dupe zijn geworden van de VUT, waardoor je al snel denkt aan twintigers en dertigers. In werkelijkheid hoefde je maar één maand te laat te zijn geboren om net buiten de boot te vallen en achter het net te vissen. Onder "jongeren" vallen in dit stuk dus ook mensen die in februari 1950 geboren zijn en inmiddels al de 65 te zijn gepasseerd. Het zijn vaak juist de vijftigers en zestigers van nu die de pensioengerechtigde leeftijd steeds verder hebben zien verschuiven en soms zelfs letterlijk voor hun neus hebben zien verdwijnen.
Onder de "jongeren" in het artikel vallen dus ook zestigers die jarenlang VUT-premie hebben betaald zonder dat ze daar één dag van hebben geprofiteerd en vijftigers zoals ik die op hun pensioenoverzicht jarenlang een prepensioenleeftijd van 62 zagen staan totdat die regeling ineens was afgeschaft en je door mocht werken tot je 67ste. Als je in dit artikel het woord "jongere" leest, wordt daarmee dus iedereen onder de 65 jaar en drie maanden bedoeld.
Daar zal waarschijnlijk ook de - terechte - frustratie zitten, want de schrijver van het artikel is uit 1959 en heeft dus nog een volledig decennium voor de boeg, terwijl de werkdruk alleen maar toeneemt en oudere werknemers niet meer automatisch mogen rekenen op leeftijdsgebonden regelingen die het mogelijk maken de rit heelhuids uit te zingen. Vraag is alleen of je die onvrede af moet reageren op mensen die daar nog (net) wel gebruik van hebben kunnen maken of dat je er heel andere conclusies aan verbindt.
Vandaag stond in diezelfde Volkskrant een interessante ingezonden brief waarin werd gewezen op de voordelen van een rustige oude dag. Zelf ben ik ervan overtuigd (en ervaar ik dat elke dag aan den lijve) dat een leven zonder chronische stress veel gezonder is. Zo denk ik ook dat de gemiddelde levensverwachting deels is gestegen doordat mensen eerder konden stoppen met werken en verwacht ik dat langer doorwerken het omgekeerde effect zal hebben. Dat wordt nog heel ironisch: dat we langer door moeten werken omdat we gemiddeld steeds langer leven, terwijl datzelfde gemiddelde straks weer omlaag gaat doordat we steeds langer door moeten werken.
Als je dus ergens zuur en verbitterd over moet zijn, dan is het over die duivelse valstrik. Beter is het nog om te proberen dan meer zélf een soort VUT in elkaar te knutselen. Want daar gaat mijn laatste boek voornamelijk over: een plakbandpensioen is een volledig geïmproviseerd, grotendeels zelf gefinancierd en zo vroeg mogelijk vroegpensioen. Als oudere werknemer kun je beter dáár je energie in steken dan in boze en verontwaardigde stukjes die knagen aan je gezondheid en die je oude dag geen dag dichterbij brengen.
zaterdag 2 april 2016
Natuurlijk mis ik mijn collega's wel eens
Toen ik gisteren voor de camera's van RTLZ werd geïnterviewd over mijn nieuwste boek, kreeg ik de onvermijdelijke vraag of ik af en toe de gezelligheid van kantoor niet miste. Dat is geen rare vraag, want je hoeft niet eens heel goed te kunnen rekenen om te beseffen dat je tijdens een doorsnee werkweek je collega's vaker ziet dan je eigen partner. Dus ja, ik mis de lol en de ongein van een drukke redactie best wel eens. Maar nooit zo dat ik denk: kom, ik zet de wekker weer eens ouderwets op zeven uur en duik daarna lekker de file in.
Het was een leuk idee van de makers van het RTLZ-programma Money Talks: bij mij thuis komen filmen om te zien hoe een plakbandpensioen er in de praktijk uitziet. Als alles goed is, zie je me aanstaande dinsdagavond ouderwets filterkoffie zetten, een stukje tikken op de laptop aan de keukentafel, lekker ontspannen de krant lezen in het zonnetje en genieten van een goed boek met een glas wijn. Tussendoor vertel ik het een en ander over het hoe en waarom van een zelf betaald en zelf vormgegeven (vroeg)pensioen.
Ik geniet met volle teugen van deze nieuwe fase in mijn leven, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat deze situatie zaligmakend is. In mijn boek noem ik het plakbandpensioen nadrukkelijk geen panacee. Het is geen pasklare oplossing voor iedereen en zeker geen pasklare oplossing voor elk probleem. Er zitten een hoop voordelen aan deze situatie (bijvoorbeeld dat je op een zonnige vrijdag niet naar kantoor hoeft en lekker een paar uur kunt gaan fietsen), maar ook hier gaat het om keuzes maken en het afwegen en afstrepen van plussen en minnen.
Ik slaap tegenwoordig prima en heb nauwelijks nog stress (en zéker geen filestress of werkstress), maar ik heb ook veel minder geld te besteden en rijdt rond in een tien jaar oude Suzuki Alto. Ik mis ook best wel eens de saamhorigheid en flauwe humor van een weekbladredactie, maar dan heb ik het nadrukkelijk over de beginjaren. Toen hing er een dartbord aan de muur en begon de vrijdagmiddagborrel al rond het middaguur. Aan het einde van mijn journalistieke loopbaan zat ik als chef redacteur in mijn eentje in een kamer, omdat het woord "rompredactie" betekent dat je chef bent van jezelf en een heel leger onzichtbare freelancers.
Er zijn mensen die denken dat je al je problemen kunt oplossen door naar een ver land te emigreren, maar dat blijkt vaak een illusie. Je kunt op de vlucht slaan voor de westerse mentaliteit van meer en meer en op zoek gaan naar rust en ruimte, maar je neemt jezelf overal mee naar toe en moet er dus ook altijd zelf het beste van zien te maken. Datzelfde gebeurt met een plakbandpensioen als het mijne, dat je zou kunnen beschouwen als een statische - of zelfs omgekeerde - vorm van emigratie: ik kom vaak dagen achtereen niet verder dan de brievenbus en heb de actieradius van iemand met een fiets en een aardige conditie.
Op twitter merkte iemand op dat de euforie van een plakbandpensioen vanzelf verdwijnt en dat is terecht. Euforie verdwijnt namelijk altijd, net als de eerste verliefdheid of de vreugde van een nieuwe aankoop. Of je vroegpensioen een duurzaam succes wordt, hangt niet alleen af van je financiële situatie, maar ook van je gezondheid, de kwaliteit van je relatie en je leefomgeving, het weer, je humeur, je karakter, het welzijn van de mensen om je heen en de mentaliteit van diezelfde mensen.
Het was een leuk idee van de makers van het RTLZ-programma Money Talks: bij mij thuis komen filmen om te zien hoe een plakbandpensioen er in de praktijk uitziet. Als alles goed is, zie je me aanstaande dinsdagavond ouderwets filterkoffie zetten, een stukje tikken op de laptop aan de keukentafel, lekker ontspannen de krant lezen in het zonnetje en genieten van een goed boek met een glas wijn. Tussendoor vertel ik het een en ander over het hoe en waarom van een zelf betaald en zelf vormgegeven (vroeg)pensioen.
Ik geniet met volle teugen van deze nieuwe fase in mijn leven, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat deze situatie zaligmakend is. In mijn boek noem ik het plakbandpensioen nadrukkelijk geen panacee. Het is geen pasklare oplossing voor iedereen en zeker geen pasklare oplossing voor elk probleem. Er zitten een hoop voordelen aan deze situatie (bijvoorbeeld dat je op een zonnige vrijdag niet naar kantoor hoeft en lekker een paar uur kunt gaan fietsen), maar ook hier gaat het om keuzes maken en het afwegen en afstrepen van plussen en minnen.
Ik slaap tegenwoordig prima en heb nauwelijks nog stress (en zéker geen filestress of werkstress), maar ik heb ook veel minder geld te besteden en rijdt rond in een tien jaar oude Suzuki Alto. Ik mis ook best wel eens de saamhorigheid en flauwe humor van een weekbladredactie, maar dan heb ik het nadrukkelijk over de beginjaren. Toen hing er een dartbord aan de muur en begon de vrijdagmiddagborrel al rond het middaguur. Aan het einde van mijn journalistieke loopbaan zat ik als chef redacteur in mijn eentje in een kamer, omdat het woord "rompredactie" betekent dat je chef bent van jezelf en een heel leger onzichtbare freelancers.
Er zijn mensen die denken dat je al je problemen kunt oplossen door naar een ver land te emigreren, maar dat blijkt vaak een illusie. Je kunt op de vlucht slaan voor de westerse mentaliteit van meer en meer en op zoek gaan naar rust en ruimte, maar je neemt jezelf overal mee naar toe en moet er dus ook altijd zelf het beste van zien te maken. Datzelfde gebeurt met een plakbandpensioen als het mijne, dat je zou kunnen beschouwen als een statische - of zelfs omgekeerde - vorm van emigratie: ik kom vaak dagen achtereen niet verder dan de brievenbus en heb de actieradius van iemand met een fiets en een aardige conditie.
Op twitter merkte iemand op dat de euforie van een plakbandpensioen vanzelf verdwijnt en dat is terecht. Euforie verdwijnt namelijk altijd, net als de eerste verliefdheid of de vreugde van een nieuwe aankoop. Of je vroegpensioen een duurzaam succes wordt, hangt niet alleen af van je financiële situatie, maar ook van je gezondheid, de kwaliteit van je relatie en je leefomgeving, het weer, je humeur, je karakter, het welzijn van de mensen om je heen en de mentaliteit van diezelfde mensen.
Abonneren op:
Posts (Atom)