Zoeken

woensdag 13 april 2016

Boven de 50 moet je jezelf opnieuw zien uit te vinden

Vanmorgen werd nog eens bewezen dat je je bij het ontbijt niet moet verschuilen achter die ene ochtendkrant die het altijd met je eens is, maar dat je alles moet lezen wat los en vast zit. De losse puzzelstukjes die mij verder helpen - en die me vaak aan het denken zetten of op een bepaald spoor zetten - kun je overal tegenkomen: in romans, in tijdschriften, in columns, bij de ingezonden brieven. De eerste keer dat ik vandaag naar mijn pen greep, was om iets te onderstrepen in de column van Catherine Keyl in De Telegraaf. Voor sommige mensen is die combinatie wellicht reden om gillend op de vlucht te slaan, terwijl zij vandaag de spijker op de kop slaat.

Net als veel mensen was ik geschokt toen ik hoorde van het overlijden van Wim Brands. Als schrijver keek ik graag naar zijn boekenprogramma en liet ik me ook door zijn keuze leiden. Zo kocht ik de roman Een dag om aan de balk te spijkeren pas nadat hij de schrijver had uitgenodigd. Na zijn dood las ik alles wat er over zijn leven werd geschreven, maar pas bij een column van Aleid Truijens ging bij mij een lichtje branden. Daarin beschrijft ze hoe hij zich, terwijl hij voor de uitzending wordt gepoederd, zorgen maakt over zijn dunner wordende haar. Pas toen besefte ik wat mensen als Wim Brands, Joost Zwagerman en Rogi Wieg, behalve hun gevoeligheid voor depressies, nog méér met elkaar gemeen hadden: ze zijn allemaal even oud. Of beter gezegd: waren ongeveer even oud toen ze uit het leven stapten.

Catherine Keyl komt in haar column tot dezelfde slotsom, nadat een goede vriend van haar zichzelf van het leven heeft beroofd. Ze schrijft dat ze haar zieleroerselen nauwelijks op papier durft te zetten, omdat het een uiterst delicaat onderwerp is waarbij je snel iets verkeerd zegt. Tegelijk denk ik dat er sprake is van een patroon, want eenmaal boven de vijftig verandert er iets in het leven van een mens. Dat is taboe in een wereld waarin alles draagt om jeugdigheid en we krampachtig het beeld in stand proberen te houden van vitale vijftigers. Toch merk je vanaf die leeftijd dat je langzaam maar zeker naar de periferie verdwijnt.


Catherine Keyl signaleert een verband dat frappant genoeg is om verder uit te diepen, maar waagt zich om begrijpelijke redenen niet aan speculaties. Toch verdient dit onderwerp meer aandacht, juist omdat het volgens mij meer is dan toeval. In Elsevier vertelde pensioendeskundige Martin Pikaart onlangs dat hij op zijn 47ste "op de helft is" van zijn werkzame leven. Puur getalsmatig klopt dat als hij op zijn 26ste is begonnen met werken en pas op zijn 68ste voor het eerst AOW krijgt. Tegelijk zal hij over een paar jaar merken dat je perspectief verandert wanneer je de vijftig bent gepasseerd en misschien ook wel je zelfbeeld. Het is dus niet uitgesloten dat je als mens je levenslange strijd tegen je depressies verliest op het moment dat je beseft dat je de strijd tegen ouder worden en lichamelijk verval ook niet kunt winnen.

Misschien voel je je ook wel sterker zolang je in de spiegel iemand ziet die fit oogt en al zijn haar nog heeft. Er is een direct verband tussen fysieke kracht en geestelijke weerbaarheid, dus je wordt automatisch kwetsbaarder wanneer je lichaam langzaam maar zeker zijn jeugdige kwaliteiten verliest. Tegelijk met de elasticiteit van je huid, verdwijnt ook de elasticiteit in je hoofd. Boven de vijftig moet je jezelf dus opnieuw zien uit te vinden, of in ieder geval herijken. Dat is voor iedereen een lastig proces en al helemaal wanneer je het leven altijd al hebt gezien als een worsteling.