Een week geleden reed ik op donderdagmiddag helemaal naar Middelburg om daar een artiest te zien optreden waarvan ik tegen mijn vrouw zei dat ik hem beslist 'móest' zien. Jontavious Willis is pas 29, maar klinkt op zijn laatste album als een generatiegenoot van Big Bill Broonzy en Furry Lewis. Dichterbij de oerbron van de blues ben ik in elk geval nooit geweest.
Trouwe lezers (dat wil zeggen: mensen die niet alleen mijn boeken over hypotheken en pensioenen hebben gelezen, maar ook de laatste) weten dat ik, voordat ik jazz ontdekte, al een uitgebreide bluescollectie had opgebouwd. Beide genres zijn nauw aan elkaar verwant, zozeer zelfs dat ik al het nodige van Jimmy Witherspoon en Jimmy Rushing in de kast had staan zonder te beseffen dat ik eigenlijk naar 'jazz' aan het luisteren was.
Zo heb ik letterlijk álles wat John Lee Hooker ooit heeft opgenomen en datzelfde geldt voor Muddy Waters. Je kunt ook zeggen dat ik vanaf de Rolling Stones de omgekeerde weg heb bewandeld richting oerknal, want zij ontleenden hun naam aan een van de nummers van diezelfde Muddy Waters en begonnen hun loopbaan met covers van oude bluesnummers. Zonder blues zou de rockmuziek er totaal anders hebben uitgezien, want ook Led Zeppelin en Black Sabbath begonnen ooit met het spelen langzame, lompe, loodzware blues.
Zelf heb ik blues van huis uit meegekregen, niet alleen omdat ik als jochie gefascineerd naar datzelfde Black Sabbath luisterde, maar vooral omdat er thuis altijd wel iets opstond van Canned Heat of Rory Gallagher. Pas later ontdekte ik dat er behalve die knallende elektrisch versterkte (Chicago-) blues nog zoiets bestond als 'country blues'. Je zou dat de oerversie van blues kunnen noemen: een man op een afgeragde gitaar, zittend op de veranda van een houten cabin.
Hoewel ik zo ongeveer alle variaties op het thema in de kast heb staan, gaat mijn voorkeur stiekem toch vooral uit naar de akoestische blues van artiesten als Mississippi John Hurt, Furry Lewis, Big Bill Broonzy en Big Joe Williams met zijn negensnarige gitaar. Veel van die artiesten maakten furore in de vooroorlogse jaren, totdat ze in het begin van de jaren 60 werden herontdekt door een jong publiek dat van folk hield en op zoek was naar authenticiteit.
In mijn boekenkast is goed te zien hoe ik vanuit de heavy metal met terugwerkende kracht uitkwam bij Janis Joplin en Mississippi John Hurt, bij Big Bill Broonzy en boogie woogie en - uiteindelijk - ook bij jazz. Dat laatste genre is springlevend, maar echte country blues is schaars. Mijn oudste zoon attendeerde me op het bestaan van Muirrean Bradley, een piepjonge Ierse artiest die klinkt alsof ze gitaarles heeft gehad van Mississippi John Hurt maar die mij instrumentaal meer weet te overtuigen dan vocaal.
En toen zag ik opeens de naam voorbij komen van Jontavious Willis, een bluesartiest van 29 uit de staat Georgia die klinkt als iemand uit 1920. Verbijsterd luisterde ik naar zijn laatste album, want dit was bijna te mooi om waar te zijn. Ik had Guy Davis al een keer zien optreden en Eric Bibb zelfs twee keer, maar dit klonk zo mogelijk nog echter en nog authenthieker. En dus stapten we om vier uur 's middags in de auto richting Middelburg om te zien of het 'live' net zo overtuigend klonk (en ook omdat ik om 6 uur een tafel had gereserveerd in een pizzeria op twee minuten lopen van het theater).
En, ja, het was fantastisch en onvergetelijk. Ik had Robert Lockwood - stiefzoon van Robert Johnson - begin deze eeuw al eens zien spelen op een openluchtpodium in Rotterdam, maar dit was een goede tweede als het gaat om meest memorabele momenten uit mijn persoonlijke bluesgeschiedenis. Willis wisselde eigen composities af met klassiekers als Catfish Blues, See See Rider, Match Box Blues en We Gonna Move to the Outskirts of Town, waardoor het een soort tijdreis was en je met je ogen dicht zou zweren dat Big Bill Broonzy zelf op het podium stond.
Voor het laatste nummer vroeg hij aan de barman een glas whisky - of een glas rode wijn in een whiskyglas. Die had het waarschijnlijk niet goed verstaan, of niet goed begrepen, want hij kwam haastig aangelopen met een gewoon wijnglas. Even later zag ik voor het eerst van mijn leven een gitarist slidegitaar spelen, en tussendoor af en toe een slok nemen, met een wijnglas, breeduit grijnzend omdat dit voor hem waarschijnlijk ook de eerste keer was. Het maakte een onvergetelijk optreden nóg onvergetelijker en het maakte van ons fans voor het leven.