Met een nieuw boek in de winkel (het zevende in acht jaar tijd) kom ik voor een interessant dilemma te staan. Want wanneer stop ik zélf nou eigenlijk met schrijven? Hoe vaak kun je boeken uitbrengen met 'pensioen' of 'nietsdoen' in de titel voordat je besluit om je pen definitief aan de wilgen te hangen? Een ondubbelzinnig antwoord heb ik op dit moment niet, al is het nu wel even tijd geworden voor een schrijfpauze, waarin ik nog eens extra aandachtig naar Shocking Blue ga luisteren.
Nu hamer ik er al tijden op dat we dat begrip 'pensioen' niet al te star moeten opvatten. Wie stopt met werken veroordeelt zichzelf immers niet tot een vegetatief bestaan achter de geraniums, maar kan eindelijk lekker zélf beslissen hoe hij zijn tijd - of beter gezegd: de rest van zijn leven - het liefst wil besteden. In die zin was mijn bioscoopjaar een soort tussenjaar waarin ik de tijd heb genomen om te kijken wat me het best bevalt en wat de meeste voldoening geeft.
Grappig genoeg denken mensen je vaak op een fout - of een inconsequentie - te kunnen betrappen als je tussendoor ook nog betaald werk verricht. Zo stond er afgelopen vrijdag een heel leuk stuk over mijn laatste boek in het Algemeen Dagblad, waarin nog eens werd benadrukt dat ik niet helemaal vrij ben van werk omdat ik elke week een column schrijf voor de krant. Ik herhaal daarom nog maar eens dat een vroegpensioen niet synoniem is aan een Berufsverbot en dat werk pas echt leuk wordt als je het bijbehorende honorarium niet per se meer nodig heb.
In Het plakbandpensioen uit 2016 beschrijf ik hoe ik zelf een soort VUT in elkaar heb geknutseld, terwijl je in Leven van de lucht uit 2017 kunt lezen hoe het voelt als je op je 55ste verjaardag wakker wordt in het besef dat je vanaf dat moment nooit meer hoeft te werken voor je geld. Pas dan kun je écht een oprechte keuze maken tussen werk en vrije tijd, tussen nietsdoen en jezelf nuttig maken en tussen stoppen en stug doorgaan. Het grappige is ook dat je die keuze steeds weer opnieuw kunt maken, al is het maar bij het in gebruik nemen van een nieuwe papieren agenda.
Wat ik inmiddels wél weet, is dat stoppen met werken naar méér smaakt. Ik schrijf allang geen freelance artikelen meer voor tijdschriften en geef nog slechts bij hoge uitzondering een lezing. De memorecorder waarmee ik als journalist interviews opnam, ligt al jaren ongebruikt in de kast en komt daar gegarandeerd ook nooit meer uit tevoorschijn. Ik gééf nog wel eens interviews, maar alleen als ik degene ben die de antwoorden geeft.
Op de vraag wanneer er weer een nieuw boek van mij in de winkel ligt, moet ik op dit moment dus het antwoord schuldig blijven. Schrijvers kunnen niet zo makkelijk stoppen met schrijven, maar tussen 2008 en 2012 zat ook al eens een gat waarin niets van mijn hand verscheen (sterker nog: ik dacht zelfs oprecht dat ik met de thriller Het mysterie van Montalcino mijn allerlaatste boek had geschreven). Ik ben ik elk geval van plan om een schrijfpauze in te lassen tot september en heel bewust van het voorjaar en de zomer te gaan genieten.
Daar komt bij dat ons laatste stukje hypotheek afloopt op 1 maart 2020 en ik ook dáár heel bewust mee bezig wil zijn. Extra aflossen doen we niet meer, omdat het een spaarhypotheek betreft met bijna 7% rente, maar ik ga wel zitten aftellen naar de einddatum van het spannende, alles veranderende avontuur dat met Hypotheekvrij! begon. Het pas verschenen boek Een jaar in het donker kun je lezen als een uitroepteken achter de zes voorgaande titels, maar nu begint een jaar waarin ik definitief een punt zet achter dat hele verhaal.
De kans dat ik daarna nog veel ga schrijven over 'aflossen' is klein, simpelweg omdat je ook een beetje klaar bent met het onderwerp als de hypotheek kan worden doorgehaald. Als ik in de krant lees dat Youp van 't Hek een aantal optredens heeft moeten afzeggen vanwege 'oververmoeidheid', vraag ik me oprecht af waarom hij niet gewoon de eer aan zichzelf houdt en lekker stopt met die theatershows. Wat dat betreft kan ik me veel beter identificeren met jeugdidool Robbie van Leeuwen die elke vrijdag - terecht - wordt geëerd in DWDD en die zich al heel vroeg in zijn carrière heeft teruggetrokken uit de showbusiness omdat het financieel allemaal niet meer hoefde.
Zoeken
maandag 28 januari 2019
maandag 21 januari 2019
Het echte gevaar bestaat uit 1,5 miljard Chinezen zonder scrupules
Afgelopen zaterdag kreeg ik in het radioprogramma Spijkers met Koppen de vraag wat er met je gebeurt als je in één jaar tijd 250 films in de bioscoop ziet. In algemene zin zeg ik vaak dat het je horizon verbreedt en je blikveld verruimt. Maar je kunt ook inzoomen en vaststellen dat je op donderdagmiddag maar twéé films achter elkaar hoeft zien om te beseffen dat de wereld er heel anders uitziet dan je tot dat moment toe had gedacht.
Vorige week zat ik, met een nieuw boek dat op uitkomen stond, ineens opgescheept met een propvolle agenda waarbij ik soms zelfs twee interviews achter elkaar moest doen. Die belangstelling overviel me een beetje, omdat ik zelf inmiddels zo gewend ben aan mijn nieuwe leven dat ik het allang niet meer bijzonder vind om per week meerdere films te zien in de bioscoop. Zelfs afgelopen week slaagde ik er, tussen de bedrijven door, in om vijf keer naar de film te gaan.
Op donderdagmiddag zag ik om 16.20 uur in LantarenVenster de IDFA-documentaire Genesis 2.0, een film die iedereen zou moeten zien. Heel vaak, zeker als het om documentaires gaat, vang je in de bioscoop een glimp op van een nabije of verre toekomst waarin het leven op aarde onvoorstelbaar is veranderd.Dat gebeurde ook deze keer, toen ik Chinese wetenschappers hoorde vertellen over synthetische biologie en ik machines aan het werk zag die het DNA van álle levende organismen op aarde 'sequencen'.
Met behulp van deze techniek kan de wetenschap er straks voor zorgen dat er geen enkel kind meer wordt geboren met het Down-syndroom. Ook kunnen geheel nieuwe soorten in het laboratorium in elkaar worden gekunsteld, zodat de mens opeens écht voor God kan spelen. De romanschrijver in mij ziet dan ineens een dystopische toekomst voor zich waarin een in een petrischaal in elkaar geknutseld wezen zich keert tegen de mensheid of zich zo snel vermenigvuldigt dat het op een ecologische ramp uitloopt.
Sleutelscène in de film is het moment waarop een westerse bioloog iets vraagt over ethische bezwaren. Eerst zwijgt de Chinese biologe, om vervolgens met een lege blik terug te kijken die langzaam verandert in een star, vijandig masker. Op dat moment blijkt dat ethiek geen enkele rol speelt bij wat daar in die laboratoria wordt ontdekt en wat daar vervolgens uitrolt. Wij lijken hier nog te denken dat Kees van der Staaij een bedreiging vormt, maar het echte gevaar bestaat uit 1,5 miljard Chinezen zonder enige scrupules.
Een uur later keek ik in hetzelfde theater naar de speelfilm Styx die zorgde voor nog veel meer lastige vragen en morele dilemma's. In deze film reist een Duitse solozeiler, in het dagelijks leven werkzaam als Notartzt, richting de Kaapverdische eilanden als ze vlakbij haar eindbestemming een stuurloos schip ziet dobberen vol Afrikaanse immigranten annex schipbreukelingen. Langsvarende schepen hebben instructies zich afzijdig te houden en ook de kustwacht adviseert haar dringend om door te varen en niet in te grijpen.
Welke keuzes ze vervolgens maakt, en wat daarvan de consequenties zijn, zal ik hier niet verklappen, maar de metafoor is overduidelijk. De solozeiler heeft een mooi schip en een voedsel- en watervoorraad aan boord waarmee ze haar bestemming makkelijk kan halen. Tegelijk is haar schip te klein om al die mensen aan boord te nemen en de voorraad waterflessen ontoereikend. Vragen die de film oproept: maakt hulpverlening het probleem soms niet juist erger? En: wat doet Europa wanneer de vluchtelingenstroom in de toekomst aanzwelt tot onbeheersbare proporties?
Zo verlaat je de bioscoop met een hoofd vol vragen, waar ik zelfs dagen later geen duidelijk antwoord op weet. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of zij andere keuzes zou hebben gemaakt als ze een man was geweest. Minstens net zo interessant is de vraag wat ze zou hebben gedaan als ze geen gediplomeerd arts was geweest, maar een journalist of een account manager. Styx is - net als Genesis 2.0 - een film om uitgebreid over na te praten, maar ook een film waar we in de toekomst waarschijnlijk nog vaak naar terug zullen verwijzen als we voor lastige, misschien wel onmenselijke keuzes komen te staan.
Vorige week zat ik, met een nieuw boek dat op uitkomen stond, ineens opgescheept met een propvolle agenda waarbij ik soms zelfs twee interviews achter elkaar moest doen. Die belangstelling overviel me een beetje, omdat ik zelf inmiddels zo gewend ben aan mijn nieuwe leven dat ik het allang niet meer bijzonder vind om per week meerdere films te zien in de bioscoop. Zelfs afgelopen week slaagde ik er, tussen de bedrijven door, in om vijf keer naar de film te gaan.
Op donderdagmiddag zag ik om 16.20 uur in LantarenVenster de IDFA-documentaire Genesis 2.0, een film die iedereen zou moeten zien. Heel vaak, zeker als het om documentaires gaat, vang je in de bioscoop een glimp op van een nabije of verre toekomst waarin het leven op aarde onvoorstelbaar is veranderd.Dat gebeurde ook deze keer, toen ik Chinese wetenschappers hoorde vertellen over synthetische biologie en ik machines aan het werk zag die het DNA van álle levende organismen op aarde 'sequencen'.
Met behulp van deze techniek kan de wetenschap er straks voor zorgen dat er geen enkel kind meer wordt geboren met het Down-syndroom. Ook kunnen geheel nieuwe soorten in het laboratorium in elkaar worden gekunsteld, zodat de mens opeens écht voor God kan spelen. De romanschrijver in mij ziet dan ineens een dystopische toekomst voor zich waarin een in een petrischaal in elkaar geknutseld wezen zich keert tegen de mensheid of zich zo snel vermenigvuldigt dat het op een ecologische ramp uitloopt.
Sleutelscène in de film is het moment waarop een westerse bioloog iets vraagt over ethische bezwaren. Eerst zwijgt de Chinese biologe, om vervolgens met een lege blik terug te kijken die langzaam verandert in een star, vijandig masker. Op dat moment blijkt dat ethiek geen enkele rol speelt bij wat daar in die laboratoria wordt ontdekt en wat daar vervolgens uitrolt. Wij lijken hier nog te denken dat Kees van der Staaij een bedreiging vormt, maar het echte gevaar bestaat uit 1,5 miljard Chinezen zonder enige scrupules.
Een uur later keek ik in hetzelfde theater naar de speelfilm Styx die zorgde voor nog veel meer lastige vragen en morele dilemma's. In deze film reist een Duitse solozeiler, in het dagelijks leven werkzaam als Notartzt, richting de Kaapverdische eilanden als ze vlakbij haar eindbestemming een stuurloos schip ziet dobberen vol Afrikaanse immigranten annex schipbreukelingen. Langsvarende schepen hebben instructies zich afzijdig te houden en ook de kustwacht adviseert haar dringend om door te varen en niet in te grijpen.
Welke keuzes ze vervolgens maakt, en wat daarvan de consequenties zijn, zal ik hier niet verklappen, maar de metafoor is overduidelijk. De solozeiler heeft een mooi schip en een voedsel- en watervoorraad aan boord waarmee ze haar bestemming makkelijk kan halen. Tegelijk is haar schip te klein om al die mensen aan boord te nemen en de voorraad waterflessen ontoereikend. Vragen die de film oproept: maakt hulpverlening het probleem soms niet juist erger? En: wat doet Europa wanneer de vluchtelingenstroom in de toekomst aanzwelt tot onbeheersbare proporties?
Zo verlaat je de bioscoop met een hoofd vol vragen, waar ik zelfs dagen later geen duidelijk antwoord op weet. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of zij andere keuzes zou hebben gemaakt als ze een man was geweest. Minstens net zo interessant is de vraag wat ze zou hebben gedaan als ze geen gediplomeerd arts was geweest, maar een journalist of een account manager. Styx is - net als Genesis 2.0 - een film om uitgebreid over na te praten, maar ook een film waar we in de toekomst waarschijnlijk nog vaak naar terug zullen verwijzen als we voor lastige, misschien wel onmenselijke keuzes komen te staan.
maandag 14 januari 2019
Eerst de hypotheek naar nul, dan de energierekening
In mijn boek Hypotheekvrij! uit 2012 vertel ik hoe wij in oktober 2008 als een gek zijn gaan aflossen om de hypotheek terug te brengen naar nul. Nog steeds beschouw ik dat als een van de slimste financiële stappen die ik in mijn leven heb gezet, niet in de laatste plaats omdat alles in mijn leven daardoor in een stroomversnelling is geraakt. Toch is het een interessante vraag of ik tien jaar later precies hetzelfde zou hebben gedaan. Zou ik nu ook als eerste mijn hypotheek aanpakken of zou ik me in plaats daarvan focussen op het omlaag brengen van de energierekening?
Natuurlijk sluit het één het ander niet uit, maar er zijn interessante raakvlakken tussen beide onderwerpen die maar weinig worden belicht. Zo ben je in beide gevallen aan het investeren in je eigen woning, met zowel een besparing als een waardevermeerdering tot gevolg. Bij aflossen gaat het om het terugbrengen van de hypotheek naar nul, terwijl je bij het energieneutraal maken van de woning in het gunstigste geval uitkomt bij nul op de meter.
Om versneld af te lossen, zijn wij vanaf eind 2008 extra zuinig gaan leven. Het hoe en wat valt allemaal terug te lezen in mijn boeken, maar het resultaat was dat we elk kalenderjaar tussen de 15.000 en 20.000 euro overhielden om in de hypotheek te pompen. Dat lijkt op het eerste gezicht veel, maar in de praktijk losten we simpelweg af met het deeltijdsalaris van mijn vrouw, aangevuld met vakantiegeld, spaarloon en hypotheekrenteaftrek.
Zouden we nu precies hetzelfde doen, dan konden we elk jaar een fors bedrag investeren in het isoleren en energiezuinig maken van de woning. Binnen een paar jaar zouden we niet alleen ruimschoots voldoen aan het klimaatakkoord, maar ook nooit meer voor rare verrassingen komen te staan als het gaat om de energierekening. Wie zijn hypotheek aflost, betaalt in feite al zijn toekomstige woonlasten vooruit, wie zijn huis energieneutraal maakt doet precies hetzelfde met de stroomrekening.
Feit is dat alle rekensommetjes er anno 2018 heel anders uitzien. Toen wij gingen aflossen, moesten we een vergelijking maken tussen 7% hypotheekrente en iets van 3 % spaarrente, nu betalen veel mensen amper 2% over hun woningschuld, en ontvangen ze vaak maar 0,03 % rente van de bank. Wie na 2013 iets heeft gekocht, lost sowieso elke maand iets af en kan dus ook rustig de rit in 25 of 30 jaar uitzitten zonder ooit in financiële problemen te raken (los van baanverlies, ziekte, scheiding of andere vormen van tegenslag en rampspoed).
Er zijn dus opvallend veel overeenkomsten tussen beide onderwerpen, maar er is ook één levensgroot verschil. Zo ben ik gaan aflossen alsof de duivel me op de hielen zat, omdat dat in zekere zin ook zo was. Nadat ik begin 2009 een grote reorganisatie had overleefd, wist ik dat het slechts een kwestie van tijd was voordat ik mijn baan zou verliezen. In die zin was het een race tegen de klok, want ik wilde mijn aflossingsvrije hypotheek tot de laatste cent hebben terugbetaald op het moment dat ik op straat kwam te staan.
Het láátste wat ik in die situatie zou hebben gedaan, was overal dubbel glas laten plaatsen en het dak isoleren. Doordat we jarenlang zuinig leefden, wist ik de energierekening zelfs omlaag te brengen zonder één extra investering te doen, terwijl dat met een hypotheek natuurlijk niet mogelijk is. Ik was supergemotiveerd om af te lossen, omdat ik met elke extra storting mijn woonlasten omlaag zag gaan en ik er vanaf dag één dus maximaal van profiteerde. Je kunt ook zeggen dat het vanaf het eerste moment een tastbaar resultaat opleverde.
Investeren in energiebesparende maatregelen is een heel ander verhaal, zeker wanneer je het doet voor zoiets volstrekt ongrijpbaars als 'het klimaat'. Niet alleen voelt dat op mondiaal niveau als dweilen met de kraan open, het eindresultaat even abstract als onmeetbaar. De enige manier om jezelf te motiveren, is door je te focussen op wooncomfort en het stapje voor stapje omlaag brengen van de energienota. Zolang investeringen in isolatie en energiezuinigheid zichzelf terugbetalen in een lagere stroomrekening, is het net zo'n bevrijdende en bevredigende ervaring als extra aflossen.
Natuurlijk sluit het één het ander niet uit, maar er zijn interessante raakvlakken tussen beide onderwerpen die maar weinig worden belicht. Zo ben je in beide gevallen aan het investeren in je eigen woning, met zowel een besparing als een waardevermeerdering tot gevolg. Bij aflossen gaat het om het terugbrengen van de hypotheek naar nul, terwijl je bij het energieneutraal maken van de woning in het gunstigste geval uitkomt bij nul op de meter.
Om versneld af te lossen, zijn wij vanaf eind 2008 extra zuinig gaan leven. Het hoe en wat valt allemaal terug te lezen in mijn boeken, maar het resultaat was dat we elk kalenderjaar tussen de 15.000 en 20.000 euro overhielden om in de hypotheek te pompen. Dat lijkt op het eerste gezicht veel, maar in de praktijk losten we simpelweg af met het deeltijdsalaris van mijn vrouw, aangevuld met vakantiegeld, spaarloon en hypotheekrenteaftrek.
Zouden we nu precies hetzelfde doen, dan konden we elk jaar een fors bedrag investeren in het isoleren en energiezuinig maken van de woning. Binnen een paar jaar zouden we niet alleen ruimschoots voldoen aan het klimaatakkoord, maar ook nooit meer voor rare verrassingen komen te staan als het gaat om de energierekening. Wie zijn hypotheek aflost, betaalt in feite al zijn toekomstige woonlasten vooruit, wie zijn huis energieneutraal maakt doet precies hetzelfde met de stroomrekening.
Feit is dat alle rekensommetjes er anno 2018 heel anders uitzien. Toen wij gingen aflossen, moesten we een vergelijking maken tussen 7% hypotheekrente en iets van 3 % spaarrente, nu betalen veel mensen amper 2% over hun woningschuld, en ontvangen ze vaak maar 0,03 % rente van de bank. Wie na 2013 iets heeft gekocht, lost sowieso elke maand iets af en kan dus ook rustig de rit in 25 of 30 jaar uitzitten zonder ooit in financiële problemen te raken (los van baanverlies, ziekte, scheiding of andere vormen van tegenslag en rampspoed).
Er zijn dus opvallend veel overeenkomsten tussen beide onderwerpen, maar er is ook één levensgroot verschil. Zo ben ik gaan aflossen alsof de duivel me op de hielen zat, omdat dat in zekere zin ook zo was. Nadat ik begin 2009 een grote reorganisatie had overleefd, wist ik dat het slechts een kwestie van tijd was voordat ik mijn baan zou verliezen. In die zin was het een race tegen de klok, want ik wilde mijn aflossingsvrije hypotheek tot de laatste cent hebben terugbetaald op het moment dat ik op straat kwam te staan.
Het láátste wat ik in die situatie zou hebben gedaan, was overal dubbel glas laten plaatsen en het dak isoleren. Doordat we jarenlang zuinig leefden, wist ik de energierekening zelfs omlaag te brengen zonder één extra investering te doen, terwijl dat met een hypotheek natuurlijk niet mogelijk is. Ik was supergemotiveerd om af te lossen, omdat ik met elke extra storting mijn woonlasten omlaag zag gaan en ik er vanaf dag één dus maximaal van profiteerde. Je kunt ook zeggen dat het vanaf het eerste moment een tastbaar resultaat opleverde.
Investeren in energiebesparende maatregelen is een heel ander verhaal, zeker wanneer je het doet voor zoiets volstrekt ongrijpbaars als 'het klimaat'. Niet alleen voelt dat op mondiaal niveau als dweilen met de kraan open, het eindresultaat even abstract als onmeetbaar. De enige manier om jezelf te motiveren, is door je te focussen op wooncomfort en het stapje voor stapje omlaag brengen van de energienota. Zolang investeringen in isolatie en energiezuinigheid zichzelf terugbetalen in een lagere stroomrekening, is het net zo'n bevrijdende en bevredigende ervaring als extra aflossen.
vrijdag 4 januari 2019
En wat vond ik zelf nou eigenlijk de beste films van 2018?
Gisteren publiceerde De Volkskrant een overzicht van de beste films van 2018, waarbij voor het eerst ook gestemd kon worden voor de beste series. Het leverde een interessante dwarsdoorsnede op met weinig echte verrassingen en een gedoodverfde winnaar. Voor het eerst van mijn leven had ik bijna alle prijswinnende films daadwerkelijk gezien, dus ik kon écht een gefundeerde keuze maken. Want welke bioscoopfilms staken nu met kop en schouders boven de rest uit? En bij welke series kon ik niet stoppen met kijken?
Laat ik beginnen met de vaststelling dat ik het uitgesproken jammer vond dat in de krant zelf slechts een lijstje afgedrukt stond met de tien beste films, want ik had me er erg op verheugd om bij vrijwel alle titels een vinkje te kunnen zetten met een balpen. Nu moest ik naar de website om de hele lijst na te lopen en kon ik alleen in gedachten alle films aankruisen die ik daadwerkelijk had gezien. Pas bij nummer 25 kwam ik voor het eerst een titel tegen die ik nog moest zien, maar dat is dan ook een Netflixfilm die nooit in de bioscoop heeft gedraaid.
Van de honderd films in de lijst, bleek ik er uiteindelijk acht te hebben gemist. Dat laat zien dat het vrijwel onmogelijk is om echt alles te zien wat uitkomt, hoewel dat in het geval van Mamma Mia! Here We Go Again (plaats 44) een bewuste keuze was waar ik nog steeds geen spijt van heb. Grappig genoeg stond Three Billboards Outside Ebbing, Missouri ook in mijn lijstje op één, maar verder waren er nogal wat discrepanties en bleek ik zelfs op titels te hebben gestemd die niet eens terug te vinden zijn bij de eerste honderd.
Bizar genoeg stond A Star is Born in mijn lijstje ook op de achtste plaats, terwijl Beautiful Boy het nét niet haalde. Zo kwam ik tot de volgende eindscore:
1. Three Billboards Outside Ebbing, Missouri
2. Tully
3. A Quiet Place
4. Billy
5. The King
6. Darkest Hour
7. 6 Balloons
8. A Star is Born
9. Hostiles
10. Katie Says Goodbye
Over de uitslag kan niet worden gecorrespondeerd, hoewel ik ter toelichting wel kan aangeven dat ik Billy zo grappig vond dat ik hem twéé keer heb gezien en A Quiet Place zo eng dat ik me steeds dieper onderuit liet zakken op mijn bioscoopstoel. Hostiles vond ik - ondanks The Sister Brothers - de beste western en The King trof me vol tussen mijn ogen omdat ik een muziekgek ben met een diploma politicologie die dol is op metaforen.
Darkest Hour was ook een voorspelbare kandidaat, terwijl ik vind dat Tully en Katie Says Goodbye veel meer aandacht hadden verdiend. Tot mijn schaamte bleek ik in 9 van de 10 gevallen voor een film te hebben gekozen met een mannelijke regisseur, hoewel het bij de twee hoogst genoteerde films een vrouw is die de show steelt en je dat ook kunt zeggen van de nummers zeven, acht en tien. 6 Balloons is misschien een vreemde eend in de bijt, maar die zag ik onlangs op Netflix en die had dus ook gewoon een bioscooprelease verdiend.
Verder kan ik nog vertellen dat ik niet warm of koud word van een film als Cold War en wel vaker merk dat ik schouderophalend zit te kijken naar films waar recensenten helemaal lyrisch over zijn (Shoplifters, Zama, Transit). Ik vond 2018 ook niet zo'n geweldig filmjaar vergeleken met een jaar eerder, want ik zag geen tweede Dunkirk, geen tweede Manifesto, geen tweede Brigsby Bear en geen tweede King of the Belgians. Misschien is dat een kwestie van afstomping of gewenning (want ik zag in 12 maanden net zoveel films als een normaal mens in 120 jaar), maar voor mijn gevoel werd ik minder vaak omver geblazen.
Zo ben ik erg benieuwd naar 2019 en vrees ik tegelijk in toenemende mate braafheid en politiek correcte voorspelbaarheid. Ronduit ergerniswekkend (en onjuist) is het hierboven afgebeelde citaat van actrice Carey Mulligan naar aanleiding van haar rol in de uitstekende film Wildlife. De gemiddelde bioscoopbezoeker die 2,1 films per jaar ziet, slikt haar woorden waarschijnlijk voor zoete koek, maar ik heb het afgelopen jaar echt héél veel films gezien over vrouwen die het zwaar hebben. Het risico bestaat dus dat mensen het idee blijven houden dat vrouwen er in films nog steeds bekaaid vanaf komen, alleen maar omdat dat zinnetje tot vervelens toe wordt herhaald.
In zijn column van een paar dagen terug, formuleerde Rutger Lemm al aardig het hoe en waarom van mijn nieuwe boek, want de meeste mensen met kleine kinderen en een drukke baan mogen al blij zijn als ze elk kwartaal één keer een bioscoop van binnen zien. Nadat ik me eerder vol overgave had gestort op 'inhaallezen', kun je 2017 en 2018 beschouwen als een soort inhaalrace op het gebied van films. Natuurlijk blijf ik daar in 2019 gewoon mee doorgaan, hoewel ik nu niet meer per se 250 films hoef te turven en ik ook niet per se alles wil zien.
Gisteren heb ik de laatste correcties van mijn boek doorgegeven, dus voor deze maand voorbij is rolt Een jaar in het donker van de persen. Daarin permitteer ik me een grapje dat ik dit jaar ook echt in de praktijk hoop te brengen, want ergens in mijn nieuwe boek schrijf ik dat Blue Monday voor mij voortaan een excuus is om ook eens op maandagmiddag naar de bioscoop te gaan. Op de meest deprimerende dag van het jaar - en die valt in 2019 op 21 januari - zit ik dus prinsheerlijk in de bioscoop en heb ik nergens last van.
En de beste series? Dat zijn wat mij betreft, in willekeurige volgorde, Wanderlust, Norsemen, Bodyguard, Better Call Saul, Ozark en The Kominsky Method. Veel kijkplezier!
Laat ik beginnen met de vaststelling dat ik het uitgesproken jammer vond dat in de krant zelf slechts een lijstje afgedrukt stond met de tien beste films, want ik had me er erg op verheugd om bij vrijwel alle titels een vinkje te kunnen zetten met een balpen. Nu moest ik naar de website om de hele lijst na te lopen en kon ik alleen in gedachten alle films aankruisen die ik daadwerkelijk had gezien. Pas bij nummer 25 kwam ik voor het eerst een titel tegen die ik nog moest zien, maar dat is dan ook een Netflixfilm die nooit in de bioscoop heeft gedraaid.
Van de honderd films in de lijst, bleek ik er uiteindelijk acht te hebben gemist. Dat laat zien dat het vrijwel onmogelijk is om echt alles te zien wat uitkomt, hoewel dat in het geval van Mamma Mia! Here We Go Again (plaats 44) een bewuste keuze was waar ik nog steeds geen spijt van heb. Grappig genoeg stond Three Billboards Outside Ebbing, Missouri ook in mijn lijstje op één, maar verder waren er nogal wat discrepanties en bleek ik zelfs op titels te hebben gestemd die niet eens terug te vinden zijn bij de eerste honderd.
Bizar genoeg stond A Star is Born in mijn lijstje ook op de achtste plaats, terwijl Beautiful Boy het nét niet haalde. Zo kwam ik tot de volgende eindscore:
1. Three Billboards Outside Ebbing, Missouri
2. Tully
3. A Quiet Place
4. Billy
5. The King
6. Darkest Hour
7. 6 Balloons
8. A Star is Born
9. Hostiles
10. Katie Says Goodbye
Over de uitslag kan niet worden gecorrespondeerd, hoewel ik ter toelichting wel kan aangeven dat ik Billy zo grappig vond dat ik hem twéé keer heb gezien en A Quiet Place zo eng dat ik me steeds dieper onderuit liet zakken op mijn bioscoopstoel. Hostiles vond ik - ondanks The Sister Brothers - de beste western en The King trof me vol tussen mijn ogen omdat ik een muziekgek ben met een diploma politicologie die dol is op metaforen.
Darkest Hour was ook een voorspelbare kandidaat, terwijl ik vind dat Tully en Katie Says Goodbye veel meer aandacht hadden verdiend. Tot mijn schaamte bleek ik in 9 van de 10 gevallen voor een film te hebben gekozen met een mannelijke regisseur, hoewel het bij de twee hoogst genoteerde films een vrouw is die de show steelt en je dat ook kunt zeggen van de nummers zeven, acht en tien. 6 Balloons is misschien een vreemde eend in de bijt, maar die zag ik onlangs op Netflix en die had dus ook gewoon een bioscooprelease verdiend.
Verder kan ik nog vertellen dat ik niet warm of koud word van een film als Cold War en wel vaker merk dat ik schouderophalend zit te kijken naar films waar recensenten helemaal lyrisch over zijn (Shoplifters, Zama, Transit). Ik vond 2018 ook niet zo'n geweldig filmjaar vergeleken met een jaar eerder, want ik zag geen tweede Dunkirk, geen tweede Manifesto, geen tweede Brigsby Bear en geen tweede King of the Belgians. Misschien is dat een kwestie van afstomping of gewenning (want ik zag in 12 maanden net zoveel films als een normaal mens in 120 jaar), maar voor mijn gevoel werd ik minder vaak omver geblazen.
Zo ben ik erg benieuwd naar 2019 en vrees ik tegelijk in toenemende mate braafheid en politiek correcte voorspelbaarheid. Ronduit ergerniswekkend (en onjuist) is het hierboven afgebeelde citaat van actrice Carey Mulligan naar aanleiding van haar rol in de uitstekende film Wildlife. De gemiddelde bioscoopbezoeker die 2,1 films per jaar ziet, slikt haar woorden waarschijnlijk voor zoete koek, maar ik heb het afgelopen jaar echt héél veel films gezien over vrouwen die het zwaar hebben. Het risico bestaat dus dat mensen het idee blijven houden dat vrouwen er in films nog steeds bekaaid vanaf komen, alleen maar omdat dat zinnetje tot vervelens toe wordt herhaald.
In zijn column van een paar dagen terug, formuleerde Rutger Lemm al aardig het hoe en waarom van mijn nieuwe boek, want de meeste mensen met kleine kinderen en een drukke baan mogen al blij zijn als ze elk kwartaal één keer een bioscoop van binnen zien. Nadat ik me eerder vol overgave had gestort op 'inhaallezen', kun je 2017 en 2018 beschouwen als een soort inhaalrace op het gebied van films. Natuurlijk blijf ik daar in 2019 gewoon mee doorgaan, hoewel ik nu niet meer per se 250 films hoef te turven en ik ook niet per se alles wil zien.
Gisteren heb ik de laatste correcties van mijn boek doorgegeven, dus voor deze maand voorbij is rolt Een jaar in het donker van de persen. Daarin permitteer ik me een grapje dat ik dit jaar ook echt in de praktijk hoop te brengen, want ergens in mijn nieuwe boek schrijf ik dat Blue Monday voor mij voortaan een excuus is om ook eens op maandagmiddag naar de bioscoop te gaan. Op de meest deprimerende dag van het jaar - en die valt in 2019 op 21 januari - zit ik dus prinsheerlijk in de bioscoop en heb ik nergens last van.
En de beste series? Dat zijn wat mij betreft, in willekeurige volgorde, Wanderlust, Norsemen, Bodyguard, Better Call Saul, Ozark en The Kominsky Method. Veel kijkplezier!
Abonneren op:
Posts (Atom)