Zoeken

dinsdag 10 september 2024

Succes is echt niet alleen te danken aan toeval en geluk

De laatste tijd valt steeds vaker te lezen dat maatschappelijk succes louter toe te schrijven zou zijn aan toeval en geluk. Dat is natuurlijk niet zomaar, want het is gemakkelijker om ongelijkheid te bestrijden, wanneer de gedachte eenmaal heeft postgevat dat alles je toch maar in de schoot geworpen wordt. Nu spreek ik in mijn boeken altijd vol ontzag over 'toeval' - ook in mijn nieuwste boek weer - maar tegelijk is het ook weer niet zo dat al mijn boeken zichzelf schrijven of als bij toverslag uit de computer komen rollen.


Eerlijk gezegd schrok ik er zelf een beetje van toen ik het natelde, maar in mijn nieuwe boek komt het woord 'toeval' niet minder dan 49 (!) keer voor, al dat niet in woordcombinaties als toevallig, toevalstreffer, toevalligheden of stomtoevallig. Nu is het deels natuurlijk ook een kwestie van toeval dat ik als verstokte rocker opeens de jazz heb ontdekt, maar dit suggereert bijna alsof ik geblinddoekt naar de platenzaak ben gegaan en zomaar thuiskwam met een tas vol jazz-cd's en een pasklaar idee voor mijn twintigste boek.

Wie de moeite neemt om mijn wikipediapagina op te zoeken, zal waarschijnlijk niet snel tot de conclusie komen dat alles me zomaar is komen aanwaaien. Zelf vat ik mijn loopbaan als schrijver altijd zo samen: ik heb vijf jaar moeten wachten voordat mijn eerste boek verscheen en twintig jaar voordat er sprake was van een bescheiden bestseller. Een normaal mens had het dan allang opgegeven, net als die ene collega-misdaadauteur die zo geschrokken was van de verkoopcijfers van zijn debuut dat hij zich nooit meer aan een tweede thriller heeft gewaagd.

Dat deze week mijn twintigste boek in de winkel ligt, is bepaald niet zonder slag of stoot gegaan. Succes is ook nooit zomaar een stijgende lijn, waarbij je van elk boek weer meer verkoopt dan van het voorgaande, maar eerder een grillige grafiek met uitschieters naar boven en beneden. Dus zeker als je hamert op het belang van zaken als toeval en geluk, zul je moeten toegeven dat pech en willekeur dan óók een rol spelen. Zo lag mijn boek Eindelijk hypotheekvrij! begin maart 2020 in grote stapels bij de AKO precies op het moment dat alle boekwinkels de deuren moest sluiten vanwege corona.

De eerste paar alinea's van mijn eerste (tot op heden ongepubliceerde) manuscript schreef ik in de nacht dat mijn oudste zoon werd geboren, precies op het moment dat mijn werk verhuisde van Gilze naar Amsterdam en ik elke dag minsten twee keer zo lang onderweg zou zijn. Mijn redenering was: als ik het schrijven onder deze ongunstige condities, naast een fulltime baan, kon volhouden, dan zou ik het waarschijnlijk héél lang kunnen volhouden. Toen kon ik nog niet weten dat pas mijn derde poging zou worden gepubliceerd, op het moment dat diezelfde zoon alweer vijf jaar oud was.

Zo kan ik ontelbaar veel voorbeelden noemen, zoals die ene keer dat ik was gevraagd voor een signeersessie en er helemaal niemand kwam opdagen. Tegenover elk succesmoment staan tien teleurstellingen en tegenvallers, waarbij je telkens moet opkrabbelen en jezelf weer moet zien op te peppen. Het leidde tot de slotsom dat je bovenal een lange adem moet hebben en iets ook zó graag moet willen, dat je er alles voor over hebt en alles voor opzij zet. Het echte succes kwam uiteindelijk ook pas toen ik zelf de moed allang had opgegeven en dacht dat ik, na negen boeken, wel zo'n beetje klaar was al schrijver.

Toeval en geluk hebben inderdaad een rol gespeeld als het gaat om mijn schrijverschap, maar dan wel in combinatie met onmisbare factoren als talent, creativiteit, timing, volharding, discipline, ijver, eigenwijsheid, heilig vuur en een niet per se altijd in de realiteit geworteld geloof in eigen kunnen. In die zin geloof ik nog steeds in het bijna ouderwetse, inmiddels bijna suspecte concept van een 'meritocratie', zij het met de aantekening dat succes wat mij betreft niet per se synoniem hoeft te zijn aan financieel gewin of aan klinkende verkoopcijfers. Anders schijf je natuurlijk ook geen boek over 'jazz'...


vrijdag 23 augustus 2024

Een jazzliefhebber die naar progrock luistert

Halverwege het laatste concert van het afgelopen theaterseizoen, begon ik me op de eerste rij opeens op mijn hoofd te krabben. Het Zweedse jazztrio Rymden maakte bij dit gedenkwaardige optreden namelijk zó veel gebruik van toetsen en elektronica dat dit eerder aan ouderwetse 'krautrock' deed denken dan aan klassieke jazz. Gevolg is dat al hun albums naar de plank met 'progrock' verhuisden, naast bands als Hawkwind, Eloy, Hoelderlin en het al even eigenwijs op de grens balancerende Doppler Trio. 

Het was niet voor het eerst dat ik in jazz allerlei andere invloeden herkende, want ook de band Big Vicious van trompettist Avishai Cohen heeft zo'n stuwend totaalgeluid dat het eerder een onvervalste rockband is dan iets anders en datzelfde geldt voor de dampende fusion van Nils Petter Molvaer en Erik Truffaz. Nu is jazz van zichzelf als een smeltkroes van allerlei invloeden en stijlen, maar bij Rymden was het eerder of je naar jazzy klinkende spacerock luisterde.

Opeens leek het volkomen logisch om hun drie albums, gesigneerd en wel, te verhuizen naar een heel ander deel van de platenkast, ver van klassiekers als Lee Morgan, Louis Armstrong en Miles Davis. Had dit uit Zweden afkomstige Rymden, met al die Moog synthesizers, immers niet veel meer overeenkomsten met bijvoorbeeld Emerson Lake and Palmer dan met 'echte jazz'? Weliswaar stel ik in mijn nieuwe boek vast dat er helemaal niet zoiets bestaat als echte jazz, dit roept de terechte vraag op of het überhaupt nog wel om jazz gaat.

Zo zorgden Bugge Wesseltoft, Dan Berglund en Magnus Öström er eigenhandig, en waarschijnlijk geheel onbedoeld, voor dat ik de weken erop ineens alleen nog maar andere albums draaide uit dit wat vergeten hoekje van mijn collectie. De voorlaatste van Hawkwind had ik nog niet eens uit het cellofaan gehaald, maar bleek zowaar een van hun beter albums, zo goed zelfs dat ik de allerlaatste meteen ook maar heb besteld. En zo vulde ik nog meer ontbrekende gaatjes in de collectie, van Eroc tot Eloy en van Novalis tot Hoelderlin.

Als puber luisterde ik heel veel naar Duitse progrock - in de volksmond Krautrock geheten - zelfs al kwam die soms helemaal uit Oost-Duitsland. Deels was het dus een nostalgische reis langs allemaal oude bekenden, maar het zorgde er ook voor dat ik er ineens met heel andere oren naar luisterde waardoor er weer wat puzzelstukjes op hun plaats vielen. Zo wordt in een recensie van Live at Traumstadt van Hoelderlin gesproken over 'Jazz-Phrasierungen' die me nooit eerder waren opgevallen en daarmee was de cirkel meteen eigenlijk alweer rond.

Omdat na het concert van Rymden de zomerstop begon (het eerstvolgende concert waar ik een kaartje voor heb vindt pas op 19 september plaats), kon ik vrijelijk vreemdgaan op muzikaal terrein. Mijn nieuwe boek was immers zo goed als af, dus ik hoefde ook niet langer alleen maar naar jazz te luisteren. Mijn voornaamste conclusie was dat ik met al die verschillende soorten muziek die ik vroeger consumeerde, langzaam maar zeker werd klaargestoomd voor het overheerlijke dessert dat 'jazz' heette en dat vanaf de eerste hap naar meer smaakte.

In een tijd waarin steeds vaker in hokjes wordt gedacht en in streng afgebakende identiteiten, is het heerlijk om van de ene jazzvariant naar de andere te switchen, of die nu meer aan klassieke pianomuziek doet denken of aan onvervalste progrock. In elk geval was ik dankzij Rymden ook helemaal klaar voor het album Opposite Views van de Israëlische gitarist Gadi Caplan, dat via Facebook te bestellen is tegen betaling van alleen de verzendkosten.

Dat klinkt als een listige vorm van bedrog met een gemeen addertje onder het gras, maar blijkt voor artiesten steeds vaker een goede manier om bekendheid te verwerven. Zo kocht ik eerder een gesigneerd (!) album van pianist Soren Bebe dat ik in mijn nieuwe boek zelfs nog even noem, en dan nu deze melodieuze mix van - opnieuw - jazz en progrock, met veel ruimte voor de gitaar van Gadi Caplan. Die intuïtieve, bijna impulsieve manier van steeds weer nieuwe muziek ontdekken, maakt er wat mij betreft één groot avontuur van dat nooit gaat vervelen.

vrijdag 24 mei 2024

Soms is toeval bijna een soort tovenarij

Het begon allemaal met een kaartje voor het concert van Benjamin Herman in Rotterdam. Daarna volgde een wolkbreuk die alle plannen voor die vrijdagavond in februari in de war schopte. En toen kreeg ik prompt een spontane ingeving waarbij het bijna wel leek of ik iets oudere versie van mezelf vanuit een zeer nabije toekomst iets belangrijks in mijn oor fluisterde. Uiteindelijk leidde die optelsom ertoe dat we een paar maanden later prinsheerlijk op rij I zaten in een theater in Colmar bij een optreden van een zanger waar ik tot begin dit jaar nog nooit van had gehoord.

Het toeval wil dat ik het trio van Benjamin Herman kort daarvoor al had zien optreden in Dordrecht. Dus toen ik op buienradar zag dat ik niet alleen kletsnat zou aankomen bij het theater maar ook na afloop nog eens drie kwartier door de stromende regen zou moeten fietsen, besloot ik op het laatste moment om die avond verstek te laten gaan en lekker thuis te blijven. Iedereen was weg, dus ik had het hele huis voor mezelf en kon de muziek zo hard zetten als ik wilde en ook opzetten wat ik wilde.

En toen, schijnbaar vanuit het niets, was er opeens die heldere gedachte. Een paar maanden later zouden we twee weken op meivakantie gaan in de Elzas, niet ver van de stad Colmar. Ik had al twee kaartjes op zak voor het optreden van Florian Künstler op 30 april in het vlak over de grens gelegen Freiburg, maar ik had nog helemaal niet gekeken of er tijdens ons verblijf misschien ook iets te doen was in die Franse stad die nog veel dichterbij ons vakantiehuis lag.

Even later zag ik dat ene Claudio Capéo in de eerste week van onze vakantie maar liefst vier concerten achter elkaar zou geven in Colmar. Nooit van gehoord, dus eerst maar eens aanklikken op YouTube. Meteen zat ik rechtop, want dit was een schot in de roos, ergens op het snijvlak tussen Patrick Bruel en Stromae met een snufje Manau en een onsje Ange. Toen ik even later controleerde of er nog kaartjes waren, kreeg teleurstelling echter de overhand.

Voor 2 mei waren nog slechts een paar slechte plaatsen voorhanden en datzelfde gold voor de volgende twee avonden. Zonder enige verwachting klikte ik het concert van 5 mei aan en daar zag ik tot mijn grote vreugde nog twee vrije plaatsen op een van de middelste rijen in de zaal. Het duurde even voor de transactie een feit was - want zo vaak gebruikte ik mijn creditcard niet voor dit soort aankopen - maar even later was ik in het bezit van twee felbegeerde kaartjes.

Pas later zou ik tot ontdekking komen dat ik deze spontane ingeving kreeg precies op de dag dat de voorverkoop voor deze vier concerten van start was gegaan. Als ik een paar dagen later op dit idee zou zijn gekomen, of misschien zelfs maar een halve dag later, had ik naar kaartjes kunnen fluiten want hij moest heel veel van zijn plaatselijke fans teleurstellen. Capéo (echte naam: Ruccolo) is geboren in Mulhouse, dus deze concerten waren een soort thuiswedstrijd, vergelijkbaar met de shows van Guus Meeuwis in het stadion van PSV. Enige verschil is dat Theatre Municipal een klein theater is met maar 550 plaatsen.

Mijn vrouw wist ondertussen van niets, al reageerde ze wel aangenaam verrast toen ze op een ochtend haar auto startte en ineens muziek hoorde die ze niet kende maar die ze al snel in haar hart sloot. Dat geintje herhaalde ik nog twee keer, zodat ze alle reguliere, Franstalige albums van Claudio Capéo in bezit had en elk refrein uit volle borst meezong op weg naar haar werk. Zo luisterde ze weken achtereen maar naar één artiest, waardoor het leek alsof ze al heel haar leven fan was. 

Het was de bedoeling om haar pas tijdens de vakantie te vertellen dat we naar zijn optreden zouden gaan, maar ze was zó weg van zijn muziek dat ze op eigen houtje ging zoeken of hij soms ergens optrad. Groot was haar teleurstelling toen ze ontdekte dat hij vier uitverkochte concerten zou geven in Colmar, tot ze mijn triomfantelijke gezicht zag en haar vreugde de vrije loop liet. Eigenlijk was dit wel zo leuk, want wat een verrassing had moeten zijn ontpopte zich nu als wekenlange voorpret en de zekerheid dat deze vakantie bij voorbaat onvergetelijk zou zijn,

Interessant aan dit hele verhaal - behalve de timing en het toeval - is het feit dat dit laat zien dat je oorzaak en gevolg soms met de grootste vanzelfsprekendheid om kunt draaien. Mijn vrouw had het gevoel dat ze naar een concert ging van een van haar favoriete zangers, terwijl ik zijn naam alleen maar was tegengekomen op basis van zijn tourschema (precies hetzelfde geldt overigens voor Florian Künstler, maar daarover een andere keer meer). Het is soms dus maar net wat je krijgt voorgeschoteld of waar je toevallig op stuit. 

Het werd een onvergetelijke avond, al was het alleen maar in het besef dat wij hoogstwaarschijnlijk de enige Nederlanders in het theater waren. Capéo bleek een sympathieke uitstraling te hebben en liep een paar keer al zingend door de zaal om de afstand tot zijn fans nog verder te verkleinen. Helaas speelde hij het prachtige 'Mon Pays' niet, maar wel een afgewogen dwarsdoorsnede van zijn oeuvre, waarbij hij afwisselend met een voltallige band speelde of zichzelf begeleidde achter de piano. 

Het grappige is dat mijn vrouw inmiddels zo vaak mee is geweest naar jazzconcerten dat ze haar wenkbrauwen optrok bij de trompettist die hij als gast had uitgenodigd en ik zelf bijna hoofdschuddend naar de drumsolo luisterde. Het pleit echter juist voor Capéo - ooit winnaar van de Franse editie van The Voice - dat hij een vriendengroep om zich heen heeft verzameld die hij niet meteen heeft ingeruild voor meer virtuoze musici nu hij écht beroemd is in eigen land en inmiddels ook twee trouwe fans heeft in óns land voor wie dit zeker niet het laatste concert was.


maandag 15 april 2024

Ja, wanneer ben je nu eigenlijk precies een 'Nederlander'?

Laten we voorop stellen dat Johan Derksen een botterik is die af en toe, al dan niet met het oog op de kijkcijfers, foute opmerkingen en slechte grappen maakt. En verder geldt wat mij betreft dat wanneer iemand klinkt als een Vlaming - denk aan Europoliticus Assita Kanko - het ook een Vlaming is, zelfs al stond haar wieg in Burkina Faso. Toch is het een interessante vraag welke factoren nou precies je nationaliteit en je identiteit bepalen.

Natuurlijk is het makkelijk om de discussie meteen te smoren door Johan Derksen een 'racist' te noemen. Misschien is hij dat ook wel (en misschien bevindt zich in ieder mens wel de kiem van xenofobie en tribalisme), maar het kan geen kwaad om iets verder te kijken dan de ontstane ophef over zijn opmerking richting Kamerlid Habtamu de Hoop. Doet huidskleur er iets toe bij de vraag of iemand een echte Fries is? Of is het voldoende om die taal vloeiend te spreken en trots zijn op de provincie waarin je bent opgegroeid?

Om het directe antwoord daarop te omzeilen: ik ben geboren in Rotterdam, opgegroeid in Spijkenisse en woonachtig in Ridderkerk. Tegelijk zou ik mezelf nooit een 'Ridderkerker' noemen, net zoals ik mezelf geen 'Ámsterdammer' noemde toen ik daar tijdens mijn studie een tijdje woonde. In het dagelijks leven speelt die kwestie geen enkele rol, maar als je het me rechtstreeks vraagt zou ik mezelf eerder een Rotterdammer noemen die naar Ridderkerk is verhuisd. Tegelijk ben ik daarnaast natuurlijk ook nog een Nederlander, een Europeaan en een westerling (zowel regionaal als internationaal).

Eigenlijk geef je daarmee al aan hoe ingewikkeld en interessant deze materie is, zeker als je - zoals ik - een Duitse naam hebt die helemaal terug gaat tot de in 1721 geboren Gerd Heinrich Hormann. Het zou belachelijk zijn om mij een Duitser te noemen, of zelfs een nazaat van Duitse immigranten, maar het was ook weer niet heel verwonderlijk dat een thrillerwinkel in Amsterdam mijn debuut ooit op de plank zette met vertaalde thrillers en het was zéker niet iets om boos over te worden. Maar zelf hebben we onze beide kinderen bewust een internationaal klinkende voornaam gegeven die ook in het Engels makkelijk uit te spreken is.

Als het over identiteit gaat, haal ik vaak het volgende voorbeeld aan: ooit zag ik tijdens een buitenlandse vakantie een auto rijden met een Nederlands kenteken waarin vijf Afrikanen zaten. Vraag is wat dan je eerste reflex is: zie je dan vijf landgenoten voorbij komen of zijn het in de eerste plaats vijf mensen uit Afrika die zich in een Nederlandse auto verplaatsen? Op dezelfde manier is het logischer en vanzelfsprekender om iemand uit Suriname te beschouwen als Nederlander dan iemand die pas een maand geleden uit Somalië is aangekomen en de taal nog niet eens spreekt, wat al aangeeft dat huidskleur nooit het enige criterium is.

Je kunt Johan Derksen dus de ene dag een 'patiënt' noemden en de volgende dag een 'racist', maar ik vind het altijd erg leerzaam en interessant om de zaken om te draaien. Want stel nou dat mijn vrouw en ik dertig jaar geleden naar Tokio waren verhuisd en daar kinderen hadden gekregen: zijn dat dan Japanners - en misschien zelfs Aziaten - of slechts inwoners van Tokio? Recentelijk sprak ik bij een jazzconcert een Japanner van mijn eigen leeftijd en ik kan me niet voorstellen dat ik hem daarbij trots foto's van mijn kleinkinderen had laten zien met de mededeling dat dat óók Japanners zijn zonder in lachen uit te barsten.

Toevallig vertelde een vriend me gisteren over de ervaringen van zijn dochter die net terug is uit Japan en daar door iedereen werd aangestaard. Overal waar ze kwam wilden mensen met haar op de foto en raakten ze haar ongevraagd aan, soms vanwege haar lengte, dan weer vanwege haar huidskleur of haar haar. Omgekeerd zou dat meteen als 'racistisch' worden bestempeld, terwijl het voor haar alleen maar ongemakkelijk was en raar. Het geeft in elk geval al aan dat je daar als westerling nooit op kunt gaan in de massa en misschien ook nooit een echte Japanner zult worden.

Een theater in Almelo dat een gezelschap boekt dat oorspronkelijke Afrikaanse muziek maakt, zou ook raar opkijken als zich vervolgens tien blanke mannen bij de artiesteningang melden die in een Afrikaans land geboren zijn. Er bestaan wel blanke Zuid-Afrikanen, maar die worden nog steeds beschouwd als indringers en kolonisten, zelfs al wonen hun voorouders er misschien al sinds 1650. Zijn er ooit wel eens blanke Japanners of blanke Afrikanen in het nieuws of is dat op voorhand eigenlijk al een beetje een ongemakkelijke, onbedoeld komische constructie?

Je kunt dit onderwerp dus alleen vanuit westers perspectief bekijken of door een roze bril, maar dan ga je voorbij aan het feit dat de werkelijkheid ook hier weer een stuk weerbarstiger is dan je wellicht zou willen. Want wat gebeurt er wanneer je de wenselijkheid voorbij bent en het niet langer draait om politieke correctheid en sociale gevoeligheden? Wat zijn de harde criteria als de maatschappij tot op het bot verdeeld is in 'wij' en 'zij' en het opeens weer gaat over leven en dood? 

Een van de sterkste rollen in de dystopische film Civil War (net in de bioscoop) is die van de hierboven afgebeelde Jesse Plemons die aan de rand van een vers gedolven massagraf vraagt 'wat voor Amerikanen' hij nou precies voor zich heeft. Het foute antwoord kan je niet alleen je kop kosten maar wordt ook simpelweg weer bepaald door je afkomst of je land van herkomst. Je kunt best een terechte afkeer hebben van nationalisme en van groepsdenken, maar deze grimmige en naargeestige film zet je aan het denken en laat je ook even iets verder kijken dan het meest voor de hand liggende wenselijke antwoord.

vrijdag 5 april 2024

Zonder antisemitisme zou jazz niet hebben bestaan

In mijn voor deze zomer geplande nieuwe boek stel ik vast dat er nooit zoiets zou hebben bestaan als 'jazz' of 'blues' zonder de slavernij. Maar pas toen ik me verder in het onderwerp ging verdiepen, ontdekte ik dat ook antisemitisme een beslissende rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de jazz. Zo heette de wereldberoemde klarinettist Benny Goodman - zoon van arme Joodse immigranten die in de VS een veilig heenkomen hadden gezocht - eigenlijk Benjamin David Gutman. Maar daar houdt het verhaal niet op.

Zo las ik op de Facebookpagina van zangeres Mirjam van Dam dat zaaleigenaren die haar boeken naar aanleiding van haar laatste album Yiddish Jazz het woord 'Joods' uit veiligheidsoverwegingen maar liever vermijden. Het concert dat ik bezocht in een kerk in Rotterdam, werd dan ook omfloerst aangekondigd als 'jazz met een verhaal', hoewel ze zelf meteen ter zake kwam en nog veel meer sprekende voorbeelden noemde van Joodse invloeden in de jazz.

Zodoende hield ik in mijn achterhoofd al rekening met actievoerders die hun pijlen zouden richten op alles wat ook maar iets met Israël te maken heeft, al had ik het eerder verwacht bij het jazz-trio Shalosh uit Tel Aviv dan bij zangeres Lenny Kuhr. De opkomst bij dat concert viel toch al wat tegen, wat volgens sommige bezoekers ongetwijfeld iets te maken moest hebben met het feit dat de band uit Israël afkomstig is. Dat ligt gevoelig, zeker in kringen waarin bijna iedereen automatisch partij kiest voor de andere partij.

Hoe ingewikkeld dit alles ligt, en hoe het soms wringt, ontdekte ik toen ik op 22 oktober na een middagconcert van de Joodse saxofonist Noah Preminger dat door ongeveer veertig mensen was bezocht terechtkwam in een menigte op de Erasmusbrug die woedende leuzen scandeerde tegen Israël, zodat broosheid en boosheid deze middag bijna letterlijk met elkaar in botsing kwamen. Vlak daarvoor had ik al de Joodse trompettist Itamar Borochov gezien, een van de beste concerten van het afgelopen jaar. 

Wie erop gaat letten ziet vanzelf dat er veel meer invloedrijke Joodse jazzmuzikanten zijn, van Emmet Cohen tot Avishai Cohen. Diezelfde Emmet Cohen noem ik al eens in mijn vorig jaar verschenen boek Geluk op twee wielen, dat vooral over fietsplezier ging en verder niets met dit hele onderwerp te maken heeft. Met een Joodse pianist, een Japanse bassist en een zwarte drummer gold zijn trio wat mij betreft als exemplarisch voorbeeld van het feit dat in de jazz niet alleen muzikale grenzen vervagen, maar ook zaken als afkomst of kleur er niets toe doen. 

Dit fragment onderstreept nog eens hoe zinloos en averechts het zou zijn om vredelievende musici verantwoordelijk te houden voor wat elders in de wereld gebeurt. Na het verstoren van het concert van Lenny Kuhr in Waalwijk gaf ik al aan dat er op dat moment een grens overschreden wordt, al was het maar omdat actievoerders niets te zoeken hebben in bibliotheken, musea, bioscopen en theaters. Wat dat betreft zouden artiesten niet alleen stelling moeten nemen tegen antisemitisme, maar ook hun eigen werkterrein veel beter moeten bewaken.

Als fervent theaterbezoeker, filmfreak en muziekliefhebber hoop ik in alle vrijheid te kunnen blijven genieten van alles wat me dierbaar is, niet alleen voor mij persoonlijk maar voor ons allemaal. Het zou meer dan verdrietig zijn als er straks bij elke ingang beveiligers geposteerd staan die je fouilleren en je tas doorzoeken en nog veel verdrietiger als sommige artiesten ons land voortaan liever mijden omdat hun veiligheid niet kan worden gewaarborgd. 




woensdag 3 april 2024

Wat betekent kunstmatige intelligentie voor de kunstsector?

Toen ik het manuscript van mijn vorige boek bijna af had, liet mijn oudste zoon me kennismaken met ChatGPT, een programma dat toen nét beschikbaar was. Het zou dus zomaar eens kunnen dat mijn boek een van de eerste ter wereld is waarvan de titel door AI is bedacht, al noteer ik in hetzelfde boek dat je niet raar moet opkijken als straks complete romans uit de computer rollen. Inmiddels gaan de ontwikkelingen zo snel dat ik de gevolgen voor de kunstsector onmogelijk kan overzien.

Ooit mocht ik me in opdracht van een ministerie buigen over de vraag hoe de wereld er over 30 jaar uit zou zien als het gaat om 'virtuele mobiliteit'. Het was een interessante opdracht waarin ik een aantal voorspellingen deed die later min of meer zouden uitkomen, maar als het om 'kunstmatige intelligentie' gaat durf ik nog geen drie dagen vooruit te blikken. Eigenlijk denk ik zelfs dat de huidige, bij het grote publiek bekende toepassingen slechts het topje van de ijsberg vormen.

Als liefhebber van sciencefiction bevind ik me dan ook nog eens op min of meer bekend terrein, want in veel van die boeken nemen de robots uiteindelijk de macht van de mensheid over. Je kunt het zelfs nog iets breder zien door kunstmatige intelligentie te vergelijken met aliens die van een verre planeet afkomstig zijn en op alle vlakken superieur zijn aan de mens. Een beetje dus zoals in die nieuwe Netflix-serie 3 Body Problem die ik net ademloos heb zitten bekijken.

Hoe problematisch dit onderwerp gaat worden - of allang is - ontdekte ik toen mijn jongste zoon me een nummer liet horen dat hij met behulp van AI heeft 'gecomponeerd'. Ik zet dat woord bewust tussen aanhalingstekens omdat hij slechts twee zinnen heeft geschreven die in het refrein moesten voorkomen en heeft aangegeven in welke stijl het moest worden uitgevoerd. Het resultaat is een heerlijk in het gehoor liggend nummer met een refrein dat zich al na één keer in je hoofd nestelt en dat klinkt als iets wat ik al sinds 1982 in de kast heb staan.

Sindsdien probeer ik te bedenken welke implicaties dit heeft voor de kunstwereld, óók in het besef dat dit nog maar kinderspel is. Feit is dat dit een geheide single zou zijn - en misschien zelfs een underground hit - als een eigentijdse synthpop of darkwave-band het zou gebruiken als demo en het zelf nog eens in de studio zou inspelen. Waarschijnlijk gebeurt dat al, misschien zelfs al op grote schaal, terwijl we nog niet eens begonnen zijn met het beantwoorden van de vraag hoe we 'creativiteit' in dit tijdvak gaan definiëren en wat dit alles betekent voor wat we nu nog onder 'componeren' verstaan. Zelfs het hele begrip 'kunst' komt wellicht op losse schroeven te staan.

Ik weet nog goed hoe ik ChatGPT vroeg om tien meer filosofische titels voor bovenstaand boek en vervolgens om tien titels met een meer literaire inslag en vrijwel meteen antwoord kreeg. Hoe grappig en wonderbaarlijk ik deze nieuwe techniek ook vond, ik voelde me als schrijver meteen op mijn plaats gezet. Tegen zoveel creativiteit, en zoveel rekensnelheid, kun je als kunstenaar onmogelijk op, in welk onderdeel van deze sector je ook werkzaam bent. Geen idee of kunstmatige intelligente al een apart vak is op de diverse opleidingen, maar ik weet wel dat de kunstkaternen van de gewone media er nog veel te weinig bij stilstaan.

Vanmorgen liet ik dat bewuste nummer van mijn jongste zoon horen aan een jeugdvriend die de jaren 80 bewust heeft meegemaakt en hij trapte er met open ogen in (sterker: hij wilde meteen horen wat die niet bestaande band allemaal nog meer had uitgebracht). We bevinden ons nu dus al middenin een wereld waarin niets meer is wat het lijkt en waarin je de kijker - en de luisteraar - van alles kunt wijsmaken. De enige troost is dat mijn eerstvolgende boek, door alle autobiografische details en hoogstpersoonlijke herinneringen nóóit door een superslimme computer had kunnen zijn geschreven, tenzij die eerdaags ook in je hoofd kan kijken.

zondag 31 maart 2024

Waarom houdt de culturele sector zich zo stil?

Het was interessant, en ontluisterend, om te zien hoe de culturele sector zich opstelde na het verstoren van het concert van Lenny Kuhr in Waalwijk. Zo waren er maar weinig vakbroeders die zich achter haar schaarden en de actie veroordeelden. Ook de krant waar we al bijna veertig jaar op geabonneerd zijn, komt niet verder dan het van alle kanten bekijken en vergoelijken van de motieven van de actievoerders. Het resultaat is een ongemakkelijke spagaat waar juist een duidelijk signaal gewenst zou zijn.

Over mijn eigen partijdigheid ben ik in mijn vorige blog heel duidelijk geweest: ik ben een fervent theaterbezoeker (deze week drie concerten, komende week weer) én ik ben geregeld in de zaal te vinden bij Lenny Kuhr. Bovenop alle algemene bezwaren die je tegen dit soort acties kunt hebben, komt dus het simpele feit dat je je met dergelijke ordeverstoringen op mijn terrein begeeft. Ik wil ongestoord kunnen genieten van voorstellingen en ik vind dat ik daar in een democratisch land op zou mogen rekenen. Ik wil ook niet dat er straks bij elke toegangsdeur een bewapende beveiliger staat.

Alleen al om die reden had ik verwacht dat er veel meer artiesten zouden zijn die deze actie veroordeelden, al was het maar omdat die nog veel vaker in een theater komen dan ik. In plaats daarvan houden ze zich, op een enkeling na, muisstil. Er is geen breed protest vanuit de culturele sector, geen massaal ondertekend manifest, zelfs geen persbericht waarin te lezen valt dat musea, theaters, bioscopen en concertzalen vrijplaatsen zouden moeten zijn waar kunstenaars zich veilig voelen en als zodanig dienen te worden gekoesterd.

Niks van dat al. In de krant gaat het niet over de legitimiteit - of de onwenselijkheid - van dit soort acties, maar slechts over de vraagt of de motieven van de demonstranten zuiver waren. Zo maak je 'een complexe zaak' van iets wat feitelijk heel simpel is, maar wat bemoeilijkt wordt door het feit dat de culturele sector een gesubsidieerd, progressief bolwerk is. Als theaterbezoeker kom ik alleen maar op plaatsen waar men blindelings partij kiest in dit conflict en men ook over andere onderwerpen op precies dezelfde manier denkt. Alleen al daarom is er op voorhand zoveel begrip voor de actievoerders, dat men de actie niet durft te veroordelen.

Voor individuele acteurs en muzikanten geldt dat in nog veel sterkere mate, want wie zich uitspreekt valt buiten de boot, plaatst zich buiten de orde en wordt vervolgens niet meer gebeld of geboekt. En dus verzandt een principekwestie al snel in een semantische discussie waarin het gaat over de vraag wat de precieze ideologische motieven van de actievoerders waren, alsof er geen vuiltje aan de lucht is als we het er met elkaar over eens zijn dat die zuiver genoeg zijn. Zo wordt wat begint als een glijdende schaal vanzelf een glijbaan en een glibberig pad.

zaterdag 30 maart 2024

Zo wordt politiek protest vanzelf een persoonlijke aanval

De afgelopen tijd heb ik even geen blogs meer gepubliceerd, omdat ik mijn handen vol had aan mijn nieuwe boek. Nu ik het manuscript, netjes voor de deadline van eind maart, naar de uitgever heb verzonden, is er eindelijk weer wat ruimte in mijn hoofd voor andere onderwerpen. In dit geval schurkt het echter zo dicht tegen boek nummer twintig aan, dat je bijna zou kunnen spreken over het ontbrekende 25ste hoofdstuk. Of misschien zelfs een door de actualiteit ingegeven addendum.

Stomtoevallig komt de naam 'Lenny Kuhr' in mijn nieuwe boek vijf keer voor. Ik noem haar meteen al in het voorwoord en leg later in het boek nog eens uit wat de link precies is met het hoofdonderwerp. Tenslotte staat haar naam helemaal achterin de lijst met bezochte concerten, tussen het Martin Fondse Trio en de band Kruidkoek in. Ik zag haar eind september in Rotterdam optreden, dus het kostte me weinig moeite om me voor te stellen wat mijn reactie zou zijn geweest als in in Waalwijk in de zaal had gezeten toen haar optreden ruw werd verstoord.

In mijn nieuwe boek noteer ik naar waarheid dat er geen enkele artiest is, nationaal of internationaal, die ik váker heb zien optreden dan Lenny Kuhr, zo vaak zelfs dat ik de tel allang ben kwijtgeraakt. Wel kan ik me de allereerste keer nog goed herinneren: in een huiskamer in Limburg op een bloedhete zomerdag. Daar speelde ze, met achter haar de open tuindeuren, het prachtige nummer 'De Weg Naar Nederwetten' dat toen nog niet op plaat was verschenen. Voor mij was dat de aanleiding om met terugwerkende kracht alles van haar te kopen wat ik kon vinden.


Naar het laatste optreden in Rotterdam ging ik in de eerste plaats omdat ze voor deze tournee een nieuwe band om zich heen had verzameld met daarin mijn oude gitaarleraar Freek Dicke. Hoewel ik na een jaar of wat ben gestopt met de lessen wegens gebrek aan talent en ik daarna ook nooit meer een gitaar in mijn handen had gehad, leek het me aardig om hem na afloop te vragen of hij een van de albums wilde signeren die hij lang geleden met haar heeft opgenomen. Lenny Kuhr leek niet alleen helemaal in haar element met deze nieuwe band, maar klonk ook als herboren. Voor ons was dit dus al de zoveelste keer dat we haar zagen spelen, maar zeker niet de laatste keer.

Daar komt dan nog bovenop, dat ik Lenny Kuhr als journalist al eens bij haar thuis heb geïnterviewd voor Max Magazine, de televisiegids van deze omroep. Dat interview was alleen al memorabel, omdat ze de afspraak compleet was vergeten en ik geduldig in mijn auto heb zitten wachten tot ze op haar dooie gemak terug kwam lopen van de tennisbaan. In die tijd was ik nog erg met hypotheken bezig, dus ik wist na het interview niet alleen alles over haar loopbaan in de muziek en de relatie met haar moeder, maar ook over haar financiële situatie. 

Het mag duidelijk zijn dat ik, los van mijn politieke ideeën en sympathieën, niet erg onpartijdig of welwillend reageerde op de ordeverstoring van haar concert in Waalwijk. Sowieso ben ik, als schrijver, van mening dat actievoerders uit de buurt moeten blijven van bioscopen, theaters, concertzalen, bibliotheken en musea. Met dit soort ordeverstoringen ga je een gevaarlijke grens over, want het neigt al snel naar intimidatie. Daarnaast bezorg je het aanwezige publiek, in dit geval van vergevorderde leeftijd, ook nog eens onnodig de schrik van hun leven. 

Dat ik het allemaal zo netjes en zo omfloerst formuleer, komt natuurlijk vooral doordat het inmiddels alweer bijna een week geleden is en het allemaal een beetje heeft kunnen betijen. Pas gisteren laaide mijn woede weer even op, toen ik in een column las dat er 'geen grondrecht bestaat voor een ongestoord concert'. Op die opmerking kom ik binnenkort waarschijnlijk nog even terug, óók omdat ik al vreesde dat er iets als dit stond te gebeuren, al had ik het eerder verwacht bij dat jazz-trio uit Tel Aviv dat recent op tournee was dan bij een zangeres van 74 jaar die werkelijk nog nooit iets heeft misdaan. 



donderdag 22 februari 2024

Waarom zou kunst per definitie verbindend moeten zijn?

Gisteren ben ik in Museum Arnhem naar een tentoonstelling geweest over Kunst in het Derde Rijk. Deze expositie trekt zoveel belangstellenden, dat hij is verlengd tot half april. De getoonde collectie laat goed zien zien wat er gebeurt wanneer kunstuitingen voor het karretje van de politiek worden gespannen en als verlengstuk worden gebruikt voor het propageren en verheerlijken van een bepaalde ideologie. Daarmee roept hij veel vragen op en niet alleen de meest voor de hand liggende.

Dit onderwerp heeft mijn warme belangstelling, want mijn afstudeerscriptie bij planologie ging destijds over ruimtelijke ordening en architectuur in het Derde Rijk. Daarbij keek ik vooral hoe beide onderwerpen werden beïnvloed - je zou ook kunnen zeggen: gestuurd of zelfs vergiftigd - door de ideologie van het nationaalsocialisme. De conclusie was dat ook dit onderwerp, net als alles in die periode, doortrokken was van de heilleer van de nazi's. 

Een bezoek aan deze tentoonstelling is een ongemakkelijke, zelfs wat surrealistische ervaringen, omdat het net lijkt of hij door Adolf Hitler persoonlijk is geopend. Dat is onvermijdelijk door de getoonde kunstwerken en mag je ook niet uit de weg gaan. Volgens sommigen is een dergelijke expositie, door de electorale opkomst van 'extreem-rechts', zelfs van groot belang als waarschuwing tegen totalitarisme. Tegelijk kan het ongemakkelijk zijn om je waardering uit te spreken voor sommige schilderijen, uit angst jezelf meteen verdacht te maken.


In datzelfde museum was eerder al eens werk te zien van Matthijs de Bruijne. Die naam zal niet bij iedereen een belletje doen rinkelen, of het moet zijn omdat hij bedankt heeft voor het maken van een kunstwerk voor het binnenkort gerenoveerde Binnenhof dat 'politiek neutraal, niet aanstootgevend en verbindend' moest zijn. Voor mij persoonlijk zouden al die restricties al genoeg reden zijn om voor de eer te bedanken, maar bij De Bruijne was de verkiezing van Bosma tot voorzitter van de Tweede Kamer de spreekwoordelijke druppel.

Interessant genoeg was de keuze voor Matthijs de Bruijne al geen politiek neutrale, want hij presenteert zichzelf als politiek betrokken kunstenaar wiens werk 'in dienst staat van een maatschappelijk doel, met kritiek op de ongelijkheden onder het kapitalistische systeem' (aldus het Museum Arnhem in 2012). Je kunt ook zeggen dat hij de personificatie is van kunst als 'linkse hobby' waarin het steevast, en ook steeds maar weer, draait om zaken als verbinding, diversiteit en inclusie en om honderd procent jezelf kunnen zijn. 

Wat in Museum Arnhem opviel, was dat de bijschriften niet of nauwelijks bevoogdend waren, precies zoals het hoort. In het ideale geval wordt nuttige achtergrondinformatie geboden en laat je de interpretatie verder over aan de bezoeker, die er niet alleen het zijne van mag vinden maar in gedachten ook elk zijspoor kan bewandelen. Zo bedacht ik dat er slechts een gradueel verschil bestaat tussen de propagandistische kunst in het Derde Rijk en de op inclusie en diversiteit gefixeerde, gesubsidieerde kunstuitingen van vandaag.

Wat ik daarmee wil zeggen, is dat kunst nooit losstaat van de tijdgeest en steeds beïnvloed of gestuurd wordt door heersende politieke of maatschappelijke ideologieën. Het feit dat het vandaag de dag iets subtieler gebeurt, en onder het mom van verheven idealen waar niets tegenin te brengen valt zonder jezelf buiten de discussie te plaatsen, doet daar niets aan af. Je hoeft maar twee dagen achtereen de cultuurbijlage van De Volkskrant te lezen om steeds maar weer diezelfde, tot in het oneindige herhaalde  kernwoorden tegen te komen.  

Wat mij betreft mag kunst best een beetje schuren, wringen, prikkelen, uitdagen, verwarren, verrassen en overrompelen. Net zoals een journalist in het ideale geval af en toe een luis in de pels is, zo kan kunst juist bij uitstek heersende opvattingen bevragen of van een andere kant belichten. Tegelijk mag kunst ook een volstrekt neutrale, louter esthetische positie innemen met de rug naar de actualiteit toe. Alles beter dan door de overheid gesubsidieerde eenheidsworst die bepaalde beleidsdoelen onderschrijft, in welk tijdvak dan ook. 





maandag 29 januari 2024

Soms is wat ik 'toeval' noem alleen maar stomtoevallig

In mijn nieuwe boek, dat deze zomer verschijnt, besteed ik opnieuw aandacht aan wat ik 'toeval' noem. Nu heb je wat mij betreft twee soorten toeval. Je kunt er gebeurtenissen mee omschrijven die zo frappant zijn, dat je er betekenis aan kunt toeschrijven en er zelfs iets van sturing bij zou kunnen vermoeden. Aan de andere kant - en daar wil ik het vandaag over hebben - kun je het ook zien als een manier om impulsief iets te ondernemen en je te laten leiden door willekeur of windrichting. Zo zorgde een toevallige ontmoeting in december voor een spontaan concertbezoek in januari.

Voor de volledigheid moeten we helemaal terug naar een gedenkwaardig concert dat zangeres Mirjam van Dam gaf in een kerkje in Rotterdam. Ook op dat optreden kom ik uitgebreid terug in mijn nieuwe boek, maar vandaag hoeven we alleen maar even stil te staan bij het moment waarop zij haar begeleidingsband voorstelde aan het publiek en ik opveerde toen ze de naam 'Peter Peuker' noemde. Als kersverse jazzliefhebber heb ik nog geen encyclopedie in mijn hoofd die ik naar believen kan raadplegen, maar deze kwam me bekend voor.

Eenmaal thuis ontdekte viste ik na enig zoeken uit mijn steeds verder uitdijende cd-collectie bovenstaand album waarvan de hoes op dat moment nog geheel maagdelijk was. Het frustrerende gevoel dat dit een een gemiste kans was, werd echter al snel vervangen door een lichte opwinding toen ik ontdekte dat saxofonist Peter Peuker (uit te spreken op z'n Duits want daar komt hij oorspronkelijk vandaan) in Amersfoort woonde. Daar kwam ik vaak genoeg langs, dus misschien kon ik gewoon een keer aanbellen voor een handtekening.

Die gelegenheid deed zich sneller voor dan gedacht, met als gevolg dat ik op oudejaarsdag onaangekondigd voor zijn deur stond. Peuker bleek toevallig thuis en was zeer gevleid door de vraag of hij dat album wilde signeren (al was het maar omdat het hem nooit eerder was overkomen, maar dat krijg je dus als je, zoals ik, met een iets te spontane vrouw bent getrouwd en besmet raakt met dezelfde impulsiviteit). Toen ik vroeg of hij binnenkort nog ergens zou optreden, vertelde hij dat hij begin 2024 het theater in zou gaan als lid van The Ramblers.

Nu had ik natuurlijk wel eens van die naam gehoord (ik heb zelfs twee cd's in de kast met oude jazz waarop enkele nummers staan van die legendarische band), maar ik had er geen idee van dat ze nog steeds bestonden en wist ook niet dat ze in 2026 hun 100-jarige (!) bestaan hopen te vieren. Een blik op de concertagenda leerde dat ze op zondag 28 januari in Breda optraden, voor ons slechts een half uur rijden met de auto. Gevolg was dat we gisteren om 11 uur 's ochtends in het Chassé Theater zaten en konden meegenieten van het jeugdsentiment van een heel andere generatie.

Minstens net zo spontaan was de aankoop van een tweedehands cd van The Singapore Connection uit 1995, alleen maar omdat hij (a) slechts 2 euro 50 kostte en (b) persoonlijk gesigneerd was door de mij onbekende zangeres Yvonne Walter. Tot mijn verrassing bleek het zulke heerlijk relaxte vocale jazz te zijn, dat ik hem sinds de aankoop bijna onophoudelijk heb gedraaid. Nieuwsgierig geworden zocht ik op internet naar meer informatie over Yvonne Walter en zo ontdekte ik dat ze inmiddels 77 jaar oud is, nog steeds actief is in de muziek en in Spanje woont. 

Even later had ik niet alleen twee andere cd's van haar besteld, maar ook een kaartje gekocht voor het enige concert dat ze dit jaar in ons land geeft. Straks zit ik dus in de zaal om de zoveelste nationale  jazzlegende die ik totaal niet kende op de valreep alsnog aan het werk te zien en zo zorgt als toeval verpakte impulsiviteit telkens weer voor een nieuwe verrassende wending of een interessante ontmoeting (en in dit geval natuurlijk, straks, hopelijk, ook weer voor een écht door haarzelf persoonlijk gesigneerd, splinternieuw album).