De AFM maakt zich zorgen over de nog steeds grote groep huizenbezitters met een geheel of gedeeltelijk aflossingsvrije hypotheek. Samen met twee grote banken denkt de toezichthouder na over de vraag hoe men die groep ertoe kan aanzetten in actie te komen en extra te gaan aflossen. Een oplossing is nog niet gevonden, hoewel het waarschijnlijk enorm zou helpen als ze al die mensen een exemplaar zouden opsturen van mijn boek Hypotheekvrij! Zelf doe ik dat boek nooit aan iemand cadeau zonder de disclaimer dat ze na lezing gegarandeerd gaan aflossen (net zoals mensen na lezing van De omgekeerde werkweek meestal ook in deeltijd willen gaan werken).
Natuurlijk is de kop boven het artikel zwaar aangezet, al was het maar omdat de hoogleraar die geciteerd wordt het heeft over een "tijdbommetje". Niet elke aflossingsvrije hypotheek levert aan het einde van de looptijd problemen op, al was het maar omdat er vaak helemaal geen sprake is van een afgebakende looptijd. Zelfs had ik ooit twee van dat soort leningen en die zouden gewoon door zijn gelopen tot mijn dood als ik niet tussentijds had afgelost. De ene liep volgens de bepalingen door tot "datum aflossing", nummertje twee tot het jaar waarin ik theoretisch honderd zou zijn geworden. Van een aflossingsvrije hypotheek kom je dus nooit af, maar je hoeft ook niet per se na dertig jaar je huis te verkopen.
Belangrijk is dus om niet alleen na te denken over het hoe en wat van je aflossingsvrije hypotheek, maar ook om na te kijken wat daarover precies in je papieren staat. Ooit sprak ik een vrouw die heel blij vertelde dat ze kort daarvoor een aflossingsvrije hypotheek had afgesloten met een looptijd van 30 jaar, zonder dat ze antwoord kon geven op mijn vraag wat er ná die dertig jaar zou gebeuren. Soms verlengt de bank de hypotheek zonder problemen, maar het kan ook dat ze opnieuw naar je inkomen kijken en tot de conclusie komen dat dat tekort schiet. In dat geval zul je een deel van de schuld in één klap moeten aflossen of je huis inderdaad te koop moeten zetten.
Wie mijn in 2012 verschenen boek heeft gelezen, wéét dat allemaal en zal op tijd maatregelen proberen te nemen. Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik wekelijks mailtjes krijg van mensen die vertellen dat ze door dat boek versneld zijn gaan aflossen of hun grote dure huis hebben ingeruild voor een kleiner en goedkoper exemplaar. Deze week nog las ik het verhaal van een man van 26 die elke maand 1200 euro extra aflost en op die manier over een jaar of zes in een hypotheekvrij appartement hoopt te wonen (hoewel zijn omgeving hem voor gek verklaart omdat hij dat geld niet uitgeeft aan vakanties en dure auto's).
Florius stuurt haar klanten met een aflossingsvrije hypotheek in sommige gevallen naar een adviseur en vergoedt de helft van de kosten, terwijl ze dus ook gewoon 9 euro 95 zouden kunnen uitgeven (plus porto) om hun klanten te verblijden met een gratis boek. Er zullen best huizenbezitters zijn die mijn boek na lezing schouderophalend bij het oud papier gooien, maar in de meeste gevallen zullen ze een goed gesprek voeren met hun partner en maatregelen nemen. Zelf ben ik in 2008 gaan aflossen en daar heb ik nog geen dag spijt van gehad (zeker niet omdat ik straks tien jaar voor mijn AOW-datum helemaal hypotheekvrij ben).
Het zou natuurlijk ironisch zijn als banken je nu gaan vertellen wat ze volgens de omslag van de eerste druk juist niet vertelden, maar de tijden zijn nu eenmaal veranderd. Tegelijk heeft nog steeds 30% van álle huizenbezitters een volledig aflossingsvrije hypotheek en dan praat je over meer dan 200 miljard. Vooral huishoudens die hun hele hypotheek aflossingsvrij hebben gefinancierd, niets hebben gespaard en geen erfenis in het verschiet hebben, kijken straks waarschijnlijk raar op hun neus en lopen het risico dat ze noodgedwongen moeten verhuizen of opeens geconfronteerd worden met torenhoge lasten omdat de HRA na dertig jaar vervalt en de bruto lasten op eigen kracht moeten worden betaald.
Hoogleraar Johan Conijn wijst erop dat mensen liever niet nadenken over de einddatum van hun hypotheek, net zoals ze ook niet nadenken over hun pensioen. Dat is heel menselijk en psychologisch goed verklaarbaar, maar grappig genoeg werkt het ook andersom. Dat ik nu, op mijn 55ste, in feite al met pensioen ben heeft alles te maken met het feit dat ik een kleine tien jaar geleden als een dolle ben gaan aflossen. Wie gaat morrelen aan de einddatum van zijn hypotheek, gaat vanzelf ook morrelen aan zijn pensioendatum en kan ik het gunstigste geval veel vroeger van zijn vrijheid gaan genieten in een volledig afgelost huis.
Zoeken
woensdag 29 maart 2017
donderdag 23 maart 2017
Waarom zijn klimaatsceptici eigenlijk zo sceptisch?
Op sociale media viel de afgelopen dagen te lezen dat de opwarming van de aarde in een stroomversnelling is geraakt die zomaar kan betekenen dat er na de eerstvolgende bocht een angstaanjagende waterval op ons wacht. Wie dat maar een eng idee vindt, kan zich troosten met de conclusie dat de wereld vooral last heeft van "klimaathysterie" (Marianne Zwagerman) en van een "opwarmingsverhaal" (Leon de Winter). Zelf ben ik toevallig net zo'n opwarmingsverhaal aan het lezen - namelijk de roman Goud Roem Citrus van Claire Vaye Watkins - en dat gaat je bepaald niet in je kouwe kleren zitten. Vraag is dus niet alleen wie er in deze discussie gelijk heeft, maar ook waarom klimaatsceptici eigenlijk zo graag willen geloven dat het allemaal oncontroleerbare onzin is.
Natuurlijk is Goud Roem Citrus niet meer dan het is, namelijk een roman. Het is een verzonnen verhaal, geschreven door iemand van 31 die waarschijnlijk te veel boeken heeft gelezen van Frank Herbert. Tegelijk is dat de kracht van schrijvers van dit soort dystopische boeken: dat ze hun lezers meenemen naar een helemaal niet zo verre of vergezochte toekomst. Zoveel fantasie is er niets eens voor nodig om je voor te stellen hoe het is om te leven in een wereld waarin de zon onbarmhartig schroeit, water zeldzamer is dan goud en ook rijke westerlingen zich aan hebben moeten sluiten in de onafzienbare stroom klimaatvluchtelingen.
In die zin laat dit boek zich lezen als de ochtendkrant van 2032 (die tegen die tijd natuurlijk helemaal niet meer bestaat, net zoals er ook geen vers fruit meer is en alle bomen kaalgevreten zijn en zo broos als papier). In Goud Roem Citrus heeft de opwarming van de aarde ons definitief ingehaald en is er geen ontkennen meer aan. Het is The Walking Dead maar dan zonder zombies en met een zinderende zon. Je stapt je voordeur uit en bent opeens in de woestijn van Nevada. Ik weet nog steeds niet of ik het een goed boek vind, maar ik weet wel dat ik na de eerste paar hoofdstukken veel meer genoot van mijn schaal druiven en mijn koude glas water.
Ondertussen - en dat betekent in mijn geval dus tussen het lezen door - lees ik op Twitter dat er sprake is van klimaathysterie en schrijft Leon de Winter op zijn vaste plek in de krant dat er geen sprake is van door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde, maar slechts van een "opwarmingsverhaal". Het klimaat fluctueert nu eenmaal en dat heeft niets te maken met onze vervuilende en verkwistende levensstijl maar alles met geologische en kosmische krachten. Als we al invloed hebben door onze CO2-uitstoot, dan is dat alleen maar in positieve zin want zo stellen we de volgende ijstijd juist weer een beetje verder uit.
Nu ben ik een politicoloog met een talenpakket, dus ik kan alleen maar afgaan op wat ik over dit onderwerp lees (bijvoorbeeld dat het in New York in februari al even 21 graden was). Als journalist schreef ik in 1988 al een artikel over wat toen meestal nog het "broeikaseffect" werd genoemd en vorig jaar zomer las ik tijdens mijn vakantie De klimaatoorlogen van Harald Welzer. Tegelijk las ik naast de column van Leon de Winter en de tweets van Marianne Zwagerman óók het boek De menselijke maat van Salomon Kroonenberg, dus niemand kan mij ervan beschuldigen dat ik in een filterbubbel leef waarin GroenLinks de agenda bepaalt.
Vooropgesteld dat ik niet 100% zeker weet dat klimaatsceptici onzin verkondigen, meen ik wel een verklaring te hebben voor hun reflex. Die lijkt namelijk héél erg op die van mensen die naar excuses zoeken om vooral niets te hoeven aflossen. De laatste jaren is dat stukken minder geworden, maar toen wij in 2008 begonnen met met het aflossen van onze hypotheek heb ik alle k*tsmoezen wel de revue zien passeren. Zo kreeg je altijd een boete als je afloste, moest je natuurlijk wel "leuke dingen" kunnen blijven doen en had je er niks aan als je op je 55ste een hartaanval kreeg op de drempel van je hypotheekvrije huis dat je net een dag eerder helemaal had afgelost. Aflossen is soms afzien en daar hebben de meeste mensen helemaal geen zin in.
Zuinig leven om je eigen hypotheek af te kunnen lossen is dan misschien nog wel op te brengen, maar niemand gaat superzuinig leven om te sparen voor zijn achterkleinkinderen. Dat speelt dus ook mee in de hele klimaatdiscussie. Mensen willen overal 130 rijden, in de zomer het vliegtuig pakken naar Bali en lekker alles kopen waar ze blij van worden. Klimaatsceptici willen zonder schuldgevoel vasthouden aan hun oude verkwistende levensstijl en dus moet het allemaal wel onzin zijn. Toegeven dat opwarming misschien bestaat betekent immers: minder vliegen, minder vlees, minder vervuiling en misschien wel minder keuzevrijheid. Dat lijkt een flinke stap terug, maar is waarschijnlijk veel verstandiger dan op de oude voet doorgaan tot er geen weg terug meer is.
Natuurlijk is Goud Roem Citrus niet meer dan het is, namelijk een roman. Het is een verzonnen verhaal, geschreven door iemand van 31 die waarschijnlijk te veel boeken heeft gelezen van Frank Herbert. Tegelijk is dat de kracht van schrijvers van dit soort dystopische boeken: dat ze hun lezers meenemen naar een helemaal niet zo verre of vergezochte toekomst. Zoveel fantasie is er niets eens voor nodig om je voor te stellen hoe het is om te leven in een wereld waarin de zon onbarmhartig schroeit, water zeldzamer is dan goud en ook rijke westerlingen zich aan hebben moeten sluiten in de onafzienbare stroom klimaatvluchtelingen.
In die zin laat dit boek zich lezen als de ochtendkrant van 2032 (die tegen die tijd natuurlijk helemaal niet meer bestaat, net zoals er ook geen vers fruit meer is en alle bomen kaalgevreten zijn en zo broos als papier). In Goud Roem Citrus heeft de opwarming van de aarde ons definitief ingehaald en is er geen ontkennen meer aan. Het is The Walking Dead maar dan zonder zombies en met een zinderende zon. Je stapt je voordeur uit en bent opeens in de woestijn van Nevada. Ik weet nog steeds niet of ik het een goed boek vind, maar ik weet wel dat ik na de eerste paar hoofdstukken veel meer genoot van mijn schaal druiven en mijn koude glas water.
Ondertussen - en dat betekent in mijn geval dus tussen het lezen door - lees ik op Twitter dat er sprake is van klimaathysterie en schrijft Leon de Winter op zijn vaste plek in de krant dat er geen sprake is van door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde, maar slechts van een "opwarmingsverhaal". Het klimaat fluctueert nu eenmaal en dat heeft niets te maken met onze vervuilende en verkwistende levensstijl maar alles met geologische en kosmische krachten. Als we al invloed hebben door onze CO2-uitstoot, dan is dat alleen maar in positieve zin want zo stellen we de volgende ijstijd juist weer een beetje verder uit.
Nu ben ik een politicoloog met een talenpakket, dus ik kan alleen maar afgaan op wat ik over dit onderwerp lees (bijvoorbeeld dat het in New York in februari al even 21 graden was). Als journalist schreef ik in 1988 al een artikel over wat toen meestal nog het "broeikaseffect" werd genoemd en vorig jaar zomer las ik tijdens mijn vakantie De klimaatoorlogen van Harald Welzer. Tegelijk las ik naast de column van Leon de Winter en de tweets van Marianne Zwagerman óók het boek De menselijke maat van Salomon Kroonenberg, dus niemand kan mij ervan beschuldigen dat ik in een filterbubbel leef waarin GroenLinks de agenda bepaalt.
Vooropgesteld dat ik niet 100% zeker weet dat klimaatsceptici onzin verkondigen, meen ik wel een verklaring te hebben voor hun reflex. Die lijkt namelijk héél erg op die van mensen die naar excuses zoeken om vooral niets te hoeven aflossen. De laatste jaren is dat stukken minder geworden, maar toen wij in 2008 begonnen met met het aflossen van onze hypotheek heb ik alle k*tsmoezen wel de revue zien passeren. Zo kreeg je altijd een boete als je afloste, moest je natuurlijk wel "leuke dingen" kunnen blijven doen en had je er niks aan als je op je 55ste een hartaanval kreeg op de drempel van je hypotheekvrije huis dat je net een dag eerder helemaal had afgelost. Aflossen is soms afzien en daar hebben de meeste mensen helemaal geen zin in.
Zuinig leven om je eigen hypotheek af te kunnen lossen is dan misschien nog wel op te brengen, maar niemand gaat superzuinig leven om te sparen voor zijn achterkleinkinderen. Dat speelt dus ook mee in de hele klimaatdiscussie. Mensen willen overal 130 rijden, in de zomer het vliegtuig pakken naar Bali en lekker alles kopen waar ze blij van worden. Klimaatsceptici willen zonder schuldgevoel vasthouden aan hun oude verkwistende levensstijl en dus moet het allemaal wel onzin zijn. Toegeven dat opwarming misschien bestaat betekent immers: minder vliegen, minder vlees, minder vervuiling en misschien wel minder keuzevrijheid. Dat lijkt een flinke stap terug, maar is waarschijnlijk veel verstandiger dan op de oude voet doorgaan tot er geen weg terug meer is.
maandag 20 maart 2017
Wie komt er nou precies van een andere planeet?
Als straks overal te lezen valt dat "rokjesdag" een feit is, dan klopt dat niet. De eerste echte dag waarop je met blote benen de straat op kon viel dit jaar namelijk al op donderdag 16 maart. Die dag fietste ik op mijn dooie gemak over het schitterende fietspad langs de Oude Maas, terwijl de zon uitbundig scheen en het ineens volop lente was. Toen ik een paar uur later in mijn korte broek boodschappen ging doen, werd ik echter aangestaard of ik van een andere planeet afkomstig was (of in elk geval op het verkeerde vliegveld was uitgestapt). Dat is dus met alles in het leven de vraag: ben jij zelf raar of doet de rest iets verkeerd?
De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat bovenstaande foto vórig jaar is gemaakt en ook op een heel andere plek (namelijk in de Alblasserwaard). Hij dient dan ook slechts ter illustratie, want afgelopen donderdag was ik in mijn eentje aan het fietsen zodat ik hooguit een selfie had kunnen maken. Wel droeg ik precies dezelfde outfit: een korte wielerbroek met daarboven een shirt én een shirt met lange mouwen. Echt zomer is het natuurlijk pas als je ook met korte mouwen kan fietsen, maar het was warm genoeg voor blote benen.
Een dag eerder was het ook al lekker genoeg om buiten in de tuin een boek te kunnen lezen, maar van dat feit hebben alleen mensen met een omgekeerde werkweek of een plakbandpensioen kunnen profiteren (en niet te vergeten al die ZZP'ers die in de luxe positie verkeren dat ze zelf hun tijd kunnen indelen). Zelf val ik in alle drie die categorieën, zodat het weekend wat mij betreft zomaar ineens midden in de week kan vallen en er ook nooit sprake is van een slechte zomer. Vorig jaar bijvoorbeeld begon mijn zomervakantie pas toen die voor de rest van het gezin net was afgelopen en bleef het tot ver in september mooi weer.
Officieel begint het "kortebroekenseizoen" hier in huis pas op 1 april en duurt het tot eind september (dus precies een half jaar). Dat is echter slechts een richtlijn want hij wordt ook tevoorschijn gehaald als het in maart al lekker is en hij blijft in de kast als het in april niet echt wil vlotten met het weer (wat de laatste jaren ook nogal eens is gebeurd). Dit jaar heb ik hem al drie keer aangehad, al heb ik tegelijk ontdekt dat ik dat beter alleen in mijn eigen tuin kan doen. Ga je in maart boodschappen doen in een korte broek, dan staren mensen je aan alsof je "Stille Nacht" aan het neuriën bent met een kerstmuts op.
Nu trekken sporters over het algemeen veel sneller iets luchtigs aan, want toen ik het weekend van 11 maart logeerde bij een vriend in de Eifel en we een lange fietstocht maakten door het fraaie heuvellandschap, zagen we onderweg niet alleen een skater met een korte broek maar ook een vrouw op een mountainbike die niet meer droeg dan een fietsbroek en een tanktop. Door de inspanning komt je lichaam snel op temperatuur, zodat je een heel andere beleving hebt van het weer. Daar komt in mijn geval bij dat de verwarming hier in huis vaak op 15 graden staat, zodat ik het buiten al heel aangenaam vind als het daar óók 15 graden is.
Belangrijker dan de vraag wanneer het nou precies "lekker weer" is en op welke datum rokjesdag valt (waarschijnlijk pas na het ingaan van de zomertijd), is de vraag of je je iets moet aantrekken van starende of afkeurende blikken. De vraag of het "raar" is om op 15 maart in een korte broek door Dirk van de Broek te lopen kun je moeiteloos vervangen door de vraag of het "raar" was om al in 2008 versneld te gaan aflossen. Toen was dat namelijk nog een vies woord en kwam je de uitdrukking "hypotheekvrij" in de media nergens tegen. Tegelijk beschouw ik het nog steeds als het verstandigste besluit óóit.
Bij lezingen zeg ik ook wel eens dat je waarschijnlijk aardig op de goede weg bent als mensen je aankijken of ze water zien branden. Dat is geen waterdichte redenering en ook geen wetenschappelijk verantwoorde conclusie, maar in de praktijk blijkt vaak dat je je niet teveel moet aantrekken van wat andere mensen doen of vinden maar dat je beter je eigen koers kunt bepalen en blind moet varen op je gevoel. Zo heb ik ontdekt dat je best een zomervakantie kunt overslaan als je in ruil daarvoor 365 dagen per jaar vakantie hebt en dat het geen kwestie is van afzien als je de kachel zo laag mogelijk zet omdat je dan al vroeg in de lente beloond wordt met mooi zomerweer.
De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat bovenstaande foto vórig jaar is gemaakt en ook op een heel andere plek (namelijk in de Alblasserwaard). Hij dient dan ook slechts ter illustratie, want afgelopen donderdag was ik in mijn eentje aan het fietsen zodat ik hooguit een selfie had kunnen maken. Wel droeg ik precies dezelfde outfit: een korte wielerbroek met daarboven een shirt én een shirt met lange mouwen. Echt zomer is het natuurlijk pas als je ook met korte mouwen kan fietsen, maar het was warm genoeg voor blote benen.
Een dag eerder was het ook al lekker genoeg om buiten in de tuin een boek te kunnen lezen, maar van dat feit hebben alleen mensen met een omgekeerde werkweek of een plakbandpensioen kunnen profiteren (en niet te vergeten al die ZZP'ers die in de luxe positie verkeren dat ze zelf hun tijd kunnen indelen). Zelf val ik in alle drie die categorieën, zodat het weekend wat mij betreft zomaar ineens midden in de week kan vallen en er ook nooit sprake is van een slechte zomer. Vorig jaar bijvoorbeeld begon mijn zomervakantie pas toen die voor de rest van het gezin net was afgelopen en bleef het tot ver in september mooi weer.
Officieel begint het "kortebroekenseizoen" hier in huis pas op 1 april en duurt het tot eind september (dus precies een half jaar). Dat is echter slechts een richtlijn want hij wordt ook tevoorschijn gehaald als het in maart al lekker is en hij blijft in de kast als het in april niet echt wil vlotten met het weer (wat de laatste jaren ook nogal eens is gebeurd). Dit jaar heb ik hem al drie keer aangehad, al heb ik tegelijk ontdekt dat ik dat beter alleen in mijn eigen tuin kan doen. Ga je in maart boodschappen doen in een korte broek, dan staren mensen je aan alsof je "Stille Nacht" aan het neuriën bent met een kerstmuts op.
Nu trekken sporters over het algemeen veel sneller iets luchtigs aan, want toen ik het weekend van 11 maart logeerde bij een vriend in de Eifel en we een lange fietstocht maakten door het fraaie heuvellandschap, zagen we onderweg niet alleen een skater met een korte broek maar ook een vrouw op een mountainbike die niet meer droeg dan een fietsbroek en een tanktop. Door de inspanning komt je lichaam snel op temperatuur, zodat je een heel andere beleving hebt van het weer. Daar komt in mijn geval bij dat de verwarming hier in huis vaak op 15 graden staat, zodat ik het buiten al heel aangenaam vind als het daar óók 15 graden is.
Belangrijker dan de vraag wanneer het nou precies "lekker weer" is en op welke datum rokjesdag valt (waarschijnlijk pas na het ingaan van de zomertijd), is de vraag of je je iets moet aantrekken van starende of afkeurende blikken. De vraag of het "raar" is om op 15 maart in een korte broek door Dirk van de Broek te lopen kun je moeiteloos vervangen door de vraag of het "raar" was om al in 2008 versneld te gaan aflossen. Toen was dat namelijk nog een vies woord en kwam je de uitdrukking "hypotheekvrij" in de media nergens tegen. Tegelijk beschouw ik het nog steeds als het verstandigste besluit óóit.
Bij lezingen zeg ik ook wel eens dat je waarschijnlijk aardig op de goede weg bent als mensen je aankijken of ze water zien branden. Dat is geen waterdichte redenering en ook geen wetenschappelijk verantwoorde conclusie, maar in de praktijk blijkt vaak dat je je niet teveel moet aantrekken van wat andere mensen doen of vinden maar dat je beter je eigen koers kunt bepalen en blind moet varen op je gevoel. Zo heb ik ontdekt dat je best een zomervakantie kunt overslaan als je in ruil daarvoor 365 dagen per jaar vakantie hebt en dat het geen kwestie is van afzien als je de kachel zo laag mogelijk zet omdat je dan al vroeg in de lente beloond wordt met mooi zomerweer.
dinsdag 14 maart 2017
Er bestaat dus werkelijk zoiets als welverdiende rust
Afgelopen weekend logeerde ik bij een vriend in een uitloper van de Eifel, pal aan de grens met Luxemburg. Daardoor kon ik goedkoop tanken voor de terugreis, nadat we drie dagen lang van het mooie weer hadden genoten en het schitterende landschap. Na afloop besefte ik eens te meer dat een weekend twee keer zo lang duurt als je er een mini-vakantie van maakt, dat alles staat of valt met het weer en dat nietsdoen vooral leuk is nadat je eerst van alles en nog wat hebt gedaan. Zo vierde ik dit weekend namelijk het heuglijke feit dat de eerste versie van mijn nieuwe boek helemaal af is.
Op Twitter suggereerde ik dat ik er een paar dagen tussenuit was omdat ik mezelf om die reden had getrakteerd op een weekendje weg, maar dat had meer met toeval te maken dan met timing. De afspraak dat ik langs zou gaan bij deze vriend - die in Luxemburg werkt als expat - dateert al van maanden geleden, dus het kwam alleen maar goed uit dat ik net het laatste hoofdstuk van mijn nieuwe boek had afgerond. Ook met het weer mazzelden we, want in eerste instantie zag het er zo belabberd uit dat ik zelfs van plan was mijn mountainbike niet eens mee te nemen.
In plaats van de regen die eerst voorspeld was, werden we getrakteerd op drie dagen lenteweer met de zondag al absolute uitschieter. Die benutten we meteen maar met een fietstocht van meer dan 4 uur, waarbij we onderweg neerstreken op een zonovergoten terras langs de Moesel. Ik kwam vrijdag aan om half twee en diezelfde middag hadden we meteen al een mooie tocht gemaakt door de heuvels en het omliggende Saarland.. Dat herhaalden we de volgende dag, gevolgd door een bezoek aan de stad Trier, met als afsluiting een pizza in Liersberg.
Toen ik zondagavond om half elf thuiskwam, had ik het heerlijke gevoel dat ik een midweek weg was geweest in plaats van 2,5 dag. Natuurlijk ging het weekend de volgende dag gewoon verder (zo ga ik zo dadelijk na de lunch lekker in de tuin een boek zitten lezen), maar toch is een weekendje weg een heel andere ervaring dan een weekend in je eigen biotoop. Alleen de heen- en terugreis vind ik een beetje een dealbreaker, want het blijft zonde om in totaal een hele werkdag in de auto te zitten voor ruim twee dagen ontspanning.
Wel genoot ik intens van de ruimte, de rust, het prachtige heuvellandschap en de vriendelijkheid van de plaatselijke bevolking, zeker toen ik na thuiskomst in de krant had gelezen dat het hier weer heel druk was geweest op de weg en in de welbekende attractieparken. Alleen al daarom heb je als mens in dit land (beter gezegd: in dit deel van het land) een omgekeerde werkweek nodig: omdat het op een zomerse maandag oneindig veel rustiger is op de fietspaden dan op een zonovergoten zondag. Nu kon ik maandag rustig bijkomen van de reis en op mijn gemak alsnog alle zaterdagkranten lezen.
Dat was trouwens ook wel eens rustig: de dag beginnen met een kop koffie en een boek in plaats van de gebruikelijke mediaconsumptie. Ik kreeg via Twitter natuurlijk wel het nodige mee van de rellen in Rotterdam, maar verder stond dit weekend toch vooral in het teken van dit onwaarschijnlijk mooie liefdesverhaal van Patrick Ness dat net zo goed door Neil Gaiman geschreven had kunnen zijn. Het heeft verder niet veel om het lijf, maar ik heb me voorgenomen om na elke film die op een roman is gebaseerd een ánder boek te lezen van dezelfde schrijver. Dat is heel verfrissend, want voordat ik A Monster Calls zag had ik zelfs nog nooit van Patrick Ness gehoord.
Wel weet ik inmiddels dat je helemaal niet vreselijk calvinistisch hoeft te zijn om te beseffen dat het pas echt goed rusten is na gedane arbeid, net zoals je heel anders onder de douche staat als je net vier uur op de mountainbike hebt gezeten. Het is niet voor niets zo dat vrijdag mijn favoriete bioscoopdag is: dan geniet ik van een film in de wetenschap dat ik die week één column heb geschreven, twee blogs heb gepubliceerd en drie hoofdstukken van mijn nieuwe boek heb geredigeerd. Om echt intens te kunnen genieten van het nieuwe nietsdoen moet je dus af en toe ouderwets je mouwen opstropen en meters maken.
Op Twitter suggereerde ik dat ik er een paar dagen tussenuit was omdat ik mezelf om die reden had getrakteerd op een weekendje weg, maar dat had meer met toeval te maken dan met timing. De afspraak dat ik langs zou gaan bij deze vriend - die in Luxemburg werkt als expat - dateert al van maanden geleden, dus het kwam alleen maar goed uit dat ik net het laatste hoofdstuk van mijn nieuwe boek had afgerond. Ook met het weer mazzelden we, want in eerste instantie zag het er zo belabberd uit dat ik zelfs van plan was mijn mountainbike niet eens mee te nemen.
In plaats van de regen die eerst voorspeld was, werden we getrakteerd op drie dagen lenteweer met de zondag al absolute uitschieter. Die benutten we meteen maar met een fietstocht van meer dan 4 uur, waarbij we onderweg neerstreken op een zonovergoten terras langs de Moesel. Ik kwam vrijdag aan om half twee en diezelfde middag hadden we meteen al een mooie tocht gemaakt door de heuvels en het omliggende Saarland.. Dat herhaalden we de volgende dag, gevolgd door een bezoek aan de stad Trier, met als afsluiting een pizza in Liersberg.
Toen ik zondagavond om half elf thuiskwam, had ik het heerlijke gevoel dat ik een midweek weg was geweest in plaats van 2,5 dag. Natuurlijk ging het weekend de volgende dag gewoon verder (zo ga ik zo dadelijk na de lunch lekker in de tuin een boek zitten lezen), maar toch is een weekendje weg een heel andere ervaring dan een weekend in je eigen biotoop. Alleen de heen- en terugreis vind ik een beetje een dealbreaker, want het blijft zonde om in totaal een hele werkdag in de auto te zitten voor ruim twee dagen ontspanning.
Wel genoot ik intens van de ruimte, de rust, het prachtige heuvellandschap en de vriendelijkheid van de plaatselijke bevolking, zeker toen ik na thuiskomst in de krant had gelezen dat het hier weer heel druk was geweest op de weg en in de welbekende attractieparken. Alleen al daarom heb je als mens in dit land (beter gezegd: in dit deel van het land) een omgekeerde werkweek nodig: omdat het op een zomerse maandag oneindig veel rustiger is op de fietspaden dan op een zonovergoten zondag. Nu kon ik maandag rustig bijkomen van de reis en op mijn gemak alsnog alle zaterdagkranten lezen.
Dat was trouwens ook wel eens rustig: de dag beginnen met een kop koffie en een boek in plaats van de gebruikelijke mediaconsumptie. Ik kreeg via Twitter natuurlijk wel het nodige mee van de rellen in Rotterdam, maar verder stond dit weekend toch vooral in het teken van dit onwaarschijnlijk mooie liefdesverhaal van Patrick Ness dat net zo goed door Neil Gaiman geschreven had kunnen zijn. Het heeft verder niet veel om het lijf, maar ik heb me voorgenomen om na elke film die op een roman is gebaseerd een ánder boek te lezen van dezelfde schrijver. Dat is heel verfrissend, want voordat ik A Monster Calls zag had ik zelfs nog nooit van Patrick Ness gehoord.
Wel weet ik inmiddels dat je helemaal niet vreselijk calvinistisch hoeft te zijn om te beseffen dat het pas echt goed rusten is na gedane arbeid, net zoals je heel anders onder de douche staat als je net vier uur op de mountainbike hebt gezeten. Het is niet voor niets zo dat vrijdag mijn favoriete bioscoopdag is: dan geniet ik van een film in de wetenschap dat ik die week één column heb geschreven, twee blogs heb gepubliceerd en drie hoofdstukken van mijn nieuwe boek heb geredigeerd. Om echt intens te kunnen genieten van het nieuwe nietsdoen moet je dus af en toe ouderwets je mouwen opstropen en meters maken.
vrijdag 10 maart 2017
Hoe zit het nou eigenlijk precies met al die "rijke" ouderen?
Vlak voor de verkiezingen kwam het CBS naar buiten met nieuwe cijfers over de financiële situatie van gepensioneerden. Op basis daarvan werd al snel geconcludeerd dat deze groep het niet alleen veel beter heeft dan de vorige generatie 65-plussers, maar ook veel meer vermogen bezit dan jongeren. Dat laatste is natuurlijk niet meer dan logisch want ze hebben veel langer kunnen sparen en dat eerste is een beetje een kromme vergelijking. Als het om zaken als welvaart en armoede gaat, vergelijken we ons doorgaans met leeftijdgenoten en niet met mensen uit andere landen of uit een andere tijd. Bovendien blijkt het nogal tegen te vallen met al die rijkdom als je de eigen woning buiten beschouwing laat.
De strekking van dit soort berichtgeving is doorgaans dat gepensioneerden niet zo moeten zeuren, omdat ze niks te klagen hebben. Zelfs als in de kop netjes vermeld wordt dat ze minder te besteden hebben, dan wordt daar meteen aan toegevoegd dat ze een flinke spaarpot bezitten. De huidige generatie gepensioneerden is de rijkste generatie 65-plussers ooit en moet dus niet zaniken als het pensioen voor de zoveelste keer niet wordt geïndexeerd of zelfs wordt verlaagd. Diezelfde 65-plusser heeft immers een spaarpotje van gemiddeld 86.500 euro, terwijl een doorsnee huishouden nog geen 17.300 euro bezit. Om dat verschil aan te scherpen, rekent de krant nog even voor dat dat ruim vijf keer zo veel is.
Zelf ben ik nog lang niet gepensioneerd (in elk geval niet officieel), maar ik kan wel verklappen dat ik oneindig veel rijker ben dan de jongere versie van mezelf. Toen ik op mijn 26ste begon met werken had ik een studieschuld opgebouwd van 20.000 gulden, inmiddels heb ik een aardig bedrag bij elkaar gespaard en ben ik zelfs bijna helemaal van mijn hypotheek af. Dat laat zien dat je niks verklaart of rechtvaardigt door het vermogen van ouderen te vergelijken met dat van jongeren. Iedere starter die vandaag op nul begint, kan na 30 jaar een hypotheekvrij huis bezitten dat vervolgens door het CBS klakkeloos bij het spaargeld wordt opgeteld.
Dat verklaart meteen waarom ik grote moeite heb met dit soort cijfers en gemiddelden, want de overwaarde van het eigen huis vormt in feite een soort papieren vermogen. Niet alleen heeft het een volstrekt andere gevoelswaarde, je kunt er in de supermarkt ook nog geen zak afbakbroodjes voor kopen. Om die reden durf ik de uitspraak wel aan dat je oneindig veel meer hebt aan 50.000 euro op de bank dan aan een hypotheekvrij huis van 250.000 euro. Volgens het CBS bezit je dan 3 ton, terwijl je in werkelijkheid slechts de beschikking hebt over een klein deel van dat kapitaal.
Onze hypotheek is vorige maand in één klap met 30.000 euro gedaald, zonder dat ik het gevoel heb dat ik nu ineens veel rijker ben geworden (laat staan dat ik morgen zomaar een auto zou kunnen kopen van dat bedrag). Een hypotheekvrij huis geeft je een gevoel van vrijheid en zorgt voor lage woonlasten, maar de waarde van overwaarde is uiterst betrekkelijk. Eigenlijk zou het CBS dus nog veel meer moeten benadrukken dat al die gepensioneerden eigenlijk "maar" 12.000 euro bezitten als je hun koophuis buiten beschouwing laat.
Het kan aan mij liggen, maar ik vind dat niet veel als je je hele leven de kans hebt gehad om te sparen, zeker niet als je bedenkt dat deze generatie 65-plussers de kans heeft gehad om optimaal te profiteren van stijgende huizenprijzen, oplopende aandelenkoersen, de zekerheid van vaste banen en hoge ontslagvergoedingen. Toen wij besloten om in 2008 versneld te gaan aflossen, spaarden we elk jaar al meer dan 12.000 bij elkaar dus ik vind het eerder schrikbarend weinig. Zonder in details te treden kan ik wel verklappen dat ik (op 55-jarige leeftijd) al over méér vermogen beschik dan een gemiddelde gepensioneerde, hoewel een deel daarvan natuurlijk bestaat uit de hierboven al besproken overwaarde.
Dat 65-plussers anno nu meer vermogen hebben dan gepensioneerden in 1995 is leuk om te weten, maar heeft tegelijk net zoveel zin als de opmerking dat een bijstandsgerechtigde die op de armoedegrens zit het stukken beter heeft dan iemand in Bangladesh. Wil je iets zinnigs zeggen met een dergelijke vergelijking of iets duidelijk proberen te maken, dan moet je in heel andere termen gaan denken. Zo pleit ik er niet voor om de AOW-leeftijd weer te verlagen naar 65 jaar, maar wijs ik mensen er altijd op dat iedereen op zijn zestigste zou kunnen stoppen met werken als we genoegen zouden nemen met het welvaartsniveau van de jaren zestig.
De strekking van dit soort berichtgeving is doorgaans dat gepensioneerden niet zo moeten zeuren, omdat ze niks te klagen hebben. Zelfs als in de kop netjes vermeld wordt dat ze minder te besteden hebben, dan wordt daar meteen aan toegevoegd dat ze een flinke spaarpot bezitten. De huidige generatie gepensioneerden is de rijkste generatie 65-plussers ooit en moet dus niet zaniken als het pensioen voor de zoveelste keer niet wordt geïndexeerd of zelfs wordt verlaagd. Diezelfde 65-plusser heeft immers een spaarpotje van gemiddeld 86.500 euro, terwijl een doorsnee huishouden nog geen 17.300 euro bezit. Om dat verschil aan te scherpen, rekent de krant nog even voor dat dat ruim vijf keer zo veel is.
Zelf ben ik nog lang niet gepensioneerd (in elk geval niet officieel), maar ik kan wel verklappen dat ik oneindig veel rijker ben dan de jongere versie van mezelf. Toen ik op mijn 26ste begon met werken had ik een studieschuld opgebouwd van 20.000 gulden, inmiddels heb ik een aardig bedrag bij elkaar gespaard en ben ik zelfs bijna helemaal van mijn hypotheek af. Dat laat zien dat je niks verklaart of rechtvaardigt door het vermogen van ouderen te vergelijken met dat van jongeren. Iedere starter die vandaag op nul begint, kan na 30 jaar een hypotheekvrij huis bezitten dat vervolgens door het CBS klakkeloos bij het spaargeld wordt opgeteld.
Dat verklaart meteen waarom ik grote moeite heb met dit soort cijfers en gemiddelden, want de overwaarde van het eigen huis vormt in feite een soort papieren vermogen. Niet alleen heeft het een volstrekt andere gevoelswaarde, je kunt er in de supermarkt ook nog geen zak afbakbroodjes voor kopen. Om die reden durf ik de uitspraak wel aan dat je oneindig veel meer hebt aan 50.000 euro op de bank dan aan een hypotheekvrij huis van 250.000 euro. Volgens het CBS bezit je dan 3 ton, terwijl je in werkelijkheid slechts de beschikking hebt over een klein deel van dat kapitaal.
Onze hypotheek is vorige maand in één klap met 30.000 euro gedaald, zonder dat ik het gevoel heb dat ik nu ineens veel rijker ben geworden (laat staan dat ik morgen zomaar een auto zou kunnen kopen van dat bedrag). Een hypotheekvrij huis geeft je een gevoel van vrijheid en zorgt voor lage woonlasten, maar de waarde van overwaarde is uiterst betrekkelijk. Eigenlijk zou het CBS dus nog veel meer moeten benadrukken dat al die gepensioneerden eigenlijk "maar" 12.000 euro bezitten als je hun koophuis buiten beschouwing laat.
Het kan aan mij liggen, maar ik vind dat niet veel als je je hele leven de kans hebt gehad om te sparen, zeker niet als je bedenkt dat deze generatie 65-plussers de kans heeft gehad om optimaal te profiteren van stijgende huizenprijzen, oplopende aandelenkoersen, de zekerheid van vaste banen en hoge ontslagvergoedingen. Toen wij besloten om in 2008 versneld te gaan aflossen, spaarden we elk jaar al meer dan 12.000 bij elkaar dus ik vind het eerder schrikbarend weinig. Zonder in details te treden kan ik wel verklappen dat ik (op 55-jarige leeftijd) al over méér vermogen beschik dan een gemiddelde gepensioneerde, hoewel een deel daarvan natuurlijk bestaat uit de hierboven al besproken overwaarde.
Dat 65-plussers anno nu meer vermogen hebben dan gepensioneerden in 1995 is leuk om te weten, maar heeft tegelijk net zoveel zin als de opmerking dat een bijstandsgerechtigde die op de armoedegrens zit het stukken beter heeft dan iemand in Bangladesh. Wil je iets zinnigs zeggen met een dergelijke vergelijking of iets duidelijk proberen te maken, dan moet je in heel andere termen gaan denken. Zo pleit ik er niet voor om de AOW-leeftijd weer te verlagen naar 65 jaar, maar wijs ik mensen er altijd op dat iedereen op zijn zestigste zou kunnen stoppen met werken als we genoegen zouden nemen met het welvaartsniveau van de jaren zestig.
dinsdag 7 maart 2017
Word je automatisch gelukkig van aflossen?
Toen ik een paar maanden geleden een lezing gaf en vooraf nog snel even een bezoek bracht aan het toilet, hoorde ik door de wc-deur heen twee mannen met elkaar praten over wat ik zo dadelijk allemaal zou gaan vertellen. Een beetje lacherig merkte de één op dat het zou gaan over het feit dat "je gelukkig wordt van aflossen". De ander reageerde daar om begrijpelijke redenen nogal nuchter op, want zo simpel en rechtlijnig is dat verband natuurlijk niet. Het versneld aflossen van je hypotheek is geen wondermiddel, geen panklare oplossing voor al je problemen en zorgen. Toch moet je er rekening mee houden dat ook je humeur verandert zodra je besluit iets aan je hypotheek te gaan doen.
Grootste probleem bij het beantwoorden van de vraag of je gelukkig wordt van aflossen, is de definitie die je hanteert van "geluk". Is dat een kortstondige, euforische sensatie of heb je het juist over een constant gevoel van tevredenheid? Ben je gelukkig als elke dag voor herhaling vatbaar is (en als je in je nieuwe boek schrijft dat je op deze manier nog wel 100 jaar 55 zou willen blijven) of moet je jezelf voortdurend blijven voeden met nieuwe indrukken en ervaringen? Iedereen die het woord geluk gebruikt, bedoelt er iets anders mee en iedereen wordt ook weer van heel andere dingen vrolijk en blij.
Toen iemand mij bij mijn laatste lezing rechtstreeks die vraag stelde, antwoordde ik dat ik mezelf inderdaad gelukkiger voelde. Ik ga geen enkele vraag uit de weg en probeer er altijd zo eerlijk en volledig mogelijk op te antwoorden. Maar tegelijk vraagt dit antwoord om een toelichting, want wat bedoel ik er precies mee? En waarom kijk ik dan vaak zo ernstig op foto's als ik nu inderdaad zo'n vreselijk leuk leven leid? Wat tel je allemaal bij elkaar op als je op je leven een rapportcijfer moet plakken en wat is daarbij je referentiekader? Vergelijk je je eigen leven met dat van andere mensen in je omgeving of met mensen aan het andere eind van de wereld?
Voor een deel is die vraag simpel te beantwoorden. Zo was ik afgelopen vrijdag heel gelukkig, omdat ik op zomaar een doordeweekse dag naar de bioscoop ben geweest én naar het eerste optreden van de hardrockband Lovell's Blade. Mensen die zich afvragen of ik nog wel toe kom aan "leuke dingen" sinds ik ben gaan aflossen, zien daarmee meteen hun vraag beantwoord. De komende tijd hoop ik elke week minstens twee keer naar de bioscoop te gaan en liefst ook één keer naar het theater of een concert. Daar kan best eens wat tussen komen, maar het is de bedoeling om zo vaak mogelijk een film te zien en een band te zien spelen.
Wat me diezelfde vrijdag extra gelukkig maakte (of misschien wel écht gelukkig) was die enorme stilstaande file op de A16 voor de Van Brienenoordbrug. Het regende een beetje, dus ik was bij thuiskomst doornat, maar toch vond ik dat honderd keer minder erg dan kurkdroog in een auto zitten tijdens een verkeersinfarct. Dat heeft niets met leedvermaak te maken (want ik voel alleen maar medelijden met al die automobilisten), maar alles met mijn voorgeschiedenis. Toen ik nog in loondienst was, heb ik zo veel kilometers gemaakt en zoveel verkeersopstoppingen meegemaakt, dat ik elk bioscoopbezoek beschouw als een soort schadeloosstelling.
Ik word dus gelukkig van elke file waar ik niet in sta, elke kilometer die ik niet meer rijd op de snelweg, elke vergadering die ik niet meer hoef bij te wonen en elke deadline die ik niet hoef te halen. Ik word ook gelukkig van elke nacht waarin ik heerlijk doorslaap en om half acht uitgerust wakker word zonder dat ik de wekker hoef te zetten. Ik ben gelukkig omdat mijn huidige leven zo'n heerlijk contrast vormt met het hectische bestaan dat eraan vooraf is gegaan. Ik prijs me gelukkig en besef ook steeds meer dat je van geluk mag spreken als je niks noemenswaardig mankeert op je 56ste. Maar geluk is ook je eerste kop koffie van de dag of een langspeelplaat met daarop het laatste concert van Joe Strummer.
Als al dat aflossen me iets heeft gebracht, dan is het keuzevrijheid. Aflossen lijkt een louter administratieve handeling, maar in werkelijkheid is het een spoedcursus autonomie. Je geeft richting aan je leven en je geeft jezelf het gevoel - of in elk geval de illusie - dat je zelf de richting bepaalt waarin het verhaal verder gaat. Met een hypotheekvrij huis verandert je leven niet opeens in één langgerekt La La Land, maar het geeft je wel de kans om keuzes te maken, knopen door te hakken en gas terug te nemen.
Grootste probleem bij het beantwoorden van de vraag of je gelukkig wordt van aflossen, is de definitie die je hanteert van "geluk". Is dat een kortstondige, euforische sensatie of heb je het juist over een constant gevoel van tevredenheid? Ben je gelukkig als elke dag voor herhaling vatbaar is (en als je in je nieuwe boek schrijft dat je op deze manier nog wel 100 jaar 55 zou willen blijven) of moet je jezelf voortdurend blijven voeden met nieuwe indrukken en ervaringen? Iedereen die het woord geluk gebruikt, bedoelt er iets anders mee en iedereen wordt ook weer van heel andere dingen vrolijk en blij.
Toen iemand mij bij mijn laatste lezing rechtstreeks die vraag stelde, antwoordde ik dat ik mezelf inderdaad gelukkiger voelde. Ik ga geen enkele vraag uit de weg en probeer er altijd zo eerlijk en volledig mogelijk op te antwoorden. Maar tegelijk vraagt dit antwoord om een toelichting, want wat bedoel ik er precies mee? En waarom kijk ik dan vaak zo ernstig op foto's als ik nu inderdaad zo'n vreselijk leuk leven leid? Wat tel je allemaal bij elkaar op als je op je leven een rapportcijfer moet plakken en wat is daarbij je referentiekader? Vergelijk je je eigen leven met dat van andere mensen in je omgeving of met mensen aan het andere eind van de wereld?
Voor een deel is die vraag simpel te beantwoorden. Zo was ik afgelopen vrijdag heel gelukkig, omdat ik op zomaar een doordeweekse dag naar de bioscoop ben geweest én naar het eerste optreden van de hardrockband Lovell's Blade. Mensen die zich afvragen of ik nog wel toe kom aan "leuke dingen" sinds ik ben gaan aflossen, zien daarmee meteen hun vraag beantwoord. De komende tijd hoop ik elke week minstens twee keer naar de bioscoop te gaan en liefst ook één keer naar het theater of een concert. Daar kan best eens wat tussen komen, maar het is de bedoeling om zo vaak mogelijk een film te zien en een band te zien spelen.
Wat me diezelfde vrijdag extra gelukkig maakte (of misschien wel écht gelukkig) was die enorme stilstaande file op de A16 voor de Van Brienenoordbrug. Het regende een beetje, dus ik was bij thuiskomst doornat, maar toch vond ik dat honderd keer minder erg dan kurkdroog in een auto zitten tijdens een verkeersinfarct. Dat heeft niets met leedvermaak te maken (want ik voel alleen maar medelijden met al die automobilisten), maar alles met mijn voorgeschiedenis. Toen ik nog in loondienst was, heb ik zo veel kilometers gemaakt en zoveel verkeersopstoppingen meegemaakt, dat ik elk bioscoopbezoek beschouw als een soort schadeloosstelling.
Ik word dus gelukkig van elke file waar ik niet in sta, elke kilometer die ik niet meer rijd op de snelweg, elke vergadering die ik niet meer hoef bij te wonen en elke deadline die ik niet hoef te halen. Ik word ook gelukkig van elke nacht waarin ik heerlijk doorslaap en om half acht uitgerust wakker word zonder dat ik de wekker hoef te zetten. Ik ben gelukkig omdat mijn huidige leven zo'n heerlijk contrast vormt met het hectische bestaan dat eraan vooraf is gegaan. Ik prijs me gelukkig en besef ook steeds meer dat je van geluk mag spreken als je niks noemenswaardig mankeert op je 56ste. Maar geluk is ook je eerste kop koffie van de dag of een langspeelplaat met daarop het laatste concert van Joe Strummer.
Als al dat aflossen me iets heeft gebracht, dan is het keuzevrijheid. Aflossen lijkt een louter administratieve handeling, maar in werkelijkheid is het een spoedcursus autonomie. Je geeft richting aan je leven en je geeft jezelf het gevoel - of in elk geval de illusie - dat je zelf de richting bepaalt waarin het verhaal verder gaat. Met een hypotheekvrij huis verandert je leven niet opeens in één langgerekt La La Land, maar het geeft je wel de kans om keuzes te maken, knopen door te hakken en gas terug te nemen.
vrijdag 3 maart 2017
De snelweg naar stressland is dus eigenlijk een sneltrein
In Het plakbandpensioen vertel ik hoe ik tot oktober 2008 op de snelweg naar stressland zat tot ik impulsief een ruk aan het stuur gaf en een onverhard zijweggetje insloeg. Dat is een accurate vergelijking die je nog veel verder kunt doortrekken en uitdiepen, maar toch kom ik steeds weer uit bij een andere vorm van transport als ik probeer te beschrijven in welke fase in mijn leven ik me nu bevind (of, zo je wilt, op welk station). Dat besefte ik weer eens toen ik afgelopen weekend in de krant las dat werkloze 50-plussers op een zijspoor komen te staan. Niet alleen ben ik helemaal niet "werkloos" (want ik heb geen uitkering en zoek geen baan), ik voel me ook alles behalve uitgerangeerd.
Een paar boeken eerder, in het onvolprezen Helemaal Vrij!, had ik al eens een andere vergelijking gemaakt. Toen ik dat boek schreef, bevond ik me in een heel andere situatie en in een volstrekt andere gemoedstoestand. Zo was ik net mijn baan als journalist kwijtgeraakt, zodat ik me een tikje beduusd afvroeg hoe het nu verder moest. Ik was van mijn aflossingsvrije hypotheek af, maar wist niet hoe het verhaal verder zou gaan lopen en hoe het allemaal zou aflopen. Wel kon ik duidelijk omschrijven hoe ik me voelde: alsof ik uit een voortrazende sneltrein was gevallen en nu wat verstrooid op zoek moest naar de dienstregeling.
De meeste werkende mensen zullen zich wel in die vergelijking herkennen, zeker als ze elke dag letterlijk de trein pakken naar hun werk. Ik kwam op dat idee doordat ik het gevoel had op een verlaten stationnetje in een lege vlakte terecht te zijn gekomen waar nog maar zelden een trein stopte. Eindelijk had ik alle tijd om eens rustig op een bankje te gaan zitten, lekker uit te puffen en op mijn gemak om me heen te kijken. Pas op zo'n moment merk je hoe verrekte snel al die passerende intercity's eigenlijk gaan en pas dan besef je hoe alles in een waas aan je voorbij trekt als je vanuit de trein naar buiten probeert te kijken.
Later werkte ik die beeldspraak nog verder uit door mijn lezers uit te dagen met de vraag waarom ze zelf eigenlijk in die trein zitten. Is dat omdat iedereen dat doet? Zit je alleen maar in die trein omdat je ooit bent ingestapt en je je verder nooit meer iets hebt afgevraagd? Gaat die trein zo hard dat je niet eens meer de kans hebt om de bordjes te lezen van de stations die je onderweg passeert? Weet je eigenlijk wel waarheen die trein eigenlijk op weg is? En wat verwacht je op het eindstation aan te treffen? Is dat alleen maar een laatste halte of wacht daar een beloning die al dat reizen - en misschien wel de bijbehorende wagenziekte - de moeite waard maakt?
In werkelijkheid staan de meeste mensen helemaal niet bij dat soort vragen stil of pas op het moment dat het einde van de rit nadert en ze beseffen dat de reis wel heel snel is gegaan. Ook in mijn geval was er een schokkende gebeurtenis voor nodig om mij wakker te schudden, want in feite verscheurde mijn werkgever mijn treinkaartje door het tijdschrift op te doeken waar ik voor werkte. Als dat niet was gebeurd, zat ik nu waarschijnlijk nog steeds in een stiltecoupé mijn tienduizendste interview uit te tikken zonder na te denken over de rest van het traject en zonder me af te vragen wat een geschikt moment was om uit te stappen of om uit mezelf aan de noodrem te trekken.
Pas toen ik een tijdje op dat verlaten station had rondgehangen, wist ik dat ik nooit meer op die trein wilde stappen. In mijn volgende boek vertel ik dat er welgeteld nog twee wagons voor mijn neus zijn gestopt maar dat ik er bewust voor heb gekozen om de rest van de reis op een oude fiets af te leggen en daarbij ook bewust een heel andere richting in ben geslagen. Veel werkloze 50-plussers hebben het gevoel op een zijspoor te zijn aangekomen, terwijl ik juist denk dat mijn leven op een dood spoor zat toen ik nog voort denderde van deadline naar deadline. In die zin ben ik niet uitgerangeerd of afgeserveerd, maar juist uitgerust en opgeveerd.
Nu ben ik een fulltime schrijver die niet langer in vaste dienst is en zich ook niet hoeft te houden aan een dienstregeling. Sommige lezers vroegen zelfs of ik van plan was om ook weer eens een roman te schrijven of zelfs een ouderwetse thriller. Nu sluit ik niets uit omdat ik juist het gevoel heb dat nu alles weer mogelijk is, maar de kans dat ik na mijn volgende boek (september 2017) ineens met een vervolg op de proppen kom op Terugslag of Gramschap is uiterst klein. Ik heb destijds enorm veel plezier beleefd aan het schrijven van al die boeken, maar tegelijk beschouw ik dat toch ook een beetje als een gepasseerd station.
Een paar boeken eerder, in het onvolprezen Helemaal Vrij!, had ik al eens een andere vergelijking gemaakt. Toen ik dat boek schreef, bevond ik me in een heel andere situatie en in een volstrekt andere gemoedstoestand. Zo was ik net mijn baan als journalist kwijtgeraakt, zodat ik me een tikje beduusd afvroeg hoe het nu verder moest. Ik was van mijn aflossingsvrije hypotheek af, maar wist niet hoe het verhaal verder zou gaan lopen en hoe het allemaal zou aflopen. Wel kon ik duidelijk omschrijven hoe ik me voelde: alsof ik uit een voortrazende sneltrein was gevallen en nu wat verstrooid op zoek moest naar de dienstregeling.
De meeste werkende mensen zullen zich wel in die vergelijking herkennen, zeker als ze elke dag letterlijk de trein pakken naar hun werk. Ik kwam op dat idee doordat ik het gevoel had op een verlaten stationnetje in een lege vlakte terecht te zijn gekomen waar nog maar zelden een trein stopte. Eindelijk had ik alle tijd om eens rustig op een bankje te gaan zitten, lekker uit te puffen en op mijn gemak om me heen te kijken. Pas op zo'n moment merk je hoe verrekte snel al die passerende intercity's eigenlijk gaan en pas dan besef je hoe alles in een waas aan je voorbij trekt als je vanuit de trein naar buiten probeert te kijken.
Later werkte ik die beeldspraak nog verder uit door mijn lezers uit te dagen met de vraag waarom ze zelf eigenlijk in die trein zitten. Is dat omdat iedereen dat doet? Zit je alleen maar in die trein omdat je ooit bent ingestapt en je je verder nooit meer iets hebt afgevraagd? Gaat die trein zo hard dat je niet eens meer de kans hebt om de bordjes te lezen van de stations die je onderweg passeert? Weet je eigenlijk wel waarheen die trein eigenlijk op weg is? En wat verwacht je op het eindstation aan te treffen? Is dat alleen maar een laatste halte of wacht daar een beloning die al dat reizen - en misschien wel de bijbehorende wagenziekte - de moeite waard maakt?
In werkelijkheid staan de meeste mensen helemaal niet bij dat soort vragen stil of pas op het moment dat het einde van de rit nadert en ze beseffen dat de reis wel heel snel is gegaan. Ook in mijn geval was er een schokkende gebeurtenis voor nodig om mij wakker te schudden, want in feite verscheurde mijn werkgever mijn treinkaartje door het tijdschrift op te doeken waar ik voor werkte. Als dat niet was gebeurd, zat ik nu waarschijnlijk nog steeds in een stiltecoupé mijn tienduizendste interview uit te tikken zonder na te denken over de rest van het traject en zonder me af te vragen wat een geschikt moment was om uit te stappen of om uit mezelf aan de noodrem te trekken.
Pas toen ik een tijdje op dat verlaten station had rondgehangen, wist ik dat ik nooit meer op die trein wilde stappen. In mijn volgende boek vertel ik dat er welgeteld nog twee wagons voor mijn neus zijn gestopt maar dat ik er bewust voor heb gekozen om de rest van de reis op een oude fiets af te leggen en daarbij ook bewust een heel andere richting in ben geslagen. Veel werkloze 50-plussers hebben het gevoel op een zijspoor te zijn aangekomen, terwijl ik juist denk dat mijn leven op een dood spoor zat toen ik nog voort denderde van deadline naar deadline. In die zin ben ik niet uitgerangeerd of afgeserveerd, maar juist uitgerust en opgeveerd.
Nu ben ik een fulltime schrijver die niet langer in vaste dienst is en zich ook niet hoeft te houden aan een dienstregeling. Sommige lezers vroegen zelfs of ik van plan was om ook weer eens een roman te schrijven of zelfs een ouderwetse thriller. Nu sluit ik niets uit omdat ik juist het gevoel heb dat nu alles weer mogelijk is, maar de kans dat ik na mijn volgende boek (september 2017) ineens met een vervolg op de proppen kom op Terugslag of Gramschap is uiterst klein. Ik heb destijds enorm veel plezier beleefd aan het schrijven van al die boeken, maar tegelijk beschouw ik dat toch ook een beetje als een gepasseerd station.
Abonneren op:
Posts (Atom)