Sinds ik naar jazz ben gaan luisteren, sta ik voor een bijna onmogelijke opgave. Kreeg ik popmuziek met de paplepel ingegoten, nu dwaal ik opeens door een soort niemandsland waar alles nog in kaart moet worden gebracht. Je kunt ook zeggen dat ik hoogstpersoonlijk getuige was van de geboorte van deathmetal, terwijl ik nu als een archeoloog op zoek moet naar alles wat zich buiten mijn blikveld en niet zelden ver voor mijn geboorte heeft afgespeeld.
In mijn hoofd zit een tijdbalk met daarop de complete ontstaansgeschiedenis van pop en rock. Die begint een kleine honderd jaar geleden in 1928 met de eerste 78-toerenplaten van Mississippi John Hurt en eindigt ergens bij het meest recente album van de thrashmetal-band Kreator. Begin en einde zijn arbitrair en smaakgebonden, maar er loopt een rechte lijn van prille blues naar rock & roll, sixties pop, vroege metal, glamrock, punk, gothic, hiphop en grunge. Het is mijn hoogstpersoonlijke muzikale stamboom, maar ook die van de moderne muziek in het algemeen.
Alle jaartallen van na mijn geboorte hebben 'iets' te maken met muziek. Bij 1976 denk ik aan de oprichting van de Sex Pistols, bij 1986 aan die ene single van Run DMC die mij op het spoor zette van rap en hiphop. Dat gaat zo door tot ergens in de jaren negentig, toen ik mijn interesse in recente ontwikkelingen langzaam begon kwijt te raken, daarmee nog eens bevestigend dat je zeker als popjournalist op tijd moet stoppen, zodat je niet steeds hoeft te huichelen dat je net zo enthousiast wordt van Beyoncé als van de Beach Boys of de Beastie Boys.
Om te snappen waar jazz vandaan komt, wat het is, wie precies wie is en wat alle onderlinge verbanden zijn, heb ik inmiddels een plank vol boeken en biografieën waarvan ik de meeste nog moet lezen. In feite moet ik in korte tijd honderd jaar muziekgeschiedenis zien in te halen, waarvan ongeveer de helft zich voor mijn geboorte heeft afgespeeld. Je zou ook kunnen zeggen dat de geschiedenis van jazz een soort parallel universum is waarvan ik het bestaan nu pas heb ontdekt en dat ik voorzichtig probeer te betreden en te ontwarren. Wat daarbij niet helpt is dat ik al die boeken best kan begrijpen - zelfs als ze in het Duits zijn geschreven - maar dat er op deze leeftijd weinig van blijft hangen.
Strikt genomen is jazz een stuk óuder dan honderd jaar, maar de prilste geluidsopnamen zijn ongeveer een eeuw oud. In mijn steeds verder uitdijende collectie bevinden zich de eerste opnamen van Louis Armstrong uit 1925, maar ook gedigitaliseerde 78 toerenplaten van zangeres Bessie Smith uit 1924. De oudste opname die ik kon vinden in mijn cd-kast is Sounds of Africa van Eubie Blake, opgenomen in New York in 1921, een instrumentaal pianostuk dat maar met moeite de bijbehorende ruis overstemt en net zo goed van een versleten wasrol afkomstig had kunnen zijn die iemand op zolder heeft gevonden.
In feite ben ik bezig met een enorme legpuzzel die bestaat uit ontelbaar veel stukjes die me steeds een stapje vooruit helpen. Op de ontstaansgeschiedenis van jazz zal ik later nog eens uitgebreid terugkomen, maar je stuit bij die zoektocht op stride - dat klinkt als de voorloper van boogiewoogie - blues, ragtime en marsmuziek. Zo is er maar weinig fantasie voor nodig om je voor te stellen hoe de traditional 1919 Rag, te vinden op een album van de Dutch Swing College Band uit 1995 - zou kunnen worden gespeeld door de plaatselijke fanfare.
Soms levert de zoektocht naar prille jazz verrassende ontdekkingen op die je gevoel voor tijd en ruimte even totaal op zijn kop zetten en je doen beseffen dat jazz altijd al een veel belangrijker deel uitmaakte van je leven dat je ooit hebt beseft. Zo zette ik een cd op met daarop twaalf rags van de in 1917 overleden pianist Scott Joplin, een goedkope uitgave die weinig meer verhult over de herkomst dan dat gebruik is gemaakt van 'heel oude en zeldzame masters'. Meteen bij het eerste nummer zit je rechtop en luister je opeens niet naar instrumentale pianomuziek uit de jaren 20 maar naar de soundtrack van een film van een halve eeuw later.
Scott Joplin heeft honderdduizenden exemplaren verkocht van de bladmuziek van het door hem gecomponeerde Maple Leaf Rag, maar leeftijdgenoten en filmfreaks zullen vooral opveren bij The Entertainer uit The Sting uit 1973. Die film, met Robert Redford en Paul Newman, zag ik destijds als 12-jarige in de bioscoop, met als gevolg dat dit vrolijke nummer niet stokoud en vooroorlogs klinkt maar als iets uit mijn eigen jeugd. Dus ook als het om dit onderwerp gaat, wordt alles bepaald door je perspectief, je persoonlijke voorkeuren en ervaringen en je voortdurend van positie veranderende plaats in de tijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten