Zoeken

donderdag 2 maart 2023

Er zit een snufje jazz in bijna elke andere soort muziek

Tussen dat ventje van 10 dat bij zijn Duitse oom voor het eerst Count Basie hoorde en de schrijver van nu, zit ruim een halve eeuw. In die tijd heb ik stapsgewijs, en meestal ongemerkt, telkens een beetje jazz tot me genomen. Dat genre kent ontelbaar veel verschijningsvormen en heeft door de tijd heen zijn stempel gedrukt op bijna elke andere muzieksoort. Zo is er zelfs een band die Jazz Sabbath heet en een geheel eigen draai geeft aan de metal van Black Sabbath.

Op het moment zelf ben je je daar amper van bewust, maar zelfs in southern rock zit een flinke scheut jazz. Ik associeerde het destijds vooral met cowboyhoeden en country, maar al die eindeloze jams hebben alles met jazz-improvisaties te maken en bij de muziek van de Allman Brothers ligt het er zelfs tamelijk dik bovenop. Zo hoor je soms jazz zonder het als zodanig te herkennen of te benoemen, maar raak je er onwillekeurig steeds meer aan gewend.

Datzelfde geldt voor de experimentele funk van The Pop Group, een band in het kielzog van de punk die het tegenovergestelde produceert van toegankelijke pop. Ik zag ze in 1979 spelen in de foyer, een optreden dat zo schandalig kort was dat we eigenlijk ons geld terug hadden moeten krijgen. In plaats daarvan werden we door de manager van Vredenburg naar de grote zaal geleid waar we vanaf de eerste rij gratis naar pianist Chick Corea mochten kijken. In zekere zin was dat zelfs mijn eerste echte jazzconcert, hoewel me er verder niets van is bijgebleven.

Daarna hield ik me verre van dat genre met als gevolg dat mijn collectie uitpuilde van punk, new wave, metal, classic rock, blues en southern rock met slechts één zielig stapeltje jazz. Daar zat een cd van Cannonball Adderley tussen die ik kende van mijn Duitse oom, maar ook dat ene legendarische album van Miles Davis dat bijna iedereen in huis heeft of tenminste wel eens heeft gehoord, en een album van John Coltrane waarvan ik me niet eens kan herinneren het zelf te hebben gekocht, laat staan waarom. 

Wat ik nog wél heel goed weet is dat ik die cd draaide op de Duitse snelweg, nadat ik een autoshow in Zwitserland had bezocht. Ik reed door de donkere nacht in een testauto van Volvo die moeiteloos de 200 km/u aantikte, terwijl de fotograaf naast me lag te slapen. En ondertussen, op repeat, dat helemaal niet zo heel toegankelijke album Blue Train van John Coltrane, dat op de een of andere manier de perfecte soundtrack vormde voor dat moment en een schaduw vooruit wierp naar een verre toekomst waarin ik nog veel meer van hem in de kast zou hebben. 

Het interessante is dat ik, om jazz te ontdekken, eerst nog een ander genre moest ontdekken. Dat gebeurde in 1986, toen Run DMC een single opname met de hardrockband Aerosmith en ik op mijn 25ste een compleet nieuw genre omarmde. Ik luisterde dus al naar rap toen het nog in de kinderschoenen stond en herinner me de opwinding die het debuut van NWA veroorzaakte. In hiphop kwam je vooral samples uit funk en soul tegen, maar er waren ook bands die stukjes metal opknipten of flarden jazz gebruikten. Ik zag Stetsasonic in Utrecht optreden en All That Jazz spelen en ik kocht Gang Starr dat zo zwaar leunde op jazz dat rapper Guru er later zelfs een heel project aan wijdde onder de noemer Jazzmatazz.

Maar echt gegrepen werd ik pas door het album 3D Lifestyles van Greg Osby, geen rapper die zich door jazz liet inspireren, maar een jazzsaxofonist die precies het omgekeerde deed met hiphop en voor de gelegenheid een paar gastrappers inhuurde. Dat album heb ik op weg naar mijn werk oneindig vaak gedraaid, hoewel het opnieuw geen gemakkelijk in het gehoord liggende muziek is. Pas later zou ik beseffen dat juist dát zo aantrekkelijk is: dat je er als luisteraar moeite voor moet doen en dat het even duurt voordat de muziek zich gewonnen geeft. 

                                                                                                        (wordt vervolgd)





Geen opmerkingen:

Een reactie posten