Zoeken

woensdag 20 juli 2016

Kun je als land ook té welvarend zijn?

Vanmorgen stond er een opmerkelijk bericht in de Volkskrant dat te maken had met PTSS. Uit onderzoeken blijkt deze stress-stoornis namelijk veel vaker voor te komen in zeer welvarende landen als Australië, Nieuw-Zeeland en Nederland. Om een idee te geven: waar in ons land 7% van de bevolking een trauma krijgt, is dat in China een schamele 0,3%. Opvallend genoeg is de onderzoeker in kwestie vooral verbaasd over de uitkomsten en spreekt hij over een "kwetsbaarheidsparadox". Zelf moest ik meteen denken aan een interview met Marianne Zwagerman naar aanleiding van haar laatste boek en haar uitspraken over een "rubberentegelparadijs". Zijn we misschien extra kwetsbaar omdat we het hier zo goed hebben?


Dat lijkt een beetje off-topic, maar in mijn volgende boek probeer ik helder te krijgen wat we precies moeten verstaan onder "basisbehoeften". In een boek over het basisinkomen, kom je niet om dat soort vragen heen want het woord "basis" suggereert al dat je afstevent op de kern van het probleem en misschien wel de kern van het bestaan. Steeds vaker bekruipt me het gevoel dat we het met z'n allen veel te goed hebben in dit land en daardoor overgevoelig zijn geworden. We creëren problemen die er niet zijn en zijn niet goed meer opgewassen tegen échte hindernissen. Bijna iedereen voelt zich wel ergens slachtoffer van en menigeen blijft daarin steken.

Die ontwikkeling houdt rechtstreeks verband met onze welvaart en het streven om risico's in de samenleving zoveel mogelijk uit te bannen. In zekere zin is ons land één grote kaasstolp waarin kasplantjes opgroeien met korte wortels en een beperkt incasseringsvermogen. Dat mensen op steeds jongere leeftijd een burn-out krijgen zou erop kunnen wijzen dat het leven steeds zwaarder en lastiger wordt, maar net zo goed dat het talent om met tegenslag om te gaan aan het afnemen is (of misschien wel allebei). Het is in ieder geval interessant om die discussie niet uit de weg te gaan, want pas dan kom je een stapje verder.


Gisteren las ik onder een parasol het boek We zijn nog nooit zo romantisch geweest, terwijl ik tegelijk als een watje zat te piepen dat het nu echt veel te warm was om een blog te schrijven. Het is een interessant boek waaruit ik zeker iets ga citeren, maar nog interessanter is het feit dat je de titel naar believen kunt aanpassen. Want we zijn in zekere zin namelijk ook nog nooit zo rijk geweest en misschien ook wel nooit eerder zo naïef. Pas toen besefte ik dat de voorstanders van het basisinkomen net zo'n positief wereldbeeld hebben als Hans Kennepohl en om die reden louter alle voordelen zien van een dergelijk systeem.

Mensen met een depressie of angststoornis zijn geen aanstellers, want zelf heb ik me ook wel eens serieus afgevraagd of ik niet een soort PTSS heb opgelopen door al dat heen en weer pendelen tussen huis en kantoor. Dat ik liever niet veel verder dan het Sauerland ga op vakantie, heeft alles te maken met het feit dat ik voorheen elke maand twee volle werkweken in de auto zat en ook wel eens op één dag heen en weer gereden ben naar München voor het maken van een reportage. Dat was dan ook nog op een zondag, waardoor ik de volgende ochtend gewoon weer achter mijn bureau zat. Zelfs als je daar niks aan overhoudt, kun je achteraf wel vaststellen dat het gekkenwerk was (en dat het dus niet gek is dat ik nu het liefst zo min mogelijk werk).

 
Zo meteen ga ik verder in De geluksmachine van Frank Mulder die niet alleen heel leuk schrijft, maar ook heel veel zinnigs te melden heeft in dit boek uit 2015. Zijn betoog sluit naadloos aan op mijn eigen boeken, want hij vindt dat we te weinig toekomen aan "dingen die er echt toe doen" en aan "zinvolle zaken". Ook hij probeert te komen tot een definitie van het goede leven en maakt een interessant onderscheid tussen behoeften (waaronder basisbehoeften) en verlangens. Die laatste categorie veroorzaakt de grootste problemen omdat er steeds weer nieuwe bijkomen en we ons niet spiegelen aan tevreden mensen uit het verleden, maar aan spiegelende etalageruiten die ons instant-bevrediging beloven.

Je kunt je niet makkelijk onttrekken aan de dwang van de consumptiemaatschappij en ook niet snel ontsnappen aan de regels van het rubberentegelparadijs, waarin ouders hun kinderen naar school brengen als het regent en er pillen te koop zijn tegen elke kwaal (angstig, druk, somber, dromerig). In het ergst geval heb je, zoals mijn eigen kinderen, geen scheiding meegemaakt, ben je niet één keer verhuisd en maak je pas op je 25ste je eerste sterfgeval mee als je oma van 97 overlijdt. Dan heb je een heerlijke jeugd gehad, maar ben je tegelijk een kuiken uit een broedmachine die in het wild wordt losgelaten en de opengesperde bek van een krokodil aanziet voor een schuilplaats tegen de regen.