Zoeken

maandag 25 juli 2016

Hoe gróót mag een tiny house eigenlijk zijn?

In mijn wekelijkse column op de economiepagina van het RD schreef ik afgelopen vrijdag voor de tweede keer in een jaar tijd over het fenomeen "tiny houses". Dat begrip is inmiddels zo ingeburgerd dat ik ik het eigenlijk helemaal niet meer tussen aanhalingstekens hoef te zetten, maar in dit verband doe ik het toch. In het project Oosterwold, even buiten Almere, mogen namelijk tiny houses worden gebouwd die bij nader inzien helemaal niet zo vreselijk klein zijn. Vraag is of de gemeente alleen maar een zeer ruime definitie hanteert of deze term misschien misbruikt om goede sier mee te maken. 


Er zijn verschillende redenen waarom dit onderwerp me bovengemiddeld interesseert. Zo was ik (in 2011) de allereerste tijdschriftjournalist die over dit uit Amerika overgewaaide onderwerp schreef, om er vervolgens in mijn boek Hypotheekvrij! uit 2012 een heel hoofdstuk aan te wijden. Wie een tiny house bouwt heeft vaak namelijk helemaal geen hypotheek nodig of kan deze binnen de kortste keren aflossen. Verder ben ik natuurlijk niet alleen afgestudeerd als politicoloog, maar ook als plánoloog waardoor deze nieuwe woonvorm ook mijn beroepsmatige interesse heeft en ik alle ontwikkelingen op dat vlak aandachtig volg.

In Hypotheekvrij! schreef ik dat een gemeente als Almere goede sier zou kunnen maken met een tiny house-project, compleet met bussen vol nieuwsgierige architecten en toeristen. Dat bleek een voltreffer, want jaren later is dat precies wat deze stad gaat doen - of lijkt te gaan doen. In het ambitieuze project Oosterwold is namelijk plaats voor wat een Tiny House Farm is genoemd: een verzameling kavels rondom een centraal gebouw waarop naar eigen inzicht kan worden gebouwd. De percelen zijn groot genoeg voor een eigen moestuin, dus opeens is zelfvoorzienend wonen in een klein huis op een kleinschalig project binnen handbereik.


Kijk je echter naar de (sic) kleine lettertjes, dan blijkt het een wel heel erg afgeleide en verwaterde versie van het oorspronkelijke ideaal. Een écht tiny house staat op wielen en past in een flink parkeervak, terwijl die in Almere straks een vloeroppervlak hebben tussen de 40 m2 en 75 m2. Dat is helemaal niet zo klein, zeker niet als je bedenkt dat er ook nog een verdieping bovenop mag. Hanteer je de definitie van de gemeente Almere, dan woon ik zelf ook in een tiny house en niet in een "boerderijtje" zoals journalisten die me thuis komen opzoeken het in hun artikel meestal noemen.

De goedkoopste kavel in het complex kost 75.000 euro, maar dat is niet duur als je het omrekent naar de bijbehorende vierkante meterprijs (namelijk ongeveer 125 euro). Voor dat bedrag heb je een stuk grond van ongeveer 600 m2 waarop je een compacte woning neer kunt zetten die aansluit op je woonwensen en je budget. Dat is hartstikke leuk, maar het staat nogal ver af van de woonwens van veel mensen om hun zelfgetimmerde tiny house van 35.000 euro "ergens", en vaak ook tijdelijk, op een erf of een stuk grond te parkeren.


In mijn column voorspel ik dat het verbod op het permanent bewonen van vakantiehuisjes verder onder druk zal komen te staan door dit soort projecten, juist omdat de Tiny House Farm daar op papier zo aan doet denken. Daar zijn de bedenkers zich ook van bewust, want geheel ongevraagd melden ze op de website dat dit "beslist geen recreatiepark" is. Dat kan best, maar toevallig (?) houden ze wel precies het maximum vloeroppervlak aan dat doorgaans voor het bouwen van recreatiewoningen gehanteerd wordt.

Om tiny houses in te passen en toe te laten, zullen de regels moeten worden verruimd. Er zullen aanpassingen moeten worden gedaan in de bepalingen van bestemmingsplannen, maar ook als het gaat om de maatvoeringen die het Bouwbesluit voorschrijft. Dat laat zich lastig rijmen met de bijna spastische manier waarop sommige gemeenten willen voorkomen dat mensen 365 dagen per jaar in een vakantiebungalow vakantie willen vieren. Op die manier kunnen tiny houses dus nog voor grote veranderingen én grote problemen gaan zorgen.