Zoeken

maandag 5 september 2016

Werken we nou om te leven of leven we om te werken?

Het domste wat je als mens kan doen is alleen dingen lezen die je eigen wereldbeeld bevestigen. Natuurlijk is dat heel menselijk en verklaarbaar als je járen dezelfde krant leest en alleen omgaat met gelijkgezinde mensen, maar het houdt je juist scherp wanneer je openstaat voor kritiek en kennis neemt van andere ideeën die haaks staan op je eigen overtuigingen en levenswijze. Zo heb ik vanmorgen meteen het boek Rusteloos aangevraagd van Ignaas Devisch, die zaterdag in het NRC schreef dat je beter rusteloos kunt zijn dan lusteloos. In diezelfde krant viel te lezen dat we een hogere levensverwachting vooral moeten benutten om langer door te gaan met werken.


Persoonlijk vond ik het wel een leuke insteek: in plaats van tips te geven hoe je na drie weken Toscane dat heerlijke vakantiegevoel vast kunt houden, een diepe zucht slaken omdat je je weer in het gedruis mag storten en mag inhaken in de polonaise richting pensioendatum die doorgaans ratrace wordt genoemd. Devisch haalt in zijn pleidooi voor rusteloosheid natuurlijk ook dat befaamde onderzoek aan waaruit zou blijken dat mensen zichzelf liever een elektrische schok toedienen dan dat ze tien minuten achter elkaar helemaal nietsdoen. Je kunt daaruit natuurlijk concluderen dat we liever bezig zijn maar net zo goed dat we bang zijn voor onze eigen gedachten en misschien wel constant op de vlucht zijn.

Je kunt ook zeggen dat een vakantie van drie weken te kort is, omdat nieuwe gewoonten pas na 66 dagen inslijten en er pas na twee maanden nieuwe verbindingen in je brein ontstaan. Wie het hele jaar door keihard werkt kan daar niet in veertien dagen van afkicken en ervaart ook in zijn vakantie een soort vage onrust. Bovendien heeft niet ieder mens behoefte aan lummelen en luieren en bestaan er ook genoeg mensen die zich geen raad weten met te veel vrije tijd en een lege agenda. De ene mens nipt met gesloten ogen aan zijn eerste kop koffie van de dag, terwijl zijn buurman het zelfs op zijn vrije dag naar binnen klokt alsof ze de laatste trein moet halen.


Devisch vraagt zich hardop af waarom we dat jachtige leven niet achter ons laten als we zo vaak lopen te klagen over onrust en drukte. Daar kan ik wel een antwoord op geven, maar dat doet Imca Marina al in Trouw door te stellen dat ze op haar 75ste nog zo hard werkt omdat ze geen spaargeld heeft of een solide aanvullend pensioen en ook niemand die voor haar zorgt. Zo zitten de meeste mensen vast aan allerlei financiële verplichtingen (waaronder een torenhoge hypotheek) en wordt hard werken door de overheid actief gestimuleerd. Elders in de weekendeditie van NRC kon je lezen dat werk de beste manier is om als mens niet in een fossiel te veranderen.

Die uitspraak is afkomstig uit de boeiende serie zomeravondgesprekken in die krant, waarin deze keer ouderdomsdeskundige Andrea Maier (38) gekoppeld was aan tycoon Cor van Zadelhoff (78). Het leverde een interessant tweegesprek op met een minstens net zo interessante subtekst. Zo zijn zowel Maier als Zadelhoff kinderloos en wees (de vader van Maier leeft nog maar ze heeft hem niet meer gezien sinds hij zonder zijn familie uit de DDR vluchtte toen Andrea 8 jaar oud was). Die overeenkomst wordt niet verder uitgediept, maar verklaart wel voor een deel hun obsessie met "langer leven". Wie zich voort heeft geplant, kan zich - al is het maar onbewust - eerder verzoenen met de dood.


In het FD viel te lezen dat doorwerken tot je tachtigste gebruikelijk gaat worden en waarschijnlijk al geldt voor de twintigers van nu. Zo worden de geesten rijp gemaakt voor een leven lang leren én een leven lang werken, wat nog een zware dobber gaat worden voor mensen die hekel hebben aan school en liever lui zijn dan moe. Zo creëren de media consequent een soort sprookjeswereld waarin we allemaal 130 worden, fluitend tot onze tachtigste verjaardag met stenen lopen te sjouwen op de bouwplaats en we aan de vooravond van onze 62ste verjaardag nog geen rimpeltje hebben.

GTST-actrice Jette van der Meij zegt vanmorgen in de krant dat ze "nog niet bezig is met haar pensioen' en dat hoeft ook helemaal niet. Je moet je alleen niet op het verkeerde been laten zetten door PhotoShop en door de gedachte dat je de tijd stil kunt zetten door je kop in het zand te steken. Persoonlijk intrigeerde de foto bij het interview me dusdanig dat ik ook even ben gaan kijken hoe ze er nou eigenlijk echt uitziet, niet om gemeen te doen maar om aan te geven dat een rimpelloze zestiger net zulke sciencefiction is als een gemiddelde levensverwachting van 120.


Pas toen ik aan dit blog begon, tussen mijn derde en vierde kop koffie in, besefte ik dat boven dit stuk de verkeerde vraag staat omdat het gaat om een schijntegenstelling die verhult waarom we nou eigenlijk écht zo hard werken. Is dat omdat we betrokken willen blijven bij de maatschappij en een bijdrage willen leveren aan diezelfde samenleving? Is het omdat we onze ziel en zaligheid in ons werk stoppen en niets liever doen? Is het een levensvervulling en een manier om onszelf geestelijk te verrijken? Of is het veel prozaïscher en wordt werk alleen maar opgehemeld omdat we zelf niet willen gaan hemelen?

Wie tussen de regels doorleest (en soms hoeft dat niet eens) kan alleen maar constateren dat we voor een belangrijk deel zo hard werken om ons onsterfelijk te wanen, om de dood op afstand te houden en om niet na te hoeven denken over ons onvermijdelijke levenseinde. Wie hard werkt heeft helemaal geen tijd om dood te gaan, geen leeg plekje in zijn agenda voor Magere Hein. Wie hard genoeg rent kan niet worden ingehaald door de realiteit en wie zichzelf onmisbaar maakt kan ook niet worden gemist. Helaas is dat een misrekening, maar dat beseffen mensen meestal te laat in hun leven en soms zelfs pas op hun sterfbed als ze achterom kijken en nou nóóit eens verzuchten dat ze achteraf bekeken liever nog wat harder hadden gewerkt en wat vaker hadden vergaderd.