Zoeken

woensdag 29 juni 2016

Onze vakantieplannen? Niet te ver en niet te duur

Meestal beginnen mensen al in het voorjaar te vragen wat je vakantieplannen zijn. Niet zo raar, want dan heb je iets om naar uit te kijken als je druk aan het werk bent en de dagen donker en druilerig zijn. Zelf heb ik zo lang van tevoren geen idee waar wij heen zullen gaan, al weet ik al wel wat de randvoorwaarden zijn. Tot dit jaar gingen we in de zomermaanden maximaal een week weg en ook niet verder dan maximaal 600 kilometer. Dat is dus het standaardantwoord als mensen vragen waar we in de zomer heen gaan: niet te ver en niet te duur.


Sinds een paar dagen staat er een tent in onze achtertuin die ik in elk geval laat staan tot het eindelijk eens écht mooi weer wordt. Dat ik daarvan soms plaatjes laat zien met als toevoeging #staycation, wil echter niet zeggen dat we de hele zomer verder nergens anders heen gaan. Zelf heb ik geen behoefte meer aan vakantie want ik kan mijn accu prima opladen in de achtertuin, maar ik heb ook nog een gezin. En dus huren we meestal ergens een huisje voor maximaal een week. En ook meestal ergens in Duitsland.

Dat we maar een week gaan, heeft twee redenen: de laatste vier jaar in loondienst moest er elke vijf weken weer een nieuw maandblad in de winkel liggen en dan kun je er als chef redacteur niet zomaar twee of drie weken tussenuit. Daarbij was mijn vrouw belast met de zorg voor haar hoogbejaarde moeder en kon, of wilde, ze haar niet langer dan een week alleen laten. In die periode zijn we zelfs een keer een hele zomer thuisgebleven en dat beviel helemaal niet slecht. Pas toen vroeg ik me namelijk af waarom mensen eigenlijk wég gaan. Wat het antwoord ook is, het is goed om je dat soort dingen af te vragen want zo vanzelfsprekend zijn al die vanzelfsprekendheden helemaal niet.


Zoals gezegd hoef ik niet op vakantie om tot rust te komen, om de accu op te laden of om eindelijk eens aan lezen toe te komen (al lees je dan voor de verandering wel eens een andere krant). Wel is het leuk om met zijn vieren tijd door te brengen, want vakantie heeft een heel andere dynamiek dan thuisblijven. Ik heb echter geen zin meer om 1400 kilometer te rijden naar Toscane om daar in een luie stoel neer te ploffen terwijl ik thuis precies zo'n stoel op. Dus huur ik een huisje voor het bedrag dat ik voorheen alleen al kwijt zou zijn geweest aan benzine en tol, op een plek waar andere mensen hun eerste plaspauze inlassen.

Mijn vrouw heeft voor het laatst in een vliegtuig gezeten in 1990 en ik toen ik nog als journalist werkte. Je kunt dus - zoals ik afgelopen weekend in Trouw las - naar de Filipijnen vliegen omdat je tienerdochters nog nooit in een niet-Westers land zijn geweest, maar dan is de kans groot dat je meer kwijt bent aan vaccinaties dan ik aan huur. Meestal kiezen we namelijk voor een huisje in een gebied dat nét buiten de echt populaire bestemmingen valt. Mijn kinderen vinden dat prima, zolang er maar WiFi aanwezig is en een zwembad in de buurt.


Het zijn leuke vakanties, maar geen vakanties waarmee je bonuspunten scoort op Facebook. We hebben meestal mooi weer, eten heerlijk, lezen boeken, maken wandelingen en bezoeken stadjes, maar als je vertelt dat je naar de Eifel gaat of naar het Zwarte Woud kijken sommige mensen je aan of je naar het ziekenhuis moet voor een MRI. Op zulke momenten vraag ik me wel eens af wat nou eigenlijk het echte doel is van een zomervakantie. Gaat het om de rust en de natuur en de cultuur of is het gewoon het zoveelste statussymbool?

Dat zal voor iedereen anders zijn, maar gisteren viel mijn oog op een bericht in het AD over het belang dat met name jongeren hechten aan "authentieke reiservaringen". Voor hen is reizen zo belangrijk dat ze daar liever voor sparen dan voor een huis, een bruiloft of een dure auto. Contact met de lokale bevolking is belangrijk net als het ontdekken van dat ene bijzondere plekje waar nog bijna geen toerist is geweest. Aan het slot van het bericht werd nog vermeld dat het diezelfde groep niet alleen ging om de reiservaring maar ook - of vooral - om "sociale bevestiging". Reizen is leuk, maar minstens net zo belangrijk zijn de reacties van vrienden op sociale media. 

dinsdag 28 juni 2016

Hoe lang blijf ik die meneer van dat manische aflossen?

Toen ik een paar dagen gelezen een foto op Twitter plaatste van de VARA gids die - ongelezen en nog in het plastic folie - op de stapel oud papier belandde, kreeg ik van verschillende kanten het advies om mijn abonnement op te zeggen. Niet alleen is een televisiegids een raar relikwie uit de vorige eeuw, op jaarbasis scheelt dat toch snel weer zes tientjes. Veel mensen denken dat in mijn leven alles nog steeds in de eerste plaats om bezuinigen draait, terwijl ik zelf alweer een paar stappen verder ben. Anders gezegd: het gaat niet langer om zuinig leven, maar om léven.


Een zelfde soort reactie kreeg ik toen ik gisteren deze foto op internet plaatste. Mensen gaan dan nog nét niet googlen om te zien wat een fles witte wijn van dat merk precies kost, maar vragen zich wel hardop af of dit niet érg overdadig is voor de maandagavond. Nu schenk ik mezelf meestal maar één zo'n piepklein glaasje wijn in en at ik er een restje lasagne bij van de dag ervoor met een paar afbakbroodjes die ik had besmeerd met ansjovisboter, maar daar gaat het niet eens om. Punt is dat we op een punt zijn beland waarop zuinig leven langzaam naar de achtergrond is geraakt.

Eerst zijn we zuinig gaan leven - en een tijd lang zelfs erg zuinig - om het aflossingsvrije deel van de hypotheek zo snel mogelijk af te lossen. Lezers van mijn boeken weten waar die haast vandaan kwam en dat is niet onbelangrijk want je kunt het ook op een heel andere manier doen en in een heel ander tempo. Na het aflossen zijn we even fanatiek gaan sparen en dat is strikt genomen een uitgestelde, of misschien zelfs omgekeerde vorm van aflossen. Doel was nu niet een schuld van 80.000 euro omlaag te brengen maar een spaarpotje aan te leggen van 60.000 euro.  Van dat geld leef ik nu door mezelf elke maand 1000 euro uit te keren.


Zolang we prima rond kunnen komen van ons huidige gezinsinkomen en geen nieuw spaar- of aflosdoel hebben, is er natuurlijk geen enkele reden om nog verder te bezuinigen dan we de afgelopen jaren al hebben gedaan. Ik heb dat wel eens omschreven als: de teugels laten vieren en het leven vieren. Ik ben niet zuinig aan het leven, maar wel zuinig op mezelf en spring zuinig om met mijn kostbare vrije tijd. Het ligt in het verlengde van dat fanatieke aflossen en is een direct resultaat van die spaarzin, maar heeft er verder niet zoveel meer mee te maken. Toch kan ik me voorstellen dat mensen die nog maar nét Hypotheekvrij! hebben gelezen denken dat ik nog steeds rondloop met een rekenmachine in mijn rechterhand en een aangesnoerde broekriem.

Laatst omschreef iemand mij als "die man van dat manische aflossen". Dat klopt, maar dat is tegelijk net zo onzinnig als mij omschrijven als die man met dat tweede huis die nog maar nét bij Patricia Atkinson op bezoek is geweest en droomt van een rustig bestaan op het platteland in het buitenland. Ik ben die man van dat manische aflossen, maar de tijd is niet stil blijven staan in 2008. Je kunt mij straks voor mijn 56ste verjaardag een klappertjespistool cadeau doen en een cowboyhoed als je mij voor het laatste hebt gezien toen ik zes was, maar je moet niet verwachten dat ik er ook mee door mijn woonplaats ga rennen en "pief, paf, poef" roep.


Ik heb zeven thrillers geschreven, maar ik ben allang geen misdaadauteur meer. Ik heb dertig jaar gewerkt als journalist, maar praat daarover steeds vaker in de voltooid verleden tijd. Over een dikke drie jaar ben ik echt helemaal van mijn hypotheek af en hoeft het woord "aflossen" hier tot mijn dood niet meer te vallen, tenzij ik gebeld word door een journalist die wil weten waar het ooit allemaal mee begon. Op precies dezelfde manier heb ik die 60.000 euro bij elkaar gespaard zonder op zoek te gaan naar het hoogste rendement.

Dat bedrag (minus de maanden mei en juni) staat tegen 0,4 % te verstoffen op een spaarrekening en kost netto meer aan vermogensrendementsheffiung dan het aan rente oplevert. Toch haal ik daar mijn schouders over op, want dat is helemaal niet waar het om gaat. Het échte rendement is dat ik mezelf vijf jaar lang een basisinkomen kan uitkeren van 1000 euro per maand zonder me af te hoeven vragen of alle rekeningen wel kunnen worden betaald. Dat zijn 1825 dagen die ik in alle vrijheid kan doorbrengen en dat is, van welke kant je het ook bekijkt, pure winst.

maandag 27 juni 2016

Tover je achtertuin om tot een tentenkamp

Sinds afgelopen zaterdag ziet onze achtertuin er tijdelijk uit als een opvangkamp voor gedesillusioneerde Britten. Vorig jaar kochten we in België een van oorsprong Engelse legertent waarvan het ontwerp zo is aangepast dat hij bij uitstek geschikt is voor een vredige vakantie. Het resultaat is een ruime bedoeïnentent die je op kunt zetten zonder gebruiksaanwijzing en om kunt toveren tot een soort exotische buitenslaapkamer. Hij blijft minstens een maand staan en ik verwacht al die tijd niet één keer in mijn gewone bed te slapen.


Het idee werd vorig jaar min of meer uit nood geboren, want bij temperaturen boven de 25 graden verandert onze slaapkamer in een soort sauna. Dat heb je als je recht onder het dak slaapt (waar normaal de zolder is, maar bij ons is dat meteen de bovenverdieping) met een flinke raampartij op het westen. Niet onoverkomelijk, maar op zulke dagen snak je naar koelte en ga je naarstig op zoek naar oplossingen. In eerste instantie was dat een soort polyester tip van een paar tientjes uit de speelgoedwinkel, tot mijn vrouw in een tijdschrift een plaatje zag van een Bell tent.

Niet lang daarna reden we naar België om daar een kijkje te nemen bij de showroom van Canvascamp. De "showroom" bleek een soort vliering te zijn boven een magazijn met slechts een paar tenten, maar zo konden we wel de juiste keuze maken. Bell tenten heb je namelijk niet in allerlei soort en maten, maar wel in allerlei máten. De kleinste heeft een doorsnee van 3 meter en is daarmee bij uitstek geschikt voor een kampeervakantie, terwijl je bij de grootste kunt gaan denken aan het geven van circusvoorstellingen.


Welk model Sibley je koopt, hangt dus vooral van je wensen af en van de beschikbare ruimte. Wij kozen voor die van 5 meter (de grootste heeft een doorsnee van 6 meter) en dan ook nog voor de extra zware uitvoering. Met dat verstevigde doek is hij in principe geschikt om in te wónen en dat doen mensen soms dus ook (al nemen ze dan wel de versie met een rookkanaal om een houtkachel te kunnen plaatsen). In ons geval dient hij als een soort vierde slaapkamer tijdens de zomermaanden en als extra dimensie aan de tuin.

Vorig jaar heeft hij twee weken gestaan (van half augustus tot 1 september) en toen heb ik er alle nachten in geslapen. Hoe dat nu uitpakt, weet ik niet maar inmiddels heb ik al twee nachten achter de rug in ons katoenen vakantiehuis. Op marktplaats heb ik twee kleden gekocht voor op de vloer om het slaapkamergevoel te versterken, nadat ik vorig jaar al twee tweedehands nachtkastjes op de kop had getikt. Een kandelaar met waxinelichtjes aan de tentstok maakt het plaatje compleet, al kun je met een Bell tent in principe bezig blijven met decoreren.


Het is heerlijk om "buiten" te slapen, zelfs (of misschien wel juist) op van die halfzachte zomerdagen als vandaag. Een tent is knus en bezorgt je op twintig meter van je huis meteen een echt vakantiegevoel. Nog leuker is het om midden in de nacht gewekt te worden door regendruppels op het canvas en je nog eens lekker om te draaien of - zoals vorig jaar - diep weg te kruipen onder de dekens tijdens een enorme onweersbui (hoewel ik er waarschijnlijk verstandiger aan had gedaan om gewoon binnen in huis te schuilen).

Tegelijk moet je dit ideaalplaatje niet idealiseren, want de waxinelichtjes hebben nog geen tel gebrand, de fles wijn is nog niet ontkurkt en het is om een uur of vijf al zo licht dat je verschrikt denkt dat je je verslapen hebt als je rond die tijd toevallig even je ogen opendoet. Bovendien hoor je álle buitengeluiden door het dunne tentdoek heen. In mijn geval gaat het daarbij om ruisend riet, kwakende kikkers en fluitende vogels, maar ook om een snelweg in de verte en het gepiep van een rangeerterrein richting Dordrecht. Dan weet je weer even dat je niet op een camping staat in hartje Frankrijk maar gewoon in een achtertuin aan de rand van de Randstad. 

vrijdag 24 juni 2016

Er is helemaal geen reden voor al die pensioenpaniek

Gisteren had ik geen tijd om te bloggen, want die middag moest ik een lezing geven voor de Kring van Pensioenspecialisten uit Hoevelaken. Het imago van de financiële sector is niet best, maar dat van pensioenfondsen is nog veel slechter. Zo kon ik vanmorgen in de krant lezen dat ons pensioen "een illusie" is en dat er sprake zou zijn van "pensioenroof". Hoog tijd dus om eens op een verfrissende manier naar dit onderwerp te kijken, zonder het gebruikelijke gemopper en gesomber. Met een plakbandpensioen is er namelijk geen vuiltje aan de lucht: je kunt veel eerder stoppen met werken en hebt veel minder geld nodig.


De kop op de voorpagina van De Telegraaf sloot naadloos aan op de stemming bij deze bijeenkomst. Op verjaardagen kun je tegenwoordig beter zeggen dat je bij de belastingdienst werkt dan dat je je brood verdient in de pensioensector. Jongeren vrezen dat er later voor hen helemaal geen pensioen meer over is en ouderen klagen over kortingen terwijl ze tegelijk lezen dat fondsen meer in kas hebben dan ooit. Omgekeerd hebben pensioenfondsen te maken met strenge regels omtrent dekkingsgraden, krankzinnig lage rentestanden en - zoals vandaag - rare uitschieters op de beurs die het rendement nog verder onder druk zetten. Want wat gebeurt er met onze pensioenen als de "brexit" slechts de eerste belangrijke zet is in een schaakspel op weg naar de volgende crisis?

Het ging gisteren dus om een imagoprobleem, maar ook over de broodnodige hervormingen van het pensioenstelsel. Of dat de oplossing is weet niemand, maar er wordt steeds vaker gesproken over individuele potjes en meer keuzevrijheid. Jongeren willen niet voor ouderen betalen (ook al hebben de ouderen van nu ooit precies hetzelfde gedaan), omdat de baan voor het leven niet meer bestaat en steeds meer mensen hun brood verdienen als ZZP'er en toch al zelf hun pensioen moeten zien te regelen. Er kon tussendoor gelukkig ook gelachen worden, want een uitgenodigde hoogleraar merkte eerst op dat veel mensen niet eens weten wat "indexering" inhoudt om daar vervolgens droogjes aan toe te voegen dat dat helemaal niet erg is omdat pensioenen in de toekomst toch niet zullen worden geïndexeerd.


Opvallend genoeg ving ik in de wandelgangen ook nog wat hardnekkige misverstanden op, want iemand merkte op dat je met een hypotheekvrij huis vermogensbelasting moet gaan betalen terwijl dat al sinds 2001 niet meer zo is. Ook werd er nog steeds gesproken over een verwacht tekort aan arbeidskrachten wanneer de uitstroom van babyboomers een feit is. In sommige sectoren (onderwijs) kan dat inderdaad nijpend worden, maar zelf denk ik dat we eerder rekening moeten houden met blijvend hoge werkloosheid dan met krapte op de arbeidsmarkt.

Sommige uitspraken kwamen echter dicht in de buurt van wat ik in mijn boek ook bepleit.  Pensioenadvies zou bijvoorbeeld veel "holistischer" moeten zijn. Dat klinkt zweverig, maar betekent in feite alleen maar dat je naar het totaalplaatje moet kijken. Zo is de precieze hoogte van je aanvullend pensioen misschien zelfs wel minder belangrijk dan de vraag of je op je 67ste inmiddels in een huis woont dat helemaal hypotheekvrij is. Ook moeten mensen duidelijk op een rijtje hebben hoeveel geld ze na hun pensioen nou eigenlijk precies nodig hebben. Tijdens mijn lezing onderstreepte ik dat nog eens door te stellen dat je natuurlijk niet 10.000 euro bij elkaar moet sparen omdat je ooit een nieuwe verwarmingsketel nodig hebt van 2000 euro.


De grote verdwijntruc - of misschien wel: de ontsnappingsclausule - is je bestedingspatroon. In plaats van te kijken naar je toekomstige pensioeninkomen, kun je beter een kritische blik werpen op je huidige uitgaven. Wij hebben ons welvaartsniveau als gezin zo aangepast dat we niet alleen nu (als in: vijftien jaar voor onze pensioendatum) al met deeltijdpensioen kunnen, maar ook nog eens zeker weten dat we het in de toekomst aardig zouden redden met alleen AOW. Het grappige is dat je helemaal niet bang meer hoeft te te zijn voor eventuele pensioenkortingen als je weet dat je in een dergelijk geval niks tekort komt.

Wat dat betreft is dat "manische aflossen" (niet mijn woorden, maar die van andere mensen) een heel wijze les geweest, want daardoor weet ik dat ik heel gelukkig kan zijn met zeeën van tijd en een volle boodschappenkar. We hebben toen al eens een heel jaar lang uitsluitend geld uitgegeven aan boodschappen en brandstof, zonder dat we psychologische hulp nodig hadden. Daardoor zijn we gaan beseffen dat je niks te klagen komt zolang je gezond bent en geen tijdgebrek hebt of je onnodig hoeft te haasten. Al dat aflossen deden we ook nog eens naast ons werk, nu genieten we volop ná ons werk.

woensdag 22 juni 2016

Ben je op je 47ste écht pas op de helft?

Onlangs bladerde ik door een exemplaar van Elsevier van een paar maanden terug en stuitte daarin op een interview met Martin Pikaart. Die naam ken ik natuurlijk, want je kunt niet een boek schrijven met het woord "pensioen" in de titel zonder dat je zijn boek De pensioenmythe hebt gelezen. In dat bewuste interview zegt Pikaart (1968) dat hij zich niet bezighoudt met zijn pensioen omdat hij als het om zijn werkzame leven gaat "pas op de helft" is. Klopt dat of maakt hij zichzelf alleen maar wijs dat hij nog alle tijd van de wereld heeft?


Puur rekenkundig gezien valt er tegen zijn rekensommetje niks in te brengen. Als hij lang heeft gestudeerd en (net als ik) pas op zijn 27ste fulltime is gaan werken, dan heeft hij er op zijn 47ste pas twintig jaar opzitten en weet hij zeker dat hij nog twee decennia moet wachten op zijn eerste AOW. Op die leeftijd kun je ook nog belangrijke stappen zetten en een totaal andere weg inslaan. Je zou zelfs kunnen denken aan een radicale carrièreswitch of het volgen van een nieuwe studie. Ik ken iemand van die leeftijd die nu pas naar de universiteit is gegaan omdat ze dat als enige van haar vriendengroep destijds heeft verzuimd en dat altijd is blijven kriebelen.

Pikaart zegt dus geen gekke dingen, net zoals hij in zijn boek ook geen onzin verkondigt. Tegelijk kan ik hem vertellen dat je perspectief verandert wanneer je eenmaal de vijftig bent gepasseerd. Drie keer met je ogen knipperen en er staan opeens 55 kaarsen op je taart en je bent nog maar ruim een decennium verwijderd van je echte pensioendatum. Ik moet nog zestig worden, maar ik weet nu al dat je dan nóg een keer zo'n kantelmoment meemaakt. Het zijn namelijk vooral zestigers die aan den lijve ervaren wat het is om door te moeten werken tot je 67ste, terwijl het lijf misschien niet meer wil en je het eigenlijk ook wel zat bent.


Dat is dus het slappe koord waar ik in mijn boeken op balanceer. Ik wil mensen niet ontmoedigen of onnodig ongerust maken, maar ik waarschuw wel voor het negeren van fysieke achteruitgang en het klakkeloos nakletsen van optimistische soundbytes in de trant van "dat we straks allemaal 100 worden". Ook Pikaart lijkt zo'n onverbeterlijke optimist, want hij heeft het boek opgedragen aan (vrouw? vriendin?) Carmen, met als toevoeging "op naar de honderd". Nu heb ik het met mijn eigen vrouw zo gezellig dat ik gráág nog een halve eeuw samen door zou brengen, maar heel realistisch is dat niet.

Omdat niet iedereen De Telegraaf leest, heb ik in dit blog een plaatje afgedrukt van Rutger Hauer die zich op het vliegveld laat voortduwen in een rolstoel terwijl hij pas 72 is. Natuurlijk hoeft er niks ernstigers aan de hand te zijn dan een pijnlijke knie, want je kunt nou eenmaal niet op krukken door een terminal hobbelen én tegelijk je bagage dragen. Toch ziet het beeld er een beetje ontluisterend uit, vooral omdat ridder Floris hier ineens een oude man is geworden die meteen na het verlaten van het vliegtuig met bevende vingers een sigaretje opsteekt.

Kies dus voor de gulden middenweg tussen jezelf door mij in de put laten praten en je blindstaren op misleidende statistieken. Maar vooral: kies. Doe iets. Maak een plan. Als ik in het najaar van 2008 niet fanatiek was gaan aflossen, was er niks gebeurd en hielden we niet "zomaar" elk jaar een mooi bedrag over om mee af te lossen. Als ik toen ook niet had ontdekt dat je met veel minder geld kunt rondkomen zonder dat je een rotleven hebt, was ik nu nog net zo hard aan het werk geweest als toen. Ik ben dus niet op de helft van mijn werkzame leven zoals Pikaart, maar ik doe het vanaf nu lekker met de helft van het geld.

dinsdag 21 juni 2016

Is een deeltijdpensioen meteen ook een soort dieet?

Toen ik onlangs een recente foto van mezelf op een van de sociale media plaatste, kreeg ik van iemand de voorzichtige vraag of ik soms wat was afgevallen. Die voorzichtigheid is begrijpelijk want gewichtsverlies kan een vervelende oorzaak hebben en is zeker niet altijd een esthetische verbetering (ook niet bij vrouwen). Om antwoord te kunnen geven op die vraag, blies ik het stof van de  weegschaal en zag ik tot mijn verbazing dat ik inderdaad een stuk lichter was dan de laatste keer dat ik mezelf had gewogen. Zat ik meestal net iets boven de tachtig kilo, nu keek ik naar een getal dat ik me amper kon heugen. Toeval? Of is het logisch dat ik na mijn plakbandpensioen ook in dit opzicht lichter door het leven ga?


Om maar meteen met een ontnuchterend antwoord te komen: nee, natuurlijk val je niet zomaar al van het feit dat je stopt met werken. Wellicht valt er een hele last van je af als je voor het laatst de deur van kantoor achter je dichttrekt, maar het kan net zo goed dat de leegte van je agenda je naar de keel vliegt en de kilo's er aanvliegen. Zo meldde een pas gepensioneerde vrouw dat ze de laatste tijd juist zwáárder was geworden omdat ze minder actief was en tegelijk nog net zoveel at als tijdens haar werkzame leven. Een deeltijdpensioen is dus geen wonderdieet, zeker niet als je plakbandpensioen een plakcakepensioen is.

Waarom ben ik dan ineens een kilo of drie, vier kwijt zonder dat dat medisch noodzakelijk was en ik ook nog prima in mijn kleren paste? Het antwoord op die vraag is simpel: ik snoep bijna niet meer. Sinds het voorjaar eet ik geen chocola of koekjes meer bij de koffie en pak ik hooguit een bakje met ongezouten noten als ik trek heb in een tussendoortje. Dat was geen goed voornemen en daar heb ik verder ook geen ruchtbaarheid aan gegeven omdat ik het niet beschouw als een leefregel maar meer als een logisch gevolg van mijn nieuwe levensstijl. Mijn plakbandpensioen bevalt namelijk zo goed dat ik er zo lang mogelijk van wil genieten en dus ook zo gezond mogelijk probeer te leven.


Toevallig las ik net een ingezonden brief van iemand die op deze manier van zijn diabetes type 2 was afgekomen: door een paar kilo te verliezen, matig te eten en te drinken en elke dag tien kilometer te wandelen. Dat laatste doe ik niet maar het afgelopen weekend heb ik drie lange fietstochten gemaakt door de Eifel samen met een vriend die ik nog ken van de middelbare school. Als je daarnaast minder snoept val je onvermijdelijk iets af, al ben ik nog ver verwijderd van het gewicht dat ik had toen ik ging studeren. Lijkt me ook niet echt gezond om met mijn lengte slechts 70 kilo te wegen, maar ooit had ik spijkerbroekmaat 28 (in plaats van 31).

Dus, ja: ik ben iets afgevallen, maar dat was niet het doel, net zoals ik in mijn boeken ook ergens schrijf dat de meeste mensen kilo's lichter terugkomen van een wereldreis doordat ze onderweg meer bewegen en anders eten. Ik slaap tegenwoordig stukken beter en heb veel minder stress, zodat je ook niet snel gaat snoepen om de spanning weg te kauwen. Fastfood verliest ook zijn belangrijkste functie wanneer je nooit meer haast hebt en over zoveel vrije tijd beschikt dat je rustig tien minuten een appeltje gaat zitten schillen met je benen op de tuintafel.


Om te bewijzen dat ik niet van plan ben met een spandoek door de straten te gaan lopen waarop staat dat suiker vergif is, laat ik hier het heerlijke puddingbroodje zien waarmee ik mezelf op vaderdag verwend heb voordat we vijftig kilometer door het heuvellandschap in de grensstreek tussen Duitsland en Luxemburg gingen crossen. Afgelopen weekend heb ik mezelf zo vaak gewogen, dat ik heb gezien dat je gewicht aardig fluctueert (in mijn geval tussen de 77,5 kilo en 79 kilo) al naar gelang het tijdstip van de dag. Lijkt me dus niet gezond om daar de hele tijd mee bezig te zijn, zeker niet als je spelenderwijs afvalt.

Een deeltijdpensioen is dus geen dieet, al merkte een familielid in dit verband iets heel interessants op. Beiden hebben namelijk te maken met een bepaalde "mindset". Je valt af omdat je je zinnen daarop hebt gezet en bereid bent bepaalde stappen te zetten om je einddoel te bereiken. Precies hetzelfde zou je kunnen zeggen van mijn plakbandpensioen. Daarbij gaat het niet om het brengen van offers, maar meer om de manier waarop je tegen bepaalde dingen aankijkt. Zo smaakte dat welverdiende verse broodje met eiersalada dat ik ná die laatste fietstocht voor mezelf smeerde lekkerder dan het lekkerste tussendoortje.

maandag 20 juni 2016

Slapeloze nachten van mijn spaarhypotheek

Vorige week heb ik twee nachten achter elkaar slecht geslapen. Ik werd zwetend wakker om half vier en lag net zo onrustig te woelen als in de tijd dat ik nog in loondienst was en elke maand met angst en beven de verkoopcijfers afwachtte. Ironisch genoeg had ik dit nachtelijke gepieker deze keer helemaal aan mezelf te danken. Met een extra storting van 6400 euro in mijn spaarhypotheek had ik de looptijd met ruim vijf jaar ingekort zodat ik al over een paar jaar hypotheekvrij ben. Tegelijk gaan de maandelijkse lasten de komende tijd met maar liefst 150 euro omhóóg.


Het was voor het eerst in vier jaar dat ik een fors bedrag aan mijn hypotheekverstrekker overmaakte. Voorheen deed ik dat zonder met mijn ogen te knipperen (en met nog veel hogere bedragen), maar nu bezorgde dat getal me een beetje buikpijn. Sinds 1 mei keer ik mezelf elke maand 1000 euro uit van mijn spaargeld, dus die 6400 euro is synoniem aan een basisinkomen van een half jaar. Het geld komt weliswaar uit een ander potje, maar toch besefte ik ineens de waarde ervan, al was het alleen maar omdat mijn vrouw zes maanden moet werken om dat bedrag weer terug te verdienen.

Spijt had ik echter niet, hooguit van het feit dat ik niet veel eerder deze stap had gezet. Door 6400 euro te storten in het spaardeel van de hypotheek (het maximale bedrag dat in ons geval binnen de toegestane bandbreedte valt) "spaar" ik tegen een onwaarschijnlijk hoge rente van 6,9% en profiteer ik nog een paar jaar van een mooi rente-op-rente-effect. In feite levert mijn geld zo 14 (!) keer zoveel op als op een normale bankrekening, dus het is een beslissing waarover je niet heel lang hoeft na te denken en ook niet goed voor hoeft te kunnen rekenen.


In de geheel herziene voordeeleditie van Hypotheekvrij! schrijf ik al dat je een dief van je eigen portemonnee bent als je geen gebruik maakt van deze mogelijkheid, maar toch duurde het nog ruim een jaar voordat ik zelf die stap zette. Dat had te maken met de wat terughoudende reactie van mijn hypotheekverstrekker, maar ook met het feit dat ik nog hard aan het spáren was voor die storting. Nu was het dus zover en besloot ik meteen ook maar iets aan de looptijd te doen van mijn hypotheek. Het maakt psychologisch gezien namelijk nogal wat uit of je pas een paar jaar voor je echte pensioendatum in een afgelost huis woont of al ruim voor je zestigste.

Mijn tussenpersoon vond het "verstandig", maar zelf had ik toch een beetje buikpijn van dat besluit. Normaal gesproken gaan je maandlasten meteen omlaag als je een flink bedrag aflost en dat motiveert weer om nóg sneller af te gaan lossen. In ons geval betekent het dat we maandelijks 150 euro meer moeten gaan betalen, want die extra storting alleen is niet genoeg om de einddatum met vijf jaar te vervroegen. Met ingang van volgende maand hikken we dus tegen hogere woonlasten aan, terwijl we proberen rond te komen van een "basisinkomen" van 2000 euro netto.


Dat is niet onoverkomelijk en komt ook allemaal wel goed, al blijft het even wennen. Dus probeer ik mezelf maar voor te houden dat we niet zozeer meer voor onze hypotheek gaan betalen, als wel dat we elke maand verplicht 150 euro gaan sparen tegen een rente die niemand voor mogelijk houdt (en die ook alleen is voorbehouden aan mensen met een spaarhypotheek waarvan ze de rente in het verleden voor langere tijd hebben vastgezet).  Bijkomend voordeel is dat onze maandelijkse lasten op de einddatum (en dat is al over 3,5 jaar) nog veel harder gaan dalen dan nu het geval is en we ineens honderden euro's extra te besteden hebben. Dat vooruitzicht zorgt ervoor dat ik alweer een paar nachten héérlijk heb geslapen.

donderdag 16 juni 2016

Vaderdag duurt dit jaar maar liefst vier dagen

Toen ik een datum in de agenda prikte om langs te gaan bij een vriend die tijdelijk in Duitsland woont, had ik me niet gerealiseerd dat vaderdag in datzelfde weekend valt. Dat ontbijt op bed gaat deze keer dus aan mijn neus voorbij, al heb ik mezelf alvast wel getrakteerd op een kaartje voor het concert van Television van vanavond. Eigenlijk begint "vaderdag" vandaag dus al, want je kunt het ook vieren door jezelf een paar vrij te besteden dagen te gunnen zonder vrouw en kinderen.


Vorig jaar ben ik ook al een paar dagen in mijn uppie bij diezelfde vriend langs geweest en dat was een heerlijk weekend. Lekker pizza gegeten in het restaurant in het dal, paar keer op de mountainbike door de heuvels, een verrassend bezoek aan het Karl Marx-museum in Trier en een dagje Luxemburg (inclusief de stad met dezelfde naam) met de trein. Het was toen weliswaar geen vaderdag, maar het voelde wel aan als een soort schoolreisje. Die vriend ken ik dan ook al langer dan mijn vrouw en dat geeft toch weer een ander soort dynamiek.

In een van de talloze boeken van Thomas Verbogt die ik onlangs uit de bieb heb gehaald (want ik ben inmiddels verslááfd aan zijn werk) las ik dat je, door een nieuw begin te maken in je leven, ook weer een beetje een puber wordt. Sinds ik officieel met plakbandpensioen kan ik dat beamen, al moet je bij dat woord niet meteen denken aan bokkigheid en groeistuipen maar eerder aan zorgeloosheid en een soort kinderlijk plezier in het leven. Niet voor niets zeg ik vaak dat ik me nu net een 12-jarige voel aan het begin van een lange zomervakantie.


Dat ik vanavond naar de Amerikaanse band Television ga kijken, past precies in dat plaatje, want ik kocht hun eerste plaat toen ik nog op de middelbare school zat. Officieel vielen ze binnen de "punk" maar in werkelijkheid speelt dit viertal intelligente en een tikje arty gitaarrock (een beetje zoals het Britse Wire ook deed en doet). Vorig jaar zag ik al The Only Ones, The Chameleons, Sham 69 en Modern English, dit jaar Duncan Reid (de bassist van the Boys) en Television. Je kunt het een nostalgietrip noemen, maar ik heb meer het gevoel dat ik alles nog een dunnetjes aan het overdoen ben.

Een plakbandpensioen werkt in die zin een beetje als een verjongingskuur, zeker als je op je 51ste al min of meer bent gestopt met werken en alleen nog maar dingen doet die je leuk vindt. Nu ik in een maand tijd alweer acht boeken van Thomas Verbogt heb verslonden zou ik ook nooit meer terug willen naar een leven waarin alleen tijdens vakanties tijd heb om te lezen (en misschien zelfs wel om echt te léven). Ik leef niet alleen met hetzelfde bescheiden budget als tijdens mijn studententijd, maar heb ook bijna net zoveel lol en net zoveel vrije tijd.


Ik vertrek morgenochtend met een fiets achterop, een stapel cd's, een kan koffie en een tas met boeken. Op vaderdag schenk ik mezelf een kop koffie in en troost ik mezelf met de gedachte dat mijn ouders óók met vakantie zijn zodat ik niet mijn plicht als kind verzaak want normaal sla ik die dag nooit over. Het weekend zou anders waarschijnlijk ook wel een succes zijn geworden, maar dit wordt gegarandeerd de eerste vaderdag sinds 1992 waarop ik me weer even een kind voel.

woensdag 15 juni 2016

Na vier jaar is de aflospauze eindelijk voorbij

Hypotheekvrij! heeft veel mensen de ogen geopend, maar zelf waren wij nét gestopt met versneld aflossen toen dat boek verscheen. De eerste extra storting deed ik in het najaar van 2008, de laatste vlak voor de zomer van 2012. Het doel was in eerste instantie om korte metten te maken met het aflossingsvrije deel van onze hypotheek van in totaal 160.000 euro en dat was binnen vier jaar gelukt door fanatiek te bezuinigen en ijverig te sparen. Toen begon een aflospauze die voortduurde tot 14 juni 2016.


Nadat we gestopt waren met aflossen, zijn we overigens gewoon doorgegaan met sparen. Het enige verschil was dat we het geld niet langer rechtstreeks overboekten naar de bank (in mijn geval een verzekeraar), maar op een bankrekening parkeerden. Dat ging zo hard dat ons saldo op een gegeven moment net zo hoog was als de nog resterende hypotheek, waarmee je in zekere zin ook "hypotheekvrij" bent. Ik wist in ieder geval wanneer ik écht helemaal van mijn woningschuld verlost zou zijn, want het laatste stukje spaarhypotheek van 44.000 euro zou in maart 2025 automatisch worden afgelost.

Om die reden schrijf ik ook dat het goed is om elke vijf jaar even de balans op te maken en te kijken of je door moet blijven gaan met aflossen. Daarbij moet je je voortdurend afvragen wat je einddoel is en met welke reden je ooit begonnen bent met aflossen. Onze aflospauze had namelijk alles te maken met het feit dat ik een spaarpotje aan wilde leggen voor mijn plakbandpensioen. Van 60.000 euro op de bank kan ik mezelf vijf jaar lang een basisinkomen uitkeren van 1000 euro per maand, terwijl dat natuurlijk onmogelijk is als je dat geld gebruikt hebt om je hypotheek nog verder te verlagen.


In de herziene editie van Hypotheekvrij! die vorig jaar verscheen, schrijf ik dat het oudste deel van de hypotheekschuld (een klein 30.000 euro) in februari 2017 vanzelf wordt afgelost. Inmiddels is die datum zo dichtbij dat ik kan gaan aftellen. Tegelijk begon het een beetje te kriebelen omdat we al jaren niets meer hadden afgelost en ik steeds meer behoefte kreeg om een daad te stellen en actie te ondernemen. Die behoefte werd nog sterker toen ik me realiseerde dat ik alweer 64 kaarsjes uit moest blazen op mijn verjaardagstaart als mijn huis eindelijk helemaal van mezelf was, terwijl sommige lezers me links en rechts inhalen op weg naar een hypotheekvrij leven.

Het laatste zetje gaf de aanhoudend lage rente. In maart 2020 loopt de rentevaste periode van mijn spaarhypotheek af en daalt de rente waarschijnlijk van 6,9% naar een procent of twee. Bij een aflossingsvrije hypotheek of een andere variant spring je dan een gat in de lucht, maar met een (bank)spaarhypotheek loop je het risico dat je netto zelfs dúúrder uit bent omdat de (niet aftrekbare) premie ineens fors stijgt terwijl de (wel aftrekbare) rente daalt. Het kostte wat moeite om precieze cijfers boven water te krijgen, maar onze premie zou volgens mijn tussenpersoon in 2020 bijna verdrievoudigen als de rente nog steeds zo laag staat als nu.


En dus heb ik gisteren gedaan wat ik op pagina 235 van de vorig jaar verschenen voordeeleditie van Hypotheekvrij! al aankondig: ik heb de einddatum van de hypotheek vijf jaar naar voren gehaald zodat het einde van de rentevaste periode precies samenvalt met de laatste premiebetaling. De verzekeraar kwam al snel met een offerte over de brug waarbij ik eenmalig (binnen de toegestane bandbreedte) 6400 euro extra spaarpremie zou overmaken en de maandpremie met ingang van 1 juli 150 euro omhoog gaat. Lang hoefde ik niet over dat voorstel na te denken en nog dezelfde dag heb ik die 6400 euro overgeboekt.

Deze stap heeft een aantal voordelen, al is het alleen maar omdat ik nu kan zeggen dat ik over een kleine vier jaar helemaal hypotheekvrij ben (in plaats van over negen jaar). Nog mooier is het psychologische feit dat ik tien jaar voor mijn officiële pensioendatum uit de schulden ben en vanaf dat moment maximaal kan profiteren van minimale woonlasten. Maar het allermooiste is natuurlijk dat mijn extra inleg van 6400 euro op deze manier precies véértien keer zoveel geld oplevert als op een gewone spaarrekening (namelijk 6,9 procent in plaats van 0,5 procent). Zo betaalt die belachelijk hoge hypotheekrente die ik momenteel betaal zichzelf vanzelf terug.

dinsdag 14 juni 2016

Met een plakbandpensioen behoud je zelf de regie

Eigenlijk stond er boven dit stuk eerst dat je met een plakbandpensioen "de eer aan jezelf houdt", maar deze zinsnede is waarschijnlijk nog toepasselijker. Als je verhalen leest van oudere acteurs blijkt eens te meer dat je maar beter tijdig voorzorgsmaatregelen kunt nemen voordat je als "te oud" terzijde wordt geschoven of niet meer mee kunt komen door gezondheidsklachten. Want zo is het wel: ik ben sinds kort officieel 55-plusser maar niemand kan mij ooit nog een werklóze 55-plusser noemen. Alle vooroordelen over deze groep hebben met mij dus niets meer te maken en gaan volledig langs me heen.


Onlangs maakte acteur Martin van Waardenburg zich in de media kwaad over het feit dat hij als 60-jarige aan de kant was geschoven omdat hij "te oud" zou zijn voor het programma Kanniewaarzijn. Aan zijn analyse schortte niks, want tv-makers zouden juist de oudere kijker moeten koesteren aangezien dat straks de enige groep is die überhaupt nog televisie kijkt. Ook ben ik het roerend met hem eens dat netmanagers het programma Sesamstraat de nek om hebben gedraaid door te gaan morrelen aan het uitzendschema (net zoals ze eerder al hadden gedaan met Man Bijt Hond).

Als je na tien succesvolle seizoenen aan de kant wordt geschoven terwijl er meer dan een miljoen mensen naar je programma kijken, dan is dat natuurlijk niet te verkroppen. Als het dan ook nog om zoiets stoms gaat als "verjonging", dan snap ik dat je de verantwoordelijke netmanager het liefst hoogstpersoonlijk van de Van Brienenoordbrug in de rivier zou willen kieperen. Van Waardenburg is een genot om naar te kijken al moet ik eerlijk zeggen dat ik het bewuste programma nog nooit heb gezien en mijn oordeel baseer op de film De Marathon.


Dus, ja, ik snap zijn woede. Ik snap ook dat de moed je in de schoenen zinkt als je als werkloze 50-plusser voor de zoveelste keer te horen krijgt dat je "niet in het profiel past" of al een afwijzing in je inbox krijgt terwijl je nog maar nét je sollicitatiebrief hebt gemaild. De arbeidsparticipatie onder 55-plussers neemt sterk toe, maar de kansen op de arbeidsmarkt slinken voor deze groep snel, zeker wanneer je langer dan een jaar thuiszit. Dat bedoel ik hierboven dan ook met "de eer aan jezelf houden". Met een plakbandpensioen hoef je nooit meer te solliciteren en prik je zelf je pensioendatum. Dat geeft niet alleen rust, maar voorkomt ook onmacht en frustratie.

Naarmate je ouder wordt, verschuif je langzaam  maar zeker naar de periferie totdat je uiteindelijk in het ergste geval moederziel alleen in een tehuis zit en nooit meer bezoek krijgt. Dat proces is onvermijdelijk. Wanneer je als vijftiger een verjaardag bezoekt waar bijna alleen maar dertigers rondlopen, mis je niet alleen aansluiting maar voel je je ook een beetje onzichtbaar. Je kunt dat ontkennen en overdreven eigentijds of hip gaan doen, maar het feit blijft. Met een plakbandpensioen doe je op tijd een stapje terug, ook om te voorkomen dat je als bijna 75-jarige wordt gefotografeerd met een VR-bril op.


Niks ten nadele verder van Neelie Kroes,want iedereen mag van mij zijn eigen carrière plannen, maar je moet oppassen dat de wens om mee te draaien en mee te blijven tellen niet iets krampachtigs krijgt. Het is in elk geval belangrijk te beseffen dat je met langer doorwerken de dood niet op afstand houdt, net zomin als eenzaamheid en lichamelijk verval. Hooguit kun je besluiten om door te werken tot je dood en daar wellicht ook plezier aan beleven. Zelf vind ik het vooral een fijn vooruitzicht dat ik nooit meer hoef te solliciteren en ook nooit meer echt hoef te werken terwijl ik pas over dertien jaar voor de eerste keer AOW krijg.

Toevallig las ik vanmorgen in de krant dat Loes Luca (62) haar rol moet neerleggen in een succesvol toneelstuk omdat ze last heeft van een Pfeiffer-achtige ziekte en te moe is om het avond aan avond vol te houden op een podium. In datzelfde artikel valt te lezen dat ze geen pensioen heeft opgebouwd, nauwelijks een spaarpotje heeft om op terug te vallen en niet is verzekerd tegen ziekte of arbeidsongeschiktheid.  Dat ze helemaal aan het einde ook nog zegt dat ze "niet zou willen stoppen met werken" is een herkenbare reflex, maar ook een beetje een dooddoener als je nou eenmaal moet blijven werken voor je geld.

maandag 13 juni 2016

Zonder tuin kun je eigenlijk niet stoppen met werken

Afgelopen weekend realiseerde ik me opeens dat ik het misschien wel belangrijkste ingrediënt voor een plakbandpensioen tot nu toe onvoldoende heb benadrukt. In mijn laatst boek komt het woord "tuin" weliswaar 17 keer voor, maar dan heb ik het meestal over een moestuin en vermeld ik slechts één keer dat ik in mijn eigen achtertuin voor anker ben gegaan. Je hoeft echter alleen maar een kaartje te kopen voor het jaarlijkse evenement Verborgen Tuinen om te beseffen dat een tuin van levensbelang is als je echt tot rust wil komen of eerder wil stoppen met werken. 


Het kwartje viel vrijdagavond in feite al, toen we op bezoek gingen bij collega-schrijfster Hilda Spruit in Zoetermeer. Eigenlijk hadden ze in de huiskamer de tafel netjes gedekt, maar het was zulk lekker weer dat we het gourmetstel naar buiten hebben gesleept en daar tot 's avonds laat gezellig hebben zitten tafelen. Het was anders ongetwijfeld ook een heel leuke avond geworden, maar buitenshuis heb je altijd een beetje het gevoel dat je aan het genieten bent bij je buitenhuis. Zelfs zonder sprietje gras onder je voeten waan je je op een camping of op het terras van een restaurant in je favoriete vakantieland.

De daarop volgende dagen hebben we tuinen in alle soorten en maten gezien in Rotterdam en omgeving. De eerste dag stond Rotterdam Noord op het programma, terwijl we de dag erop bijna alle adressen af zijn gegaan in Pernis en Heijplaat. Ondertussen heb ik nog met een boek op schoot bij zitten komen in mijn eigen achtertuin en toen drong het ineens tot me door dat diezelfde tuin min of meer mijn redding is geweest en misschien nog wel belangrijker voor het welslagen van mijn plakbandpensioen dan mijn ontslagvergoeding.


Dat besef ontstond op het allerlaatste adres dat we bezochten in het oude centrum van Pernis. Achter een dijkhuis bleef een enorme tuin verscholen te liggen van vijftig meter diep die werd verzorgd door een bijna pensioengerechtigd echtpaar. De man was op zijn 63ste afgekeurd en viel daarna in een zwart gat. De tuin bleek zijn redding, niet alleen omdat het hem iets te doe doen gaf (sterker: zo'n grote tuin ís bijna een dagtaak), maar ook omdat hij zo in beweging bleef én elke dag in de buitenlucht kwam. Sinds zijn zoon naast hem was komen wonen, zag hij zijn kleinkinderen vrijwel dagelijks en bleek hij zonder het te beseffen bijna alles te doen wat Dan Buettner adviseert in The Blue Zones.

Eerder op de dag hadden we elders in datzelfde Pernis al een prachtige tuin aan het water bezocht, waar helaas niemand aanwezig was. Wat bleek: de eigenaresse was net een dag eerder op haar 90ste in het ziekenhuis beland. Ze had dit huis gekocht toen ze 71 was, omdat ze verliefd was geworden op de toen nog totaal overwoekerde achtertuin. Dat laat zien dat je nooit te oud bent om nog een radicale stap te zetten en misschien ook wel dat je op die leeftijd beter voor een flinke tuin kunt kiezen dan een gelijkvloers appartement met drie bloempotten op het balkon en een lift.


Wat verder opviel is dat al die trotse tuinbezitters geen zitvlees hebben en hooguit even in een stoel neerploffen om een kopje koffie te drinken tussen het snoeien en wieden door. Een (grote) tuin geeft je dus van alles te doen en houd je lekker bezig. Je blijft ondertussen spelenderwijs fit en lenig en hoeft nooit bang te zijn dat je een tekort oploopt aan vitamine D. In Het plakbandpensioen gaat het heel vaak over de betáálbaarheid van een dergelijk Plan B, maar het kan geen kwaad om nog eens te benadrukken dat een tuin in dat verband onbetaalbaar is en misschien zelfs wel onmisbaar. Een tuin is een hoop werk, maar je verlangt gegarandeerd ook nooit meer terug naar je oude werk.

vrijdag 10 juni 2016

Streef niet naar méér maar naar meer van hetzelfde

Eigenlijk had ik dit blog voor gisteren gepland staan, maar na het lezen van de krant en een kappersbezoek besloot ik dat ik liever een rondje ging rijden op de racefiets om daarna nog wat te lezen in de tuin. Nu ik niet meer in loondienst ben, moet ik natuurlijk ook niet doen of er naast mijn laptop nog steeds een denkbeeldige prikklok hangt. Want wat is "geluk"? Nergens anders willen zijn en niks anders willen doen dan je op dat moment aan het doen bent. Aldus Marnix Pauwels in zijn bevrijdende boek Vrij.


Met dat boek, dat ik al eerder noemde maar waar ik nog steeds in bezig ben, heb ik een beetje een dualistische verhouding. Niet alleen claimt de auteur nadrukkelijk dat hij geen zelfhulpboek heeft geschreven, ik heb op dit moment in mijn leven eigenlijk ook niet zoveel hulp meer nodig. Nooit eerder voelde ik me zo rustig, zo tevreden, zo zen en zo "vrij". Dit boek lezen is voor mij hetzelfde als de gebruiksaanwijzing er nog eens bij pakken nadat je nét de laatste schroef van je Billy-kast hebt aangedraaid.

Bovendien is het in mijn geval ook nog eens de verkéérde gebruiksaanwijzing, want ik ben verre van perfectionistisch (lees: ik vind iets als snel best en ben snel tevreden), heb dus ook weinig last van de bijbehorende faalangst en wordt niet geplaagd door negatieve gedachten over het leven en over mezelf. Daarnaast ben ik niet verslavingsgevoelig, al vind ik wel dat je nooit te veel langspeelplaten kunt hebben (zeker niet van The Clash) en kan ik me elke ochtend ernstig verheugen op mijn eerste kop koffie.


Het lezen van Vrij is dus hetzelfde als paracetamol slikken nadat de hoofdpijn allang weer is gezakt, ware het niet dat Pauwels de zeldzame gave bezit om de kern van het leven in één enkele zin samen te vatten. Wat hij op pagina 228 over het onderwerp "geluk" schrijft zou verplichte lesstof moeten zijn op elke middelbare school en zet zelfs de meest tevreden mens op aarde nog even aan het denken. Niet alleen constateert hij dat spullen geen blijvend geluk brengen, datzelfde geldt volgens hem ook voor de vaak geroemde "ervaringen" waaraan je in plaats daarvan je zuurverdiende geld zou moeten spenderen.

Tegelijk ben ik het niet met hem eens dat alles went in de zin dat je overal wel een keer op uitgekeken raakt en dat alles na verloop van tijd zijn glans verliest. Volgens mij is dat vooral een kwestie van karakter en verschilt de behoefte aan prikkels van persoon tot persoon. Zo kan de één het moeiteloos een halve eeuw met dezelfde partner uithouden, terwijl de ander het een onverdraaglijke gedachte vindt dat hij nooit meer met iemand anders naar bed mag. Waar Pauwels nog steeds naar snakt, heb ik juist via allerlei omwegen al gevonden: rust. Dat kun je ook alleen bereiken als je stopt met rusteloos zoeken en jezelf steeds maar verplaatsen.


Kijk daarom eens aandachtig naar de constante factoren in je leven waar je nu, elke dag opnieuw, plezier aan beleeft. Streef niet steeds maar naar méér, maar spreek op 31 december dezelfde nieuwjaarswens uit als ik en hoop vooral op meer van hetzelfde. Saai? Nee, juist een recept voor duurzaam geluk. Want wat schenkt mij elke dag vreugd? Mijn tuin, het uitzicht vanuit het keukenraam, mijn vrouw, de eerste kop koffie, een kakelverse krant, muziek, lezen, fietsen, lekker eten, vogels in de boom en een paar mooie, rake zinnen in een blog of een column die er eerst nog niet waren. Met die ingrediënten kan ik het decennia uithouden zonder het knagende gevoel dat ik iets mis of dat het me aan ook maar iets ontbreekt.

woensdag 8 juni 2016

Heb je met een plakbandpensioen eigenlijk nog wel weekend?

Vorige week vrijdag werd ik geïnterviewd door een journalist die mij na afloop van het gesprek een goed weekend wenste en zich vervolgens meteen grinnikend afvroeg of ik ooit nog wel een weekendgevoel heb. Want dat gevaar ligt natuurlijk op de loer als je met (plakband)pensioen bent: dat het verschil tussen de dagen vervaagt en je nooit meer echt geniet van een vrije dag omdat je altijd vrij bent. Werknemers kijken reikhalzend uit naar de volgende vakantie, maar doe je dat óók nog als je nooit meer de wekker hoeft te zetten en je alleen nog merkt dat het zaterdag is omdat het dan veel drukker is op het fietspad?


Ik kan me voorstellen dat mensen zich dat afvragen en ik denk ook dat het soms zo werkt. Er zijn genoeg verhalen bekend van mensen die zich doelloos voelen en depressief als ze hun baan kwijtraken of na hun pensioen van ellende maar weer naar werk gaan zoeken omdat ze zich thuis stierlijk vervelen en zich geen raad weten met zichzelf en hun lege agenda. Iedereen is anders, stelt andere eisen aan het leven en heeft een ander verwachtingspatroon. Daarom gaat de één straks kamperen, terwijl de ander zweert bij een all-inclusive resort en nummer drie liever thuisblijft omdat hij geen behoefte heeft aan vakantie.

Maar dat is geen antwoord op de vraag. Want hoe zit dat nou precies met mijn weekendgevoel? Wel, ik kan je verklappen dat dat aardig intact blijft als je vijf keer per week de wekker om 7 uur moet zetten omdat je nog een middelbare scholier in huis hebt hebt wonen die op tijd moet komen voor zijn eerste les (en een vrouw die twee dagen per week nog eerder uit bed moet). Weekend is dus nog steeds het moment in de week dat je kunt uitslapen of in elk geval kunt doorslapen tot je uit jezelf wakker wordt. Bovendien ben ik dan wel drie uur zoet met de krant(en) in plaats van anderhalf uur, omdat ze op zaterdag veel dikker zijn.



Vrije tijd bestaat alleen bij de gratie van werk en dat geldt ook wanneer je met plakbandpensioen bent. Sterker nog: bij het plakbandpensioen hoort ook een nieuwe definitie van "pensioen" en een nieuwe invulling. Ik schrijf in mijn boek dat je nooit te jong bent om te stoppen met werken, maar waarschuw er tegelijk ook voor om nooit helemaal niks te gaan zitten doen. Onder het motto "eerst de soep, dan het toetje" kruip ik 's ochtends dan ook achter de laptop om aan mijn nieuwe boek te werken, een blog te schrijven of een column in de steigers te zetten. Vervolgens ga ik na de lunch iets heel anders doen zodat het feitelijk elke middag weer weekend is.

Dit blog houd ik vijf dagen per week bij, zodat ik in het ouderwetse weekend echt mijn handen vrij heb en kan doen en laten wat ik wil. Zo houd je een zekere structuur in het leven en loop je niet teveel uit de pas met je schoolgaande kinderen en de werkende medemens. Je hebt soms toch al het gevoel dat je in een soort parallelle dimensie zit als je nooit meer in de file staat en alleen nog kennis neemt van de drukte op de snelwegen via de radio of vanaf een viaduct óver de snelweg op weg naar de bibliotheek of een rondje op de fiets door de polder.


Het grote verschil met een "gewoon" pensioen (en misschien moet ik zelfs wel zeggen: het grote geheim) is dat ik al in deze levensfase terecht ben gekomen op mijn 55ste. Wie stopt met werken op een moment dat hij voor het eerst AOW ontvangt, ploft waarschijnlijk opgelucht op een stoel maar mist daarbij de niet te onderschatten meerwaarde van een vroegpensioen. Als ik op maandag om 9 uur op mijn gemak de krant zit te lezen in een tuinstoel, doe ik dat in het besef dat ik anders in de auto had gezeten op weg naar mijn werk. Monday morning blues? Dat is het hier in huis alleen als ik een plaat opzet van Johnny Winter in plaats van eentje van Johnny Rotten. In die zin kun je dus bijna zeggen dat ik nog steeds een weekendgevoel heb, maar dat dat tegenwoordig op maandag al begint.

dinsdag 7 juni 2016

Zijn oudere werklozen echt alleen maar "te duur"?

De meeste werkloze 50-plussers die al een tijdje in de WW zitten, zullen hun krant allang de deur uit hebben gedaan om geld te besparen. Zo niet, dan hebben ze zich vanmorgen waarschijnlijk lelijk in hun koffie verslikt. Tenminste: als ze geabonneerd zijn op De Telegraaf, want deze krant opende de voorpagina met het bericht dat de werkloosheid onder leeftijdgenoten volgens uitzendbureau USG People best kan worden opgelost als deze groep bereid zou zijn "wat salaris in te leveren." Je kunt je afvragen of dát inderdaad het grootste struikelblok is, maar net zo goed of het werkelijk zo is dat deze groep (a) de hypotheek al grotendeels heeft afgelost en (b) de kinderen heeft zien uitvliegen.


Naar de structureel hoge werkloosheid onder 50-plussers kun je op verschillende manieren kijken. Leg je de schuld buiten die groep, dan kun je wijzen op het gebrek aan banen, leeftijdsdiscriminatie en hardnekkige vooroordelen over oudere werknemers (duur, weinig flexibel, vaak ziek). Zelf neig ik vooral naar deze verklaring, want het is geen geheim dat werkgevers iemand al "oud" vinden wanneer die de 45 is gepasseerd (terwijl je dan nog bijna een kwart eeuw moet werken, of in ieder geval moet wachten, tot je recht hebt op AOW).

Zoek je de schuld bij die groep zelf, dan kun je wijzen op hun hoge salariseisen en hun gebrek aan ambitie en energie. Ouderen moeten "van de bank af" en ze moeten afstappen van hun hoge salariseisen, net zoals huizenbezitters na de kredietcrisis de torenhoge prijzen moesten loslaten die betaald werden vlak voordat Lehman Brothers omviel. Kortom: met wat meer inzet en wat minder hoge eisen komt het allemaal vanzelf goed en komen ze allemaal vanzelf aan de bak.

Dat lijkt me een beetje al te optimistisch, zeker zolang de arbeidsmarkt een soort stoelendans is met veel te weinig vacatures voor al die werkzoekenden. Ik denk ook dat de meeste 50-plussers die al een tijdje in de WW zitten, dolgraag een baan zouden aannemen tegen een salaris dat ongeveer net zo hoog is als hun uitkering. Na de WW wacht namelijk de bijstand (of een soortgelijke uitkering) en dat betekent een twééde inkomensdaling op rij. Dan worden de problemen pas echt nijpend, omdat het huis moet worden verkocht of "opgegeten".


Oudere werklozen willen dus best wat inleveren, zeker als ze daarmee kunnen voorkomen dat ze hun huissleutels moeten inleveren. Waar de uitzendorganisatie het idee vandaan haalt dat het hoge salaris de grote boosdoener is, weet ik niet. Feit is dat ze wel erg gemakzuchtig concluderen dat oudere werklozen in een betrekkelijk comfortabele positie zitten omdat de hypotheek grotendeels is afgelost en de kinderen het huis uit zijn. Toevallig las ik in diezelfde krant dat de 55-jarige Hugh Grant een stuk of 4 kinderen heeft onder de vijf jaar en het lijkt me nogal misdadig om die al meteen op kamers te laten wonen.

In mijn boeken wijs ik erop dat je als gepensioneerde (en soms dus ook al als vroeggepensioneerde) kunt profiteren van het feit dat de hypotheek in het gunstigste geval helemaal is afgelost en de kinderen zijn afgestudeerd. De meeste vijftigers zitten echter nog vast aan een hoge hypotheek (of een dure huurwoning) en hebben kinderen die wellicht al het huis uit zijn maar nog wel studeren en dus erg veel geld kosten. Zelf heb ik op mijn 55ste mijn hypotheek ook pas voor ruim de helft afgelost en een thuiswonende zoon van 15 op de Havo die nog aan zijn vervolgopleiding moet beginnen en waarschijnlijk pas zijn laatste diploma op zak heeft als ik mijn 60ste verjaardag al achter de rug heb.

Zo zit je als oudere, jezelf suf solliciterende werkloze dus muurvast tussen hardnekkige vooroordelen, een hoge hypotheek, studerende kinderen en het regelmatig terugkerende verwijt dat je te hoge salariseisen stelt. Het door mij gepropageerde plakbandpensioen biedt in een dergelijke situatie niet altijd een pasklare oplossing voor iedereen, maar maakt wel gehakt van dat laatste kritiekpunt. Wie zichzelf elke maand een soort "salaris" uitbetaalt van zijn spaargeld, hoeft namelijk alleen maar met zichzelf te overleggen hoeveel geld hij nodig denkt te hebben en heeft verder met niets of niemand iets te maken.

maandag 6 juni 2016

Er zijn veel meer mensen met een plakbandpensioen dan je denkt

Toen ik vorige week woensdag een lezing gaf in de plaatselijke bibliotheek, kreeg ik na afloop een bos bloemen in mijn handen gedrukt. Niet van de organisatoren (die hadden me vlak daarvoor al een fles wijn overhandigd), maar van een man die precies op die dag met plakbandpensioen was gegaan en mij persoonlijk wilde bedanken voor alle inzichten en inspiratie. In het voorwoord van mijn boek schrijf ik dat mijn plan B voor een vroege VUT nadrukkelijk geen blauwdruk is, al begin ik daar intussen zelf een beetje aan te twijfelen. Vanmorgen zat er in mijn inbox wéér een uitgebreid levensverhaal dat zo lijkt op het mijne dat we waarschijnlijk van partner en woonplaats zouden kunnen ruilen zonder dat iemand iets zou merken.


Aan de bos bloemen (die een ereplaats heeft gekregen op de salontafel) hing een groen lint dat inmiddels is verhuisd naar mijn werkkamer als een soort ondertiteling bij mijn boekenserie. Langzamerhand begin ik te ontdekken dat er heel veel mensen van mijn leeftijd zijn (soms iets ouder en tot mijn verrassing vaak ook een stuk jonger) die geheel los van mijn boeken precies dezelfde weg zijn ingeslagen. Vaak deden ze dat stilletjes, omdat versneld aflossen net zo taboe is (of was) als vervroegd stoppen met werken. Mijn boeken zorgen vervolgens alleen maar voor een bevestiging van hun keuzes en een bijpassend etiket.

Het patroon is bijna altijd hetzelfde: je gaat aflossen, ontdekt dat je veel meer kunt sparen dan je ooit voor mogelijk had gehouden en veel minder geld nodig hebt om gelukkig te zijn dan je altijd hebt gedacht. Vervolgens sla je aan het rekenen en prik je zelf je pensioendatum, al dan niet noodgedwongen na een reorganisatie of ontslagronde. Meestal fungeert een parttime werkende partner als een back-up, hoewel die vaak ook wordt aangestoken door hetzelfde virus en eerder wil stoppen dan de door de overheid vastgestelde AOW-datum.


Zelf had ik er eerlijk gezegd geen benul van dat zoveel mensen zelf een vroegpensioen aan elkaar knippen en plakken, omdat je hun verhaal in de media zelden of nooit tegenkomt. De kranten staan bol met jammerverhalen van oudere werklozen die niet meer aan de bak komen of van mensen die een pensioengat van drie maanden moeten zien te overbruggen, maar je leest nooit jubelverhalen van vijftigers die door slim te investeren en sober te leven hun pensioendatum een jaartje of tien naar voren hebben gehaald. Ik krijg af en toe zelfs berichtjes van mensen die hun veertigste verjaardag als streefdatum aanhouden om de deur van het kantoor definitief achter zich dicht te trekken.

Het zijn overigens lang niet altijd mensen met een koophuis die die stap zetten en al helemaal geen mensen die allemaal al hypotheekvrij zijn. De grote verdwijntruc is niet alles aflossen (hoewel dat absoluut helpt), maar ontdekken dat je met veel minder geld kunt rondkomen en toch een heerlijk leven kunt leiden.Vandaag geef ik waarschijnlijk geen cent uit, maar na de lunch kom ik alleen nog van mijn tuinstoel af om thee te zetten of een glas wijn in te schenken uit die "gratis" fles uit de bibliotheek. Dat is dus de vraag die iedereen zich moet stellen: zit je op een dag als deze liever op kantoor om geld te verdienen of ben je liever buiten zonder je portemonnee te trekken?


Natuurlijk: de rekeningen moeten worden betaald en de huur moet worden overgemaakt, maar verder legt niemand je een strobreed in de weg als je je eigen exit-strategie bedenkt. Dat bedoelde ik ook met de zinsnede dat mijn boek geen blauwdruk is. Je kunt een huis kopen en dat vervolgens in twintig jaar ijverig aflossen, maar je kunt ook een tiny house bouwen en als twintiger meteen al met plakbandpensioen gaan. In de mail die ik vanmorgen kreeg werd in dat verband gesproken over een "stille revolutie". Dat vond ik wel een mooie uitdrukking, niet alleen omdat het in de media zo stil is rondom deze groep, maar ook omdat ze zo stilletjes van hun werkplek wegsluipen dat het voorlopig nog nauwelijks iemand lijkt te zijn opgevallen.

vrijdag 3 juni 2016

Pensioenkortingen treffen vooral gepensioneerde húúrders

In de media wordt de laatste tijd heel veel gesomberd over dreigende pensioenkortingen en niet-geïndexeerde aanvullende uitkeringen. De koopkracht van ouderen daalt al jaren en daar kwam per 1 januari nog een nieuw belastingplan overheen dat netto zomaar weer een paar tientjes per maand kon schelen. Gisteren stond er een reportage in De Telegraaf waarin staatssecretaris Klijnsma in gesprek ging met bezorgde senioren. Daaruit bleek twee dingen: (a) het zijn vooral de zorgkosten die er flink inhakken en (b) je hebt als gepensioneerde vaak meer aan een hypotheekvrij koophuis dan aan een aanvullend pensioen.


In het verhaal kwamen vier mensen voor, variërend in leeftijd tussen de 73 en 83 jaar. Alle vier zijn ze de derde levensfase (die tussen 55 en 70) dus al voorbij, hoewel je in de nabije toekomst als 73-jarige nog meer nét met pensioen bent. Van de vier hebben er drie een (chronische) ziekte en om die reden te maken met stijgende zorgkosten in de vorm van een hoger eigen risico en hogere eigen bijdragen. Dat is en blijft een onvoorspelbare factor bij het maken van een financieel plan en kan in de praktijk veel verschil maken. Om die reden probeer ik zo gezond mogelijk te leven en ook zo gezond mogelijk te eten, maar natuurlijk heb je dat niet allemaal zelf in de hand of misschien zelfs wel helemaal niet.

Van de vier zijn er drie alleenstaand, wat betekent dat ze het naast hun eventuele aanvullende pensioen moeten doen met 1068 euro netto per maand aan AOW. Dat is geen vetpot, hoewel het qua hoogte wel bijna precies overeenkomt met het bedrag dat meestal genoemd wordt als het gaat om een onvoorwaardelijk basisinkomen. ZZP'ers die niets doen aan hun pensioen (of daar simpelweg niet genoeg geld voor overhouden), moeten zich dus goed realiseren dat ze het straks met dat ene kale bedrag moeten zien te redden. Dat is een probleem dat pas in de toekomst gaat spelen, maar dat is wel iets om nu al bij stil te staan.


De betaalbaarheid van de AOW is tegen die tijd waarschijnlijk toch al een stevig discussiepunt dat de solidariteit tussen jong en oud (en tussen werkend en niet-werkend) nog verder op scherp zal zetten, dus dat wordt nog een heel interessante en spannende combinatie. Ook nu al zie je enorm grote verschillen in de hoogte van het aanvullend pensioen. Zo heeft de ene weduwe in het artikel een aanvullend pensioen van 300 euro netto, terwijl de andere maandelijks bijna 1500 euro op de rekening krijgt bijgeschreven en dus bijna twee keer zoveel te besteden heeft.

Wat de vier verder met elkaar gemeen hebben, behalve het feit dat ze de 65 zijn gepasseerd, is dat ze allemaal in een húúrhuis wonen. Veel van hun (terechte) klachten komen dus voort uit het feit dat hun woonlasten voortdurend stijgen, terwijl hun inkomsten alleen maar dalen en het verlies aan koopkracht dus dubbel zo hard aankomt. De echte kloof vind je in de toekomst dus tussen gepensioneerden die 650 euro huur per maand verwonen (of nog veel meer) en leeftijdgenoten met een koophuis die alles hebben afgelost.


Nu is de kans groot dat het koophuis in de nabije toekomst naar box 3 verhuist en als vermogen wordt aangemerkt waardoor dat verschil automatisch zal afvlakken. Maar dat neemt niet weg dat je jezelf als 65-plusser nu ruim 600 euro per maand bespaart in een hypotheekvrij huis en dus automatisch ook zeshonderd euro méér te besteden hebt. Het is precies zoals econoom Henriëtte Prast het heeft gezegd: door af te lossen betaal je je woonlasten als het ware vooruit voor de rest van je leven. Daar zou ik nog aan toe willen voegen dat je met een hypotheekvrij huis vaak ook veel éérder van je pensioen kunt gaan genieten, al is het maar in deeltijd. Met een koophuis heb je dus niet alleen meer koopkracht, maar ook meer keuzevrijheid.

donderdag 2 juni 2016

We wonen met te veel gekrenkte ego's op een kluitje

Officieel ben ik per 1 mei met plakbandpensioen gegaan, maar strikt genomen was daar geen sprake van. Niet alleen viel die eerste dag op zóndag, ik was ook nog eens te gast in de boerderij die mijn ouders hadden gehuurd in de Elzas. Veel heb ik nog niet geschreven over die heerlijke acht dagen in mei, al was ik wel van plan om te melden wat ik in die dikke week "geleerd had". Wat ik daarmee bedoelde wist ik zelf overigens pas toen ik vanmorgen deze post last van wielrenster Marijn de Vries op Facebook.


Ik zeg vaak dat ik opnieuw politicologie zou gaan studeren als ik mijn leven helemaal over mocht doen. Dat meen ik oprecht, maar over mijn twééde studie (planologie) heb ik zo mijn twijfels. Het vak demografie komt goed van pas nu de bevolkingssamenstelling vergrijst, maar ik had misschien meer gehad aan sociologie of psychologie. Want het stuk van Marijn de Vries roept zoveel belangwekkende vragen op dat het eigenlijk zou moeten leiden tot een maatschappelijk debat. Want wat is er met dit land aan de hand?

Om te beginnen moet je dit soort incidenten niet uitvergroten, want op een bevolking van 17 miljoen mensen lopen altijd een x-aantal al dan niet gevaarlijke gekken rond. Er zijn mensen die buiten de boot vallen, niet kunnen inhaken, niet in balans zijn, handelen onder invloed van drugs of anderszins ontoerekeningsvatbaar zijn. Door (sociale) media lijkt alles "dichtbij", terwijl je er in een ander tijdperk wellicht helemaal niets van zou hebben vernomen en je nog eens rustig zou hebben omgedraaid in bed.


Mijn eerste hapsnap-analyse was: korte lontjes, snel gekrenkte ego's, chronische haast en veel te veel mensen op een kluitje. Iedereen is opgefokt, heeft altijd maar haast (en dus automatisch erg weinig geduld) en verkeert in een constante staat van alarm. Dat kan terecht zijn, want misschien ben je net ontslagen en kun je je hypotheek niet meer opbrengen, maar net zo goed kan het gaan om het resultaat van bangmakerij vanuit de media. Zelf denk ik dat we als samenleving verwend zijn en blind voor het feit dat we in een paradijselijk land wonen. Het streven naar "meer en meer" leidt ook automatisch tot afgunst en jaloezie, net zoals tijdsdruk leidt tot irritatie.

Er is echter meer aan de hand, maar dat besefte ik pas tijdens diezelfde meivakantie (die overigens al in april begon). We waren er acht volle dagen en in die tijd hebben we vier lange tochten gemaakt op de mountainbike door het prachtige heuvellandschap van de Elzas. Door het grillige weer was het dit jaar extra bijzonder, want het gebeurde dat we heerlijk in het zonnetje onze lunch aten en tien minuten later werden verrast door een sneeuwbui terwijl we door tien centimeter poedersneeuw ploegden.


Tijdens onze eerste tocht kwamen we niemand - ik herhaal: he-le-maal nie-mand - tegen. Geen fietsers, geen wandelaars, geen skaters, geen hardlopers, niks. Later die week, toen het weer wat opknapte, stuitten we op een paar verdwaalde wandelaars die ons steevast met een vriendelijk gezicht begroetten, ondanks het feit dat de Fransen niet te boek staan als overdreven aardig. Wat ik maar wil zeggen: als je in de Elzas met een rugzak in de berm gaat staan wachten om iemand van zijn fiets te meppen, ben je aan het einde van de dag bevroren of kun je tevergeefs huiswaarts.

Zou al die agressie en ergernis dus misschien iets te maken kunnen hebben met de overvolle fietspaden in de overvolle Randstad? Overbevolking is een begrijpelijk taboe omdat er van overheidswege weinig aan te doen is, maar het is een factor die je niet zomaar kunt wegwuiven. Je zou ook eens moeten weten hoe vaak ik geërgerd wordt ingehaald als ik met mijn Suzuki Alto netjes 50 rijdt op een smalle dijk waar je eigenlijk 60 mag. Kortom: we zijn met te veel mensen en hebben ook nog eens te veel haast.