Zoeken

donderdag 25 augustus 2016

Laten we liever een beetje zuinig zijn op onze aarde

Leuk natuurlijk, dat nieuws over die "tweelingbroer" van de aarde die we dankzij krachtige telescopen hebben ontdekt. De kans is echter groot dat we na een reis van een paar duizend jaar uitstappen op een kale, rotsachtige planeet zonder dampkring waar het ijzig koud is of juist verzengend heet en waar geen leven mogelijk is. Beter zou het zijn om eens een rondvlucht te maken om onze eigen planeet, zodat we nog eens goed beseffen hoe uniek en waardevol - en kwetsbaar - dit plekje in het universum is.


Wat dat betreft valt er ook wel wat af te dingen aan de berichtgeving rondom Proxima b, te beginnen bij de naam. In kosmische zin geldt 4,2 lichtjaren dan misschien als "dichtbij", maar met de huidige technieken zou je er een paar duizend jaar over doen om er te komen. Hij is alleen bereikbaar met nieuwe ruimteschepen die voorlopig alleen op papier bestaan en ook dan gaat het om onbemande vluchten. Geen mens zal ooit voet zetten op deze exoplaneet die een "tweelingbroer" heet van de aarde, op dezelfde manier als je een schaamluis onder een vergrootglas een tweelingzus zou kunnen noemen van Doutzen Kroes.

Het is fantastisch dat we zulke planeten kunnen waarnemen en nog wonderbaarlijker dat we een misschien wel redelijk accurate inschatting kunnen maken van de uiterlijke kenmerken, maar verder dient het geen enkel doel. Anders gezegd: waarom worden we zo opgewonden van de mogelijkheid, hoe theoretisch ook, dat er elders in het heelal "leven" zou kunnen zijn, hoe microscopisch klein ook, terwijl we hier zo achteloos omgaan met mensenlevens en alles om ons heen voor lief nemen? Ruimteonderzoekers gedragen zich als een huisvader die met een allerliefste echtgenote in een villa woont en zich het hoofd op hol laat brengen door chatgesprekken met een vrouw aan de andere kant van de wereld die in werkelijkheid misschien wel een lelijke oude man is.


Stel je in plaats daarvan maar eens de opwinding voor die we zouden voelen als we deze planeet - de aarde dus - zouden ontdekken in zijn meest ongerepte vorm (dus niet aangetast door bebouwing, industrialisatie, zeevervuiling, houtkap, grondstofwinning en ga zo maar door). Zouden we niet tot tranen geroerd zijn door al die majestueze bergtoppen, blauwe meren, groene weiden, eindeloze steppen, kolkende rivieren en uitgestrekte bossen? Zouden we dan niet denken dat we in het paradijs terecht waren gekomen? Dat is uiteindelijk de tragiek van de mens: dat we alles als vanzelfsprekend beschouwen, alsmaar rusteloos voortrazen, voortdurend  "nieuwe dingen" willen ontdekken en blind zijn voor de schoonheid van alles om ons heen.

De stap terug die ik de afgelopen jaren heb gezet - een auto zonder airco, geen televisie, een ouderwetse platenspeler in plaats van Spotify - fungeert een heel klein beetje als die vlucht rondom onze blauwe planeet die geen enkele astronaut onberoerd laat. Ik kan tegenwoordig genieten van een ijskoud glas water in het besef dat het op zich al een fantastische luxe is om te beschikken over (a) schoon drinkwater uit de kraan, (b) elektriciteit en (c) een koelkast. Op dezelfde manier kan ik in de achtertuin aan de slootrand zitten in de schaduw van een knotwilg zonder het knagende en frustrerende gevoel dat er ook tropische eilanden bestaan met palmbomen waar ik nog nooit ben geweest.


Het paradijs op aarde bestaat, we zijn er zelfs al en we hoeven er alleen maar een beetje zuinig op te zijn. Ga in gedachten maar eens op die rotsige en waarschijnlijk behoorlijk rottige zusterplaneet staan en kijk dan achterom. De kans is groot dat we nu juichsprongen maken over een brok steen in het universum die onleefbaarder is dan de meest afgelegen, onherbergzame plek op aarde. Dat is zo ironisch en lachwekkend dat het bijna krankzinnig is. De enige remedie is om de wereld om ons heen te bekijken alsof we net zijn gearriveerd en van alle vanzelfsprekendheden en verworvenheden te genieten alsof ze pas gisteren zijn uitgevonden en bevochten.