Nieuwkomers op dit blog zullen wellicht denken dat ik me alleen bezig houd met financiële zaken, maar van huis uit ben ik planoloog en politicoloog. Voor die laatste studie schreef ik eind jaren tachtig een scriptie over 'De bruine kanten van het groene denken', maar anno nu zou ik waarschijnlijk voor een heel ander thema hebben gekozen. De laatste tijd valt me namelijk niet alleen op dat het feminisme een gemakzuchtige ,vooringenomen ideologie aan het worden is, maar ook dat het steeds meer populistische trekjes begint te vertonen.
Sowieso staat het bloedserieuze karakter van het moderne feminisme in schril contrast met de relativerende blik waarmee ik alles altijd probeer te bekijken (vanuit mijn witte, mannelijke privilige uiteraard). Zo vind ik het wel grappig dat een vrouwelijke gedragseconoom in de Volkskrant wordt geïnterviewd door een vrouwelijke journalist en een wordt vereeuwigd door een vrouwelijke fotograaf. Dat zegt verder niets over de 'loonkloof', maar betekent wel dat mannen in dit geval geheel buitenspel stonden.
Na lezing van het bijbehorende interview valt vooral op dat Henriëtte Prast niet veel nieuws te melden heeft. Op verjaardagen moet ik vaak op mijn tong bijten als jonge vrouwen luidkeels meningen verkondigen waar ze zelf niets aan hebben bijgedragen of bij na hebben hoeven denken. Het feminisme is een gemakzuchtige ideologie aan het worden die zich beperkt tot het herkauwen van steeds dezelfde shortlist aan standpunten en stokpaardjes. Anders gezegd: als je mij had gevraagd wat Prast op alle vragen zou gaan antwoorden, had ik dat zelf vooraf eigenlijk al kunnen invullen.
Je kunt dan natuurlijk aanvoeren dat het blijkbaar nog steeds nodig is en dat er blijkbaar nog steeds niets is veranderd, maar er is meer aan de hand. In mijn volgende boek vraag ik me hardop af hoe geëmancipeerde vrouwen erop zouden reageren als de loonkloof in één weekend werd gedicht en het glazen plafond tijdens diezelfde paar dagen aan gruzelementen ging. Zo voel je je namelijk ook wanneer je na iets meer dan tien jaar je hypotheek helemaal hebt afgelost: je bent eindelijk klaar, maar alle onderwerpen zijn meteen ook op.
Voor veel vrouwen is het feminisme een houvast, een geloof of een bron van inkomsten. Het is niet alleen een ideologie of een sociale beweging, maar ook een interessant verdienmodel en een complete industrie. Je kunt je als jonge vrouw boos maken over al het onrecht dat je als vrouw wordt aangedaan en vervolgens merken dat die boosheid ook wel een lekker gevoel is (omdat woede energie geeft en ook omdat het de schuld zo lekker buiten jezelf legt). Dan helpt het enorm als er een paar onderwerpen op het actielijstje staan die waarschijnlijk nooit kunnen worden opgelost.
Afgelopen week was er veel te doen over de burgemeester van Leiden die vrouwen tot voorzichtigheid maande omdat er in deze stad een serie-aanrander actief is. Door feministen werd het goedbedoelde advies om als vrouw in het donker niet alleen over straat te gaan weggehoond en bestempeld tot 'victim blaming', terwijl niemand dat roept bij dat televisiespotje waarin mensen wordt geadviseerd om hun huis op slot te doen en een lampje te laten branden als ze even de hond gaan uitlaten of een avondje naar de bioscoop gaan.
In mijn boek Een jaar in het donker haal ik als voorbeeld de film The Big Sick aan. Daarin wordt een man beschuldigd van 'misogynie' als hij tegen zijn vriendin zegt dat ze om twee uur 's nachts beter niet alleen over straat kan gaan lopen in een drukke stad. Je kunt dat advies natuurlijk seksistisch noemen of vrouwonvriendelijk of weet ik wat, terwijl hij alleen maar oprecht bezorgd was en zich liet leiden door gezond verstand en common sense.
Nu komen we bij de kern van de zaak, want het 'populisme' van het moderne feminisme zit hem in de valse belofte dat bepaalde zaken uit de wereld kunnen worden geholpen én de suggestie dat daarvoor slechts een simpele oplossing noodzakelijk is: je hoeft mannen 'alleen maar' anders op te voeden. Saskia Noort schrijft het letterlijk in haar laatste column, Lisa Bouyeure constateert het in haar eigen woorden in de Volkskrant en het Algemeen Dagblad publiceerde enkele dagen eerder een ingezonden brief met exact dezelfde strekking.
In principe is iedereen (M/V) het waarschijnlijk wel eens met de stelling dat een vrouw in lingerie ongestoord over straat zou moeten kunnen lopen, net zoals we allemaal wensen dat we in een wereld leefden zonder oorlog, honger en armoede. Ik wil ook dat rijke toeristen ongestraft met een dure camera om hun nek door een achterbuurt van Rio kunnen lopen en dat je je fiets nooit meer op slot hoeft te zetten. Tegelijk denk ik dat het zinloos zou zijn om morgen een politieke partij op te richten die streeft naar nul verkeersdoden.
Zaken als algemeen kiesrecht, gelijke kansen, gelijke beloning, baas in eigen buik en ga zo maar door kun je bewerkstelligen middels wetgeving, quota en een geleidelijke mentaliteitsverandering. Aan de andere kant zie ik het de komende 500 jaar niet gebeuren dat vrouwen zich volmaakt veilig voelen als ze in hun eentje in het donker over straat lopen of fietsen, tenzij je (zoals ik in Een jaar in het donker schrijf) alle jongens voor de zekerheid chemisch castreert bij het bereiken van de puberteit of een avondklok invoert voor mannen boven de zestien.
Zoeken
maandag 16 december 2019
donderdag 12 december 2019
Je gaat niet naar de fysiotherapeut voor een wortelkanaalbehandeling
Zoals beloofd zou ik nog even terugkomen op de documentaire van Lize Korpershoek, nadat hij op televisie was uitgezonden. Na mijn vorige blog regende het boze reacties, omdat ik het had gewaagd iets over 'Mijn seks is stuk' te schrijven, terwijl ik er nog geen tel van had gezien. Het was dan ook niet bedoeld als allesomvattende recensie, maar slechts als voorlopige reactie op alles wat ze er zelf in interviews over had verteld. Inmiddels ben ik een stuk wijzer geworden, maar tegelijk ook weer helemaal niet.
Laat ik eerst even uitleggen waarom ik hier überhaupt over schrijf, want dit is geen blog voor televisierecensies. Er worden dagelijks documentaires uitgezonden die geheel aan mij voorbijgaan en waar ik verder geen woorden aan vuil maak. In dit geval was de publiciteit vooraf echter zó groot dat het al snel de schijn kreeg van iets heel gewichtigs. Ze stond pontificaal in het Volkskrant Magazine, was te gast in DWDD en plofte kort daarna op de mat op de cover van de Varagids. Zonder dat mediabombardement zou ik gewoon naar de serie Hjem til Jul op Netflix hebben gekeken.
Inmiddels heb ik hem bekeken (hoewel niet lineair, want gisteravond was ik bij een concert van jazztrompettist Avishai Cohen). Voordat ik vanmorgen de ochtendkrant opensloeg had ik Lize Korpershoek dus al weifelend in een pashokje zien staan om zich een spannend lingeriesetje te laten aanmeten. Uit de reacties op sociale media wist ik dat men het 'dapper' vond dat ze zich zo 'kwetsbaar' opstelde. Het was ook 'oprecht' en 'taboedoorbrekend' en 'integer'. Haar verhaal is ook 'herkenbaar', hoewel dat uit de documentaire zelf verder niet blijkt.
In mijn vorige blog noemde ik haar verhaal eerlijk en openhartig. Op televisie zag ik een aandoenlijke jonge vrouw die dodelijk onzeker is. Welk taboe ze met deze documentaire precies zou doorbreken is me niet helemaal duidelijk geworden, wél dat de vroege dood van haar vader een enorme impact heeft gehad op haar jeugd en haar persoonlijke ontwikkeling. In die zin kun je stellen dat ze naar de fysiotherapeut gaat voor een wortelkanaalbehandeling, want haar probleem zit dieper en lijkt meer iets voor een psycholoog dan een seksuoloog.
De kijker moet er een beetje naar raden hoe gespannen en verdrietig het gezinsleven soms was na de dood van haar vader, maar daar zit enorm veel onverwerkt leed en ook veel opgekropte woede. Daar doe ik bepaald niet lichtzinnig over want ik weet zelf hoe het is om je vader te verliezen als je acht jaar bent en mijn vrouw zat middenin de puberteit toen haar vader begon te dementeren. Dergelijke gebeurtenissen laten onherroepelijk hun sporen na en vormen je karakter, zonder dat verder iemand iets te verwijten valt.
De politicoloog in mij was dus een tikje teleurgesteld, want ik zie in de documentaire geen maatschappelijke trend, maar eerder de kiem voor een psychologisch verhaal waar ik als romanschrijver beter mee uit de voeten zou kunnen. Iedereen die er toch een feministisch verhaal van probeert te maken of mij gemakzuchtig van seksisme beschuldigt, zou ik nog even willen wijzen op het feit dat Lize Korpershoek waarschijnlijk veel minder media-aandacht zou hebben gekregen als ze niet een aantrekkelijke jonge vrouw was geweest (of de vriendin van Tim Hofman).
Waar ik wel blij van werd, was dat beeld van Lize Korpershoek op een hoge duikplank. Die metafoor gebruik ik zelf namelijk ook heel vaak: na het behalen van een diploma in het hoger onderwijs staan jonge mensen op een denkbeeldige hoge duikplank. Dat kun je rekken door een tussenjaar in te lassen of op wereldreis te gaan (of door de volwassenheid op een andere manier nog even uit te stellen), maar je zult uiteindelijk de sprong moeten wagen en knopen door moeten hakken als het gaat om een huis, een beroep, een partner en een eventuele kinderwens. In die zin is haar relaas toch nog een beetje een actueel verhaal met een maatschappelijk tintje.
Laat ik eerst even uitleggen waarom ik hier überhaupt over schrijf, want dit is geen blog voor televisierecensies. Er worden dagelijks documentaires uitgezonden die geheel aan mij voorbijgaan en waar ik verder geen woorden aan vuil maak. In dit geval was de publiciteit vooraf echter zó groot dat het al snel de schijn kreeg van iets heel gewichtigs. Ze stond pontificaal in het Volkskrant Magazine, was te gast in DWDD en plofte kort daarna op de mat op de cover van de Varagids. Zonder dat mediabombardement zou ik gewoon naar de serie Hjem til Jul op Netflix hebben gekeken.
Inmiddels heb ik hem bekeken (hoewel niet lineair, want gisteravond was ik bij een concert van jazztrompettist Avishai Cohen). Voordat ik vanmorgen de ochtendkrant opensloeg had ik Lize Korpershoek dus al weifelend in een pashokje zien staan om zich een spannend lingeriesetje te laten aanmeten. Uit de reacties op sociale media wist ik dat men het 'dapper' vond dat ze zich zo 'kwetsbaar' opstelde. Het was ook 'oprecht' en 'taboedoorbrekend' en 'integer'. Haar verhaal is ook 'herkenbaar', hoewel dat uit de documentaire zelf verder niet blijkt.
In mijn vorige blog noemde ik haar verhaal eerlijk en openhartig. Op televisie zag ik een aandoenlijke jonge vrouw die dodelijk onzeker is. Welk taboe ze met deze documentaire precies zou doorbreken is me niet helemaal duidelijk geworden, wél dat de vroege dood van haar vader een enorme impact heeft gehad op haar jeugd en haar persoonlijke ontwikkeling. In die zin kun je stellen dat ze naar de fysiotherapeut gaat voor een wortelkanaalbehandeling, want haar probleem zit dieper en lijkt meer iets voor een psycholoog dan een seksuoloog.
De kijker moet er een beetje naar raden hoe gespannen en verdrietig het gezinsleven soms was na de dood van haar vader, maar daar zit enorm veel onverwerkt leed en ook veel opgekropte woede. Daar doe ik bepaald niet lichtzinnig over want ik weet zelf hoe het is om je vader te verliezen als je acht jaar bent en mijn vrouw zat middenin de puberteit toen haar vader begon te dementeren. Dergelijke gebeurtenissen laten onherroepelijk hun sporen na en vormen je karakter, zonder dat verder iemand iets te verwijten valt.
De politicoloog in mij was dus een tikje teleurgesteld, want ik zie in de documentaire geen maatschappelijke trend, maar eerder de kiem voor een psychologisch verhaal waar ik als romanschrijver beter mee uit de voeten zou kunnen. Iedereen die er toch een feministisch verhaal van probeert te maken of mij gemakzuchtig van seksisme beschuldigt, zou ik nog even willen wijzen op het feit dat Lize Korpershoek waarschijnlijk veel minder media-aandacht zou hebben gekregen als ze niet een aantrekkelijke jonge vrouw was geweest (of de vriendin van Tim Hofman).
Waar ik wel blij van werd, was dat beeld van Lize Korpershoek op een hoge duikplank. Die metafoor gebruik ik zelf namelijk ook heel vaak: na het behalen van een diploma in het hoger onderwijs staan jonge mensen op een denkbeeldige hoge duikplank. Dat kun je rekken door een tussenjaar in te lassen of op wereldreis te gaan (of door de volwassenheid op een andere manier nog even uit te stellen), maar je zult uiteindelijk de sprong moeten wagen en knopen door moeten hakken als het gaat om een huis, een beroep, een partner en een eventuele kinderwens. In die zin is haar relaas toch nog een beetje een actueel verhaal met een maatschappelijk tintje.
maandag 9 december 2019
Wat zegt die docu van Lize Korpershoek nou precies over de tijdgeest?
Het is misschien wat voorbarig om te reageren op de documentaire van Lize Korpershoek voordat je hem daadwerkelijk hebt gezien, maar door al het rumoer rondom 'Mijn seks is stuk' kon ik er niet omheen. Daar komt bij dat ik haar - en al die andere jonge vrouwen van een jaar of 34 - met klem zou willen adviseren vanavond naar die documentaire te kijken van de slechts 15 jaar oudere Ines ten Berge. Vandaag maak je je misschien nog druk over een haperend libido, morgen kijk je vertwijfeld naar een leeg kinderbedje.
Even voor alle duidelijkheid: ik ben opgegroeid in een tijd zonder selfies, YouTube-kanalen en influencers. Verder ben ik oud genoeg om de váder van Lize Korpershoek te kunnen zijn, dus elke reactie op haar openhartige en eerlijke verhaal kun je bij voorbaat afdoen als 'reactionair'. Tegelijk ben ik een politicoloog die oprecht benieuwd is naar de strekking van haar betoog en naar een antwoord op de vraag of deze documentaire misschien iets zegt over de tijdgeest.
Omdat ik een ouderwetse, soms zelfs lineaire tv-kijker ben, wacht ik met kijken tot hij aanstaande woensdag daadwerkelijk wordt uitgezonden. Mijn jongste zoon heeft hem inmiddels al op YouTube bekeken en volgens hem heeft hij 'niets nieuws' te horen gekregen. Eerlijk gezegd verwacht ik dat ook een beetje, want in interviews blijkt ze vaak heel verrast over zaken die toch als min of meer bekend mogen worden verondersteld (bijvoorbeeld als het gaat om de gezondheidsrisico's van borstimplantaten).
Wat verder opvalt is dat er van elk verhaal van een jonge vrouw automatisch een M/V-verhaal wordt gemaakt. Ze vertelt een persoonlijk verhaal dat ook gewoon iets heel particuliers kan zijn zonder dat je dat meteen toe kunt schrijven aan seksisme of aan de samenleving. Misschien is ze wel snel verveeld en eerder op iets uitgekeken. Misschien heeft ze ooit iets vervelends meegemaakt of legt ze de lat wel te hoog. Anders gezegd: het kan best dat haar verhaal uiteindelijk interessanter is voor een psycholoog dan een politicoloog.
In het uitgebreide interview in de VARA-gids van deze week vertelt ze dat ze pas de krant is gaan lezen sinds ze meedeed aan het televisieprogramma De Slimste Mens (toen ze 33 was). Je kunt dus vaststellen dat ze een enorme kennisachterstand moet hebben op iemand die al de krant leest sinds de brugklas. Je kunt ook zeggen dat ik op mijn twintigste misschien al meer wist over de vrouwelijke seksualiteit dan zij, omdat ik óók de Viva las, de Flair, de Libelle en Margriet (en verder alles wat los en vast zat). Ging het deze week juist niet over de gevaren van ontlezing?
Indirect kan haar verhaal álles met de tijdgeest te maken hebben, omdat al die aandacht voor genderneutraliteit onbedoeld wel eens zou kunnen leiden tot minder seksuele spanning. Ik zag een foto van haar vriend Tim Hofman op dameshakjes en met een handtasje. Dat kan heel eigentijds zijn en vooruitstrevend, maar misschien verlangen vrouwen diep in hun hart stiekem toch vooral naar die onverschrokken spierbundel met hoekige kaken. Het zou niet de eerste keer zijn dat wensdenken hardhandig in aanvaring komt met de werkelijkheid.
Zo ontdekt ze in de korte documentaire dat haar lichaam reageert op seksueel getinte beelden, terwijl haar hersenen een heel ander verhaal vertellen. Bij een man loopt er een rechte lijn van zijn brein naar wat er tussen zijn benen gebeurt, maar bij vrouwen is dat vaak een veel kronkeliger pad met allemaal omwegen en doodlopende paadjes. Dat kan inderdaad met de samenleving te maken hebben, maar ook met schaamte of met een problematische verhouding met het eigen lichaam. Ook als het om seksueel genot gaat, begint alles met zelfinzicht, zelfvertrouwen en zelfkennis.
Vandaar dat ik Lize Korpershoek met klem zou willen adviseren vanavond naar de documentaire Heb je kinderen? te kijken. Die heb ik óók nog niet gezien, maar ik las wel het bijbehorende interview in het Volkskrant Magazine. Vergeleken met het peilloze verdriet dat gepaard kan gaan met onvrijwillige kinderloosheid is een gebrekkig libido een onbenullig en bijna kinderachtig probleem. Misschien is dat dus óók wel iets van deze tijd: dat over elk onderwerp uit een mensenleven, en elke hobbel op weg naar volwassenheid, heel veel heisa wordt gemaakt. Daarbij zou je snel vergeten wat écht belangrijk is en wat van voorbijgaande aard.
In een van de interviews antwoordt Korpershoek op de vraag of ze zelf kinderen wil met de zinsnede 'misschien uiteindelijk wel'. Dat is een logisch antwoord wanneer je 24 bent, maar niet wanneer je al 34 kaarsjes hebt uitgeblazen op je laatste verjaardagstaart. Misschien is dát uiteindelijk nog wel wat me het meest opvalt. Toen ik 34 was had ik een koophuis, een vaste baan en een kind zonder dat daar veel geaarzel en gedoe aan te pas was gekomen. Vroeger rolde je automatisch van het een in het ander, terwijl je nu als midden-dertiger nog vol existentiële twijfels en levensvragen kunt zitten en praat alsof je nog maar net van school bent.
Even voor alle duidelijkheid: ik ben opgegroeid in een tijd zonder selfies, YouTube-kanalen en influencers. Verder ben ik oud genoeg om de váder van Lize Korpershoek te kunnen zijn, dus elke reactie op haar openhartige en eerlijke verhaal kun je bij voorbaat afdoen als 'reactionair'. Tegelijk ben ik een politicoloog die oprecht benieuwd is naar de strekking van haar betoog en naar een antwoord op de vraag of deze documentaire misschien iets zegt over de tijdgeest.
Omdat ik een ouderwetse, soms zelfs lineaire tv-kijker ben, wacht ik met kijken tot hij aanstaande woensdag daadwerkelijk wordt uitgezonden. Mijn jongste zoon heeft hem inmiddels al op YouTube bekeken en volgens hem heeft hij 'niets nieuws' te horen gekregen. Eerlijk gezegd verwacht ik dat ook een beetje, want in interviews blijkt ze vaak heel verrast over zaken die toch als min of meer bekend mogen worden verondersteld (bijvoorbeeld als het gaat om de gezondheidsrisico's van borstimplantaten).
Wat verder opvalt is dat er van elk verhaal van een jonge vrouw automatisch een M/V-verhaal wordt gemaakt. Ze vertelt een persoonlijk verhaal dat ook gewoon iets heel particuliers kan zijn zonder dat je dat meteen toe kunt schrijven aan seksisme of aan de samenleving. Misschien is ze wel snel verveeld en eerder op iets uitgekeken. Misschien heeft ze ooit iets vervelends meegemaakt of legt ze de lat wel te hoog. Anders gezegd: het kan best dat haar verhaal uiteindelijk interessanter is voor een psycholoog dan een politicoloog.
In het uitgebreide interview in de VARA-gids van deze week vertelt ze dat ze pas de krant is gaan lezen sinds ze meedeed aan het televisieprogramma De Slimste Mens (toen ze 33 was). Je kunt dus vaststellen dat ze een enorme kennisachterstand moet hebben op iemand die al de krant leest sinds de brugklas. Je kunt ook zeggen dat ik op mijn twintigste misschien al meer wist over de vrouwelijke seksualiteit dan zij, omdat ik óók de Viva las, de Flair, de Libelle en Margriet (en verder alles wat los en vast zat). Ging het deze week juist niet over de gevaren van ontlezing?
Indirect kan haar verhaal álles met de tijdgeest te maken hebben, omdat al die aandacht voor genderneutraliteit onbedoeld wel eens zou kunnen leiden tot minder seksuele spanning. Ik zag een foto van haar vriend Tim Hofman op dameshakjes en met een handtasje. Dat kan heel eigentijds zijn en vooruitstrevend, maar misschien verlangen vrouwen diep in hun hart stiekem toch vooral naar die onverschrokken spierbundel met hoekige kaken. Het zou niet de eerste keer zijn dat wensdenken hardhandig in aanvaring komt met de werkelijkheid.
Zo ontdekt ze in de korte documentaire dat haar lichaam reageert op seksueel getinte beelden, terwijl haar hersenen een heel ander verhaal vertellen. Bij een man loopt er een rechte lijn van zijn brein naar wat er tussen zijn benen gebeurt, maar bij vrouwen is dat vaak een veel kronkeliger pad met allemaal omwegen en doodlopende paadjes. Dat kan inderdaad met de samenleving te maken hebben, maar ook met schaamte of met een problematische verhouding met het eigen lichaam. Ook als het om seksueel genot gaat, begint alles met zelfinzicht, zelfvertrouwen en zelfkennis.
Vandaar dat ik Lize Korpershoek met klem zou willen adviseren vanavond naar de documentaire Heb je kinderen? te kijken. Die heb ik óók nog niet gezien, maar ik las wel het bijbehorende interview in het Volkskrant Magazine. Vergeleken met het peilloze verdriet dat gepaard kan gaan met onvrijwillige kinderloosheid is een gebrekkig libido een onbenullig en bijna kinderachtig probleem. Misschien is dat dus óók wel iets van deze tijd: dat over elk onderwerp uit een mensenleven, en elke hobbel op weg naar volwassenheid, heel veel heisa wordt gemaakt. Daarbij zou je snel vergeten wat écht belangrijk is en wat van voorbijgaande aard.
In een van de interviews antwoordt Korpershoek op de vraag of ze zelf kinderen wil met de zinsnede 'misschien uiteindelijk wel'. Dat is een logisch antwoord wanneer je 24 bent, maar niet wanneer je al 34 kaarsjes hebt uitgeblazen op je laatste verjaardagstaart. Misschien is dát uiteindelijk nog wel wat me het meest opvalt. Toen ik 34 was had ik een koophuis, een vaste baan en een kind zonder dat daar veel geaarzel en gedoe aan te pas was gekomen. Vroeger rolde je automatisch van het een in het ander, terwijl je nu als midden-dertiger nog vol existentiële twijfels en levensvragen kunt zitten en praat alsof je nog maar net van school bent.
vrijdag 15 november 2019
We moeten leren om keuzes te maken en knopen door te hakken
Toen ik in het kielzog van de kredietcrisis besloot om versneld mijn hypotheek te gaan aflossen, wist ik dat er harde noten gekraakt moesten worden. Je kunt ook zeggen dat ik pijnlijke keuzes niet uit de weg ging om onze eigen persoonlijke wooncrisis op te lossen. Iets meer dan tien jaar later kan ik alleen maar vaststellen dat de inspanningen het gewenste resultaat hebben opgeleverd én dat de weg erheen eigenlijk helemaal niet zo lang en zwaar is geweest als mensen soms denken. Wél moet je bereid zijn om duidelijke keuzes te maken en inzien dat niet alles meer zomaar mogelijk is wanneer je alles op alles zet om af te lossen.
Met de eindstreep eindelijk in zicht, veranderen de reacties uit de omgeving. Lange tijd kon er wat lacherig worden gedaan over ons fanatieke aflossen (inclusief een Sinterklaassurprise over onze gele Fiat Panda als brommobiel), maar nu gaan we een nieuwe fase tegemoet waarin zuinig leven helemaal niet meer aan de orde is. Per 1 maart 2020 zijn we niet alleen hypotheekvrij, maar hebben we maandelijks opeens 500 euro extra om vrij te besteden. Dat bedrag wordt nu nog op de eerste dag van de maand afgeroomd door de bank, maar blijft vanaf die datum in de huishoudpot zitten.
In eerste instantie meende ik - en dat zal soms ook best kloppen - dat er bij sommige mensen sprake moet zijn van enige afgunst of jaloezie, inmiddels begin ik te vermoeden dat er ook andere factoren een rol spelen. Worden de meeste mensen geplaagd door lastige dilemma's en keuzestress, ik vaar al bijna twaalf jaar blind op mijn kompas. Als je besluit alles op alles te zetten om versneld af te lossen, hoef je elke beslissing alleen maar te toetsen aan de vraag of dat je verder of dichter bij je einddoel brengt. In die zin ben ik niet alleen bijna hypotheekvrij, maar ook vrij van veel twijfels.
Vandaar dat ik nogal wat moeite heb met de soms spastische reacties op het besluit om de maximumsnelheid aan te passen. Ik rijd zelf al niet veel harder dan 100 km/u op de snelweg sinds ik in 2006 een zuinige auto kocht en moet op die manier inmiddels duizenden euro's hebben bespaard aan brandstofkosten. Dus snap ik geen snars van de gespeelde dramatiek van de premier en de verwende reacties van automobilisten die stampvoeten dat hun favoriete speeltje wordt afgepakt. Het is eigenlijk voer voor psychologen, maar je kunt vaststellen dat de bereidheid om een stapje terug te doen niet bijster groot is.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd al bezorgd gesproken over het 'ik-tijdperk', maar sinds we verslaafd zijn geraakt aan selfies heeft het egoïsme epidemische vormen aangenomen. Niet alleen hebben we onze kinderen als prinsen en prinsesjes opgevoed, we hebben ze ook wijsgemaakt dat alles maakbaar is en dat alles in het leven om hun wensen en grillen draait. Dat maakt van volwassenheid niet alleen een ontnuchterende ervaring maar vaak genoeg ook een totale deceptie, waarin dromen en verwachtingen botsen op biologische beperkingen en lastige keuzes die voor voorgaande generaties alleen maar logisch en onvermijdelijk waren.
Zo las ik vanmorgen een essay in de Volkskrant over een 'probleem' dat destijds in ons huishouden geruisloos passeerde. Wij hadden in 1991 óók een gemeenschappelijke rekening, maar het was geen enkel probleem dat mijn vrouw minder ging werken na de geboorte van ons eerste kind en daardoor minder ging verdienen. Andersom had wat mij betreft ook best gekund, maar je zult hoe dan ook concessies moeten doen en water bij de wijn. Dat geldt voor het hele leven en dit is daar maar een onderdeel van. Inmiddels werkt mijn vrouw meer dan ik en verdient ze meer, dus je moet je als mens ook niet blindstaren op die ene tijdelijke levensfase.
Later geeft Anouk Boone zelf al aan wat het grootste probleem is waar ze tegenaan loopt: niet haar rammelende eierstokken, maar de onrealistische wens om in het leven alles te willen hebben. Je kunt niet drie keer per week uit eten gaan, in de zomer naar Amerika vliegen voor een vakantie van drie weken en aan het einde van het jaar tevreden vaststellen dat je opnieuw 15.000 euro extra hebt afgelost. Je kunt dat oudemannenpraat noemen en reageren met de dooddoener #okboomer, maar feit is dat ik inmiddels bijna twaalf jaar ervaring heb met de tering naar de nering zetten en niet terugschrik voor duidelijke keuzes en de bijbehorende consequenties.
Met de eindstreep eindelijk in zicht, veranderen de reacties uit de omgeving. Lange tijd kon er wat lacherig worden gedaan over ons fanatieke aflossen (inclusief een Sinterklaassurprise over onze gele Fiat Panda als brommobiel), maar nu gaan we een nieuwe fase tegemoet waarin zuinig leven helemaal niet meer aan de orde is. Per 1 maart 2020 zijn we niet alleen hypotheekvrij, maar hebben we maandelijks opeens 500 euro extra om vrij te besteden. Dat bedrag wordt nu nog op de eerste dag van de maand afgeroomd door de bank, maar blijft vanaf die datum in de huishoudpot zitten.
In eerste instantie meende ik - en dat zal soms ook best kloppen - dat er bij sommige mensen sprake moet zijn van enige afgunst of jaloezie, inmiddels begin ik te vermoeden dat er ook andere factoren een rol spelen. Worden de meeste mensen geplaagd door lastige dilemma's en keuzestress, ik vaar al bijna twaalf jaar blind op mijn kompas. Als je besluit alles op alles te zetten om versneld af te lossen, hoef je elke beslissing alleen maar te toetsen aan de vraag of dat je verder of dichter bij je einddoel brengt. In die zin ben ik niet alleen bijna hypotheekvrij, maar ook vrij van veel twijfels.
Vandaar dat ik nogal wat moeite heb met de soms spastische reacties op het besluit om de maximumsnelheid aan te passen. Ik rijd zelf al niet veel harder dan 100 km/u op de snelweg sinds ik in 2006 een zuinige auto kocht en moet op die manier inmiddels duizenden euro's hebben bespaard aan brandstofkosten. Dus snap ik geen snars van de gespeelde dramatiek van de premier en de verwende reacties van automobilisten die stampvoeten dat hun favoriete speeltje wordt afgepakt. Het is eigenlijk voer voor psychologen, maar je kunt vaststellen dat de bereidheid om een stapje terug te doen niet bijster groot is.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd al bezorgd gesproken over het 'ik-tijdperk', maar sinds we verslaafd zijn geraakt aan selfies heeft het egoïsme epidemische vormen aangenomen. Niet alleen hebben we onze kinderen als prinsen en prinsesjes opgevoed, we hebben ze ook wijsgemaakt dat alles maakbaar is en dat alles in het leven om hun wensen en grillen draait. Dat maakt van volwassenheid niet alleen een ontnuchterende ervaring maar vaak genoeg ook een totale deceptie, waarin dromen en verwachtingen botsen op biologische beperkingen en lastige keuzes die voor voorgaande generaties alleen maar logisch en onvermijdelijk waren.
Zo las ik vanmorgen een essay in de Volkskrant over een 'probleem' dat destijds in ons huishouden geruisloos passeerde. Wij hadden in 1991 óók een gemeenschappelijke rekening, maar het was geen enkel probleem dat mijn vrouw minder ging werken na de geboorte van ons eerste kind en daardoor minder ging verdienen. Andersom had wat mij betreft ook best gekund, maar je zult hoe dan ook concessies moeten doen en water bij de wijn. Dat geldt voor het hele leven en dit is daar maar een onderdeel van. Inmiddels werkt mijn vrouw meer dan ik en verdient ze meer, dus je moet je als mens ook niet blindstaren op die ene tijdelijke levensfase.
Later geeft Anouk Boone zelf al aan wat het grootste probleem is waar ze tegenaan loopt: niet haar rammelende eierstokken, maar de onrealistische wens om in het leven alles te willen hebben. Je kunt niet drie keer per week uit eten gaan, in de zomer naar Amerika vliegen voor een vakantie van drie weken en aan het einde van het jaar tevreden vaststellen dat je opnieuw 15.000 euro extra hebt afgelost. Je kunt dat oudemannenpraat noemen en reageren met de dooddoener #okboomer, maar feit is dat ik inmiddels bijna twaalf jaar ervaring heb met de tering naar de nering zetten en niet terugschrik voor duidelijke keuzes en de bijbehorende consequenties.
woensdag 6 november 2019
Je kunt geen milieubeleid voeren zonder migratiebeleid.
Bij het verschijnen van mijn boek Hypotheekvrij! waarschuwde mijn uitgever ervoor dat ik op moest passen dat ik niet in de hoek terechtkwam van de vrekken en consuminderaars. Beter had hij me erop kunnen wijzen dat ik me als schoenmaker beter bij mijn leest zou moeten houden. Zo zijn er genoeg mensen die alles beamen wat ik schrijf over aflossen en eerder stoppen met werken, maar geschrokken achteruit deinzen als ik kritische kanttekeningen plaats bij de multiculturele samenleving.
Afgelopen dagen werd ik op mijn vingers getikt vanwege het feit dat ik opmerkte dat het bij de steekpartijen in Rotterdam-Zuid, Rozenburg en Spijkenisse om donkergetinte daders gaat. Daarmee gaf ik volgens de één blijk van 'vooroordelen', terwijl de ander me juist voor de voeten wierp dat ik als journalist niet zulke ongefundeerde uitspraken mocht doen. Grappig genoeg vat ik mijn taak als verslaggever altijd zeer serieus op en ben ik pas tevreden als alle feiten boven water zijn.
In mijn boeken schrijf ik over aflossen, maar ook over het misleidende karakter van een begrip als 'aflossingsvrij'. Zo had ik ooit een aandelenspaarplan dat veel minder opleverde dan voorgespiegeld (en dat met 'sparen' helemaal niks vandoen had) en een aan een hypotheek gekoppelde levensverzekering (lees: woekerpolis) die op de einddatum 30% minder geld opbracht dan voorgespiegeld. Logisch dus dat ik allergisch ben geworden voor misleidende bewoordingen en omfloerst taalgebruik.
Nu wil het feit dat de overheid - en die term gebruik ik in de meest brede zin van het woord, want het slaat ook op sommige media - haar best doet om bij berichtgeving een rookgordijn op te werpen. Dat gebeurt doorgaans met de beste bedoelingen, maar resulteert erin dat bepaalde zaken niet aangestipt of benoemd mogen worden. Zo sprak de burgemeester van mijn eigen woonplaats recent nog vergoelijkend over 'jongeren met alle kleuren van de regenboog', toen er overal berichten in de media verschenen over zwembadterreur.
Nu moet je uitkijken met vooroordelen, oppassen voor stigmatiseren en verre blijven van racisme. Daar staat tegenover dat je bepaalde problemen niet oplost door om de hete brei heen te draaien (net zoals in de jaren tachtig eigenlijk niet de link mocht worden gelegd tussen HIV en homoseksualiteit). Bij straatintimidatie in grote steden gaat het om een tamelijk specifieke groep en datzelfde geldt voor die steekpartijen in grote (en steeds minder grote) steden. Specifieke problemen vragen om een gerichte aanpak, niet om politiek correcte containerbegrippen als 'tieners'.
Dat ik dit onderwerp überhaupt aankaartte, komt doordat ik ben opgegroeid in datzelfde Spijkenisse - al is dat tegelijk een eeuwigheid geleden en een totaal andere wereld. Uit mijn bericht spreekt spijt over de teloorgang van het decor uit mijn jeugd en teleurstelling over het feit dat het al verdacht is om bepaalde zaken aan te kaarten. Wie naar Londen kijkt, weet niet alleen dat we dit probleem in de kiem moeten smoren, maar kan ook vaststellen dat het een probleem betreft dat zowel met chronische armoede als met etnische achtergrond te maken heeft.
Op precies dezelfde manier ben ik van mening dat we als samenleving zouden moeten kiezen voor een streng milieubeleid én een streng migratiebeleid. Er zijn grenzen aan de groei, maar ook grenzen aan de bevolkingsgroei. Voor mij is dat zo klaar als een klontje, want beide thema's hebben elk op hun eigen manier te maken met duurzaamheid en leefbaarheid. Maar op sociale media kom je dan opeens terecht in het mijnenveld tussen links en rechts en bevind je je in zo'n rare spagaat dat veel mensen je niet meer kunnen volgen (en je soms letterlijk ontvolgen).
Ik beschouw mezelf als nuchter en realistisch en ga zo al 11,5 jaar met mijn financiën om. Op dezelfde manier vind ik dat we vluchtelingen en immigranten die hun beste beentje voorzetten met open armen moeten ontvangen en in het zonnetje moeten zetten. Tegelijk zouden uitgeprocedeerde asielzoekers, of mensen die al tijdens hun aanvraag met justitie in aanraking komen, zonder pardon en zonder tijd te verspillen moeten worden uitgezet. Wil je op de lange duur draagvlak behouden voor de opvang van vluchtelingen, dan is dat de enige weg. Dat laatste zeg ik niet alleen, maar geeft ook Geert Mak inmiddels aarzelend toe.
Wegkijken helpt niet en maakt het probleem (lees: elk probleem) op termijn alleen maar groter. Zo vind ik de strafmaat van de 20-jarige 'busverkrachter' nog steeds bijzonder lastig te rijmen met het verlengde voorarrest van die vader uit Ruinerwold van wie nog moet worden vastgesteld dat hij iets ernstigs of echt strafbaars heeft gedaan. Dat het huis uit het Spijkenisse van mijn jeugd nu in een soort getto staat, is helaas niet meer terug te draaien. Laten we echter met z'n allen proberen te voorkomen dat dit hele land onleefbaar wordt.
Afgelopen dagen werd ik op mijn vingers getikt vanwege het feit dat ik opmerkte dat het bij de steekpartijen in Rotterdam-Zuid, Rozenburg en Spijkenisse om donkergetinte daders gaat. Daarmee gaf ik volgens de één blijk van 'vooroordelen', terwijl de ander me juist voor de voeten wierp dat ik als journalist niet zulke ongefundeerde uitspraken mocht doen. Grappig genoeg vat ik mijn taak als verslaggever altijd zeer serieus op en ben ik pas tevreden als alle feiten boven water zijn.
In mijn boeken schrijf ik over aflossen, maar ook over het misleidende karakter van een begrip als 'aflossingsvrij'. Zo had ik ooit een aandelenspaarplan dat veel minder opleverde dan voorgespiegeld (en dat met 'sparen' helemaal niks vandoen had) en een aan een hypotheek gekoppelde levensverzekering (lees: woekerpolis) die op de einddatum 30% minder geld opbracht dan voorgespiegeld. Logisch dus dat ik allergisch ben geworden voor misleidende bewoordingen en omfloerst taalgebruik.
Nu wil het feit dat de overheid - en die term gebruik ik in de meest brede zin van het woord, want het slaat ook op sommige media - haar best doet om bij berichtgeving een rookgordijn op te werpen. Dat gebeurt doorgaans met de beste bedoelingen, maar resulteert erin dat bepaalde zaken niet aangestipt of benoemd mogen worden. Zo sprak de burgemeester van mijn eigen woonplaats recent nog vergoelijkend over 'jongeren met alle kleuren van de regenboog', toen er overal berichten in de media verschenen over zwembadterreur.
Nu moet je uitkijken met vooroordelen, oppassen voor stigmatiseren en verre blijven van racisme. Daar staat tegenover dat je bepaalde problemen niet oplost door om de hete brei heen te draaien (net zoals in de jaren tachtig eigenlijk niet de link mocht worden gelegd tussen HIV en homoseksualiteit). Bij straatintimidatie in grote steden gaat het om een tamelijk specifieke groep en datzelfde geldt voor die steekpartijen in grote (en steeds minder grote) steden. Specifieke problemen vragen om een gerichte aanpak, niet om politiek correcte containerbegrippen als 'tieners'.
Dat ik dit onderwerp überhaupt aankaartte, komt doordat ik ben opgegroeid in datzelfde Spijkenisse - al is dat tegelijk een eeuwigheid geleden en een totaal andere wereld. Uit mijn bericht spreekt spijt over de teloorgang van het decor uit mijn jeugd en teleurstelling over het feit dat het al verdacht is om bepaalde zaken aan te kaarten. Wie naar Londen kijkt, weet niet alleen dat we dit probleem in de kiem moeten smoren, maar kan ook vaststellen dat het een probleem betreft dat zowel met chronische armoede als met etnische achtergrond te maken heeft.
Op precies dezelfde manier ben ik van mening dat we als samenleving zouden moeten kiezen voor een streng milieubeleid én een streng migratiebeleid. Er zijn grenzen aan de groei, maar ook grenzen aan de bevolkingsgroei. Voor mij is dat zo klaar als een klontje, want beide thema's hebben elk op hun eigen manier te maken met duurzaamheid en leefbaarheid. Maar op sociale media kom je dan opeens terecht in het mijnenveld tussen links en rechts en bevind je je in zo'n rare spagaat dat veel mensen je niet meer kunnen volgen (en je soms letterlijk ontvolgen).
Ik beschouw mezelf als nuchter en realistisch en ga zo al 11,5 jaar met mijn financiën om. Op dezelfde manier vind ik dat we vluchtelingen en immigranten die hun beste beentje voorzetten met open armen moeten ontvangen en in het zonnetje moeten zetten. Tegelijk zouden uitgeprocedeerde asielzoekers, of mensen die al tijdens hun aanvraag met justitie in aanraking komen, zonder pardon en zonder tijd te verspillen moeten worden uitgezet. Wil je op de lange duur draagvlak behouden voor de opvang van vluchtelingen, dan is dat de enige weg. Dat laatste zeg ik niet alleen, maar geeft ook Geert Mak inmiddels aarzelend toe.
Wegkijken helpt niet en maakt het probleem (lees: elk probleem) op termijn alleen maar groter. Zo vind ik de strafmaat van de 20-jarige 'busverkrachter' nog steeds bijzonder lastig te rijmen met het verlengde voorarrest van die vader uit Ruinerwold van wie nog moet worden vastgesteld dat hij iets ernstigs of echt strafbaars heeft gedaan. Dat het huis uit het Spijkenisse van mijn jeugd nu in een soort getto staat, is helaas niet meer terug te draaien. Laten we echter met z'n allen proberen te voorkomen dat dit hele land onleefbaar wordt.
donderdag 3 oktober 2019
Van de bank mag ik geen dag eerder hypotheekvrij zijn.
Toen ik na de maandelijkse afschrijving op de eerste dag van de maand het schoolbord in de keuken aanpaste, vroeg mijn jongste zoon waarom ik alles eigenlijk niet in één keer afloste. Nadat ik hem het hoe en wat van een spaarhypotheek had uitgelegd, bedacht ik dat ik die laatste vier maandpremies gemakkelijk in één keer kon ophoesten. Na eerst gechat te hebben met Jeffrey en Monique op de website van Aegon, kreeg ik telefonisch te horen dat dat helaas niet mogelijk was. Ik zal dus nog tandenknarsend moeten wachten tot 1 maart 2020.
Laat ik vooropstellen dat dit een uitgesproken luxeprobleem is. De meeste mensen zouden maar wat graag willen ruilen met iemand die nog maar vier maandbetalingen verwijderd is van een hypotheekvrij leven. Tegelijk voel ik me soms een marathonloper op de laatste meters van een lange, vermoeiende race die niet kan wachten tot hij eindelijk kan neerploffen op de stoeprand met een handdoek om zijn nek en een flesje koud water in zijn hand.
Een paar jaar geleden hadden we de looptijd van diezelfde hypotheek al eens met vijf jaar ingekort door het storten van een eenmalig bedrag van ruim 6000 euro én het verhogen van de maandpremie. Had ik dat toen niet gedaan, dan was ik de bank op dit moment nog meer dan 60 maandelijkse betalingen verschuldigd. In plaats daarvan hebben we de marathon ingekort tot een kilometer of 34 zonder te beseffen dat de laatste loodjes dan nog steeds zwaar zouden wegen.
Het besluit om de looptijd in te korten had meer te maken met de lage rente dan met haast of ongeduld. Op dit moment betalen we nog een ouderwetse 6,9% rente, met als gevolg dat het spaardeel aangroeit met hetzelfde percentage. Na 1 maart 2020 zou de rente omlaag duikelen tot misschien wel 2% of zelfs nog lager. Bij elke andere hypotheekvorm hang je na zo'n duikeling de vlag uit, maar bij een spaarhypotheek ben je elke maand netto misschien wel duurder uit.
We hebben dus al vijf jaar gewonnen, maar ik had niet voorzien dat die laatste maanden zoveel irritatie zouden opwekken. Aan de ene kant zit ik me met mijn armen over elkaar te verheugen op het moment dat we hypotheekvrij zijn, aan de andere kant erger ik me groen en geel als de bank aan het begin van de maand een greep doet uit de kas. Om er meteen maar vanaf te zijn, was ik helemaal klaar om dat bedrag in één keer te voldoen.
Toevallig was deze week de aflossingsblij-campagne van de banken weer van start gegaan, dus het was een uitgelezen moment om mezelf een hypotheekvrij huis cadeau te doen. De beste manier om aflossingsblij te worden is namelijk door alles af te lossen, al hoeft een ander scenario helemaal niet tot financiële problemen te leiden. Helaas werkte de bank niet mee, waarschijnlijk omdat het teveel gedoe is en elke extra storting handmatig moet worden verwerkt.
Toch leverde deze middag nog wel iets op, want ik bleek een domme rekenfout te hebben gemaakt. Pas nu we bijna van de hypotheek verlost zijn, ontdekte ik dat het maandbedrag dat op de eerste dag van de maand wordt afgeschreven, betrekking heeft op de vooráfgaande maand. In plaats van vier maandbetalingen waren we er dus nog steeds vijf verschuldigd. Er moet dus weer een streepje bij, maar dan zetten we er op 1 maart 2020 ook écht een heel dikke vette streep onder.
Laat ik vooropstellen dat dit een uitgesproken luxeprobleem is. De meeste mensen zouden maar wat graag willen ruilen met iemand die nog maar vier maandbetalingen verwijderd is van een hypotheekvrij leven. Tegelijk voel ik me soms een marathonloper op de laatste meters van een lange, vermoeiende race die niet kan wachten tot hij eindelijk kan neerploffen op de stoeprand met een handdoek om zijn nek en een flesje koud water in zijn hand.
Een paar jaar geleden hadden we de looptijd van diezelfde hypotheek al eens met vijf jaar ingekort door het storten van een eenmalig bedrag van ruim 6000 euro én het verhogen van de maandpremie. Had ik dat toen niet gedaan, dan was ik de bank op dit moment nog meer dan 60 maandelijkse betalingen verschuldigd. In plaats daarvan hebben we de marathon ingekort tot een kilometer of 34 zonder te beseffen dat de laatste loodjes dan nog steeds zwaar zouden wegen.
Het besluit om de looptijd in te korten had meer te maken met de lage rente dan met haast of ongeduld. Op dit moment betalen we nog een ouderwetse 6,9% rente, met als gevolg dat het spaardeel aangroeit met hetzelfde percentage. Na 1 maart 2020 zou de rente omlaag duikelen tot misschien wel 2% of zelfs nog lager. Bij elke andere hypotheekvorm hang je na zo'n duikeling de vlag uit, maar bij een spaarhypotheek ben je elke maand netto misschien wel duurder uit.
We hebben dus al vijf jaar gewonnen, maar ik had niet voorzien dat die laatste maanden zoveel irritatie zouden opwekken. Aan de ene kant zit ik me met mijn armen over elkaar te verheugen op het moment dat we hypotheekvrij zijn, aan de andere kant erger ik me groen en geel als de bank aan het begin van de maand een greep doet uit de kas. Om er meteen maar vanaf te zijn, was ik helemaal klaar om dat bedrag in één keer te voldoen.
Toevallig was deze week de aflossingsblij-campagne van de banken weer van start gegaan, dus het was een uitgelezen moment om mezelf een hypotheekvrij huis cadeau te doen. De beste manier om aflossingsblij te worden is namelijk door alles af te lossen, al hoeft een ander scenario helemaal niet tot financiële problemen te leiden. Helaas werkte de bank niet mee, waarschijnlijk omdat het teveel gedoe is en elke extra storting handmatig moet worden verwerkt.
Toch leverde deze middag nog wel iets op, want ik bleek een domme rekenfout te hebben gemaakt. Pas nu we bijna van de hypotheek verlost zijn, ontdekte ik dat het maandbedrag dat op de eerste dag van de maand wordt afgeschreven, betrekking heeft op de vooráfgaande maand. In plaats van vier maandbetalingen waren we er dus nog steeds vijf verschuldigd. Er moet dus weer een streepje bij, maar dan zetten we er op 1 maart 2020 ook écht een heel dikke vette streep onder.
dinsdag 1 oktober 2019
Stop nu maar eens met dat eeuwige gezeur over boze witte mannen
Afgelopen zaterdag schreef Saskia Noort een column over de commotie rondom Greta Thunberg, waarbij het opnieuw dezelfde groep was die alles blijkbaar fout doet. In haar column turfde ik - inclusief de schreeuwerige kop - twee keer de zinsnede 'boze witte mannen' en drie keer 'oude(re) witte mannen'. Die zouden volgens haar ook nog eens onknap zijn en beschikken over kleine balletjes. Gaat natuurlijk niet per se over mij, maar ondertussen begin ik het wel een beetje zat te worden en borrelt ook bij mij de boosheid op.
Het idee van de 'boze witte man' is komen overwaaien uit de VS en maakt deel uit van het moderne jargon dat daar aan de universiteiten inmiddels gemeengoed is geworden. In die kringen kun je de hele wereldorde verklaren en samenvatten in termen als toxic masculinity, white privilige, angry white men, male fragility, en ga zo nog maar even door. In die zin is dat beeld van de boze witte man een gemakzuchtig vertaalde term, afkomstig uit een al even gemakzuchtige ideologie waarin alles zwart of wit is en goed of fout.
Het is ook een manier om elke discussie te smoren of meteen in je eigen voordeel te beslechten. Het maakt immers niet uit wat die boze witte man precies te melden heeft (en zelfs niet of hij eigenlijk wel boos is), omdat het per definitie een minpuntje is wanneer je in deze wereld wit bent, van het mannelijk geslacht en van middelbare leeftijd (al wordt dat begrip inmiddels zo ver opgerekt dat het volstrekt belachelijk is geworden, want zelfs de 72-jarige Arnold Schwarzenegger valt binnen die categorie).
Over Greta Thunberg wil ik het hier verder niet hebben, want dat is een geheel andere kwestie. Wel kun je vaststellen dat je best bezorgd kunt zijn om het klimaat én om de blinde verering die haar ten deel valt gezien haar psychische gesteldheid. Zoals zo vaak sluit het één het ander niet uit. Het is ook onzin om net te doen alsof alleen witte mannen daar een bepaalde mening over zouden hebben, want mijn vrouw en ik lazen afgelopen zomer allebei het boek over het gezin Thunberg en denken er ongeveer hetzelfde over.
Ik moet zeggen dat ik het heel sportief vond van Saskia Noort dat ze de moeite nam om te reageren op een van mijn tweets. Wel wekt ze de indruk wat gefrustreerd te zijn over mannen in het algemeen en mannen van middelbare leeftijd in het bijzonder (en dat is toch de vijver waar ze zelf in moet vissen). Omgekeerd kun je ook vaststellen dat boze witte mannen blijkbaar een geaccepteerde schietschijf vormen, terwijl het minder gangbaar is om in krantencolumns vol minachting te spreken over 'vrouwen in de overgang' of 'vrouwen die over hun houdbaarheidsdatum heen zijn'.
Nu is het zo dat boosheid van nature wel degelijk bij mannen hoort, van welke huidskleur dan ook. Tegenwoordig mag graag de indruk worden gewekt dat alle verschillen tussen man en vrouw door Intertoys worden gecreëerd, maar de echte boosdoener (haha) is natuurlijk 'testosteron'. Ik zou mijzelf dan ook willen omschrijven als licht ontvlambaar, hoewel dat met het klimmen der jaren juist steeds minder is geworden. Sinds ik mijn van nature aanwezige agressie heb vertaald in afloswoede en spaardrift, ben ik een veel redelijker en rustiger mens geworden en dat geldt helemaal sinds ik mezelf een 'basisinkomen' uitkeer.
Afgelopen zaterdag was ik aanwezig in Utrecht bij een prijsuitreiking in het kader van het Nederlands Film Festival. Daar sprak ik een oudere vrouw (zeker tien jaar ouder dan ik) die ik nog kende uit mijn journalistieke tijd en die ongevraagd haar afkeer liet blijken van toenemende politieke correctheid in de filmwereld. Film gaat over creatieve vrijheid, terwijl die nu juist aan alle kanten wordt bedreigd door het wensdenken van het cultureel marxisme en drammerige identiteitspolitiek. Ook regisseur Nouchka van Brakel (1940) hield een ferme toespraak over wat zij de 'verpreutsing' noemt van de filmwereld.
Nu hoort Van Brakel natuurlijk weer bij een andere groep waar je straffeloos tegenaan kunt schoppen (namelijk de babyboomers), maar ik luisterde instemmend naar de wijze woorden van deze 79-jarige vrouw en bedacht aan de hand van de oude filmbeelden die ze vertoonde dat er - ironisch genoeg - beduidend minder schaamte was toen vrouwen nog gewoon schaamhaar hadden. Het is dus zeker niet zo dat boze witte mannen iets tegen vrouwen (of tegen sociaal bewogen meisjes van zestien) zouden hebben, wel tegen schreeuwerige koppen, vrijblijvende grachtengordelpraat en gemakzuchtige analyses.
Het idee van de 'boze witte man' is komen overwaaien uit de VS en maakt deel uit van het moderne jargon dat daar aan de universiteiten inmiddels gemeengoed is geworden. In die kringen kun je de hele wereldorde verklaren en samenvatten in termen als toxic masculinity, white privilige, angry white men, male fragility, en ga zo nog maar even door. In die zin is dat beeld van de boze witte man een gemakzuchtig vertaalde term, afkomstig uit een al even gemakzuchtige ideologie waarin alles zwart of wit is en goed of fout.
Het is ook een manier om elke discussie te smoren of meteen in je eigen voordeel te beslechten. Het maakt immers niet uit wat die boze witte man precies te melden heeft (en zelfs niet of hij eigenlijk wel boos is), omdat het per definitie een minpuntje is wanneer je in deze wereld wit bent, van het mannelijk geslacht en van middelbare leeftijd (al wordt dat begrip inmiddels zo ver opgerekt dat het volstrekt belachelijk is geworden, want zelfs de 72-jarige Arnold Schwarzenegger valt binnen die categorie).
Over Greta Thunberg wil ik het hier verder niet hebben, want dat is een geheel andere kwestie. Wel kun je vaststellen dat je best bezorgd kunt zijn om het klimaat én om de blinde verering die haar ten deel valt gezien haar psychische gesteldheid. Zoals zo vaak sluit het één het ander niet uit. Het is ook onzin om net te doen alsof alleen witte mannen daar een bepaalde mening over zouden hebben, want mijn vrouw en ik lazen afgelopen zomer allebei het boek over het gezin Thunberg en denken er ongeveer hetzelfde over.
Ik moet zeggen dat ik het heel sportief vond van Saskia Noort dat ze de moeite nam om te reageren op een van mijn tweets. Wel wekt ze de indruk wat gefrustreerd te zijn over mannen in het algemeen en mannen van middelbare leeftijd in het bijzonder (en dat is toch de vijver waar ze zelf in moet vissen). Omgekeerd kun je ook vaststellen dat boze witte mannen blijkbaar een geaccepteerde schietschijf vormen, terwijl het minder gangbaar is om in krantencolumns vol minachting te spreken over 'vrouwen in de overgang' of 'vrouwen die over hun houdbaarheidsdatum heen zijn'.
Nu is het zo dat boosheid van nature wel degelijk bij mannen hoort, van welke huidskleur dan ook. Tegenwoordig mag graag de indruk worden gewekt dat alle verschillen tussen man en vrouw door Intertoys worden gecreëerd, maar de echte boosdoener (haha) is natuurlijk 'testosteron'. Ik zou mijzelf dan ook willen omschrijven als licht ontvlambaar, hoewel dat met het klimmen der jaren juist steeds minder is geworden. Sinds ik mijn van nature aanwezige agressie heb vertaald in afloswoede en spaardrift, ben ik een veel redelijker en rustiger mens geworden en dat geldt helemaal sinds ik mezelf een 'basisinkomen' uitkeer.
Afgelopen zaterdag was ik aanwezig in Utrecht bij een prijsuitreiking in het kader van het Nederlands Film Festival. Daar sprak ik een oudere vrouw (zeker tien jaar ouder dan ik) die ik nog kende uit mijn journalistieke tijd en die ongevraagd haar afkeer liet blijken van toenemende politieke correctheid in de filmwereld. Film gaat over creatieve vrijheid, terwijl die nu juist aan alle kanten wordt bedreigd door het wensdenken van het cultureel marxisme en drammerige identiteitspolitiek. Ook regisseur Nouchka van Brakel (1940) hield een ferme toespraak over wat zij de 'verpreutsing' noemt van de filmwereld.
Nu hoort Van Brakel natuurlijk weer bij een andere groep waar je straffeloos tegenaan kunt schoppen (namelijk de babyboomers), maar ik luisterde instemmend naar de wijze woorden van deze 79-jarige vrouw en bedacht aan de hand van de oude filmbeelden die ze vertoonde dat er - ironisch genoeg - beduidend minder schaamte was toen vrouwen nog gewoon schaamhaar hadden. Het is dus zeker niet zo dat boze witte mannen iets tegen vrouwen (of tegen sociaal bewogen meisjes van zestien) zouden hebben, wel tegen schreeuwerige koppen, vrijblijvende grachtengordelpraat en gemakzuchtige analyses.
vrijdag 27 september 2019
Niet elke jongere wordt even hard getroffen door de wooncrisis
Op dit moment ben ik bezig in het boek Homesick van Catrina Davies, het persoonlijke verhaal van een jonge vrouw die haar intrek neemt in een oude schuur. Daarmee is het zowel een hedendaagse variant van het boek Walden als een aanklacht tegen de wooncrisis. Ook in Engeland zijn de huizenprijzen zo sterk gestegen dat jongeren er niet meer aan te pas komen. Al lezende kun je je echter niet aan de indruk onttrekken dat dit niet zomaar een verhaal is van winnaars en verliezers of van een onacceptabele generatiekloof.
Laat ik vooropstellen dat ik dit boek aanbeveel aan iedereen die droomt van een simpeler leven, die - net als ik - dat beroemde boek van Henry David Thoreau in de kast heeft staan of die geïnteresseerd is in filosofische bespiegelingen over de consumptiemaatschappij en de heilloze weg naar een nog hoger welvaartsniveau. Ik heb dit boek - betaald met een boekenbon - zorgvuldig uitgekozen, lees het met extra veel aandacht om er zo lang mogelijk van te genieten en heb tot nu toe ook alles gelezen in de achtertuin van mijn eigen bescheiden optrekje.
Op de achterflap wordt gesproken over een persoonlijke wooncrisis én een landelijke. Catrina Davies is begin dertig als ze het drukke Bristol (en het overvolle huurhuis waar ze resideert) achterlaat voor een terugkeer naar haar geboortestreek. Omdat de huizen daar onbetaalbaar zijn en vaak in het bezit van welgestelden die dik verdienen aan de vakantieverhuur, neemt ze haar intrek in een vervallen, metalen 'schuur' die ooit dienst deed als kantoorruimte voor het inmiddels allang weer failliete architectenbureau van haar vader.
Tot zover is het een duidelijk verhaal, al begin je je na verloop van tijd van alles af te vragen over haar financiële situatie en de keuzes die ze in het verleden heeft gemaakt. Zo woonde ze ooit samen met een jongen in een stacaravan, maar maakte ze het uit omdat ze niet samen met hem in een stacaravan wilde leven. Dat is haar goed recht, maar je vraagt je meteen af of dat wel het hele verhaal was en of het dan wel ging om echte liefde. Met mijn eigen vrouw had ik destijds letterlijk overál wel willen wonen, zolang het maar betekende dat we samen waren.
Even later vertelt ze dat ze in haar tienerjaren een bescheiden erfenis ontving van haar grootouders. Terwijl haar zus dat bedrag opzij zette en later zou gebruiken als aanbetaling van haar eerste koophuis, financierde Catrina met dat geld onder meer haar rijlessen en haar eerste auto. Zo zie je dat elk mensenleven een optelsom is van allemaal grote en kleine (financiële) beslissingen, veel meer dan de simpele, vaststaande uitkomst van één enkel geboortejaar.
Ik stuitte op dit boek dankzij een interessant artikel in NRC waarin meerdere boeken besproken werden die iets met wonen te maken hebben. Ook daarin wordt haar verhaal opgevoerd als voorbeeld van een jonge vrouw die op de huizenmarkt nét achter het net vist, terwijl je haar net zo goed kunt afschilderen als een verwende dertiger die na haar universitaire studie liever muziek wilde maken en fotograferen dan een baan op niveau te zoeken. Sterker nog: ze haalt haar neus op voor bijna élke vorm van betaald werk, bijna vanuit het idee dat ze recht heeft op gratis geld en een vrij bestaan.
Ze voert daarbij ook nog het argument aan dat een dubbeltje in de praktijk zelden een kwartje wordt en verwijst naar haar ouders die zakelijk gezien niet altijd slimme keuzes maakten en uiteindelijk hun relatie stuk zagen lopen. Tegelijk heeft ze puur geluk gehad door het feit dat dit uit golfplaten opgetrokken gebouw eigendom was van haar vader, anders had ze helemaal geen poot gehad om op te staan en geen plek om te slapen. Dat maakt van Homesick een goed verhaal, terwijl ze zelf eigenlijk een levensverhaal heeft dat aan alle kanten rammelt, al was het maar omdat ze met haar 40 jaar eigenlijk allang geen jongere meer is.
Laat ik vooropstellen dat ik dit boek aanbeveel aan iedereen die droomt van een simpeler leven, die - net als ik - dat beroemde boek van Henry David Thoreau in de kast heeft staan of die geïnteresseerd is in filosofische bespiegelingen over de consumptiemaatschappij en de heilloze weg naar een nog hoger welvaartsniveau. Ik heb dit boek - betaald met een boekenbon - zorgvuldig uitgekozen, lees het met extra veel aandacht om er zo lang mogelijk van te genieten en heb tot nu toe ook alles gelezen in de achtertuin van mijn eigen bescheiden optrekje.
Op de achterflap wordt gesproken over een persoonlijke wooncrisis én een landelijke. Catrina Davies is begin dertig als ze het drukke Bristol (en het overvolle huurhuis waar ze resideert) achterlaat voor een terugkeer naar haar geboortestreek. Omdat de huizen daar onbetaalbaar zijn en vaak in het bezit van welgestelden die dik verdienen aan de vakantieverhuur, neemt ze haar intrek in een vervallen, metalen 'schuur' die ooit dienst deed als kantoorruimte voor het inmiddels allang weer failliete architectenbureau van haar vader.
Tot zover is het een duidelijk verhaal, al begin je je na verloop van tijd van alles af te vragen over haar financiële situatie en de keuzes die ze in het verleden heeft gemaakt. Zo woonde ze ooit samen met een jongen in een stacaravan, maar maakte ze het uit omdat ze niet samen met hem in een stacaravan wilde leven. Dat is haar goed recht, maar je vraagt je meteen af of dat wel het hele verhaal was en of het dan wel ging om echte liefde. Met mijn eigen vrouw had ik destijds letterlijk overál wel willen wonen, zolang het maar betekende dat we samen waren.
Even later vertelt ze dat ze in haar tienerjaren een bescheiden erfenis ontving van haar grootouders. Terwijl haar zus dat bedrag opzij zette en later zou gebruiken als aanbetaling van haar eerste koophuis, financierde Catrina met dat geld onder meer haar rijlessen en haar eerste auto. Zo zie je dat elk mensenleven een optelsom is van allemaal grote en kleine (financiële) beslissingen, veel meer dan de simpele, vaststaande uitkomst van één enkel geboortejaar.
Ik stuitte op dit boek dankzij een interessant artikel in NRC waarin meerdere boeken besproken werden die iets met wonen te maken hebben. Ook daarin wordt haar verhaal opgevoerd als voorbeeld van een jonge vrouw die op de huizenmarkt nét achter het net vist, terwijl je haar net zo goed kunt afschilderen als een verwende dertiger die na haar universitaire studie liever muziek wilde maken en fotograferen dan een baan op niveau te zoeken. Sterker nog: ze haalt haar neus op voor bijna élke vorm van betaald werk, bijna vanuit het idee dat ze recht heeft op gratis geld en een vrij bestaan.
Ze voert daarbij ook nog het argument aan dat een dubbeltje in de praktijk zelden een kwartje wordt en verwijst naar haar ouders die zakelijk gezien niet altijd slimme keuzes maakten en uiteindelijk hun relatie stuk zagen lopen. Tegelijk heeft ze puur geluk gehad door het feit dat dit uit golfplaten opgetrokken gebouw eigendom was van haar vader, anders had ze helemaal geen poot gehad om op te staan en geen plek om te slapen. Dat maakt van Homesick een goed verhaal, terwijl ze zelf eigenlijk een levensverhaal heeft dat aan alle kanten rammelt, al was het maar omdat ze met haar 40 jaar eigenlijk allang geen jongere meer is.
woensdag 25 september 2019
Overbevolking is een kikker in een overkokende pan met heet water
Enig idee hoeveel inwoners ons land telde in 1999? Dat is interessant om te weten, want op 9 juli van dat jaar publiceerde ik een opiniestuk in het Algemeen Dagblad waarin ik vaststelde dat ons land 'vol aanvoelde'. Dat is wellicht geen vreselijk wetenschappelijke benadering, maar sindsdien zijn er nog eens een kleine twee miljoen mensen bijgekomen. Niet alleen begeven we ons met de huidige exponentiële bevolkingsgroei op aarde op onbekend terrein, het onderwerp hangt nauw samen met tal van hedendaagse problemen waarvan de opwarming van de aarde de meest in het oog springende is.
Zoals eerder gezegd werd mij gevraagd dit onderwerp op 'wetenschappelijke wijze' te benaderen, waarschijnlijk in de veronderstelling dat er dan maar één uitkomst mogelijk is. Ik kwam ergens inderdaad een tabel tegen waarin te lezen viel dat ons land probleemloos 25 miljoen inwoners zou kunnen herbergen en daar zitten we met 17,4 miljoen mensen nog ruim onder. En anders biedt de wetenschap wel de geruststellende gedachte dat je met slimme snufjes en technologische innovaties alle eventuele problemen die samenhangen met bevolkingsgroei kunt pareren.
Nu snap ik de charme van boeken die ons vooruitgang beloven en de geruststellende gedachte uitdragen dat de meeste mensen deugen, maar in de aanloop naar dat opiniestuk las ik destijds The Population Explosion van de bioloog Paul Ehrlich en zijn vrouw Anne dat een veel somberder toekomstbeeld schetst. Datzelfde geldt voor het recent verschenen boek Tien Miljard van de Britse wetenschapper Stephen Emmott. Je kunt aanvoeren dat Emmott niet weet waar hij over praat omdat hij psycholoog is, maar misschien is dit onderwerp juist wel voer voor psychologen.
Ik zou op deze plek ook kunnen schrijven dat ik het helemaal eens ben met W. Klinkhamer uit Eijsden van wie deze morgen een ingezonden brief in De Telegraaf werd gepubliceerd. Twintig jaar geleden (ja, daar schrik ik zelf ook elke keer weer van) schreef ik de toegenomen agressie in de samenleving deels toe aan het feit dat we met z'n allen op een kluitje leven. Mijn opiniestuk was aanleiding om als 'deskundige' mijn zegje te komen doen op de radio. Weliswaar was ik beroepsmatig werkzaam als journalist, maar als afgestudeerd planoloog had ik voldoende kennis in huis over het onderwerp demografie.
In de studio waren ook twee overheidsambtenaren aanwezig, die oprecht verbaasd waren over het gesuggereerde verband tussen geestelijk welzijn en bevolkingsdichtheid. Na afloop stonden we met z'n drieën in de lift en wisselden zij visitekaartjes uit, daarbij mij verder negerend. Zo snap je meteen waarom bepaalde ideeën op overheidsniveau tot in het oneindige worden herhaald, als de echo van een diepe wenspunt, zodat er op het laatst nog maar één waarheid (of eigenlijk: 'waarheid') over is. Voor dissidente geluiden is verder geen belangstelling en geen plaats.
Ik zou op deze plek ook kunnen schrijven dat ik het helemaal eens ben met Bregje Hofstede die een mooi, persoonlijk boek schreef over haar burn-out. Omgekeerd is het helemaal niet zo'n gekke gedachte om aan het rijtje overproductie, overprestatie en overprikkeling ook nog overbevolking toe te voegen. Helaas is dat laatste een taboeonderwerp vanwege de raakvlakken die het heeft met het vluchtelingenprobleem. Omdat de bevolkingsgroei in ons land vrijwel geheel toe te schrijven is aan immigratie in de meest brede zin, heet je al snel een 'racist' of krijg je te horen dat je dan zelf maar lekker moet ophoepelen.
Van die discussie wil ik me verre houden, dus ik besluit met een voorbeeld dat aangeeft waarom overbevolking volgens mij een probleem is en een sluipend probleem bovendien. In mijn boeken geef ik regelmatig aan dat sommige maatschappelijke ontwikkelingen ons massaal tot waanzin zouden drijven als ze plaats hadden gevonden in een tijdsbestek van 24 uur in plaats van 24 jáár. Dat is een zin waar je gemakkelijk overheen leest, terwijl het juist belangrijk is om daar even stil bij te staan en je dat heel levendig voor te stellen.
Toen ik mijn rijbewijs haalde, waren er in ons land ongeveer 5,5 miljoen auto's, begin dit jaar turfde het CBS 12,7 miljoen 'wegvoertuigen'. Probeer je maar eens voor te stellen dat je gaat slapen met dat felbegeerde roze papiertje op je nachtkastje en de volgende dag wakker wordt in een wereld waarin het wegverkeer ruimschoots is verdubbeld en de filedruk extreem is geworden. Ik vermoed dat de meeste mensen zich spontaan ziek zouden melden bij hun werkgever of zich huilend zouden melden bij de balie van de dichtstbijzijnde psychiatrische kliniek. Overbevolking is in die zin een bijna onderhuids probleem dat je op een dag compleet overvalt.
Zoals eerder gezegd werd mij gevraagd dit onderwerp op 'wetenschappelijke wijze' te benaderen, waarschijnlijk in de veronderstelling dat er dan maar één uitkomst mogelijk is. Ik kwam ergens inderdaad een tabel tegen waarin te lezen viel dat ons land probleemloos 25 miljoen inwoners zou kunnen herbergen en daar zitten we met 17,4 miljoen mensen nog ruim onder. En anders biedt de wetenschap wel de geruststellende gedachte dat je met slimme snufjes en technologische innovaties alle eventuele problemen die samenhangen met bevolkingsgroei kunt pareren.
Nu snap ik de charme van boeken die ons vooruitgang beloven en de geruststellende gedachte uitdragen dat de meeste mensen deugen, maar in de aanloop naar dat opiniestuk las ik destijds The Population Explosion van de bioloog Paul Ehrlich en zijn vrouw Anne dat een veel somberder toekomstbeeld schetst. Datzelfde geldt voor het recent verschenen boek Tien Miljard van de Britse wetenschapper Stephen Emmott. Je kunt aanvoeren dat Emmott niet weet waar hij over praat omdat hij psycholoog is, maar misschien is dit onderwerp juist wel voer voor psychologen.
Ik zou op deze plek ook kunnen schrijven dat ik het helemaal eens ben met W. Klinkhamer uit Eijsden van wie deze morgen een ingezonden brief in De Telegraaf werd gepubliceerd. Twintig jaar geleden (ja, daar schrik ik zelf ook elke keer weer van) schreef ik de toegenomen agressie in de samenleving deels toe aan het feit dat we met z'n allen op een kluitje leven. Mijn opiniestuk was aanleiding om als 'deskundige' mijn zegje te komen doen op de radio. Weliswaar was ik beroepsmatig werkzaam als journalist, maar als afgestudeerd planoloog had ik voldoende kennis in huis over het onderwerp demografie.
In de studio waren ook twee overheidsambtenaren aanwezig, die oprecht verbaasd waren over het gesuggereerde verband tussen geestelijk welzijn en bevolkingsdichtheid. Na afloop stonden we met z'n drieën in de lift en wisselden zij visitekaartjes uit, daarbij mij verder negerend. Zo snap je meteen waarom bepaalde ideeën op overheidsniveau tot in het oneindige worden herhaald, als de echo van een diepe wenspunt, zodat er op het laatst nog maar één waarheid (of eigenlijk: 'waarheid') over is. Voor dissidente geluiden is verder geen belangstelling en geen plaats.
Ik zou op deze plek ook kunnen schrijven dat ik het helemaal eens ben met Bregje Hofstede die een mooi, persoonlijk boek schreef over haar burn-out. Omgekeerd is het helemaal niet zo'n gekke gedachte om aan het rijtje overproductie, overprestatie en overprikkeling ook nog overbevolking toe te voegen. Helaas is dat laatste een taboeonderwerp vanwege de raakvlakken die het heeft met het vluchtelingenprobleem. Omdat de bevolkingsgroei in ons land vrijwel geheel toe te schrijven is aan immigratie in de meest brede zin, heet je al snel een 'racist' of krijg je te horen dat je dan zelf maar lekker moet ophoepelen.
Van die discussie wil ik me verre houden, dus ik besluit met een voorbeeld dat aangeeft waarom overbevolking volgens mij een probleem is en een sluipend probleem bovendien. In mijn boeken geef ik regelmatig aan dat sommige maatschappelijke ontwikkelingen ons massaal tot waanzin zouden drijven als ze plaats hadden gevonden in een tijdsbestek van 24 uur in plaats van 24 jáár. Dat is een zin waar je gemakkelijk overheen leest, terwijl het juist belangrijk is om daar even stil bij te staan en je dat heel levendig voor te stellen.
Toen ik mijn rijbewijs haalde, waren er in ons land ongeveer 5,5 miljoen auto's, begin dit jaar turfde het CBS 12,7 miljoen 'wegvoertuigen'. Probeer je maar eens voor te stellen dat je gaat slapen met dat felbegeerde roze papiertje op je nachtkastje en de volgende dag wakker wordt in een wereld waarin het wegverkeer ruimschoots is verdubbeld en de filedruk extreem is geworden. Ik vermoed dat de meeste mensen zich spontaan ziek zouden melden bij hun werkgever of zich huilend zouden melden bij de balie van de dichtstbijzijnde psychiatrische kliniek. Overbevolking is in die zin een bijna onderhuids probleem dat je op een dag compleet overvalt.
woensdag 18 september 2019
Overbevolking kun je helaas niet nameten en ook niet uitrekenen
In reactie op mijn vorige blog kreeg ik het verzoek om het onderwerp 'overbevolking' te benaderen vanuit wetenschappelijke hoek en niet als voormalig journalist van een luchtig mannenblad. Dat zou ik graag doen, maar dat is onmogelijk. Wie mijn boek Hypotheekvrij! leest, herkent daarin de vlotte pen van de journalist, de maatschappelijke blik van de politicoloog en de spanningsopbouw van de thrillerauteur. Alles wat je doet, gaat deel uitmaken van je identiteit en je kijk op de wereld. Zo vind ik Nederland bijvoorbeeld veel te vol, omdat er sinds mijn geboorte nog eens 6 miljoen mensen zijn bijgekomen.
Tussen mijn 26ste en mijn 52ste heb ik gewerkt bij een middelgrote uitgeverij, voor het grootste deel in loondienst. Je kunt dus met recht zeggen dat ik mijn hele werkzame leven voor hetzelfde tijdschrift heb gewerkt, al veranderde het regelmatig van koers en was het aan het einde van de rit geen weekblad meer maar een maandblad. Die jaren hebben mij gevormd, soms op manieren die ik pas later doorkreeg. Omdat het ook mijn kijk op de wereld heeft veranderd, zal ik dat nog wat verder uitdiepen voordat we het in een volgend blog over het eigenlijke onderwerp gaan hebben.
Bij Aktueel (later Aktueel Sportief en AktueelMAN) werkten slimme, eigenwijze en creatieve mensen waarvan de helft op de universiteit had gezeten. Links en rechts liepen op de redactie dwars door elkaar en waren van ondergeschikt belang: het ging nooit om ideologie maar altijd om goede ideeën. Taboes waren er ook niet, zodat je je straffeloos kon laten leiden door je nieuwsgierigheid, je achterdocht en je onderbuik. Toegegeven: dat klinkt niet erg wetenschappelijk, maar het werkte wel en leidde tot tal van inzichten.
Zo interviewde ik Pim Fortuyn al in 1998, toen de wereld hem alleen nog maar kende als columnist van Elsevier en als schrijver. Als ik de bijbehorende foto zie en de tekst nog eens nalees, overvalt me een diep gevoel van droefheid en zinloosheid. Fortuyn kaartte serieuze problemen aan, maar signaleerde 21 (!) jaar geleden al dat je dan meteen wordt weggezet als 'racist' en als 'vreemdelingenhater'. Net zoals ik zelf graag een nuchtere discussie zou willen voeren over het onderwerp overbevolking, zo wenste hij een 'zakelijk debat' over de islam.
Daarna heb ik hem nooit meer ontmoet of gesproken, al kruisten onze paden elkaar een jaar later nog eens op een totaal onverwachte wijze. Zo publiceerde ik op 21 april 1999 een opiniestuk in de Haagsche Courant waarin ik voorspel dat we in de toekomst meer etnische spanningen zullen zien in West-Europa. Precies een dag later schreef Pim Fortuyn in Elsevier een column met exact dezelfde strekking. Als ik mijn bijdrage een dag later had ingeleverd, had men mij zelfs van plagiaat kunnen beschuldigen.
Waarom is dit van belang? Bijvoorbeeld om aan te geven dat er geen verschil is tussen de journalist Gerhard Hormann en de politicoloog. Ik zie soms maatschappelijke ontwikkelingen en ik zie ze ook meteen heel levendig voor me omdat ik nou eenmaal romanschrijver ben. Als ik mijn bijdrage over de lessen van Kosovo na twintig jaar nog eens teruglees (of de column van Pim Fortuyn), dan stuit ik op een huiveringwekkend gelijk en een nog huiveringwekkender toekomstbeeld. Fortuyn noemt al het getal van 17 miljoen inwoners in 2015, terwijl het er toen nog 'maar' 15 miljoen waren.
Ook belangrijk om te beseffen is dat de redactie van Aktueel - misschien wel als enige nieuwsredactie van Nederland - totaal niet verrast was door de Fortuynrevolte van een paar jaar later. We wisten wat er leefde op straat, keken niet de andere kant uit, durfden bepaalde onderwerpen te benoemen en draaiden niet om de hete brei heen. Wat we toen echter niet hadden kunnen voorzien, is dat de politieke correctheid en de publieke kramp de daarop volgende decennia alleen nog maar groter zouden worden, waardoor een nuchtere discussie helemaal niet meer tot de mogelijkheden behoort.
(wordt vervolgd)
Tussen mijn 26ste en mijn 52ste heb ik gewerkt bij een middelgrote uitgeverij, voor het grootste deel in loondienst. Je kunt dus met recht zeggen dat ik mijn hele werkzame leven voor hetzelfde tijdschrift heb gewerkt, al veranderde het regelmatig van koers en was het aan het einde van de rit geen weekblad meer maar een maandblad. Die jaren hebben mij gevormd, soms op manieren die ik pas later doorkreeg. Omdat het ook mijn kijk op de wereld heeft veranderd, zal ik dat nog wat verder uitdiepen voordat we het in een volgend blog over het eigenlijke onderwerp gaan hebben.
Bij Aktueel (later Aktueel Sportief en AktueelMAN) werkten slimme, eigenwijze en creatieve mensen waarvan de helft op de universiteit had gezeten. Links en rechts liepen op de redactie dwars door elkaar en waren van ondergeschikt belang: het ging nooit om ideologie maar altijd om goede ideeën. Taboes waren er ook niet, zodat je je straffeloos kon laten leiden door je nieuwsgierigheid, je achterdocht en je onderbuik. Toegegeven: dat klinkt niet erg wetenschappelijk, maar het werkte wel en leidde tot tal van inzichten.
Zo interviewde ik Pim Fortuyn al in 1998, toen de wereld hem alleen nog maar kende als columnist van Elsevier en als schrijver. Als ik de bijbehorende foto zie en de tekst nog eens nalees, overvalt me een diep gevoel van droefheid en zinloosheid. Fortuyn kaartte serieuze problemen aan, maar signaleerde 21 (!) jaar geleden al dat je dan meteen wordt weggezet als 'racist' en als 'vreemdelingenhater'. Net zoals ik zelf graag een nuchtere discussie zou willen voeren over het onderwerp overbevolking, zo wenste hij een 'zakelijk debat' over de islam.
Daarna heb ik hem nooit meer ontmoet of gesproken, al kruisten onze paden elkaar een jaar later nog eens op een totaal onverwachte wijze. Zo publiceerde ik op 21 april 1999 een opiniestuk in de Haagsche Courant waarin ik voorspel dat we in de toekomst meer etnische spanningen zullen zien in West-Europa. Precies een dag later schreef Pim Fortuyn in Elsevier een column met exact dezelfde strekking. Als ik mijn bijdrage een dag later had ingeleverd, had men mij zelfs van plagiaat kunnen beschuldigen.
Waarom is dit van belang? Bijvoorbeeld om aan te geven dat er geen verschil is tussen de journalist Gerhard Hormann en de politicoloog. Ik zie soms maatschappelijke ontwikkelingen en ik zie ze ook meteen heel levendig voor me omdat ik nou eenmaal romanschrijver ben. Als ik mijn bijdrage over de lessen van Kosovo na twintig jaar nog eens teruglees (of de column van Pim Fortuyn), dan stuit ik op een huiveringwekkend gelijk en een nog huiveringwekkender toekomstbeeld. Fortuyn noemt al het getal van 17 miljoen inwoners in 2015, terwijl het er toen nog 'maar' 15 miljoen waren.
Ook belangrijk om te beseffen is dat de redactie van Aktueel - misschien wel als enige nieuwsredactie van Nederland - totaal niet verrast was door de Fortuynrevolte van een paar jaar later. We wisten wat er leefde op straat, keken niet de andere kant uit, durfden bepaalde onderwerpen te benoemen en draaiden niet om de hete brei heen. Wat we toen echter niet hadden kunnen voorzien, is dat de politieke correctheid en de publieke kramp de daarop volgende decennia alleen nog maar groter zouden worden, waardoor een nuchtere discussie helemaal niet meer tot de mogelijkheden behoort.
(wordt vervolgd)
maandag 16 september 2019
Waarom staat overbevolking niet hoog op de politieke agenda?
Afgelopen weekend voelde ik me even een heavy metal-zangeres die al twintig jaar aan de weg timmert en dan ineens bekend wordt door mee te doen aan een veelbekeken televisieprogramma. Krijg ik op tweets over 'aflossen' doorgaans maar drie reacties (inclusief de vraag of ik zelf nou ook niet een beetje moe word van dat onderwerp), een bericht over overbevolking leverde een overrompelende hoeveelheid reacties, retweets en likes op. Hoog tijd om eens in te zoomen op zowel dit onderwerp als op de manier waarmee we ermee omgaan.
In mijn boeken hamer ik erop dat je moet proberen de regisseur te zijn van je eigen leven. Dat kan door sparen en aflossen en door het nastreven van een duidelijk doel, maar los daarvan is elk mens overgeleverd aan toeval, timing en de tijdgeest. Zo beschouwde ik bovenstaande foto als het belangrijkste nieuwsfeit, omdat het een iconisch beeld is. We rijden allemaal stug door in SUV's en roepen zo de zondvloed over onszelf af. Onze manier van leven zit in deze foto en ook de vermoedelijke afloop van het verhaal over hebzucht en hoogmoed.
Dat is mijn stokpaardje, net als overwaarde en overspannenheid. We putten de aarde uit en onszelf. Overbevolking heeft daar zijdelings mee te maken, maar krijgt in mijn boeken hooguit één hoofdstuk toebedeeld en is niet de hoofdzaak. Toen stelde ik hardop de vraag waarom er geen nuchtere discussie mogelijk is over het feit dat we er de komende decennia nog eens twee miljoen mensen bij krijgen in Nederland. Die discussie is interessant, want zonder immigratie zou de bevolking amper groeien of zelfs iets krimpen. Resultaat: ruim 1300 likes en meer dan 200 reacties, nooit eerder meegemaakt.
Interessant is de aard van de reacties. Behalve veel negativiteit over de multiculturele samenleving en onverholen racisme, werd er ook door menigeen getwijfeld aan het waarheidsgehalte van mijn observatie. Op vragen over de 'bron' kon ik geen duidelijk antwoord geven: afgelopen week ergens in de krant gelezen, niet eens als voorspelling maar als simpele vaststelling. Je kunt de discussie over overbevolking volgens mij ook niet voeren - of vooraf al winnen - door de cijfers te downplayen of door te gaan wapperen met veel positievere prognoses van het CBS voor het jaar 2040 of 2060.
De afgelopen drie jaar groeide de bevolking telkens met 100.000 per jaar. Sinds dat leuke liedje over 15 miljoen mensen uit 1996 zijn bijna 23 jaar verstreken en in diezelfde periode zijn er zo'n 2,5 miljoen mensen bijgekomen. In mijn geboortejaar (1961) waren het er zelfs maar 11,5 miljoen. Op welke manier je er ook naar kijkt, het gemiddelde komt altijd uit op 100.000 per jaar. Niets wijst op een trendbreuk, eerder op een toename van het aantal (klimaat)vluchtelingen. De vraag is dan ook legitiem wat het plafond is. Willen we in een land leven met 20 miljoen mensen of is dat een onleefbare situatie?
Na het downplayen volgt dan vanzelf het op de man spelen, ik zou bijna zeggen: het op de Mann spelen. Mijn voor- en achternaam suggereren namelijk dat ik pas vijf jaar geleden hier ben aangekomen met een koffertje vanuit Berlijn. Die grap kan ik wel hebben, want mijn eerste thriller stond in de speciaalzaak tussen de vertaalde romans. De werkelijkheid is dat mijn voorouders hier rond 1850 arriveerden, dus ik ben aardig ingeburgerd. Bijkomend voordeel is dat ik zowel mijn handen in onschuld kan wassen als het gaat om de slavernij als om WO2.
Vervolgens wist iemand te melden dat ik een onbetrouwbare bron ben, omdat ik ooit schreef voor het weekblad Actueel. In werkelijkheid is het Aktueel met een K, al deed dat blad zijn naam alle eer aan. Zo interviewde ik al in 2006 zangeres Floor Jansen, dertien jaar voordat haar naam ineens rondzong op verjaardagen. Het zal verder niemand verbazen dat ik de eerste journalist was die iets schreef over versneld aflossen en het is ook wel aardig om te vermelden dat ik al in 2011 een omslagverhaal publiceerde over tiny houses. Als je me dus iets kunt verwijten, dan is het niet dat ik slordig met feiten omspring, maar juist dat ik vaak iets te ver op de feiten vooruit loop.
(wordt vervolgd)
In mijn boeken hamer ik erop dat je moet proberen de regisseur te zijn van je eigen leven. Dat kan door sparen en aflossen en door het nastreven van een duidelijk doel, maar los daarvan is elk mens overgeleverd aan toeval, timing en de tijdgeest. Zo beschouwde ik bovenstaande foto als het belangrijkste nieuwsfeit, omdat het een iconisch beeld is. We rijden allemaal stug door in SUV's en roepen zo de zondvloed over onszelf af. Onze manier van leven zit in deze foto en ook de vermoedelijke afloop van het verhaal over hebzucht en hoogmoed.
Dat is mijn stokpaardje, net als overwaarde en overspannenheid. We putten de aarde uit en onszelf. Overbevolking heeft daar zijdelings mee te maken, maar krijgt in mijn boeken hooguit één hoofdstuk toebedeeld en is niet de hoofdzaak. Toen stelde ik hardop de vraag waarom er geen nuchtere discussie mogelijk is over het feit dat we er de komende decennia nog eens twee miljoen mensen bij krijgen in Nederland. Die discussie is interessant, want zonder immigratie zou de bevolking amper groeien of zelfs iets krimpen. Resultaat: ruim 1300 likes en meer dan 200 reacties, nooit eerder meegemaakt.
Interessant is de aard van de reacties. Behalve veel negativiteit over de multiculturele samenleving en onverholen racisme, werd er ook door menigeen getwijfeld aan het waarheidsgehalte van mijn observatie. Op vragen over de 'bron' kon ik geen duidelijk antwoord geven: afgelopen week ergens in de krant gelezen, niet eens als voorspelling maar als simpele vaststelling. Je kunt de discussie over overbevolking volgens mij ook niet voeren - of vooraf al winnen - door de cijfers te downplayen of door te gaan wapperen met veel positievere prognoses van het CBS voor het jaar 2040 of 2060.
De afgelopen drie jaar groeide de bevolking telkens met 100.000 per jaar. Sinds dat leuke liedje over 15 miljoen mensen uit 1996 zijn bijna 23 jaar verstreken en in diezelfde periode zijn er zo'n 2,5 miljoen mensen bijgekomen. In mijn geboortejaar (1961) waren het er zelfs maar 11,5 miljoen. Op welke manier je er ook naar kijkt, het gemiddelde komt altijd uit op 100.000 per jaar. Niets wijst op een trendbreuk, eerder op een toename van het aantal (klimaat)vluchtelingen. De vraag is dan ook legitiem wat het plafond is. Willen we in een land leven met 20 miljoen mensen of is dat een onleefbare situatie?
Na het downplayen volgt dan vanzelf het op de man spelen, ik zou bijna zeggen: het op de Mann spelen. Mijn voor- en achternaam suggereren namelijk dat ik pas vijf jaar geleden hier ben aangekomen met een koffertje vanuit Berlijn. Die grap kan ik wel hebben, want mijn eerste thriller stond in de speciaalzaak tussen de vertaalde romans. De werkelijkheid is dat mijn voorouders hier rond 1850 arriveerden, dus ik ben aardig ingeburgerd. Bijkomend voordeel is dat ik zowel mijn handen in onschuld kan wassen als het gaat om de slavernij als om WO2.
Vervolgens wist iemand te melden dat ik een onbetrouwbare bron ben, omdat ik ooit schreef voor het weekblad Actueel. In werkelijkheid is het Aktueel met een K, al deed dat blad zijn naam alle eer aan. Zo interviewde ik al in 2006 zangeres Floor Jansen, dertien jaar voordat haar naam ineens rondzong op verjaardagen. Het zal verder niemand verbazen dat ik de eerste journalist was die iets schreef over versneld aflossen en het is ook wel aardig om te vermelden dat ik al in 2011 een omslagverhaal publiceerde over tiny houses. Als je me dus iets kunt verwijten, dan is het niet dat ik slordig met feiten omspring, maar juist dat ik vaak iets te ver op de feiten vooruit loop.
(wordt vervolgd)
vrijdag 13 september 2019
Je kunt natuurlijk niet meteen na je studie alweer stoppen met werken
Toen ik onlangs hardop mijn bewondering uitsprak voor schrijfster Nina Weijers, werd ik door iemand geattendeerd op het werk van Bregje Hofstede. Voordat ik kans had gezien een boek van haar te lezen, stuitte ik op een groot artikel van haar hand in het magazine van NRC. Daarin trekt ze ongeveer dezelfde conclusies als in mijn laatste zeven boeken. Het enige verschil is dat Hofstede pas 31 is en nog lang niet genoeg heeft gespaard om tijd voor zichzelf te kopen en te weinig bezit om van de opbrengst te kunnen gaan leven.
Pas toen ik haar stuk las, besefte ik dat ik een van haar boeken al op mijn leeslijst had staan, maar nog niet daadwerkelijk uit de bieb had gehaald. In 2016 schreef zij een boek over haar burn-out, zodat ik nu al kan vaststellen dat zij daar óók stukken sneller mee was dan ik want ik liep pas rond mijn vijftigste tegen mijn grenzen aan. Verder kan ik niets zinnigs zeggen over 'De herontdekking van mijn lichaam', behalve dat haar overspanningsklachten klaarblijkelijk te maken hadden met een 'beklemmende sociale kaders' en een 'vrouwonvriendelijke omgeving'.
Voor mij is het idee van een burnout op je 28ste (of ergens in die buurt) nog steeds een tikje bevreemdend, want op die leeftijd was ik nog maar nét begonnen met werken. Het idee om te stoppen met werken vond ik toen net zo absurd als ik het nu zou vinden om in een tentje te kruipen op het festivalterrein van Lowlands. Toen ik op mijn 45ste impulsief een vakantiehuis kocht in Duitsland, had ik misschien last van een soort sluimerende midlifecrisis maar het had net zo goed te maken met energie, optimisme en ambitie.
Ik zou dus bijna onuitputtelijk kunnen citeren uit haar artikel voor een eventueel volgend boek in de serie van zeven (want ik heb óók liever veel tijd te besteden dan veel geld), terwijl ik me tegelijkertijd afvraag wat nou precies de conclusie is die bij haar bevindingen hoort. Tijdens het lezen moest ik namelijk regelmatig denken aan gesprekken die ik heb gevoerd met mijn eigen kinderen over volwassenheid in het algemeen en dit onderwerp in het bijzonder. Daarbij was de conclusie bijna altijd dat er geen simpele sluipweg is naar een welverdiend vroegpensioen.
Anders gezegd: wie kiest voor een shortcut, snijdt automatisch een heleboel mogelijkheden af. Zo kun je als jong stel heel idealistisch in een tiny house gaan wonen om vervolgens na een paar jaar te ontdekken dat een dergelijk onderkomen toch echt te krap is voor gezinsuitbreiding. Misschien wilde je toch al helemaal geen kinderen neerzetten op deze overvolle planeet, maar het kan ook best dat die kinderwens sneuvelt op de weg naar een antimaterialistisch, stressloos bestaan met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk.
In dezelfde week dat ik het artikel las van Bregje Hofstede, kocht ik het boek Homesick van Catrina Davies. Deze jonge dertiger verkaste vanuit Bristol naar een vervallen schuur vanwege de wooncrisis in Engeland en de wens om in een landelijke omgeving te leven. Ik ben heel benieuwd naar de inhoud (en heb het voorlopig naast Walden van Henry David Thoreau in de kast gezet, want dat is haar inspiratiebron), maar ik weet nog niet wat haar verhaal precies is en tegen welke hobbels en beperkingen ze aanloopt.
Bregje Hofstede lijkt ook beter te weten wat ze niet wil, dan wat ze wel wil. Aan de ene kant biedt haar verhaal hoop, maar tegelijk heeft het iets van een scholier die van zijn zakgeld een dure BMW wil kopen. Zonder budget ben je aangewezen op een zwervend bestaan of een leven in de marge in een schapenhok in een krimpgebied in Frankrijk. Dan zou ik toch meer voelen voor dat plan dat ik ooit aan mijn oudste zoon voorhield: na je studie vijf jaar buffelen terwijl je nog bij je ouders woont om vervolgens met 100.000 euro op de bank een frisse start te maken op je dertigste.
Pas toen ik haar stuk las, besefte ik dat ik een van haar boeken al op mijn leeslijst had staan, maar nog niet daadwerkelijk uit de bieb had gehaald. In 2016 schreef zij een boek over haar burn-out, zodat ik nu al kan vaststellen dat zij daar óók stukken sneller mee was dan ik want ik liep pas rond mijn vijftigste tegen mijn grenzen aan. Verder kan ik niets zinnigs zeggen over 'De herontdekking van mijn lichaam', behalve dat haar overspanningsklachten klaarblijkelijk te maken hadden met een 'beklemmende sociale kaders' en een 'vrouwonvriendelijke omgeving'.
Voor mij is het idee van een burnout op je 28ste (of ergens in die buurt) nog steeds een tikje bevreemdend, want op die leeftijd was ik nog maar nét begonnen met werken. Het idee om te stoppen met werken vond ik toen net zo absurd als ik het nu zou vinden om in een tentje te kruipen op het festivalterrein van Lowlands. Toen ik op mijn 45ste impulsief een vakantiehuis kocht in Duitsland, had ik misschien last van een soort sluimerende midlifecrisis maar het had net zo goed te maken met energie, optimisme en ambitie.
Ik zou dus bijna onuitputtelijk kunnen citeren uit haar artikel voor een eventueel volgend boek in de serie van zeven (want ik heb óók liever veel tijd te besteden dan veel geld), terwijl ik me tegelijkertijd afvraag wat nou precies de conclusie is die bij haar bevindingen hoort. Tijdens het lezen moest ik namelijk regelmatig denken aan gesprekken die ik heb gevoerd met mijn eigen kinderen over volwassenheid in het algemeen en dit onderwerp in het bijzonder. Daarbij was de conclusie bijna altijd dat er geen simpele sluipweg is naar een welverdiend vroegpensioen.
Anders gezegd: wie kiest voor een shortcut, snijdt automatisch een heleboel mogelijkheden af. Zo kun je als jong stel heel idealistisch in een tiny house gaan wonen om vervolgens na een paar jaar te ontdekken dat een dergelijk onderkomen toch echt te krap is voor gezinsuitbreiding. Misschien wilde je toch al helemaal geen kinderen neerzetten op deze overvolle planeet, maar het kan ook best dat die kinderwens sneuvelt op de weg naar een antimaterialistisch, stressloos bestaan met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk.
In dezelfde week dat ik het artikel las van Bregje Hofstede, kocht ik het boek Homesick van Catrina Davies. Deze jonge dertiger verkaste vanuit Bristol naar een vervallen schuur vanwege de wooncrisis in Engeland en de wens om in een landelijke omgeving te leven. Ik ben heel benieuwd naar de inhoud (en heb het voorlopig naast Walden van Henry David Thoreau in de kast gezet, want dat is haar inspiratiebron), maar ik weet nog niet wat haar verhaal precies is en tegen welke hobbels en beperkingen ze aanloopt.
Bregje Hofstede lijkt ook beter te weten wat ze niet wil, dan wat ze wel wil. Aan de ene kant biedt haar verhaal hoop, maar tegelijk heeft het iets van een scholier die van zijn zakgeld een dure BMW wil kopen. Zonder budget ben je aangewezen op een zwervend bestaan of een leven in de marge in een schapenhok in een krimpgebied in Frankrijk. Dan zou ik toch meer voelen voor dat plan dat ik ooit aan mijn oudste zoon voorhield: na je studie vijf jaar buffelen terwijl je nog bij je ouders woont om vervolgens met 100.000 euro op de bank een frisse start te maken op je dertigste.
woensdag 11 september 2019
Hoe zuinig moet je precies zijn om eerder met pensioen te kunnen?
Aanstaande zondagavond ben ik te zien in het KRO-programma Kruispunt dat in z'n geheel gewijd is aan de AOW-leeftijd en aan langer doorwerken. De kans is niet denkbeeldig dat dit meteen mijn laatste televisie-optreden was in dit verband, want tijdens de opnamen had ik af en toe het gevoel dat ik een geschiedenislesje aan het opdreunen was. Natuurlijk is het goed om nog eens stil te staan bij de vraag waarop we de afgelopen jaren allemaal hebben bezuinigd, maar die fase van zuinig aandoen is allang afgelopen.
Zelf zal ik de uitzending, die om 23.10 uur begint, waarschijnlijk niet 'live' bekijken, want sinds ik met vroegpensioen ben leid ik een heel regelmatig - andere mensen zullen meteen zeggen: heel sáái - leven. Daar hoort bij dat ik elke avond uiterlijk om elf uur naar bed ga om - meestal - om een uur of zeven weer verkwikt op te staan. Als we naar een concert gaan (wat een paar keer per maand voorkomt) red ik dat natuurlijk niet, maar echt laat maak ik het alleen op Oudejaarsavond.
Bovenstaande foto is gemaakt op de opnamedag en vervult me met de lichte vrees dat ik straks op camera opvallend zorgelijk en serieus overkom. Wellicht valt dat reuze mee, maar het zou mensen op de gedachte kunnen brengen dat een zelf gefinancierd vroegpensioen iets heel anders is dat een onbezorgde oude dag. Beter - lees: representatiever - zou het zijn om mij vanuit het struikgewas onopgemerkte te bespioneren wanneer ik buiten de krant zit te lezen dan mij voor een camera neer te zetten om een kunstje op te voeren.
De uitzending van aanstaande zondag draait om de vraag hoe je het volhoudt om tot je 67ste (of langer) door te moeten werken. In dat verband is het interessant en relevant om te weten hoe ik het voor elkaar heb gekregen om al op mijn 55ste met vroegpensioen te gaan, al is het nog niet eenvoudig om dat in een paar zinnen samen te vatten zonder de waarheid geweld aan te doen of de kijker met allerlei onbeantwoorde vragen te laten zitten.
Dus vertelde ik voor de zoveelste keer dat ik na de kredietcrisis in 2008 jarenlang geen nieuwe kleren had gekocht en liet ik me filmen op mijn tweedehands racefiets van Marktplaats. Allemaal waar en allemaal niet los te zien van mijn huidige bijna hypotheekvrije leven, maar tegelijk is het voltooid verleden tijd. In zekere zin kun je me net zo goed voor de camera slepen om nog eens te vertellen over mijn studietijd of over de stress die ik in mijn laatste jaren als chef redacteur van een in zijn voortbestaan bedreigd maandblad ervoer.
Dus, nogmaals: mijn verhaal is interessant en misschien zelfs inspirerend, maar niet meer volledig op mijzelf van toepassing. Ik ben de boer die achterover leunt na een overvloedige oogst en voor de camera nog één keer zijn schep in de zware klei steekt. Om die reden zou ik zeker gaan kijken, want het kan zomaar de laatste keer dat ik vertel over het hoe en wat van ons extra aflossen en extreem zuinige leven. De oppervlakkige kijker ziet straks een vrek met een garderobekast vol afdankertjes, terwijl ik zelf geen tel meer het gevoel heb dat ik mezelf tekort doe.
Toen ik op mijn 55ste stopte met werken, zijn we ook gestopt met extra aflossen. Over vijf maanden ben ik hypotheekvrij en dan vallen de woonlasten zelfs helemaal weg. Ondertussen kan ik op www.mijnpensioenoverzicht.nl zien dat ik na mij echte pensioendatum netto zelfs meer te besteden heb dan nu, zodat we de komende jaren steeds ruimer kunnen gaan leven. Sinds de opnamen heb ik mezelf dan ook al een nieuwe racefiets cadeau gedaan, wat nog eens onderstreept dat een vroegpensioen niet saai of statisch is, maar een leerzaam proces en een work in progress.
Zelf zal ik de uitzending, die om 23.10 uur begint, waarschijnlijk niet 'live' bekijken, want sinds ik met vroegpensioen ben leid ik een heel regelmatig - andere mensen zullen meteen zeggen: heel sáái - leven. Daar hoort bij dat ik elke avond uiterlijk om elf uur naar bed ga om - meestal - om een uur of zeven weer verkwikt op te staan. Als we naar een concert gaan (wat een paar keer per maand voorkomt) red ik dat natuurlijk niet, maar echt laat maak ik het alleen op Oudejaarsavond.
Bovenstaande foto is gemaakt op de opnamedag en vervult me met de lichte vrees dat ik straks op camera opvallend zorgelijk en serieus overkom. Wellicht valt dat reuze mee, maar het zou mensen op de gedachte kunnen brengen dat een zelf gefinancierd vroegpensioen iets heel anders is dat een onbezorgde oude dag. Beter - lees: representatiever - zou het zijn om mij vanuit het struikgewas onopgemerkte te bespioneren wanneer ik buiten de krant zit te lezen dan mij voor een camera neer te zetten om een kunstje op te voeren.
De uitzending van aanstaande zondag draait om de vraag hoe je het volhoudt om tot je 67ste (of langer) door te moeten werken. In dat verband is het interessant en relevant om te weten hoe ik het voor elkaar heb gekregen om al op mijn 55ste met vroegpensioen te gaan, al is het nog niet eenvoudig om dat in een paar zinnen samen te vatten zonder de waarheid geweld aan te doen of de kijker met allerlei onbeantwoorde vragen te laten zitten.
Dus vertelde ik voor de zoveelste keer dat ik na de kredietcrisis in 2008 jarenlang geen nieuwe kleren had gekocht en liet ik me filmen op mijn tweedehands racefiets van Marktplaats. Allemaal waar en allemaal niet los te zien van mijn huidige bijna hypotheekvrije leven, maar tegelijk is het voltooid verleden tijd. In zekere zin kun je me net zo goed voor de camera slepen om nog eens te vertellen over mijn studietijd of over de stress die ik in mijn laatste jaren als chef redacteur van een in zijn voortbestaan bedreigd maandblad ervoer.
Dus, nogmaals: mijn verhaal is interessant en misschien zelfs inspirerend, maar niet meer volledig op mijzelf van toepassing. Ik ben de boer die achterover leunt na een overvloedige oogst en voor de camera nog één keer zijn schep in de zware klei steekt. Om die reden zou ik zeker gaan kijken, want het kan zomaar de laatste keer dat ik vertel over het hoe en wat van ons extra aflossen en extreem zuinige leven. De oppervlakkige kijker ziet straks een vrek met een garderobekast vol afdankertjes, terwijl ik zelf geen tel meer het gevoel heb dat ik mezelf tekort doe.
Toen ik op mijn 55ste stopte met werken, zijn we ook gestopt met extra aflossen. Over vijf maanden ben ik hypotheekvrij en dan vallen de woonlasten zelfs helemaal weg. Ondertussen kan ik op www.mijnpensioenoverzicht.nl zien dat ik na mij echte pensioendatum netto zelfs meer te besteden heb dan nu, zodat we de komende jaren steeds ruimer kunnen gaan leven. Sinds de opnamen heb ik mezelf dan ook al een nieuwe racefiets cadeau gedaan, wat nog eens onderstreept dat een vroegpensioen niet saai of statisch is, maar een leerzaam proces en een work in progress.
donderdag 5 september 2019
Welke karaktereigenschappen helpen je op weg naar een vroege VUT?
Afgelopen maandag kreeg ik bezoek van Carolina Pruis die me haar splinternieuwe boek officieel kwam overhandigen. Hoewel de titel Happy in je werk op het eerste gezicht haaks lijkt te staan op mijn boodschap (en klinkt als precies het omgekeerde van De omgekeerde werkweek), zijn er wel degelijk raakvlakken. Want welke exit-strategie hanteer je als je toevallig niet gelukkig bent op je werkplek of ontevreden met het gekozen beroep? En over welke eigenschappen moet je beschikken wanneer je op eigen kosten eerder zou willen stoppen?
Toevallig hadden we een dag eerder in dezelfde tuin een verjaardagsfeest met een lange tafel vol visite. Tijdens het eten merkte ik op dat ik de laatste tijd steeds meer (jonge) vrouwen op een racefiets zag, waarop een van de gasten meteen sneerde dat dat onzin was want hij zag onderweg alleen maar oude mannen met dikke buiken. Omdat ik inmiddels heb geleerd dat het zinloos is om te proberen mensen ergens van te overtuigen of hun persoonlijkheid te veranderen, ging ik verder niet op het onderwerp in.
Wel dacht ik, voor het eerst nadat ik gestopt was als journalist, dit: als ik de volgende dag naar mijn werk was gegaan, had ik aan het einde van de dag vier jonge vrouwen gevonden die nog maar net hun eerste racefiets hadden aangeschaft (inclusief mijn nichtje Kristel Hormann en schrijfster Aafke Romeijn). Verder zou ik framebouwer Herman Braun hebben gebeld die mijn indruk bevestigde, cijfers boven water hebben gehaald om mijn betoog te ondersteunen en een fietsenhandelaar hebben gevonden die de hoop uitsprak dat het meer was dan een voorbijgaand modeverschijnsel.
Wat ik hiermee wil laten zien, is dat er mensen bestaan die alles meteen van tafel vegen en op elk nieuw idee direct een deksel zetten zodat het geen zuurstof krijgt. Die mensen zitten vaak zo vast in hun eigen overtuigingen dat ze er ten onrechte van overtuigd zijn dat veel dingen onmogelijk zijn en dat nog veel meer niet voor hen is weggelegd. Wie zo redeneert, fietst op zijn 66ste nog steeds met lood in de schoenen om 7 uur naar zijn werk zonder onderweg ook maar één vrouw op een racefiets te zien, zelfs niet als hij door een heel peloton wordt ingehaald.
Aan dat voorbeeld dacht ik toen Carolina Pruis mij vroeg waarom ik op mijn 55ste ben gestopt met werken, terwijl veel anderen door moeten buffelen tot ze 67 zijn of helemaal op zijn. Dat had ze me eerder al gevraagd voor 'Happy in je werk', maar inmiddels kon ik daar nog wel wat aan toevoegen. In haar boek heb ik het over discipline en doorzettingsvermogen. In de krant las ik dat een asceet lijkt op een atleet en dat klopt. Ik heb het in mijn boeken vaak over het vermogen om af te zien, om met pijn en moeite een steile berghelling te beklimmen in de wetenschap dat boven een stuk taart op je wacht en een heerlijk lange afdaling.
Uit eigen ervaring kon ik daar nog wel iets aan toevoegen. Je dient namelijk ook te beschikken over voldoende verbeeldingskracht en fantasie. Je moet geloven dat het onmogelijke soms mogelijk is en de overtuiging zijn toegedaan dat de toekomst naar je toekomt als je er vurig in gelooft en bereid bent om op goed geluk zijpaden te bewandelen en op je gevoel af te gaan. Je moet eigenwijs zijn, opstandig, dwars, creatief, geduldig én ongeduldig en je niet te snel uit het veld laten slaan of van de wijs laten brengen.
Het is echt niet zo dat ik zelf over al deze eigenschappen beschik of over alleen maar goede eigenschappen, want toeval, timing en geluk spelen elk ook hun eigen onvoorspelbare rol in het geheel. Carolina Pruis sprak voor haar boek met meer mensen en haar conclusie is dat er altijd iets belangrijks of schokkends moet gebeuren - een zogeheten 'life-event' - voordat de ogen van mensen opengaan en het tijd is voor maatregelen. In die zin dank ik alles net zozeer aan mijn Duitse (ik zou bijna zeggen: Pruisische) genen als aan de kredietcrisis die geheel onaangekondigd mijn leven overhoop gooide en de dobbelsteen een heel andere kant op liet rollen.
Toevallig hadden we een dag eerder in dezelfde tuin een verjaardagsfeest met een lange tafel vol visite. Tijdens het eten merkte ik op dat ik de laatste tijd steeds meer (jonge) vrouwen op een racefiets zag, waarop een van de gasten meteen sneerde dat dat onzin was want hij zag onderweg alleen maar oude mannen met dikke buiken. Omdat ik inmiddels heb geleerd dat het zinloos is om te proberen mensen ergens van te overtuigen of hun persoonlijkheid te veranderen, ging ik verder niet op het onderwerp in.
Wel dacht ik, voor het eerst nadat ik gestopt was als journalist, dit: als ik de volgende dag naar mijn werk was gegaan, had ik aan het einde van de dag vier jonge vrouwen gevonden die nog maar net hun eerste racefiets hadden aangeschaft (inclusief mijn nichtje Kristel Hormann en schrijfster Aafke Romeijn). Verder zou ik framebouwer Herman Braun hebben gebeld die mijn indruk bevestigde, cijfers boven water hebben gehaald om mijn betoog te ondersteunen en een fietsenhandelaar hebben gevonden die de hoop uitsprak dat het meer was dan een voorbijgaand modeverschijnsel.
Wat ik hiermee wil laten zien, is dat er mensen bestaan die alles meteen van tafel vegen en op elk nieuw idee direct een deksel zetten zodat het geen zuurstof krijgt. Die mensen zitten vaak zo vast in hun eigen overtuigingen dat ze er ten onrechte van overtuigd zijn dat veel dingen onmogelijk zijn en dat nog veel meer niet voor hen is weggelegd. Wie zo redeneert, fietst op zijn 66ste nog steeds met lood in de schoenen om 7 uur naar zijn werk zonder onderweg ook maar één vrouw op een racefiets te zien, zelfs niet als hij door een heel peloton wordt ingehaald.
Aan dat voorbeeld dacht ik toen Carolina Pruis mij vroeg waarom ik op mijn 55ste ben gestopt met werken, terwijl veel anderen door moeten buffelen tot ze 67 zijn of helemaal op zijn. Dat had ze me eerder al gevraagd voor 'Happy in je werk', maar inmiddels kon ik daar nog wel wat aan toevoegen. In haar boek heb ik het over discipline en doorzettingsvermogen. In de krant las ik dat een asceet lijkt op een atleet en dat klopt. Ik heb het in mijn boeken vaak over het vermogen om af te zien, om met pijn en moeite een steile berghelling te beklimmen in de wetenschap dat boven een stuk taart op je wacht en een heerlijk lange afdaling.
Uit eigen ervaring kon ik daar nog wel iets aan toevoegen. Je dient namelijk ook te beschikken over voldoende verbeeldingskracht en fantasie. Je moet geloven dat het onmogelijke soms mogelijk is en de overtuiging zijn toegedaan dat de toekomst naar je toekomt als je er vurig in gelooft en bereid bent om op goed geluk zijpaden te bewandelen en op je gevoel af te gaan. Je moet eigenwijs zijn, opstandig, dwars, creatief, geduldig én ongeduldig en je niet te snel uit het veld laten slaan of van de wijs laten brengen.
Het is echt niet zo dat ik zelf over al deze eigenschappen beschik of over alleen maar goede eigenschappen, want toeval, timing en geluk spelen elk ook hun eigen onvoorspelbare rol in het geheel. Carolina Pruis sprak voor haar boek met meer mensen en haar conclusie is dat er altijd iets belangrijks of schokkends moet gebeuren - een zogeheten 'life-event' - voordat de ogen van mensen opengaan en het tijd is voor maatregelen. In die zin dank ik alles net zozeer aan mijn Duitse (ik zou bijna zeggen: Pruisische) genen als aan de kredietcrisis die geheel onaangekondigd mijn leven overhoop gooide en de dobbelsteen een heel andere kant op liet rollen.
vrijdag 16 augustus 2019
Wie klaar is met aflossen, moet weer leren om geld uit te geven.
Toen wij in 2008 besloten de hypotheek versneld af te gaan lossen, vormde dat het startsein voor een radicaal ander uitgavenpatroon waarbij alles ondergeschikt was gemaakt aan dat ene, bijna heilige doel. Dat leidt ertoe dat je aan de ene kant zonder met je ogen te knipperen duizenden euro's overboekt naar de bank, terwijl je jezelf nauwelijks durft te trakteren op een kop koffie op een terras. Inmiddels zijn we bijna hypotheekvrij en kunnen we ook weer vrij beschikken over ons geld. Maar kán je dat dan nog wel of veeg je elke aankoop bij voorbaat van tafel als overbodig of te duur?
In een van mijn latere boeken reken ik voor hoe lang het duurt voordat een gedragsverandering een blijvend karakter krijgt. De schattingen verschillen, maar na een paar jaar wordt alles wat je doet vanzelf een vaste gewoonte en gaat het deel uitmaken van je persoonlijkheid en je identiteit. Zo moest ik ooit een paar kilo kwijt en besloot toen om een tijdje geen jus over mijn aardappels te doen en geen suiker in de thee. Dat leidde tot het geplande gewichtsverlies, maar ook tot een ongeplande verandering in mijn voedingspatroon die een blijvend karakter had.
Je kunt dus wel nagaan wat er gebeurt wanneer je jarenlang zuinig gaat leven om ervoor te zorgen dat je elke maand zoveel mogelijk geld bespaart. Om te beginnen krijgt het begrip 'zuinigheid' geleidelijk een andere betekenis, omdat het ongemerkt verandert in 'het nieuwe normaal'. In de ogen van andere mensen leeft je misschien nog zuinig, zelf weet je niet beter meer en ervaar je het ook niet als een last of een opoffering. Zo staat de centrale verwarming hier in de winter vaak op 17 graden (of lager), zonder dat ik dat ook maar één tel als onaangenaam of koud ervaar.
Over precies zes maanden bereiken we een nieuwe fase in ons leven - of misschien moet ik zeggen: komen we aan op de plaats waar de titel van mijn boek uit 2012 al aan refereert. Wie hypotheekvrij is, kan stoppen met aflossen en hoeft nooit meer één cent rente te betalen aan de bank. Dat is natuurlijk reden genoeg om de vlag uit te hangen en vuurwerk af te steken, maar ik vermoed dat je ook wat verweesd achterblijft en even geplaagd wordt door een gevoel van doelloosheid en leegte. Je bent elf jaar lang onderweg geweest naar deze plek zonder je af te vragen wat je er nu eigenlijk precies gaat doen.
Eenmaal hypotheekvrij, vergroot je je bestedingsruimte op twee manieren: je bent de bank geen maandelijkse rente meer verschuldigd én je hoeft niet meer te sparen voor extra tussentijdse aflossingen. Probleem is echter dat je niet eens meer weet waaraan je voorheen je geld uitgaf en je jezelf ook niet meer 'vrij' voelt om zomaar je portemonnee te trekken. Al vroeg beseften we dat zuinig leven ook een vorm van duurzaamheid is, dus er is geen sprake van dat we er straks zomaar op los gaan leven. Logischer zou zijn om te kijken of de energierekening misschien ook richting nul kan, net als eerder de hypotheekschuld.
Dat alles en meer schoot door mijn hoofd toen ik voor de spiegelende etalageruit stond van Braun Cycling en een soort mentale tijdreis doormaakte. In de vitrine stond precies dezelfde racefiets die ik mezelf ooit heb laten aanmeten door Herman Braun, toen zijn bedrijf nog was gevestigd op de zolder van een rijtjeshuis in Spijkenisse. Pas toen besefte ik hoe oud die fiets inmiddels is - ik kocht hem ergens in 1983 of 1984 - en hoeveel er sindsdien is veranderd. Zo worden de frames tegenwoordig in elkaar gelast door zijn zoon Dave, terwijl Herman voor de afwerking zorgt en tot op de millimeter nauwkeurig je zadel afstelt.
In hun bedrijf komt alles samen: ambachtelijkheid, vakmanschap, een persoonlijke benadering, duurzaamheid en een product met 'een verhaal'. Dit is geen dertien in een dozijn fiets uit een Chinese container, maar maatwerk en handwerk van een lokaal bedrijf om de hoek. Vraag maar eens aan oud-renner Erik Breukink waar hij het liefst op rijdt of aan Leontine van Moorsel. In die spiegelruit zag ik ook hoeveel ouder ik zelf intussen was geworden en hoe verouderd die eerste fiets. De enige logische vraag was vervolgens: hoe duur was die prachtige stalen fiets waar ik binnen recht tegen aanliep en had ik dat ervoor over?
In een van mijn latere boeken reken ik voor hoe lang het duurt voordat een gedragsverandering een blijvend karakter krijgt. De schattingen verschillen, maar na een paar jaar wordt alles wat je doet vanzelf een vaste gewoonte en gaat het deel uitmaken van je persoonlijkheid en je identiteit. Zo moest ik ooit een paar kilo kwijt en besloot toen om een tijdje geen jus over mijn aardappels te doen en geen suiker in de thee. Dat leidde tot het geplande gewichtsverlies, maar ook tot een ongeplande verandering in mijn voedingspatroon die een blijvend karakter had.
Je kunt dus wel nagaan wat er gebeurt wanneer je jarenlang zuinig gaat leven om ervoor te zorgen dat je elke maand zoveel mogelijk geld bespaart. Om te beginnen krijgt het begrip 'zuinigheid' geleidelijk een andere betekenis, omdat het ongemerkt verandert in 'het nieuwe normaal'. In de ogen van andere mensen leeft je misschien nog zuinig, zelf weet je niet beter meer en ervaar je het ook niet als een last of een opoffering. Zo staat de centrale verwarming hier in de winter vaak op 17 graden (of lager), zonder dat ik dat ook maar één tel als onaangenaam of koud ervaar.
Over precies zes maanden bereiken we een nieuwe fase in ons leven - of misschien moet ik zeggen: komen we aan op de plaats waar de titel van mijn boek uit 2012 al aan refereert. Wie hypotheekvrij is, kan stoppen met aflossen en hoeft nooit meer één cent rente te betalen aan de bank. Dat is natuurlijk reden genoeg om de vlag uit te hangen en vuurwerk af te steken, maar ik vermoed dat je ook wat verweesd achterblijft en even geplaagd wordt door een gevoel van doelloosheid en leegte. Je bent elf jaar lang onderweg geweest naar deze plek zonder je af te vragen wat je er nu eigenlijk precies gaat doen.
Eenmaal hypotheekvrij, vergroot je je bestedingsruimte op twee manieren: je bent de bank geen maandelijkse rente meer verschuldigd én je hoeft niet meer te sparen voor extra tussentijdse aflossingen. Probleem is echter dat je niet eens meer weet waaraan je voorheen je geld uitgaf en je jezelf ook niet meer 'vrij' voelt om zomaar je portemonnee te trekken. Al vroeg beseften we dat zuinig leven ook een vorm van duurzaamheid is, dus er is geen sprake van dat we er straks zomaar op los gaan leven. Logischer zou zijn om te kijken of de energierekening misschien ook richting nul kan, net als eerder de hypotheekschuld.
Dat alles en meer schoot door mijn hoofd toen ik voor de spiegelende etalageruit stond van Braun Cycling en een soort mentale tijdreis doormaakte. In de vitrine stond precies dezelfde racefiets die ik mezelf ooit heb laten aanmeten door Herman Braun, toen zijn bedrijf nog was gevestigd op de zolder van een rijtjeshuis in Spijkenisse. Pas toen besefte ik hoe oud die fiets inmiddels is - ik kocht hem ergens in 1983 of 1984 - en hoeveel er sindsdien is veranderd. Zo worden de frames tegenwoordig in elkaar gelast door zijn zoon Dave, terwijl Herman voor de afwerking zorgt en tot op de millimeter nauwkeurig je zadel afstelt.
In hun bedrijf komt alles samen: ambachtelijkheid, vakmanschap, een persoonlijke benadering, duurzaamheid en een product met 'een verhaal'. Dit is geen dertien in een dozijn fiets uit een Chinese container, maar maatwerk en handwerk van een lokaal bedrijf om de hoek. Vraag maar eens aan oud-renner Erik Breukink waar hij het liefst op rijdt of aan Leontine van Moorsel. In die spiegelruit zag ik ook hoeveel ouder ik zelf intussen was geworden en hoe verouderd die eerste fiets. De enige logische vraag was vervolgens: hoe duur was die prachtige stalen fiets waar ik binnen recht tegen aanliep en had ik dat ervoor over?
Abonneren op:
Posts (Atom)