Zoeken

vrijdag 3 maart 2017

De snelweg naar stressland is dus eigenlijk een sneltrein

In Het plakbandpensioen vertel ik hoe ik tot oktober 2008 op de snelweg naar stressland zat tot ik impulsief een ruk aan het stuur gaf en een onverhard zijweggetje insloeg. Dat is een accurate vergelijking die je nog veel verder kunt doortrekken en uitdiepen, maar toch kom ik steeds weer uit bij een andere vorm van transport als ik probeer te beschrijven in welke fase in mijn leven ik me nu bevind (of, zo je wilt, op welk station). Dat besefte ik weer eens toen ik afgelopen weekend in de krant las dat werkloze 50-plussers op een zijspoor komen te staan. Niet alleen ben ik helemaal niet "werkloos" (want ik heb geen uitkering en zoek geen baan), ik voel me ook alles behalve uitgerangeerd.


Een paar boeken eerder, in het onvolprezen Helemaal Vrij!, had ik al eens een andere vergelijking gemaakt. Toen ik dat boek schreef, bevond ik me in een heel andere situatie en in een volstrekt andere gemoedstoestand. Zo was ik net mijn baan als journalist kwijtgeraakt, zodat ik me een tikje beduusd afvroeg hoe het nu verder moest. Ik was van mijn aflossingsvrije hypotheek af, maar wist niet hoe het verhaal verder zou gaan lopen en hoe het allemaal zou aflopen. Wel kon ik duidelijk omschrijven hoe ik me voelde: alsof ik uit een voortrazende sneltrein was gevallen en nu wat verstrooid op zoek moest naar de dienstregeling.

De meeste werkende mensen zullen zich wel in die vergelijking herkennen, zeker als ze elke dag letterlijk de trein pakken naar hun werk. Ik kwam op dat idee doordat ik het gevoel had op een verlaten stationnetje in een lege vlakte terecht te zijn gekomen waar nog maar zelden een trein stopte. Eindelijk had ik alle tijd om eens rustig op een bankje te gaan zitten, lekker uit te puffen en op mijn gemak om me heen te kijken. Pas op zo'n moment merk je hoe verrekte snel al die passerende intercity's eigenlijk gaan en pas dan besef je hoe alles in een waas aan je voorbij trekt als je vanuit de trein naar buiten probeert te kijken.


Later werkte ik die beeldspraak nog verder uit door mijn lezers uit te dagen met de vraag waarom ze zelf eigenlijk in die trein zitten. Is dat omdat iedereen dat doet? Zit je alleen maar in die trein omdat je ooit bent ingestapt en je je verder nooit meer iets hebt afgevraagd? Gaat die trein zo hard dat je niet eens meer de kans hebt om de bordjes te lezen van de stations die je onderweg passeert? Weet je eigenlijk wel waarheen die trein eigenlijk op weg is? En wat verwacht je op het eindstation aan te treffen? Is dat alleen maar een laatste halte of wacht daar een beloning die al dat reizen - en misschien wel de bijbehorende wagenziekte - de moeite waard maakt?

In werkelijkheid staan de meeste mensen helemaal niet bij dat soort vragen stil of pas op het moment dat het einde van de rit nadert en ze beseffen dat de reis wel heel snel is gegaan. Ook in mijn geval was er een schokkende gebeurtenis voor nodig om mij wakker te schudden, want in feite verscheurde mijn werkgever mijn treinkaartje door het tijdschrift op te doeken waar ik voor werkte. Als dat niet was gebeurd, zat ik nu waarschijnlijk nog steeds in een stiltecoupé mijn tienduizendste interview uit te tikken zonder na te denken over de rest van het traject en zonder me af te vragen wat een geschikt moment was om uit te stappen of om uit mezelf aan de noodrem te trekken.


Pas toen ik een tijdje op dat verlaten station had rondgehangen, wist ik dat ik nooit meer op die trein wilde stappen. In mijn volgende boek vertel ik dat er welgeteld nog twee wagons voor mijn neus zijn gestopt maar dat ik er bewust voor heb gekozen om de rest van de reis op een oude fiets af te leggen en daarbij ook bewust een heel andere richting in ben geslagen. Veel werkloze 50-plussers hebben het gevoel op een zijspoor te zijn aangekomen, terwijl ik juist denk dat mijn leven op een dood spoor zat toen ik nog voort denderde van deadline naar deadline. In die zin ben ik niet uitgerangeerd of afgeserveerd, maar juist uitgerust en opgeveerd.

Nu ben ik een fulltime schrijver die niet langer in vaste dienst is en zich ook niet hoeft te houden aan een dienstregeling. Sommige lezers vroegen zelfs of ik van plan was om ook weer eens een roman te schrijven of zelfs een ouderwetse thriller. Nu sluit ik niets uit omdat ik juist het gevoel heb dat nu alles weer mogelijk is, maar de kans dat ik na mijn volgende boek (september 2017) ineens met een vervolg op de proppen kom op Terugslag of Gramschap is uiterst klein. Ik heb destijds enorm veel plezier beleefd aan het schrijven van al die boeken, maar tegelijk beschouw ik dat toch ook een beetje als een gepasseerd station.