Zoeken

zondag 24 april 2016

Hoe belangrijk is het zetten van een stip op de horizon?

Op het moment dat ik op mijn 51ste mijn vaste baan als chef redacteur kwijtraakte, had ik nét mijn hele aflossingsvrije hypotheek afgelost. Om die reden zeg ik wel eens dat ik al jaren aan het voorsorteren was op een andere manier van leven, eigenlijk al vanaf het moment dat ik in oktober 2008 besloot om korte metten te maken met de hypotheek. Je kunt ook zeggen dat ik al met een reddingsvest om op het dek van de Titanic stond toen de ijsberg nog niet eens aan de horizon was verschenen.


Er wordt wel eens gezegd dat ik "geluk" heb gehad dat ik het hele aflossingsvrije deel van de hypotheek had weggewerkt, toen ik op straat kwam te staan. Op dezelfde manier kun je stellen dat het lot me bepaald gunstig gezind was en ook dat er aan mijn gevoel voor timing niets schort. Zoals zo vaak was het echter vooral een combinatie van factoren. Ik heb mazzel gehad (want ik had er in 2009 bij de eerste reorganisatie al uit kunnen vliegen), maar ben ook precies op tijd gaan sparen en heb dat in een adembenemend tempo gedaan.

De geschiedenis lijkt zich nu te herhalen, want vanaf 1 mei is het de bedoeling dat ik vijf jaar lang ga leven van mijn spaargeld. Ik kwam op dat idee door alle berichten die ik las over het "basisinkomen" en kwam uit op een bedrag van 1000 euro per maand door de titel van bovenstaand boek. Een snelle rekensom leert dat ik daarvoor een bedrag van 60.000 euro nodig zou hebben. Dat lijkt veel, maar in voorgaande jaren waren we erin geslaagd om elke twaalf maanden een bedrag tussen de 15.000 en 20.000 euro af te lossen door te gaan leven van de helft van het gezinsinkomen.

Nadat we de aflossingsvrije hypotheek tot de laatste cent hadden afgelost, zijn we gestopt met aflossen maar doorgegaan met sparen. In de praktijk veranderde er echter niets, alleen maakten we het bedrag niet langer over naar de bank maar zetten we het in plaats daarvan op een bankrekening. Ik heb dat potje "basisinkomen" gedoopt (hoewel het in eerste instantie "vroegpensioen" heette) en als doelbedrag 60.000 euro ingevoerd. Dankzij een handig ringdiagram kun je vervolgens in één oogopslag zien hoe ver je bent en hoeveel je nog moet sparen.

Ik heb versneld aflossen wel eens een spelletje genoemd en een sport (en zelfs een gezonde verslaving), maar dat geldt net zo goed voor dit nieuwe experiment. Met elke inleg kwam het einddoel dichterbij en daarmee het begin van een nieuwe fase in mijn leven. Als ik op maandag 2 mei wakker word, weet ik zeker dat ik de komende vijf jaar nooit meer de wekker hoef te zetten en geen letter op papier hoef te zetten om rond te kunnen komen. Dat is ook wat de pleitbezorgers van een basisinkomen zo aantrekt: het besef dat je belangrijkste uitgaven bij voorbaat zijn afgedekt zodat je je energie ergens anders op kunt richten.

Frappant is dat ook nu mijn timing perfect was (of een van de andere hierboven genoemde varianten). Precies twee weken voor de deadline wist ik het doelbedrag te halen en kleurde het ringdiagram opeens groen. Dat is niet alleen een heuglijk feit, maar doet ook de vraag rijzen wat het effect is van een stip op de horizon. Bereik je in het leven iets of krijg je soms iets door er de hele tijd aan te denken en er voortdurend mee bezig te zijn (net zoals het boek The Secret belooft)? Had ik wellicht 70.000 euro bij elkaar gespaard als dát het oorspronkelijke doel was geweest (of "maar" 50.000 als ik de lat ietsje lager had gelegd?

Het feit dat ik daar een vraag van maak, laat zien dat ik het antwoord nog niet precies weet. Wel ben ik ervan overtuigd dat er een causaal verband bestaat, dat niets met hocuspocus te maken heeft maar alles met focus. Sinds 2008 hebben we van alles doelbewust gedaan en ook heel doelgericht. Niet alleen zijn we vanaf dat moment een heel andere richting ingeslagen, ons leven heeft ook weer richting gekregen. Voor die tijd waren we alleen maar aan het werk, nu zijn we ergens naartoe aan het werken. En dat werkt blijkbaar.

vrijdag 22 april 2016

We mogen best even stilstaan bij al die verkeersdoden

Natuurlijk was er in de kranten vanmorgen heel veel aandacht voor die ene bekende dode, maar dat verklaart niet waarom het bericht over het stijgende aantal verkeersdoden zo weinig aandacht kreeg. Niet alleen steeg dat percentage fors (met 9% in een jaar), er is ook sprake van een trendbreuk. De afgelopen decennia is het aantal verkeersdoden juist steeds verder gedaald. Hopelijk lezen we morgen in de zaterdagkranten alsnog of dat wellicht iets te maken heeft met: (a) de toenemende drukte op de wegen, (b) het groeiende aantal ouderen op e-bikes, (c) onze gehaaste levensstijl of (d) de verhoging van de maximumsnelheid naar 130.

Vandaag heb ik tot nu toe nog maar twee kranten helemaal uitgelezen, dus ik moet voorzichtig zijn met mijn conclusies. Feit is echter dat zowel De Volkskrant als De Telegraaf er een piepklein bericht van hebben gemaakt, in het eerste geval zelfs van slechts dertien regels. Dat geeft helemaal niet als ze daar morgen nog eens uitvoerig op terugkomen, maar zo verlies je als krant natuurlijk wel de strijd met sociale media. Gisteren werd op Twitter bijvoorbeeld meteen al de vraag gesteld of die stijging wellicht iets te maken heeft met de verhoging van de maximumsnelheid naar 130. Een terechte vraag, want ook op de snelwegen is het aantal verkeersdoden toegenomen.

Het is ook een belangrijke vraag, want wat moet je met die maatregel als blijkt dat het verkeersbeeld er onrustiger en gevaarlijker van wordt? Is het alleen maar leuk om hard te rijden op de snelweg en hebben we daar best een paar extra dodelijke slachtoffers voor over? Levert het daadwerkelijk tijdwinst op of profiteert vooral de staatskas ervan omdat auto's die 130 rijden (of harder) veel meer brandstof verbruiken dan gepensioneerde schrijvers die met 90 km/u over de snelweg schuifelen? Ik kan me voorstellen dat je daar even onderzoek naar moet doen voordat je als krant harde conclusies trekt, maar tegelijk lijkt me dit een interessanter onderwerp voor columnisten dan de vraag of je spaghettibandjes moet toestaan op basisscholen.


Als autojournalist heb ik in genoeg dure en snelle auto's gezeten om te weten dat het leuk is om bij een stoplicht het gaspedaal diep in te drukken zodra het op groen springt en een paar tellen later alweer honderd te rijden. Op de Duitse Autobahn heb ik daadwerkelijk een keer 250 km/u gereden in een heel snelle Seat en dat was zo'n bloedstollende ervaring dat ik de kans om 300 te rijden aan me voorbij heb laten gaan (hoewel ik dus wel een keer een auto heb getest die dat zou moeten kunnen halen). Wie hard rijdt, voelt zich machtig en vrij tegelijk en kan zichzelf wijsmaken dat hij lekker opschiet, ook al moet hij bij elk rood stoplicht weer vol in de remmen.

Persoonlijk wil ik graag weten waar die stijging van het aantal verkeersdoden nou precies vandaan komt, ook al omdat ik gisteren met mijn racefiets een man van dik in de zeventig inhaalde die op zijn elektrische fiets nauwelijks langzamer reed en géén helm droeg. Vallen daar veel slachtoffers? Stijgt niet alleen het aantal verkeersdoden maar ook het aantal (zwaar)gewonden? Weet iemand nog hoe ontzaglijk veel rustiger het twintig jaar geleden op de snelweg was op zondag en mogen we daar een keer een staatje of een grafiek van zien?

Als de verhoging van de maximumsnelheid inderdaad heeft bijgedragen aan de stijging van het aantal verkeersdoden, dan is het een tragische vergissing geweest en een dure grap. Hardrijden kan een uitlaatklep zijn voor stress, maar leidt volgens mij ook tot veel meer irritatie en gevaarlijke situaties doordat de onderlinge verschillen veel groter worden. Als ik vroeger met 90 km/u op de A2 reed richting Amsterdam, verplaatste ik me maar iets langzamer dan het overige verkeer. Nu ben ik een sukkel in een Alto die 40 tot 50 kilometer langzamer rijdt dan al die snelheidsduivels in hun SUV's en alleen veilig thuiskomt als hij in het kielzog van een vrachtwagen blijft hangen.

En dan hebben we het alleen nog maar gehad over verkeersveiligheid en het aantal doden dat rechtstreeks in verband kan worden gebracht met de manier waarop we ons verplaatsen en de snelheid waarmee we dat doen. Minstens zo interessant is het om hardrijden te koppelen aan kwesties als duurzaamheid, geluidsoverlast, brandstofverbruik en luchtverontreiniging. Want het kan best dat we met onze gehaaste levensstijl niet alleen met levens spelen, maar er ook voor zorgen dat de aarde in een nog sneller tempo onleefbaar wordt.

donderdag 21 april 2016

Wie werkt is belangrijk, wie stopt wordt snel vergeten

Gisteren slaakte ik een diepe zucht toen ik Hans Wiegel weer eens pontificaal op de voorpagina van De Telegraaf zag staan. Deze keer hadden journalisten hem gebeld (of was het andersom?) voor een scherp citaat over de wachtgeldregeling. Wiegel vond het "grappenmakerij" waar snel een einde aan moet worden gemaakt. Dat is op zijn minst een tikje oncollegiaal, want ik ga er ook niet voor pleiten om ontslagvergoedingen aan banden te leggen nu ik zelf niet meer kan worden ontslagen. Tegelijk bevestigt dit zoveelste media-optreden van de beste minister-president die Nederland nooit heeft gehad precies wat ik vlak daarvoor gelezen had in het boek Drukker dan ooit


Toen ik bezig was met research voor het boek dat uiteindelijk in 2014 zou verschijnen en als titel Het nieuwe nietsdoen mee zou krijgen, viel het me op dat gepensioneerden op verjaardagen vaak melden dat ze het zo druk hebben, soms zelfs "drukker dan ooit". Dat leidde uiteindelijk tot een hoofdstuk dat op pagina 77 van dat boek begint met als titel Waarom hebben gepensioneerden het toch altijd zo druk? Zelf was ik namelijk van plan het veel rustiger aan te gaan doen en daar niet op te wachten tot ik eindelijk de AOW-leeftijd had bereikt.

Bij het schrijven van dat hoofdstuk ben ik op de gebruikelijke manier te werk gegaan: diep en lang nadenken en hardop filosoferen. Vaak leidt dat proces tot allerlei interessante gedachtesprongen en nieuwe inzichten en. Zo haal ik het aloude (en volstrekt onjuiste) spreekwoord aan dat van hard werken nog nooit iemand is doodgegaan en vraag ik me af of mensen soms denken dat je dat dus ook straffeloos om kunt keren: dat je geen tijd hebt om dood te gaan als je maar hard genoeg blijft doorwerken? In plaats daarvan had ik ook het boek Drukker dan ooit van Cisca Dresselhuys uit de bieb kunnen halen, want daarin krijg je alle antwoorden op een presenteerblaadje aangereikt.


In het boek komen verschillende mensen aan het woord die er niet over peinzen om te stoppen met werken, zelfs niet nadat ze hun pensioendatum - toen nog 65 - allang zijn gepasseerd. Stukadoors of stratenmakers komen in het boek niet voor, wel veel kunstenaars, schrijvers, journalisten en politici. De interviews stammen uit de periode tussen 2009 en 2011 en zijn eerder verschenen in het immer positief getoonzette ouderenblad Zin! Daar hoort zin in werk blijkbaar bij, want ik heb gemerkt dat ze iets minder goed uit te voeten kunnen met mijn persoonlijke motto "dat je nooit te jong bent om met pensioen te gaan".

Het boek had perfect gepast in de leeslijst achterin Het nieuwe nietsdoen (zeker omdat het bij dezelfde uitgever is verschenen), maar toch is het goed dat ik het pas vijf jaar later heb gelezen. Niet alleen betekent langer doorwerken inmiddels twee jaar langer doorwerken, ook de verhalen van de betrokkenen bekijk je nu met heel andere ogen. Dat van Els Borst is natuurlijk wrang geëindigd op een manier die niemand kon voorzien, maar van veel andere personen kun je vaststellen dat hun pogingen om mee te blijven draaien en mee te blijven tellen futiel zijn.

Jozias van Aartsen is nog steeds burgemeester van Den Haag, maar er gaan weken voorbij zonder dat je in de krant iets leest over Karla Peijs, Sybilla Dekker of Hanja Maij-Weggen. Natuurlijk, Hans Wiegel stond deze week weer eens op de voorpagina van De Telegraaf, maar hij had ook stilletjes kunnen wachten tot hij deze zomer 75 wordt en vanwege dat feit nog eens in het zonnetje wordt gezet. Maar dat blijkt voor veel mensen die lang in de publiciteit hebben gestaan het lastigste: vrede hebben met een plek buiten de schijnwerpers. Opeens tel je niet meer mee en rinkelt de telefoon nog maar zelden.

Je kunt stoppen met werken zien als "verspilling van talent", maar vaak is het alleen maar een logische en onvermijdelijke volgende stap. Hoe nuttig en belangrijk het werk van alle geïnterviewden ook is - of is geweest - tussen de regels door lees je dat er ook angst meespeelt: voor lichamelijk verval en de dood, voor stilte en stilstand, voor een lege agenda en de leegte in zichzelf. Soms is het werk op die leeftijd zelfs letterlijk een vlucht om het verdriet vanwege een overleden partner te verdringen of te verwerken. Als alle mooie toekomstplannen niet doorgaan doordat een van beiden ziek wordt of wegvalt, kun je soms maar beter je agenda weer helemaal volplannen.

Dat bevestigt mijn uitgangspunt dat je inderdaad het best kunt beginnen met het afbouwen van je loopbaan op het moment dat je nog relatief jong en gezond bent. Dan ontdek je namelijk op tijd dat werk helemaal niet zaligmakend is en zeker geen doel op zich zou moeten zijn. Want uiteindelijk leid je pas écht een leeg leven, wanneer je op de pensioengerechtigde leeftijd nog steeds werkweken van 60 uur draait en oprecht denkt dat het enige alternatief voor dat hectische bestaan bestaat uit "voor de buis hangen" en "louter consumeren".

woensdag 20 april 2016

Geen haast = geen stress

Toen ik eerder dit jaar een lezing moest geven voor het eerste Radar Extra College, kwam ik terecht in zo'n gruwelijk lange file op de A15 dat ik alleen al een halfuur nodig had om door de tunnel onder de rivier de Noord te komen. Ik haalde het allemaal net op tijd, maar die barre tocht leverde zoveel stress op dat ik me voornam om herhaling koste wat kost te voorkomen. Dus vertrok ik gisteren al om half twee 's middags naar Oldenzaal waar ik pas om half acht 's avonds verwacht werd voor een lezing over Het plakbandpensioen.


Te laat komen is dan alleen nog maar mogelijk bij dusdanige pech onderweg dat die niet ter plekke kan worden verholpen door de wegenwacht. Gelukkig liet mijn tien jaar oude Alto me niet in de steek toen ik op mijn gemak met negentig kilometer per uur over de snelweg tufte. Dat is de eerste stap naar een stressloos leven: lekker ontspannen achter het stuur zitten met een kop koffie erbij, rustig om je heen kijken en je niet onnodig haasten. Ook gisteren viel me weer op dat veel automobilisten rijden alsof ze onderweg zijn naar die ene allesbeslissende vergadering over de toekomst van de euro als gemeenschappelijke munt.

Toen mijn navigatiesysteem meldde dat er bij Voorst toch nog een langzaam rijdende tot stilstaande file was, ben ik de snelweg afgegaan en binnendoor naar Oldenzaal gereden via Zutphen en Lochem. Voor de verandering had ik weer eens een ouderwetse wegenkaart van de ANWB bij me, al was het geen oude maar een splinternieuwe: ik had hem vorig jaar voor mijn verjaardag gevraagd omdat ik vermoedde dat ik daar wel eens gebruik van zou gaan maken. Bij een plakbandpensioen horen binnenweggetjes en toeristische routes, want je hebt niks aan een paar minuten tijdwinst als je alle tijd van de wereld hebt.

Natuurlijk was ik er veel te vroeg (half vijf), maar daar had ik op gerekend. Voor vertrek had ik niet alleen een tuinstoel met kussen achterin de auto gelegd, maar ook een boek, vier belegde boterhammen en twee aangebroken flesjes ijsthee die wat verweesd in de koelkast waren achtergebleven. In Oldenzaal volgde ik dus niet de bordjes centrum, maar reed ik precies de andere kant uit richting Het Hulsbeek. Dat bleek ondanks de rustgevende bordjes een recreatiegebied waar van alles te doen is, maar ik vond een lege parkeerplaats in het groen waar ik mijn auto parkeerde en de tuinstoel uitlaadde. Zo heb ik uren op mijn gemak zitten lezen voordat ik de laatste paar kilometer aflegde naar de bibliotheek.

Dat is op zich al een enorme luxe: om op een doordeweekse dag rustig in het zonnetje te kunnen gaan zitten lezen. Om je in een boek te verdiepen heb je namelijk niet alleen tijd nodig, maar ook rust in je hoofd. Veel mensen zijn zo druk aan het multitasken dat die mallemolen nooit tot stilstand komt en ze alleen nog in de vakanties aan een boek toekomen. Dat verklaart voor een deel waarom het vooral scholieren en ouderen zijn die gebruik maken van de bibliotheek én mensen met een omgekeerde werkweek of een plakbandpensioen.

Er waren meer dan veertig mensen afgekomen op deze lezing die in dubbel opzicht uniek was: het was mijn éérste lezing over Het plakbandpensioen en meteen ook de laatste voordat mijn eigen plakbandpensioen officieel van start gaat op 1 mei a.s. De zaal reageerde enthousiast op mijn verhaal en ik heb nu nog kramp van het signeren. Volgens mij heb ik in elk boek weer een heel andere handtekening gezet, want in dit digitale tijdperk ben je zelfs als schrijver zo je eigen handschrift kwijt.

Na de pauze mochten er vragen worden gesteld en toen kwam iets ter sprake waar ik zelf nog amper bij stil had gestaan. Maar opeens hoorde ik mezelf vertellen dat ik weer een nieuw niveau heb bereikt als het om zoiets als "zen" gaat. Voorheen was buiten zitten voor mij synoniem aan buiten een boek zitten lezen, maar sinds kort kan ik ook gerust een halfuur rustig in de tuin zitten en alleen maar om me heen kijken. Ik kijk hoe de meerkoet aan het slepen is met dood riet, zie kauwen wegvliegen met plukjes gras voor hun nesten en volg met mijn blik wolkenformaties als ze langzaam overtrekken.

Ook noteer ik vogelsoorten die ik voor het eerst zie (al moet ik die meestal wel opzoeken op internet). Zo weet ik vrij zeker dat ik pas voor het eerst een puttertje heb gezien, net zoals ik de afgelopen tijd ook maar één keer een koppel groene spechten op het terras heb gezien. Soms komt dat doordat vogels zeldzaam zijn of schuw, maar het heeft er ook mee te maken dat we het meestal te druk hebben om onze eigen omgeving op te merken en zo gehaast leven dat het leven als het ware als een waas aan je voorbij trekt.

maandag 18 april 2016

Mijn doppelganger woont in Limburg en heeft een hond

Zaterdagmorgen, nog voor ik zelf naar de boekhandel was vertrokken voor een stapel kranten, werd ik door een lezer geattendeerd op een interview in de bijlage Tijd van Trouw met als kop "Ik ben nu heel goed in niksdoen". Logisch dat mensen dan meteen aan mij denken, zeker als ze Het nieuwe nietsdoen in de kast hebben staan. Toen ik het bewuste vraaggesprek even later opensloeg viel ik van de ene verbazing in de andere. Niet alleen bleek de hoofdpersoon precies even oud als ik, het leek soms wel of ik mezelf hoorde praten. En dan heeft zijn vrouw ook nog eens dezelfde naam als de mijne.


Bij nader inzien had ik de naam Bas Hoogland al wel eens voor bij zien komen. Dat is niet verbazingwekkend, want hij is zeer actief op Twitter en houdt een veelgelezen blog bij over zijn ervaringen. Daarin vertelt hij hoe hij het roer omgooide door zijn drukke, stressvolle baan op te zeggen en samen met zijn vrouw een B&B te beginnen. Zijn verhaal laat meteen zien dat je daarvoor helemaal niet naar het buitenland hoeft te vertrekken, want in Vijlen wáán je je al ergens in het zonnige zuiden en is de drukke Randstad heel ver weg.

Hoogland stopte vorig jaar als commercieel directeur van Landal GreenParks en kocht van zijn spaargeld een prachtig vakwerkhuis in de Limburgse heuvels. Daar verhuurt hij kamers, waardoor hij zijn oude vak nooit helemaal hoeft los te laten. Aanleiding om deze stap te zetten, was zijn gezondheid. Hoogland lijdt aan diabetes en moest al twee keer gedotterd worden. Als oorzaak noemt hij zijn ongezonde levensstijl in de tijd dat hij lange werkweken draaide en zes keer op een dag vergaderde. Niet alleen was hij te zwaar, hij rookte en snoepte teveel en deed te weinig aan lichaamsbeweging.


In het interview staan zoveel herkenbare dingen, dat ik mijn rode pen beter zou kunnen gebruiken om de verschillen tussen zijn situatie en de mijne te onderstrepen. Zo hebben we allebei "een pensioengat van hier tot Sydney" (in mijn geval zelfs: bijna 17 jaar) en geven we lezingen over onze nieuwe leven en de lessen die we daaruit hebben getrokken. Frappant is dat hij zegt dat hij, terwijl hij het nu veel zuiniger aan moet doen dan voorheen, de tijd van zijn leven heeft. De grote winst - en daar draait volgens mij alles om - is dat hij nu ook tijd hééft. Dus maakt hij lange wandelingen met zijn hond door de Limburgse heuvels en geniet hij zelfs van het op zijn dooie gemak stofzuigen van de gastenkamers.

Door zijn gezondheidsproblemen is hij zich er volgens eigen zeggen "extra van bewust dat we hier geen tweehonderd jaar rondlopen". Dus doet hij wat iedereen zou moeten doen: de dag plukken, omschakelen naar een lager levenstempo en genieten van simpele dingen. Daar herkende ik zoveel in dat ik hem op Twitter vroeg of hij het leuk zou vinden als ik hem een exemplaar van mijn nieuwste boek op zou sturen. Dat vond hij heel aardig aangeboden (zijn motto is dan ook: "Aardig zijn kost niks"), maar natúúrlijk had hij Het plakbandpensioen allang gelezen...

zondag 17 april 2016

Ja hoor, daar is-ie weer: 50 is het nieuwe 30!

Dit weekend kreeg ik vanuit de media weer allerlei tegenstrijdige geluiden te horen. Eerst werd ik geattendeerd op het bericht dat de riante vertrekregeling die de Belastingdienst haar personeel heeft aangeboden, massaal gebruikt wordt als een soort verkapt vroegpensioen. De volgende ochtend las ik echter weer allerlei blije verhalen over de vitaliteit van vijftigers die nog maar net over de helft van hun werkzame leven zijn en na hun pensioen mogen rekenen op "twintig jaar genieten van het pensioen". Zelf zie ik dat toch ietsje anders.


Bij nader inzien blijkt het artikel uit te gaan van oude cijfers, want die twintig jaar pensioen bereik je statistisch gezien alleen als je al op je 63ste stopt met werken en je vervolgens precies houdt aan de gemiddelde levensverwachting. Wie (zoals ik) waarschijnlijk pas AOW krijgt als er 68 kaarsjes op zijn taart staan, kan daar op voorhand dus al vijf jaar van aftrekken. Vervolgens moet je je afvragen of je dan inderdaad nog zin hebt in allerlei wilde wereldreizen, al dan niet met een rugzak op de rug van een ezel.

Bij nóg nader inzien blijkt de populatie van backpackende 60-plussers te bestaan uit één persoon, te weten de vader van de journaliste die het stuk geschreven heeft. Hij moet bovendien nog vertrekken en kwam alleen maar op dit wilde plan omdat hij zich na zijn pensionering stierlijk verveelde. Er wordt in het artikel wel een wat oudere wereldreiziger aangehaald, maar die is pas 55 als ze aan haar avonturen begint en is gaandeweg steeds luxer en comfortabeler gaan reizen.

Kortom, hier wordt dus weer eens het etiket kippensoep op een blik bruine bonen geplakt, want inhoudelijk gaat het heel ergens over en ziet het er allemaal een stuk minder rooskleurig uit dan het intro suggereert. Interessant is het artikel echter wel, want absolute lariekoek (we worden straks 130 en misschien zelfs wel onsterfelijk) wordt afgewisseld met solide adviezen. Zo pleit hoogleraar Marcel Olde Rikkert (die ik ook aanhaal in Het plakbandpensioen) ervoor om je werkzame leven langzaam af te bouwen en om al tijdens je carrière voldoende rust en vrije tijd in te bouwen. Pensioen is alleen maar een zwart gat als je geen hobby's hebt en als je zelfbeeld zo laag is dat je voortdurend bevestiging nodig hebt.

In de weekendbijlage van een andere serieuze krant lees ik dat "50 het nieuwe 30 is" (of beter: vijftig het nieuwe dertig). Dat klinkt leuk, maar is helaas een vorm van wensdenken die mensen totaal op het verkeerde been zet. Bovendien hanteert de schrijfster een merkwaardige cirkelredenering: omdat mensen steeds langer door moeten werken, moeten we ook het beeld in stand houden dat vijftigers net zo energiek, flexibel en vitaal zijn als dertigers. Praten over uitgebluste vijftigers is stigmatiserend en verkleint hun kansen op de arbeidsmarkt.

Beter is het om werkgevers wijs te maken dat deze groep nog genoeg "groeimogelijkheden voor de boeg heeft" en "maar weinig verder is dan halverwege zijn carrière". Klinkt allemaal leuk, maar doet me denken aan die kille rekenaar die ooit bij ons op de werkvloer werd geparkeerd om te zien of het allemaal niet wat efficiënter en goedkoper kon. Als je over een marathon vier uur doet, weerhoudt immers niets je ervan om er op een werkdag meteen maar twéé helemaal uit te lopen. Tenminste: als je alleen naar cijfers en gemiddelden kijkt.

Om die vergelijking met de marathon nog even door te trekken: je kunt voortaan wel besluiten dat de finish pas na 52 kilometer op de lopers wacht, maar dan moet je niet raar staan te kijken als mensen totaal uitgeput over de streep komen of al ver voor het einde van de wedstrijd geblesseerd raken of instorten. In die zin is het verhaal; dat we "straks allemaal 130 worden" net zo'n sprookje als de belofte dat we na het bereiken van de AOW-datum nog twintig jaar kunnen genieten van ons pensioen. Als je de eindstreep al ongeschonden haalt, heb je waarschijnlijk eerder behoefte aan een elektrische fiets dan aan een enkele reis rond de wereld.

vrijdag 15 april 2016

Wanneer valt het spitsuur van het leven nou eigenlijk precies

Als in de media wordt gesproken over "spitsuurgezinnen", gaat het doorgaans over jonge tweeverdieners met kleine kinderen en hoge woonlasten. Daardoor zou gemakkelijk het beeld kunnen ontstaan dat dit de zwaarste en lastigste periode is uit een mensenleven, terwijl het misschien wel de meest onbezorgde en gelukkigste zou moeten zijn. Op latere leeftijd zit je namelijk nogal eens ingeklemd tussen puberende kinderen en hulpbehoevende ouders, terwijl je nog steeds net zo hard  moet werken en je huis nog steeds niet is afgelost.

Volgens de meeste definities die ik tegenkwam op internet gaat het bij "spitsuurgezinnen" om gezinnen waarvan beide ouders fulltime werken en daarnaast de taken in het huishouden moeten zien te verdelen. Als de kinderen erg jong zijn slaap je ook nog eens slecht, als je al niet wakker lag van de hoge hypotheek die je net hebt afgesloten. Tegelijk sta je nog aan het begin van je carrière en moet je nog sprongen maken in je salaris, terwijl je oudere collega's minder zorgen hebben en meer inkomen. Zo zijn de lusten en lasten niet eerlijk - of in ieder geval niet erg handig - verdeeld over een mensenleven.

Laten we ook niet lichtvaardig doen over dit onderwerp, want als het om de combinatie van werk en zorg gaat heb ik inderdaad "makkelijk praten". Mijn echtgenote heeft na de geboorte van onze oudste zoon nooit meer dan twee dagen per week gewerkt en de naschoolse opvang werd verzorgd door (schoon)ouders, dus de stress bleef binnen de perken. Tussendoor heeft mijn vrouw een paar maanden ingevallen op een andere school zodat ze tijdelijk een fulltime baan had en dat ging ernstig ten koste van de kwaliteit van ons leven. Met twee fulltime banen zou één van ons allang een burn-out hebben gehad of naar een advocaat hebben gebeld om het huwelijk te laten ontbinden.

Tegelijk heb ik toen vaak hardop gezegd dat ons leven "nooit beter zou worden dan dit". We waren gezond en fit, barstten van de energie en hadden voor ons gevoel nog een heel leven voor ons. Onze ouders leefden nog en waren nog niet hulpbehoevend, terwijl de kinderen vol blijdschap naar de voordeur renden als je uit je werk thuiskwam. Beter, leuker of makkelijker dan toen is het ook nooit geworden, zelfs niet nu ik op het punt sta officieel met plakbandpensioen te gaan.


Jonge journalisten - en dan heb ik het over dertigers en veertigers - maken vaak deel uit van zo'n spitsuurgezin en hebben geen vergelijkingsmateriaal voorhanden. Pas later zullen ze merken dat je je als fulltime werknemer aardig gemangeld kunt voelen tussen puberende kinderen en ouders die in toenemende mate een beroep op je doen (en een overheid die dat in toenemende mate van je verwacht). In ons geval ging het zelfs tegelijkertijd om een hoogbejaarde, hulpbehoevende schoonmoeder, een studerende zoon (met alle bijbehorende kosten en keuzestress) én een puberende zoon op de Havo die dreigde te blijven zitten.

Zie je dan maar eens elke ochtend die roze bril van je nachtkastje te pakken en je mond te houden als jongere collega's zich beklagen over hun zware leven. Onlangs nog sprak ik een man van begin zestig die noodgedwongen fulltime door moest blijven werken omdat een van zijn kinderen aan een tweede masteropleiding was begonnen en daarvoor iets van 8000 euro collegegeld moest betalen. Mocht je daarnaast dan ook nog intensieve mantelzorg moeten verlenen, dan snap je waarom er in veel definities van het spitsuurgezin wordt gesproken over zorg voor kinderen e/o ouders.


Dat moeten jongeren die hameren op "intergenerationele solidariteit" dus vooral niet vergeten: dat elke levensfase zijn leuke aspecten heeft, maar dat er niet per se één groep is die het bovenmatig zwaar heeft. Er zijn genoeg oudere werknemers die na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd meteen over kunnen schakelen op vrijwilligerswerk in het verpleeghuis waar hun hoogbejaarde (schoon)ouders zijn opgenomen. De kunst is dus om vooral niet te hard te werken en zoveel mogelijk te genieten van alle rustmomenten en geluksmomenten in elke levensfase nou eenmaal óók te bieden heeft.