Afgelopen dinsdag werd me duidelijk dat ik mijn boek Een jaar in het donker precies op tijd heb geschreven. Letterlijk alle drie de trailers die ik in de bioscoop voorbij zag komen, hadden homoseksualiteit als onderwerp of als thema, wat laat zien dat de roep om diversiteit niet automatisch leidt tot een zo divers mogelijk filmaanbod. Ook het verder uitstekende Women Talking gaat gebukt onder moderne thematiek rondom transgenders en toxic masculinity.
Ja, ik weet het: ik hoef er niet heen. Net zoals er een knop zit op je televisie, zo ben je als bioscoopbezoeker geheel vrij in je keuze. Probleem is dat ik een filmfan ben die het maximale uit zijn Cineville-abonnement wil halen. En dat wordt lastig nu bijna elke film nadrukkelijk en tot vervelens toe een bepaalde boodschap probeert uit te dragen. Het leidt niet alleen tot eenvormigheid, maar ook tot een vaak niet te verdragen braafheid en voorspelbaarheid.
Gelukkig was Women Talking dan nog wel te pruimen door de topcast, de cinematografie, de psychologische diepgang en het inzicht in wat de mens (lees: de man) beweegt. Hooguit verwarrend is dat je bij een film die zich in 2010 afspeelt (hoewel het door de aankleding bijna een kostuumfilm is uit 1900) een verhaallijntje krijgt voorgeschoteld over het juiste gebruik van 'pronouns'. Dat is, zeker binnen een dergelijke gesloten geloofsgemeenschap, een anachronisme en komt daardoor ook niet heel geloofwaardig over.
Strekking van Women Talking is dat je mannen 'alleen maar' anders hoeft op te voeden om misbruik en grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. Het is logisch dat vrouwen die anderhalf uur met elkaar aan het praten zijn, denken dat je met nog meer gepraat alle problemen kunt oplossen, maar het is tegelijk een interessante en eigentijdse misvatting die voortkomt uit de feministische gedachte dat vrouwen en mannen niet alleen gelijkwaardig zijn maar ook identiek en uitwisselbaar.
Zo kreeg ik veertig jaar geleden tijdens mijn studie politicologie al te horen dat mannen en vrouwen blanco ter wereld komen en vervolgens worden opgevoed als 'jongen' of 'meisje'. Vandaag schrijft Aishia Dutrieux in haar column in De Volkskrant woorden van gelijke strekking. Mannelijke agressie is volgens haar het resultaat van opgekropte frustratie die voortkomt uit het feit dat we jongens al van jongs af aan voorhouden dat ze niet mogen huilen en stoer moeten zijn.
Persoonlijk begrijp ik niet goed hoe je (gewezen) rechter kunt zijn én schrijver, zonder enig inzicht in de mannelijke psyche. Het is niet voor niets zo dat hooligans altijd mannen zijn en dat kan nooit alleen maar te maken hebben met het feit dat voetbalfans niet mogen huilen. Eerder is het zo dat het feminisme in een fuik is gezwommen door alle biologische verschillen tussen mannen en vrouwen te ontkennen of te bagatelliseren. Dat leidt niet alleen tot onbegrip, maar ook tot het zoeken naar oplossingen in de verkeerde hoek.
Als je een vrouwelijke transgender het mannelijk hormoon testosteron toedient, wordt ze doelgericht, agressief en seksueel opgewonden. Je kunt ook zeggen dat dit hormoon zorgt voor drift en geslachtsdrift. Dien je een man vrouwelijke hormonen toe dan verandert hij in (ik citeer slechts een transvrouw in transitie) een 'huilerig en besluiteloos kreng'. Dat verklaart misschien ook waarom onzekere jonge vrouwen zich opeens veel 'beter' voelen als ze mannelijke hormonen krijgen toegediend.
Natuurlijk moet je jongens opvoeden tot volwassen mannen die zich als een heer gedragen en hun verantwoordelijk nemen. Tegelijk moet je niet de illusie hebben dat je alle problemen rondom oorlog, verkrachting, geweld en grensoverschrijdend gedrag de wereld uit kunt helpen door alleen maar even stevig aan deze knop te draaien, want dan ben je over honderd jaar nog steeds bezig en raak je gaandeweg alleen maar ongeduldiger en gefrustreerder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten