Zoeken

vrijdag 26 mei 2017

Die 55-plussers toch altijd met hun voordeeltjes!

Het begint me op te vallen dat mensen van mijn generatie (ik ben van 1961 en vandaag toevallig ook nog eens jarig) in de media steeds vaker worden aangeduid als "babyboomers". Je feitelijke geboortejaar doet daarbij steeds minder ter zake, want het draait vooral om het gevoel dat je onevenredig hebt geprofiteerd van de naoorlogse welvaart en daardoor oneerlijk veel voordeeltjes geniet of vermogen bezit. Het woord babyboomer is langzamerhand dus losgekoppeld van demografie en verworden tot een scheldwoord dat te pas en te onpas op tafel wordt gegooid als een troefkaart waar niets tegenin te brengen valt. Voer het woord maar eens in bij Google afbeeldingen en je ziet alleen maar plaatjes als deze:


Persoonlijk denk ik dat er aan dat standaardbeeld wel wat af te dingen valt, al was het alleen maar het feit dat échte babyboomers geboren zijn tussen 1946 en 1955. De term slaat op de na-oorlogse geboortegolf die zijn oorsprong vond in een combinatie van opluchting en optimisme. Het was deels ook een inhaalslag, omdat veel mensen tijdens de oorlog liever niet aan gezinsuitbreiding deden of bewust wachtten op de bevrijding. Dat effect was weggeëbt in de jaren zestig, vandaar dat de vijftigers van nu niet veel met babyboomers te maken hebben, tenzij ze een veel oudere broer of zus hebben.

Bovendien zijn dit soort plaatjes misleidend, want op wie of wat ben je nu eigenlijk precies boos of jaloers? De oudste babyboomers zijn of worden dit jaar alweer 71 en kunnen vaak genoeg niet eens meer diep genoeg bukken om zonder thuishulp nog hardloopschoenen aan te trekken. Vanavond krijg ik toevallig twee vrouwen van die leeftijd op bezoek die al zoveel mankeren dat ze niet eens meer kunnen fietsen en allebei al hun man verloren hebben. De één woont dan inderdaad in een veel te groot en duur hypotheekvrij huis, maar de ander is altijd blijven huren zodat ze precies even oud zijn maar er op financieel gebied volstrekt anders voorstaan.


Dat mag je dus bij al dat gepraat over generaties nooit vergeten: een 55-plusser is lang niet altijd een babyboomer en de ene 55-plusser is de andere niet. Toch zijn er kranten - en werken er bij die kranten specifieke verslaggevers - die geen enkele gelegenheid onbenut laten om aan te tonen dat jongeren het véél slechter hebben dan 55-plussers. Soms is dat inderdaad zo. Zo verdiende je vroeger als journalist een fatsoenlijk salaris en was de kans op een vaste baan behoorlijk groot, terwijl je het nu moet doen met een onzeker freelance bestaan tegen dumptarieven. Aan de andere kant kwam ik na mijn studie op de arbeidsmarkt terecht middenin een economische crisis die zo zwaar was dat mijn leeftijdgenoten werden aangeduid als "de verloren generatie".

Diezelfde leeftijdgenoten zijn nu, als bij toverslag, ineens de grote geluksvogels volgens de Volkskrant (en dan volgens Peter de Waard in het bijzonder). Ik heb me eerder over zijn standpunten verbaasd, want De Waard is zelf nog nét een echte babyboomer, terwijl hij onvermoeibaar partij kiest voor jongeren. Nogmaals, dat is soms terecht, maar nu komt hij met het bericht dat "de 55-plusser de woningmarkt overneemt van de starter". Dat klinkt dramatisch, bijna als een vijandelijke overname of een overval. Wat hij bedoelt is dat 55-plussers meer huizen kopen en vaker verhuizen dan starters. Dat is wat mij betreft simpelweg een cijfermatige constatering, maar hij maakt er met enig kunst en vliegwerk weer een maatschappelijke kloof van.


Het grote "onrecht" is namelijk dat 55-plussers bij aankoop van een nieuw huis hun oude rechten niet verliezen, terwijl starters sinds 2013 voor straf alles moeten aflossen. Al die vijftigers mogen dus lekker alles aflossingsvrij blijven lenen, terwijl die jongeren over dertig jaar opgescheept zitten met een hypotheekvrij huis en superlage lasten. Is dat oneerlijk of niet? Of is dit een wel heel kromme en gemankeerde manier om te onderstrepen hoe bevoorrecht vijftigplussers zijn? Starters zijn dan misschien in het nadeel (of eigenlijk: "nadeel") omdat hun maandlasten hoger zijn, maar ze worden wel tegen zichzelf beschermd en worden aan het einde van de rit beloond met een maximum aan keuzevrijheid en gemoedsrust.

Vergeet ook niet dat al die jongeren en starters vanzelf ook een keer oud worden, en misschien wel stokoud. Vraag is dus wat je liever wil zijn: een 25-jarige starter uit 2017 die straks op zijn 55ste hypotheekvrij kan zijn (terwijl hij tegen die tijd nog minstens zestien jaar moet wachten op zijn AOW maar vanwege de lage lasten zeker geen vijf dagen per week meer hoeft te werken), of een 55-jarige uit 2017 die op zijn 35ste nog serieus dacht dat hij op deze leeftijd ongeveer wel met de VUT zou mogen en die zich een aflossingsvrije hypotheek van 3 ton heeft aan laten praten die nu als een molensteen om zijn nek hangt?