Zoeken

woensdag 26 juni 2019

Kan een klimaatcatastrofe nog op tijd worden voorkomen?

Afgelopen weekend las ik in De Volkskrant een bespreking van maar liefst vijf nieuwe boeken die betrekking hebben op de 'klimaatcrisis'. Volgens de auteur van het stuk hebben we minder dan twaalf de tijd om het tij nog te keren en dat lijkt een bijna onmogelijke opgave. Tegelijk zat ik meteen rechtop toen ik dat zinnetje las, want dit jaar is het precies élf jaar geleden dat wij het roer radicaal omgooiden en besloten versneld te gaan aflossen.


Dit onderwerp is lastig en in zekere zin net zo heikel als dat van vorige week. Je wordt in deze tijd - waarin niet alleen de aarde opwarmt maar ook het debat steeds verhitter raakt - al snel ingedeeld in een bepaald kamp, terwijl ik me juist breed oriënteer. Dat blijkt wel uit bovenstaande rij boeken waar relativerende geluiden pal naast radicale opvattingen staan en er zowel plaats is voor overdrijvers als voor ontkenners.

Als 27-jarige journalist schreef  ik in 1988 al een groot artikel over wat toen nog het broeikaseffect heette en ben van plan dat in de wintermaanden een keer op te gaan zoeken in de stapels met oude tijdschriften. Het lijkt me zeer interessant om de inhoud tot me te nemen met de kennis van nu, ook in de wetenschap dat sindsdien ruim dertig jaar zijn verstreken. In elk geval kan ik dan tegen mijn kinderen en kleinkinderen zeggen dat ik niet blind was voor het probleem.


Hoe urgent de problematiek is, valt lastig te bepalen. Probleem is dat veel rampscenario's uit het verleden niet zijn uitgekomen of pas echt voelbaar gaan worden op een veel langere termijn. Zelf voorzie ik sowieso enorme problemen door de groei van de wereldbevolking en het streven naar een hoger welvaartsniveau. Het zal wellicht mogelijk zijn al die monden te voeden, maar niet om al die mensen een leven te laten leiden op ons welvaartsniveau.

In die zin is het gehamer op gelijke kansen in ons speldeprikje op de aarde ook een beetje aandoenlijk, want die ongelijkheid is op wereldwijd niveau even schrijnend als onoplosbaar. Extra wrang is dat juist arme landen de zwaarste gevolgen zullen moeten dragen van de door het rijke westen veroorzaakte rampspoed. Daarom zullen het in de eerste plaats ook de inwoners van welvarende westerse landen moeten zijn die hun levensstijl drastisch aanpassen.


Volgens de krant hebben we minder dan 12 jaar om de trend te keren. Dat klinkt vrijblijvender dan het tij keren, maar het gaat om die tijdspanne. In 2008 besloten wij het roer radicaal om te gooien en als een bezetene te gaan aflossen. Wanneer je kijkt welke maatregelen we toen hebben genomen om geld te besparen, zou je net zo goed kunnen zeggen dat we in oktober 2008 besloten om zo duurzaam mogelijk te gaan leven met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk.

Het schijnt al een hele uitdaging te zijn om drie maanden geen nieuwe kleren te kopen, maar na oktober 2008 heb ik zeker zes jaar geen nieuwe spijkerbroek meer gekocht. We gebruiken thuis veel minder energie, nemen nooit het vliegtuig, eten een paar keer per week vegetarisch, kopen zelden of nooit iets nieuws, slaan wel eens een zomervakantie over en verplaatsen ons in het weekend minimaal en meestal per fiets. Een duurzame financiële huishouding is in die zin ook in andere opzichten duurzaam.

In de volksmond heet het dat het 'mijn' generatie is die de problemen heeft veroorzaakt, terwijl ik vermoed dat ons gezin de afgelopen 11 jaar véél minder CO2 heeft uitgestoten dan menig millennial die in zijn tussenjaar een wereldreis heeft gemaakt. Willen we dit probleem écht aanpakken, dan vraagt dat om een radicale koerswijziging en zullen er offers moeten worden gebracht. Maar het zal wel net zo gaan als met onze hypotheek: wanneer je vertelt dat je alles bijna hebt afgelost, zitten mensen op het puntje van hun stoel, tot je begint te vertellen wat je er allemaal voor hebt moeten laten...

woensdag 19 juni 2019

Voor sommige privileges moet je nog best hard werken

Tijdens het lezen van een recensie over de film Camino in De Filmkrant, stuitte ik op een zinnetje dat maar door mijn hoofd bleef spoken. In deze documentaire legt een man van zestig de bekende bedevaartstocht af naar naar Santiago de Compostella en filmt daarbij zijn eigen inspanningen en overpeinzingen. Of je het eindresultaat nu goed of slecht vindt, zelf vroeg ik me vooral af wat de toevoeging dat het bij de hoofdrolspeler gaat om een 'witte, geprivilegieerde man' precies toevoegt. 


Niks ten nadele van De Filmkrant, want in een van de vorige edities stond een lange, lovende recensie van mijn laatste boek. De meeste mensen zullen er misschien ook overheen lezen, maar zelf begin ik langzamerhand een beetje allergisch te worden voor modieuze begrippen als 'white fragility', 'toxic masculinity' en ga zo maar door. Het is jargon dat weinig met wetenschap te maken heeft en alleen bedacht lijkt om te staven dat racisme en seksisme in deze maatschappij nog steeds diepgeworteld en hardnekkig zijn.

In dit geval kun je de toevoeging 'witte, geprivilegieerde' ook weglaten zonder dat je daarmee belangrijke informatie mist. Streep het in gedachten maar eens door en lees de zin dan nog een keer. Inderdaad: een overbodige observatie, die alleen maar te verklaren valt door het feit dat de film wordt besproken door iemand met de naam Omar Larabi. Het gevaar bestaat dus dat vrouwelijke en allochtone recensenten alles bekijken door een ideologische bril en overal te pas en te onpas een etiket op plakken.


Via Twitter heb ik hem nog even rechtstreeks gevraagd wat hij hier nou precies mee bedoelde, maar dat eindige al snel in de beschuldiging dat ik een 'racist' was. Dat lijkt me wat kort door de bocht, want eigenlijk was ik alleen maar oprecht nieuwsgierig naar een antwoord op de vraag of een midlife crisis inderdaad iets is waar alleen blanke mannen tegenaan lopen. Is het een leeftijdgebonden fenomeen en kom je het in verschillende verschijningsvormen tegen in alle culturen, of kennen we het alleen in het Westen?

De volgende logische vraag is of 'wit' en 'geprivilegieerd' in alle gevallen synoniem zijn aan elkaar. Als dat zo is, dan moet Omar dat nog maar eens duidelijk komen uitleggen aan die ene 56-jarige jeugdvriend van mij die in een huurhuis woont, een zwaar beroep heeft, kostwinner is en waarschijnlijk tot zijn 68ste door moet werken. Van welke kant ik zijn leven ook bekijk, er is niets geprivilegieerds aan en al helemaal niets wat hem puur op basis van zijn afkomst in de schoot is geworpen.


Een paar dagen las ik een opiniestuk in De Volkskrant waarin op hetzelfde aambeeld werd geslagen. De auteurs signaleren terecht dat niet iedereen in deze maatschappij gelijke kansen heeft, maar formuleren het zo dat je bijna zou gaan denken dat je iets laakbaars doet wanneer je je kinderen buiten schooltijd actief begeleidt. Hoe je het begrip 'privilige' in dit verband precies op moet vatten, weet ik oprecht niet en al evenmin hoe je dat proces om kunt keren. Zo wordt het taalgebruik sluipenderwijs vergiftigd met termen die ten onrechte onrecht suggereren.

Vergeet niet dat die 60-jarige man uit Camino is geboren in een land dat nog vrijwel geheel wit wás. Betekent het dat toen iederéén bevoorrecht was, van de putjesschepper tot de directeur? Of gold het toen ook alleen voor witte mannen? En zou je die term 'wit en geprivilegieerd' anno 2019 ook gebruiken wanneer er geen asielzoekers, gastarbeiders en andere immigranten naar Nederland waren gekomen of was het dan een hol begrip? Over mezelf kan ik bijvoorbeeld zeggen dat ik me heel bevoorrecht voel, maar ik zou het jammer vinden als het hoe en wat van het bijbehorende verhaal wordt versmald tot mijn huidskleur.

Misschien zit daar dus wel de overgevoeligheid aan mijn kant: dat ik net iets te vaak heb gehoord dat ik 'makkelijk praten' heb met een hypotheekvrij huis, terwijl we daar jarenlang extra zuinig voor hebben geleefd. Het leven is een optelsom van beslissingen en kansen, van toeval en geluk, van inspanningen en besparingen, van zaaien en oogsten. Ja: ik ben wit en hoogopgeleid, maar ik zou nooit in deze positie terecht zijn gekomen als ik al mijn geld over de balk had gesmeten of als ik na mijn eerste geflopte boek de handdoek in de ring had gegooid.

Het is ook te simpel of het allemaal op te hangen aan één kapstok, want naast afkomst en geslacht speelt ook mee of je slim bent of dom, knap of lelijk, bang of dapper, lang of kort, gezond of ongezond en ga zo maar door. De ene mens heeft vanaf zijn geboorte meer kansen dan de andere, maar het zou een slechte zaak zijn als we elke persoonlijke prestatie - inclusief het uitlopen van een bedevaartstocht - af gaan doen als een privilege en elke welverdiende beloning verwarren met de term bevoorrecht.

woensdag 12 juni 2019

Zou jij morgen nog naar je werk gaan als je er geen geld voor kreeg?

Wanneer ik vertel over mijn zelfgefinancierde vroegpensioen, krijg ik van mensen vaak te horen dat ze hun werk 'leuk' vinden en niet aan stoppen zouden moeten denken. Dat geloof ik best (sterker: ik hád ontzettend leuk werk als weekbladjournalist), maar natuurlijk is dat maar het halve verhaal. Want waarom is er dan zoveel gedoe omtrent de verhoging van de pensioenleeftijd? En hoeveel mensen zouden op maandagmorgen nou écht nog naar hun werk gaan als ze er niet langer betaald voor kregen?


In mijn vorige blog schreef ik dat mijn vrouw er de voorkeur aan geeft om parttime te blijven werken, terwijl ze in navolging van mij óók zou kunnen kiezen voor een soort plakbandpensioen. Je kunt daaruit de conclusie trekken dat ze haar werk blijkbaar 'leuk' vindt, maar dat is te makkelijk. Sowieso is er nooit één reden waarom iemand iets doet, maar gaat het om een waaier aan rationele en minder rationele argumenten en soms zelfs om een hele waslijst.

Wat iemand zélf aanvoert als hoofdreden, hoeft ook helemaal niet de belangrijkste drijfveer te zijn en is misschien zelfs helemaal niet waar. Wie nog dertig jaar van zijn pensioendatum verwijderd is, kan zichzelf immers maar beter wijsmaken dat hij plezier heeft in zijn werk, want anders haal je de eindstreep natuurlijk nooit. In mijn boek De omgekeerde werkweek trek ik de vergelijking met het Stockholm-syndroom: werken moet nu eenmaal, dus het 'moet' ook wel een toegevoegde waarde hebben.


In de krant lees je nog wel eens interviews met acteurs die maar blijven doorspelen, ook al hebben ze de AOW-leeftijd allang bereikt. Daaruit zou je de conclusie kunnen trekken dat ze het inderdaad vooral voor hun lol doen, terwijl er in werkelijkheid op de achtergrond altijd minstens twee andere zaken spelen: óf ze kunnen de aandacht niet missen óf ze hebben het geld nodig omdat ze geen aanvullend pensioen hebben opgebouwd.

Dat zijn allebei overigens goede redenen. Wie - om bij dit voorbeeld te blijven - geen rollen meer accepteert, speelt ook geen rol van betekenis meer in de maatschappij. Je telefoon gaat niet meer, je maakt niets meer mee, je staat langs de zijlijn en telt niet meer mee. Vandaar dat mensen zich vaak lang - en soms ook te lang - blijven vastklampen aan hun vak en zich daarbij soms zelf wijsmaken dat ze onmisbaar zijn.


Kunstenares Anne van Dalen stelt mensen die zeggen dat ze hun werk 'leuk' vinden, steevast dezelfde vraag: zou je op maandagmorgen nog steeds naar je werk gaan als je salaris voortaan werd ingehouden? Dat is een gemene vraag, maar het is wel de ultieme lakmoesproef. Mijn vrouw vindt haar werk óók leuk, maar het speelt net zo goed een rol dat zeven jaar eerder stoppen in haar geval zou resulteren in 50% (!) minder pensioenopbouw.

Je weet pas of je werk voor je plezier als je financieel onafhankelijk bent én je er minstens een jaartje tussenuit bent geweest. Zelf trok in zes jaar geleden voor het laatste de deur van kantoor achter me dicht en dat is zó lang dat het gevoelsmatig bijna over een vorig leven gaat of zelfs over het leven van totaal iemand anders. Tegen journalistieke klusjes zeg ik bij voorbaat 'nee', met uitzondering van één wekelijkse column in de krant.

Dat is dus mijn ervaring - en mijn voornaamste conclusie - na drie jaar plakbandpensioen: dat je geen smoesjes meer vertelt tegen de buitenwereld en tegen jezelf. Ik doe nu alleen nog maar dingen die ik écht leuk vind en daar hoort nog maar zelden iets bij waar een geldelijke beloning tegenover staat. Met een hypotheekvrij huis binnen handbereik voel ik momenteel zelfs geen enkele aandrang meer om aan een nieuw boek te beginnen, maar verheug ik me des te meer op het volgende hoofdstuk in mijn leven.

woensdag 5 juni 2019

En wanneer stopt mijn vrouw dan eindelijk eens met werken?

Toen ik op mijn 55ste officieel met plakbandpensioen ging, werkte mijn vrouw twee dagen per week als basisschoollerares. Zo bekeken is mijn deeltijdpensioen alleen mogelijk dankzij de deeltijdbaan van mijn vrouw. Maar hoe staan de zaken ervoor in het jaar dat zij 60 wordt? Moet zij verplicht nog ruim 7 jaar doorploeteren terwijl ik Franse films kijk op Netflix en op mijn gemak het gras hark? Of moet je die redenering juist omdraaien en vaststellen dat zij misschien wel tot die categorie mensen behoort die werken inspirerend vindt en het helemaal niet als een last ervaart?


Laat ik voorop stellen dat trouwe lezers het antwoord op die vraag natuurlijk allang weten. Er zijn mensen die mijn wederwaardigheden alleen volgen op internet, maar die kennen bij voorbaat slechts het halve verhaal. Bij twitter gaat het vaak om een uit zijn context getrokken, ongenuanceerde uitspraak en in deze blogs om een verwaterde, Reader's Digest-achtige samenvatting van die meer dan 1500 boekpagina's. Af en toe is het een update, maar net zo vaak een minder fraai geformuleerde en sterk samengevatte herhaling van zetten.

In Leven van de lucht uit 2017 besteed ik één hoofdstuk aan ons tweede huis in Overijssel dat een WOZ-waarde heeft van 93.000 euro. Zouden we het verkopen voor het bedrag waarvoor onze buurman het zijne zojuist van de hand heeft gedaan, dan kan mijn vrouw zichzelf van de opbrengst tot haar pensioendatum 1500 euro netto per maand uitkeren. Dat is ongeveer net zoveel als ze nu verdient en ruim voldoende om van te leven tot het ABP begint uit te keren. Maar dat antwoord viel dus al te lezen op pagina 139 van datzelfde boek.


Er is dus geen enkele reden waarom zij een paar keer per week de wekker om zes uur hoeft te zetten. Sterker nog: ik leg haar deze optie met enige regelmaat voor om er zeker van te zijn dat het een bewuste keuze is om tot haar AOW-datum door te werken. De afspraak is nu dat we na elk schooljaar de balans opmaken en daarbij alle wensen en mogelijkheden bespreken. Nog trouwere lezers weten immers ook dat ik bij mijn ontslag in 2012 een 'oprotpremie' heb ontvangen die tot op heden onaangeroerd is gebleven.

Met die beëindigingsvergoeding kan ik na mijn 67ste mijn aanvullend pensioen aanvullen (waarmee ik een bedrag zou ontvangen dat min of meer gelijk is aan wat ik bij elkaar zou hebben gespaard als ik gewoon had doorgewerkt), maar ik kan er ook mijn vrouw mee vrijkopen. Zo bekeken mag duidelijk zijn dat het een vrije keuze van haar is om door te werken. Na de zomervakantie gaat ze tijdelijk zelfs één dag per week extra werken, zodat ze niet alleen hoofdkostwinner is maar in haar eentje ook het hele gezin kan onderhouden.


Grote vraag daarbij is natuurlijk: waarom? Waarom nog meer gaan werken in een sector waar de werkdruk steeds meer toeneemt, al was het maar door het steeds nijpender tekort aan leerkrachten? Op die vraag is geen eenduidig antwoord mogelijk, om de simpele reden dat het in dit leven altijd gaat om een hele waaier aan redenen, argumenten en motieven. Maar het simpelste antwoord is dat ze nog niet 'klaar' is met werken. Na de geboorte van onze oudste zoon heeft ze meer dan twintig jaar achtereen slechts 1,5 dag per week gewerkt, zodat ze niet op is en ook niet overspannen is geraakt.

Toevallig heeft ze zelf onlangs uitgerekend dat ze, als ze op deze voet door blijft gaan tot haar pensioendatum, omgerekend 25 jaar fulltime heeft gewerkt, precies net zoveel als ik. Dat is een grappige toevalligheid en ook een soort van goddelijke gerechtigheid. Op deze manier bouwt ze ook nog eens net zoveel aanvullend pensioen op als ik, zodat we er straks precies gelijk voorstaan. Het is nooit de insteek geweest en het is ook allemaal maar zo gelopen, maar uiteindelijk is dit dus ook nog eens een heel geëmancipeerd en gelijkwaardig model waarbij van enige achterstand of ongelijkheid geen enkele sprake is.