Zoeken

woensdag 17 februari 2016

Niet iedereen boven de 50 is automatisch een babyboomer

Tot voor kort had ik nog nooit van de Britse sociologe Jennie Bristow gehoord, maar afgelopen zaterdag vertelde zij in Trouw een verhaal dat zo naadloos aansluit op mijn nieuwe boek dat het bijna lijkt of we de afgelopen maanden intensief telefonisch contact hebben gehad. Volgens haar krijgen babyboomers de schuld toegeschoven van bijna alles wat er verkeerd is gegaan in de maatschappij, nog los van het feit dat ze allemaal een hypotheekvrij huis hebben én tien jaar lang gratis hebben kunnen studeren.

Heel belangrijk bij dit alles is om vast te stellen wanneer je nu eigenlijk precies een babybooomer bent. Volgens wikipedia (en dat is ook hoe ik het tijdens mijn studie heb geleerd bij het vak demografie) slaat die benaming op de na-oorlogse geboortegolf die begon in 1946 en eindigde in 1955. Veel stellen hadden hun kinderwens in de oorlogstijd uitgesteld en dat leidde tot een piek in na-oorlogse geboorten die aanhield tot halverwege de jaren vijftig. In het artikel wordt echter gesproken over iedereen die is geboren tussen 1946 en 1965.


Op die manier rek je het begrip wel heel erg op, want het is niet uitgesloten dat een in 1946 geboren babyboomer in 1965 alweer was bevallen van haar eerste kind, waarmee ze dus feitelijk tot dezelfde generatie zouden behoren. Los daarvan zit er nogal een verschil tussen een 70-jarige gepensioneerde leraar aardrijkskunde met een hypotheekvrij huis en een solide eindloonpensioen, en een 51-jarige werknemer van V&D die net zijn baan is kwijtgeraakt terwijl hij twee studerende kinderen heeft en een aflossingsvrije hypotheek.

Toch worden al die ouderen in opiniestukken gemakzuchtig op één hoop gegooid, alsof ze allemaal deel uitmaken van een diffuus soort "vroeger" waarin studeren gratis was en de huizen spotgoedkoop. Ik las zelfs een boek van een Duitse schrijfster die het No Future-denken van de punkbeweging vijfentwintig jaar terug in de tijd situeerde, terwijl je dan ongeveer uitkomt bij de grunge-beweging uit Seattle in 1991 (in plaats van in Londen in 1976). Iedereen boven de 50 een babyboomer noemen, is dus net zo dom als iedereen met een Aziatisch uiterlijk bestempelen tot "chinees".


Het is een feit de na-oorlogse generatie als geen ander heeft kunnen profiteren van de na-oorlogse welvaartsgroei, maar daar is ook alles mee gezegd. Generatiedenken is per definitie generaliserend en doet geen recht aan de grote onderlinge verschillen binnen één en hetzelfde geboortecohort. Je kunt dertigers die in 2008 op de top van de markt een huis hebben gekocht wel vergelijken met babyboomers, maar veel interessanter is het om hun situatie te leggen naast die van andere dertigers die vijf jaar later een huis hebben gekocht. Die vielen, na prijsdalingen van meer dan 20% en een historisch lage hypotheekrente, juist met hun neus in de boter.

Zelf ben ik op mijn 54e bijna hypotheekvrij, maar ik heb een jeugdvriend die altijd is blijven huren en een oud-collega die op straat is komen te staan met een aflossingsvrije hypotheek van 3,5 ton als een molensteen om zijn nek. Wat hebben wij dan precies met elkaar gemeen behalve onze leeftijd? Daarom moet je oppassen met beschuldigende vingers en gemakzuchtige generalisaties. En daarom schrijf ik hier nog een keer dat ik overal steeds maar lees dat studeren vroeger "gratis" was, terwijl ik in 1988 afstudeerde met een studieschuld van 20.000 gulden...