Zoeken

vrijdag 19 augustus 2016

Hebben de babyboomers het nou écht zoveel beter?

Deze week viel in de media te lezen dat een verontrustend percentage hoogopgeleide gepensioneerden teveel drinkt. Je kunt erover twisten hoe je een "probleemdrinker" precies definieert, maar het laat zien dat je ook ná je pensioendatum genoeg discipline nodig hebt om je dagen te vullen zonder al om twaalf uur je eerste wijnglas te vullen. Uit de column die Aleid Truijens vandaag in De Volkskrant aan dit onderwerp wijdt, blijkt dat je dat zelfs nog veel breder moet trekken en dat álles in het leven staat of valt met je vermogen tot zelfbeheersing en langetermijnplanning.


Laat ik beginnen met de constatering dat ik Aleid Truijens hoog heb zitten en haar columns graag lees, zeker als ze het over de kwaliteit van het onderwijs heeft. Vandaag maakt ze er echter maar een potje van en dat heeft waarschijnlijk verschillende oorzaken. Net als veel andere Nederlanders is ze namelijk aan het rekenen geslagen na en tot de conclusie gekomen dat ze volgens de officiële cijfers een probleemdrinker is. Bij mannen ligt de grens op drie glazen per dag, maar vrouwen zitten al in de gevarenzone met twee. Nu kun je behoorlijk smokkelen met de gróótte van die glazen, maar iedereen weet ook wel dat je niet goed bezig bent als je elke dag met z'n tweeën een fles wijn soldaat maakt.

Ter verdediging voor haar alcoholconsumptie voert Truijens aan dat "haar" generatie het veel slechter heeft dan de babyboomers die allemaal gratis konden studeren, op hun 57ste stopten met werken dankzij een riante VUT-regeling en nu al jaren van een goed pensioen genieten in hun afbetaalde Franse vakantiehuis. Dat is niet weggelegd voor mensen zoals zij en dus schenkt ze er nog maar eentje in, zelfs al weet ze dat dat misschien niet zo heel gezond is en beseft ze heel goed dat ze daarmee indirect haar welverdiende pensioen nog een stukje verder inkort.


De vraag rijst dan vanzelf hoe het mogelijk is dat ik haar column op mijn dooie gemak zit te lezen in de tuin, terwijl ik min of meer behoor tot dezelfde generatie als Truijens en zelfs nog zes jaar jónger ben? Truijens is in december 1955 geboren en scheelt daardoor maar elf maanden met de babyboomers die ze zo nadrukkelijk benijdt dat ze alle cliché's maar weer eens van stal haalt (inclusief het flauwekulargument dat studeren vroeger gratis was want ik had een studieschuld van 20.000 gulden toen ik mijn eerste doctoraaldiploma in ontvangst nam en ik ben van 1961).

Eigenlijk geeft Truijens zelf het antwoord al. Ze kwam op een slecht  moment op de arbeidsmarkt want tijdens de economische crisis in de jaren tachtig was de jeugdwerkloosheid enorm hoog. Maar dat is slechts het halve verhaal, want ik studeerde óók af in 1987 toen de crisis nog lang niet was afgelopen en de huizenmarkt zijn voorlopige dieptepunt had bereikt. Let even op die laatste zin, want Truijens had toen, zo rond haar dertigste, de slag van haar leven kunnen slaan. Maar, zo formuleert ze zelf, "we haalden nuffig onze neus op voor hypotheken".


Ik weet niet welke "we" ze daarmee bedoelt, maar wij (mijn vrouw en ik) woonden toen al in ons eerste koophuis. Terwijl veel babyboomers hun wonden likten na de crash op de huizenmarkt van 1979 die tot prijsdalingen had geleid van meer dan 30% , hadden alle generatiegenoten van Truijens een huis kunnen kopen tegen wat achteraf een spotprijs was. Als zij schrijft dat babyboomers "de mooiste huizen kochten voor weinig geld", bedoelt ze eigenlijk te zeggen dat zij zo stom is geweest dat zelf niet te doen. In het ergste geval ben je dan op je zestigste een freelancer in een huurhuis die geen aanvullend pensioen heeft opgebouwd en elke jaar zijn woonlasten omhoog ziet gaan terwijl de tarieven alleen maar dalen.

Oppervlakkig gezien lijkt Truijens (en met haar de hele Verloren Generatie) slachtoffer van de omstandigheden, maar in werkelijkheid hebben ze vaak de verkeerde keuzes gemaakt. Want ze had ook een huis kunnen kopen, een studieverzekering af kunnen sluiten voor de kinderen, een vaste baan kunnen zoeken en ijverig kunnen gaan sparen zodat ze op haar 55ste met plakbandpensioen kon en alleen nog voor de lol columns hoefden te schrijven. Nu doet ze precies wat iedereen doet die spijt heeft van bepaalde beslissingen: beschuldigend wijzen naar anderen (babyboomers) en zich verschuilen achter een niet nader omschreven "wij". Dat is heel menselijk en verklaarbaar, maar verhult dat het in de meeste gevallen helemaal niet gaat om je geboortejaar en om geld, maar om het gekozen pad en je eigen gedrag.

7 opmerkingen:

  1. generaties? Geluk, pech, kansen en beslissingen komen bij elke jaargang om de hoek kijken

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik ben van 1964 en kocht in 1986 mijn eerste woning , een grachtenpand met garage voor 3 auto's in het centrum van Haarlem.
    De vraagprijs was fl. 125000,- en mijn bod van fl. 90.000,- vonden ze prima , ik had voor onder de fl. 100.000,- een prachtig pand uit 1893 met wat werk , geen schokkende reparaties of andere ellende. Iedereen verklaarde mij voor gek dat ik mij zo diep in de schulden stak op mijn 22ste jaar.
    Ik had variabele rente van 7% en die ging vanaf dat moment alleen maar naar beneden.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Vandaag mijn laatste echte werkdag. 56 jaar. En pas las ik je boek "Plakbandpensioen". Dat was helemaal zoals ik het wil gaan doen! De mogelijkheid? Niet mijn eigen verdiensten, ik heb veel verknald. Mijn zuinige, en zeer veel gelukhebbende ouders gaven me bij en na leven de reserves die ik nodig heb. Het is nu aan mij om het op de juiste manier in te zetten en niet in een duur huis te stoppen, of in een enorme keuken, of wereldreizen gaan maken. Mij keuze is vrijheid.. doe mij maar een plakbandpensieoen. :)

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Toch kan ik het gevoel hebben,in de "juiste tijd"geboren te zijn(1946).Na een eenvoudige jeugd werd het leven materieel gezien steeds beter. Weinig studieschuld.Geen moeite met het vinden van een baan in het onderwijs. De mogelijkheid om altijd 70% te werken.Een goedkoop koophuisje in 1984,al 10 jr afgelost. En nu misschien behorend tot de laatsten met een goed pensioen

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Definieer "babyboomers". Meestal wordt daarmee bedoeld de generatie van net ná de oorlog, maar demografisch gezien hoort ondergetekende (1960) daar ook bij omdat de geboortegolf door rolde tot achterin de jaren zestig. Er is wél een verschil, zowel in mentaliteit als in Kansen. Mijn generatie is niet voor niets de boeken in gegaan als "verloren". Maar hé, het is inderdaad maar wat je er zelf van maakt. Kansarm is niet kansloos. Ik mopper niet, al heb ik voor veel dingen wel wat harder moeten knokken dan die gasten van tien jaar ouder.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik hou meestal de indeling aan dei Henk Becker hanteert in zijn boek Generaties en hun kansen uit 1992 waarin dat cohort loopt van 1946 tot 1955. Uit de titel van het boek Bye Bye Babyboomers uit 2010(geschreven door twee journalisten uit 1962 en 1965)kun je afleiden dat ze zichzelf niet als babyboomers beschouwen ;-)

      Verwijderen
  6. Ik vind dat de babyboomers tot de generatie behoren met meer mazzel dan andere generaties. Zoals Izerina het beschrijft.
    Ik hoor tot de 'verloren generatie', maar ik vind dat tot nu toe wel meevallen. We kochten vroeg een huis, mijn man heeft veel opleidingen gedaan. Dat scheelt een stuk. Als je als vijftiger nu werkeloos raakt, valt het nog niet mee.
    Ik vind dat de jonge generatie het minder getroffen heeft. De twintigers van nu. Opgegroeid in welvaart (al hebben wij onze zoons bewust niet verwend en zijn ze niet materialistisch), weinig vaste banen, dure huurwoningen, dure koopwoningen, belastingen zijn veel hoger, basisvoorzieningen duurder. Het financiele stelsel staat op omvallen. Ik voorzie heel wat moeilijke financiele jaren in een erg onrustige wereld.

    BeantwoordenVerwijderen