Zoeken

maandag 4 april 2016

Moeten alle vutters aan de schandpaal?

Ik ben niet iemand die zijn abonnement opzegt als zijn favoriete ochtendkrant iets onwelgevalligs meldt. Toch begint het me steeds duidelijker te worden waarom diezelfde krant door sommige mensen "azijnbode" wordt genoemd, want de toon is vaak uitgesproken zuur. Natuurlijk is het jammer voor alle werkenden dat de VUT is afgeschaft zonder dat daar iets anders tegenover staat dan de vage belofte dat we allemaal steeds ouder worden. Maar waarom zou je er steeds maar op blijven hameren hoe duur die regeling was en hoe oneerlijk het is voor "jongeren" dat hij de nek is omgedraaid?


Laat ik voorop stellen dat ik het heel grappig en alert vindt van de Volkskrant dat ze hebben uitgerekend dat afgelopen vrijdag de allerlaatste vutter écht met pensioen is gegaan en zo geen aanspraak meer kan maken op exclusieve regelingen en algemene pensioenfondsen. De VUT is al lang geleden afgeschaft, maar nu zijn dus officieel ook alle vutters door de achterdeur verdwenen in de AOW en niet langer te onderscheiden van andere gepensioneerden.

Blijft echter de vraag waarom je dat feit - dat op zich al nieuwswaardig genoeg is - voorziet van een dergelijke kop. Door er steeds maar weer op te hameren hoe duur deze regeling was, gooi je alleen maar olie op het vuur in de discussie over de kloof tussen jong en oud. Veel interessanter zou het zijn om bijvoorbeeld in te haken op de gedachte een onvoorwaardelijk basisinkomen in te voeren. Als VUT-regelingen destijds zo populair waren onder oudere werknemers, wat kun je dan verwachten wanneer diezelfde groep ineens aanspraak zou kunnen maken op een basisinkomen? Werken ze dan gewoon door of gooien ze massaal het bijltje erbij neer?


In het stuk wordt tot vervelens toe herhaald dat "jongeren" de dupe zijn geworden van de VUT, waardoor je al snel denkt aan twintigers en dertigers. In werkelijkheid hoefde je maar één maand te laat te zijn geboren om net buiten de boot te vallen en achter het net te vissen. Onder "jongeren" vallen in dit stuk dus ook mensen die in februari 1950 geboren zijn en inmiddels al de 65 te zijn gepasseerd. Het zijn vaak juist de vijftigers en zestigers van nu die de pensioengerechtigde leeftijd steeds verder hebben zien verschuiven en soms zelfs letterlijk voor hun neus hebben zien verdwijnen.

Onder de "jongeren" in het artikel vallen dus ook zestigers die jarenlang VUT-premie hebben betaald zonder dat ze daar één dag van hebben geprofiteerd en vijftigers zoals ik die op hun pensioenoverzicht jarenlang een prepensioenleeftijd van 62 zagen staan totdat die regeling ineens was afgeschaft en je door mocht werken tot je 67ste. Als je in dit artikel het woord "jongere" leest, wordt daarmee dus iedereen onder de 65 jaar en drie maanden bedoeld.

Daar zal waarschijnlijk ook de - terechte - frustratie zitten, want de schrijver van het artikel is uit 1959 en heeft dus nog een volledig decennium voor de boeg, terwijl de werkdruk alleen maar toeneemt en oudere werknemers niet meer automatisch mogen rekenen op leeftijdsgebonden regelingen die het mogelijk maken de rit heelhuids uit te zingen. Vraag is alleen of je die onvrede af moet reageren op mensen die daar nog (net) wel gebruik van hebben kunnen maken of dat je er heel andere conclusies aan verbindt.


Vandaag stond in diezelfde Volkskrant een interessante ingezonden brief waarin werd gewezen op de voordelen van een rustige oude dag. Zelf ben ik ervan overtuigd (en ervaar ik dat elke dag aan den lijve) dat een leven zonder chronische stress veel gezonder is. Zo denk ik ook dat de gemiddelde levensverwachting deels is gestegen doordat mensen eerder konden stoppen met werken en verwacht ik dat langer doorwerken het omgekeerde effect zal hebben. Dat wordt nog heel ironisch: dat we langer door moeten werken omdat we gemiddeld steeds langer leven, terwijl datzelfde gemiddelde straks weer omlaag gaat doordat we steeds langer door moeten werken.

Als je dus ergens zuur en verbitterd over moet zijn, dan is het over die duivelse valstrik. Beter is het nog om te proberen dan meer zélf een soort VUT in elkaar te knutselen. Want daar gaat mijn laatste boek voornamelijk over: een plakbandpensioen is een volledig geïmproviseerd, grotendeels zelf gefinancierd en zo vroeg mogelijk vroegpensioen. Als oudere werknemer kun je beter dáár je energie in steken dan in boze en verontwaardigde stukjes die knagen aan je gezondheid en die je oude dag geen dag dichterbij brengen.