Zoeken

woensdag 22 mei 2019

Hoeveel is er na drie jaar nog over van mijn bij elkaar gespaarde vroegpensioen?

Drie jaar geleden, in de maand waarin ik 55 werd, besloot ik met vroegpensioen te gaan. Om dat voor elkaar te krijgen had ik een spaarpotje van 60.000 euro aangelegd, precies genoeg om mezelf vijf jaar lang een soort 'basisinkomen' uit te kunnen keren van 1000 euro netto per maand. Grote vraag is natuurlijk hoeveel er op dit moment van dat bedrag over is. Zit er nog precies 24.000 euro in die spaarpot? En, veel belangrijker: hoe ga ik in vredesnaam het pensioengat overbruggen tussen mijn zestigste en mijn vermoedelijke AOW-datum op 68-jarige leeftijd?


Afgelopen weekend stond er in het AD een interessant interview met een 29-jarige financieel adviseur die plannen aan het smeden is voor een vroegpensioen op zijn vijftigste (of waarschijnlijk al veel eerder). Natuurlijk moeten we nog zien of het hem daadwerkelijk gaat lukken, maar hij is er alvast mee bezig en lijkt op de goede weg. Op die leeftijd was ik nog maar nét begonnen met werken en dacht ik geen seconde aan stoppen. Had ik dat wel gedaan, dan zou ik heel andere stappen hebben gezet.

De ommekeer kwam in mijn geval pas toen de kredietcrisis uitbrak en er op mijn nachtkastje twee wekkers tegelijk afhingen. Vanaf dat moment ben ik fanatiek gaan sparen en aflossen met als gevolg dat ik bijna hypotheekvrij ben en strikt genomen niet meer hoef te werken sinds mijn 55ste. Voor dat doel had ik een spaarpotje aangelegd van 60.000 euro, precies genoeg om mezelf vijf jaar lang 1000 euro per maand uit te keren. Aangevuld met het inkomen afkomstig uit de deeltijdbaan van mijn vrouw, lag het gezinsinkomen daarmee op precies 2000 netto per maand.

Op deze wijze wist ik op 1 mei 2016 dat ik me de komende vijf jaar geen zorgen hoefde te maken over onbetaalde rekeningen. Daar kwam bij dat het oudste stukje hypotheek in 2017 zou aflopen en het laatste stukje op 1 maart 2020. Daarmee zouden we op termijn nog eens ruim 600 euro aan koopkracht winnen, zonder dat we daar verder iets voor hoefden te doen of te laten. Dat besef gaf rust, nog los van de wetenschap dat ik voorlopig verzekerd was van een inkomen. Eigenlijk betaalde ik mijn eigen bijstand, met dat verschil dat ik nooit meer hoefde te solliciteren.

Nu kun je met een basisinkomen op zak inderdaad helemaal niets gaan zitten doen, maar de verwachting van voorstanders van een dergelijk systeem is dat mensen spelenderwijs geld gaan verdienen doordat ze zich zorgeloos kunnen focussen op die dingen die ze graag doen en waar ze goed in zijn. Zo ben ik gewoon doorgegaan met schrijven, waardoor het spaarpotje tussendoor weer kon worden bijgevuld met royalty's en inkomsten uit columns en lezingen. Dat werkt zelfs op bijna magische wijze, want in de spaarpot zit na drie jaar nog steeds meer dan het beginbedrag.


Die spreekwoordelijke hoorn des overvloeds - zeg maar een fles wijn waaruit je kunt blijven bijschenken - dankt zijn bestaan aan nog een ánder aspect dat belangrijk is in de discussie over de voors en tegens van een basisinkomen. Zo is mijn vrouw één dag per week meer gaan werken, waardoor het gezinsinkomen dusdanig is gestegen dat mijn maandelijkse bijdrage deels, en soms zelfs in zijn geheel kan terugvloeien in de kas. Dat is geen vals spelen, maar resultaat van de nieuwe dynamiek die als vanzelf is ontstaan.

Hooguit kun je nog even kibbelen over de vraag (wat ik in Leven van de lucht zelf ook al aangeef) of ik nu een vroeggepensioneerde ben met een bijna afgelost huis of een huisman. Hoe dan ook: over twee jaar zit er waarschijnlijk nog steeds 60.000 euro in dat spaarpotje waarmee het allemaal begon en kan ik opnieuw vijf jaar lang duizend euro per maand tegemoet zien zonder er iets voor te hoeven doen. In die zin is mijn piepkleine privé-experiment met een basisinkomen in dubbel opzicht geslaagd te noemen.

(En je vrouw dan? Moet die verplicht drie dagen per week blijven doorwerken tot haar AOW-datum zodat jij wortel kunt schieten in de achtertuin en mooi weer kunt spelen op sociale media? Dat is een terechte vraag waar ik in mijn eerstvolgende blog uitgebreid op terug zal komen. Want natuurlijk hebben we ook nog een Plan B en - mocht er ergens onderweg een kink in de kabel komen - een Plan B voor ons Plan B).