Zoeken

woensdag 20 juni 2018

Eerder stoppen met werken wordt een luxe en een statussymbool

Vanmorgen las ik in de krant dat er sprake is van een groeiende 'vroegpensioenkloof'' tussen laagopgeleiden en hoogopgeleiden. Nu zet het dagblad in kwestie alles altijd wat zwaar aan, maar in dit geval is er sprake van een dusdanig minimaal verschil dat het niet eens in jaren kan worden uitgedrukt. Veel schokkender vind ik zelf dat het volgens de bijgevoegde grafiek nog niet eens zo heel lang geleden is dat iederéén zo rond zijn zestigste kon stoppen met werken.


Volgens het bericht zouden hoogopgeleiden gemiddeld tien maanden eerder kunnen stoppen met werken. Nu is die tijdspanne best lang voor een wereldreis, maar niet als je het afzet tegen een heel mensenleven - of tegen iemands werkzame leven. Om een idee te geven: jij bent op 1 januari van dit jaar al gestopt en zit nu prinsheerlijk in de tuin, terwijl je buurman nog door moet ploeteren tot 1 november. Nu is elke dag er waarschijnlijk één teveel wanneer je lichaam op is, maar feitelijk is het een verschil van niks want van dit nieuwe jaar is alweer bijna de helft verstreken.

Vanuit mijn optiek gezien is het zelfs een bijna surrealistisch bericht, want ik ben op mijn 55ste met plakbandpensioen gegaan en schrik er juist van hoe verschrikkelijk snel de tijd voorbij gaat. Mijn laatste boek Leven van de lucht is een soort dagboekverslag van de eerste twaalf maanden van dat experiment en inmiddels zijn we alweer ruim een jaar verder. Veel schrijnender dan wat de krant meldt is dat laagopgeleiden soms al op hun zestiende zijn begonnen met werken, terwijl het voor mensen van mijn generatie niet gek is dat ze pas op hun zesentwintigste hun eerste baan kregen. Bij die tien maanden moet je in veel gevallen dus nog eens tien jaar optellen.


Volgens het krantenartikel wordt vroeg stoppen met werken 'een luxegoed'. Dat voorzag ik al toen ik in 2015 Het plakbandpensioen schreef en daarin voorspelde dat eerder stoppen met werken hét 'statussymbool' van morgen zou gaan worden. Sindsdien is de feitelijk leeftijd waarop mensen afzwaaien alleen maar gestegen, terwijl tegelijk de arbeidsparticipatie onder 60-plussers fors is toegenomen. Er zijn meer mensen aan het werk en ze moeten ook steeds langer doorwerken. Zelf krijg ik waarschijnlijk ook pas AOW als ik 68 jaar ben, dus pas over elf jaar. Daarmee vergeleken is tien maanden langer doorwerken natuurlijk een lachertje, zeker als je je hele leven de tijd hebt gehad om te sparen en af te lossen.

Begrijp me goed: ik vind het onmenselijk dat mensen met zware beroepen door moeten werken tot ze 68 zijn of ouder, want ik sprak niet zo lang geleden een hovenier van 28 die nu al kampt met beroepsgerelateerde rugklachten, terwijl hij nog minimaal 40 (!) jaar voor de boeg heeft. Boven een bepaalde leeftijd zouden mensen ook helemaal geen nachtdiensten meer moeten draaien en de kans moeten krijgen om een of twee dagen minder te gaan werken met behoud van een deel van het salaris. Maar dat neemt niet weg dat ik vind dat je een sloot niet al te snel een rivier moet noemen en een minimaal verschil niet zomaar moet bombarderen tot een enorme misstand.


Er zijn dus genoeg problemen in de wereld om je druk over te maken, maar het is een bijkomend probleem dat we tegenwoordig alles heel snel bestempelen als probleem (of als onrecht, of als een kloof, of als discriminatie of als een misstand of als scheefgroei of als een groot schandaal). Zo las ik vanmorgen een artikel over jongeren die 'buiten de boot vallen' als het om de huizenmarkt gaat. Nu is het bepaald lastig om als jongere betaalbare woonruimte te vinden of als starter ergens een hypotheek los te peuteren zonder eigen geld, maar wie het artikel aandachtig leest ontdekt dat er ook iets heel anders speelt.

Veel jongeren (en dan hebben we het in dit geval over 25-jarigen) willen na het behalen van hun diploma graag in hun studentenstad blijven wonen en stuiten daarbij op torenhoge huren en onbetaalbare koophuizen. Vroeger zou je dan je schouders ophalen en elders je heil zoeken, maar nu lees ik dat een van de woningzoekenden in het artikel haar verontwaardiging over de overspannen situatie op de Utrechtse woningmarkt kracht bij zet met de uitspraak: 'Ik weiger op deze leeftijd in een rijtjeshuis in Driebergen te gaan zitten, of het nu huren of kopen is'.

Daar heb ik dan verder ook niet veel meer aan toe te voegen.